2004/467

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat het waterschap Mark en Weerijs:

hem onvoldoende in staat heeft gesteld zijn zienswijze op het onderhoudsplan Bavelsche Leij toe te lichten. Met name klaagt verzoeker erover dat hij geen gelegenheid heeft gekregen om een mondelinge toelichting op zijn zienswijze te geven;

niet heeft gereageerd op zijn brief van 23 oktober 2003 met het kenmerk pvdb/031023.03, waarin wordt gereageerd op de brief van het waterschap van 21 oktober 2003 met het kenmerk 234323/PR;

onvoldoende dan wel onjuiste informatie heeft verstrekt over het te verwachten uitzicht op het Markdal door een onjuiste voorstelling van zaken in brochures en tijdens bijeenkomsten en het niet informeren van de omwonenden over de overeenkomst met de eigenaar van het belendende perceel;

bij het sluiten van de overeenkomst met de eigenaar van het belendende perceel onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de omwonenden.

Beoordeling

I. Algemeen

1. Verzoeker diende op 11 november 2003 een aantal klachten in bij het dagelijks bestuur van het waterschap Mark en Weerijs te Ulvenhout (op 1 januari 2004 opgegaan in het waterschap Brabantse Delta te Breda). In een e-mail van 13 november 2003 vulde hij zijn klachten aan.

2. Bij brief van 3 december 2003 (verzonden 10 december 2003) heeft het dagelijks bestuur van het waterschap Mark en Weerijs een reactie gegeven op verzoekers klachten. Hoewel het waterschap zijn excuses aanbood voor zijn onzorgvuldig handelen door na te laten om te onderzoeken of het verzoek om een mondelinge toelichting kennelijk ongegrond is, is het waterschap van oordeel dat verzoeker voldoende gebruik heeft kunnen maken van de gelegenheid om zijn zienswijze op het onderhoudsplan in te dienen. Ten aanzien van het nalatig handelen door het waterschap bood het waterschap zijn excuses aan voor het niet tijdig reageren op correspondentie van verzoeker en voor de miscommunicatie rond de locatie van de voorlichtingsbijeenkomst. Voor het overige gaf het waterschap een nadere uitleg en was het waterschap van oordeel dat er geen sprake was van nalatig handelen. Verzoekers klachten over het al dan niet plaatsen van een afrastering langs de Bavelsche Leij en het zonder aanlegvergunning aanpassen van de Bavelsche Leij achtte het dagelijks bestuur geen klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

II. Ten aanzien van het onvoldoende in staat stellen om de zienswijze toe te lichten

1. Verzoeker klaagt erover dat het waterschap hem onvoldoende in staat heeft gesteld om zijn zienswijze op het onderhoudsplan Bavelsche Leij toe te lichten. Met name klaagt verzoeker erover dat hij geen gelegenheid heeft gekregen om een mondelinge toelichting op zijn zienswijze te geven.

2. In zijn reactie van 21 april 2004 deelde het dagelijks bestuur mee dat het van mening is dat verzoeker wel in voldoende mate in staat is geweest zijn zienswijze te geven. Het bestuur voert hierbij aan dat verzoeker tijdens de hoorzitting op 27 november 2003 alsnog de gelegenheid heeft gekregen om zijn zienswijze mondeling toe te lichten en daarnaast in eerdere contacten en correspondentie met het waterschap al vaak de gelegenheid heeft gehad zijn zienswijze te geven. Wel is het bestuur van oordeel dat excuses op zijn plaats zijn voor onzorgvuldige communicatie, te weten het onterecht wijzen op de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen tegen een reeds vastgesteld plan en het pas laat laten weten dat de gevraagde mogelijkheid voor een mondelinge toelichting niet nodig werd geacht. Volgens het dagelijks bestuur leidt dit niet tot de slotsom dat verzoeker onvoldoende in de gelegenheid is geweest om zijn zienswijze toe te lichten.

3. Uit artikel 6 van de Inspraakverordening van het waterschap (zie Achtergrond, onder 2) blijkt dat een verzoek om het geven van een mondelinge toelichting op een schriftelijke zienswijze wordt toegewezen, tenzij een dergelijk verzoek kennelijk onredelijk is. Uit de toelichting op dit artikel blijkt dat dit alleen in bijzondere gevallen aan de orde is.

4. Verzoeker diende op 19 juni 2003 een schriftelijke zienswijze in tegen het concept-onderhoudsplan Bavelsche Leij en gaf op het inzageformulier aan gebruik te willen maken van de optie om zijn zienswijze mondeling toe te lichten.

5. Op 11 augustus 2003 bood het waterschap verzoeker de inspraaknota behorend bij het concept-onderhoudsplan aan en gaf verzoeker hierbij opnieuw de gelegenheid om zijn zienswijze op het definitieve plan kenbaar te maken. Verzoeker maakte bij brief van 13 augustus 2003 van deze gelegenheid gebruik. Hierop liet het waterschap bij brief van 21 oktober 2003 aan verzoeker weten van mening te zijn dat aan verzoekers zienswijze in het besluit van het dagelijks bestuur in voldoende mate tegemoet was gekomen. Het waterschap lichtte dit in zijn brief van 5 november 2003 verder toe en stelde dat per abuis in de brief van 11 augustus 2003 was opgenomen dat een zienswijze tegen het vastgestelde plan kon worden ingediend. Verder meende het waterschap dat een mondelinge toelichting op verzoekers schriftelijke zienswijze weinig zou toevoegen. Voorzover hieruit moet worden afgeleid dat het waterschap het verzoek om een mondelinge toelichting te geven kennelijk onredelijk acht, wijst de Nationale ombudsman er op dat het oordeel van het waterschap dat de mondelinge toelichting weinig toegevoegde waarde zou hebben zijns inziens geen zodanig bijzonder geval in de zin van de toelichting op de inspraakverordening vormt dat zou kunnen worden afgezien van het geven van gelegenheid om een mondelinge toelichting kenbaar maken. De gedraging van het waterschap is in zoverre niet behoorlijk.

6. Nadat verzoeker op 11 november 2003 een klacht had ingediend bij het waterschap, bood het waterschap verzoeker de gelegenheid om tijdens de hoorzitting in het kader van de klachtprocedure alsnog zijn zienswijze mondeling toe te lichten.

In zijn reactie van 17 september 2004 op verzoekers klacht stelde het waterschap dat het onderhoudsplan geen wettelijke status heeft en dat de mondelinge zienswijze van verzoeker in principe tot aanpassing van het onderhoudsplan had kunnen leiden, indien de feiten en omstandigheden tot dat moment nog niet bekend waren en rekening houdend met de beleidsvisie van het waterschap tot aanpassing van het plan aanleiding zouden geven.

7. Uit de stukken blijkt dat verzoeker een volgende afspraak wenste te maken om een mondelinge toelichting op zijn zienswijze te geven. Het waterschap was echter van mening dat de hoorzitting van 45 minuten met het voltallige dagelijks bestuur van het waterschap voldoende gelegenheid was voor verzoeker om zijn klachten toe te lichten en daarnaast zijn zienswijze alsnog mondeling toe te lichten.

De Nationale ombudsman is van oordeel dat dit standpunt van het waterschap niet onredelijk is. Volgens de Nationale ombudsman was het niet noodzakelijk een aparte afspraak met verzoeker te maken om een mondelinge toelichting op zijn zienswijze te geven, zeker gezien verzoeker reeds bij de uitnodiging van de hoorzitting op de hoogte was gesteld van de mogelijkheid om tijdens de hoorzitting tevens zijn mondelinge zienswijze te geven. Gelet op het feit dat het waterschap zijn excuses heeft aangeboden voor zijn onzorgvuldige correspondentie, en verzoeker alsnog de gelegenheid heeft geboden zijn zienswijze mondeling toe te lichten tijdens de klachtenprocedure, is het waterschap naar het oordeel van de Nationale ombudsman voldoende aan verzoeker tegemoet gekomen.

De onderzochte gedraging is op dit punt dan ook behoorlijk.

III. Ten aanzien van het niet reageren op verzoekers brief van 23 oktober 2003

1. Verzoeker klaagt erover dat het waterschap niet heeft gereageerd op zijn brief van 23 oktober met het kenmerk pvdb/031023.03, waarin wordt gereageerd op de brief van 21 oktober 2003 met het kenmerk 23423/PR.

2. In zijn reactie van 21 april 2004 deelde het dagelijks bestuur mee dat er naar aanleiding van bedoelde brief van verzoeker enkele veldbezoeken hebben plaatsgevonden en dat een en ander ook met verzoeker is gecommuniceerd. Volgens het waterschap is er telefonisch contact opgenomen met verzoeker. Wel is er volgens het waterschap niet meer gereageerd op het verzoek om toezending van relevante regelgeving, terwijl dit wel had moeten gebeuren.

3. Verzoeker heeft bovenstaande reactie van het waterschap niet betwist. Er mag dan ook van worden uitgegaan dat het waterschap naar aanleiding van verzoekers brief van 23 oktober 2003 inderdaad actie heeft ondernomen door veldonderzoek te doen en zijn bevindingen telefonisch aan verzoeker heeft meegedeeld. Pas in het kader van het onderzoek door de Nationale ombudsman heeft het waterschap de gevraagde wet- en regelgeving aan verzoeker doen toekomen. Zoals ook het waterschap heeft aangegeven had de gevraagde regelgeving in reactie op verzoekers brief moeten worden toegezonden.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

IV. Ten aanzien van het verstrekken van onvoldoende dan wel onjuiste informatie

1. Verzoeker klaagt erover dat het waterschap onvoldoende dan wel onjuiste informatie heeft verstrekt over het te verwachten uitzicht op het Markdal door een onjuiste voorstelling van zaken in brochures en tijdens bijeenkomsten en het niet informeren van de omwonenden over de overeenkomst met de eigenaar van het belendende perceel. Verzoeker is van mening dat dit uitzicht door het aanbrengen van huizenhoge houtwallen is onttrokken.

2. In zijn reactie van 21 april 2004 deelde het dagelijks bestuur mee dat de foto op de laatste pagina van de nieuwsbrief van maart 1999 slechts een algemene aanduiding is van deze beek met natuurlijke kronkels en dat in de tekst wordt aangegeven dat de beek wordt voorzien van beekbegeleidende beplanting. Het dagelijks bestuur stelde dat tijdens de bijeenkomsten en 'huiskamergesprekken' meer specifiek is ingegaan op details van het uit te voeren plan, dat het waterschap daarbij weliswaar nimmer een vrij en onbelemmerd uitzicht heeft beloofd, maar dat het waterschap zich wel bereid heeft verklaard in het kader van het onderhoud van de beplanting langs de beek rekening te houden met de wens van de bewoners om een bepaald uitzicht te hebben. Tevens merkte het dagelijks bestuur op dat het mogelijk maken van uitzicht op de Bovenmark niet alleen door het waterschap kan worden gerealiseerd, maar dat dit ook afhankelijk is van de beplanting op het belendende perceel. Het dagelijks bestuur licht toe dat als onderdeel van de overeenkomst met de eigenaar van het belendende perceel het waterschap een beperkte strook opgaande beplanting heeft gerealiseerd op zijn terrein en de eigenaar zelf de overige, thans aanwezige beekgeleidende opgaande beplanting heeft aangeplant. De relevante passage uit de overeenkomst is op verzoek naar enkele omwonenden gestuurd. Het dagelijks bestuur concludeert aldus dat niet gesteld kan worden dat er onvoldoende dan wel onjuiste informatie over het te verwachten uitzicht is verstrekt en dat er geen sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken in brochures en tijdens bijeenkomsten.

3. Dit standpunt van het dagelijks bestuur acht de Nationale ombudsman op zich niet onredelijk. De Nationale ombudsman meent dat foto's in de nieuwsbrief geen garantie bieden voor een toekomstig uitzicht. Daarnaast is in de tekst in de nieuwsbrief van maart 1999 reeds aangegeven dat beekbegeleidende beplanting onderdeel uitmaakt van de inrichting van de beek. Ook is in de nieuwsbrief reeds sprake van overeenstemming met grondeigenaren over het gebruik en de inrichting van een strook langs de Bavelsche Leij (zie Achtergrond, onder 3.). Wat betreft het niet informeren van de omwonenden over de overeenkomst met de eigenaar van het belendende perceel is door verzoeker niet betwist dat de betreffende passage aan enkele omwonenden is verstuurd. De onderzochte gedraging is in zoverre dan ook behoorlijk. Wat betreft de meer gedetailleerde informatie die tijdens de bijeenkomsten is verstrekt, geldt echter dat verzoeker en waterschap elkaar op dit punt tegenspreken. Er zijn geen feiten en omstandigheden op grond waarvan aan de verklaring van de één meer waarde gehecht moet worden dan aan de verklaring van de ander. De Nationale ombudsman onthoudt zich op dit punt daarom van een oordeel.

V. Ten aanzien van het onvoldoende rekening houden met de belangen van de omwonenden bij het sluiten van de overeenkomst met de eigenaar van het belendende perceel

1. Verzoeker klaagt erover dat het waterschap bij het sluiten van de overeenkomst met de eigenaar van het belendende perceel onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de omwonenden. Verzoeker is van mening dat het waterschap is gezwicht voor de eis van de eigenaar van het belendende perceel om in de overeenkomst op te nemen dat het waterschap beplanting op zijn perceel zal aanbrengen. Verzoeker is van mening dat het waterschap door hieraan toe te geven het uitzicht van de omwonenden heeft ontnomen.

2. In zijn reactie van 21 april 2004 deelt het dagelijks bestuur mee dat de grond is geruild met de eigenaar van het belendende perceel om de Bavelsche Leij te kunnen hermeanderen en dat zonder medewerking van de eigenaar van het belendende perceel het project niet mogelijk was geweest. In dat kader is de overeenkomst met de betreffende eigenaar gesloten. Het dagelijks bestuur is van mening dat het waterschap door het sluiten van de overeenkomst niet onzorgvuldig heeft gehandeld dan wel onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de bewoners. Het dagelijks bestuur deelt mee dat het wel heeft verzuimd een aanlegvergunning (voor het vergraven van de waterloop alsmede voor het aanbrengen van de beplanting) aan te vragen. Volgens het dagelijks bestuur is deze vergunning inmiddels zowel door het waterschap als door de eigenaar van het belendende perceel aangevraagd. Het dagelijks bestuur is daarom van oordeel dat de Nationale ombudsman naar dit onderdeel van de klacht geen onderzoek had mogen instellen.

3. De Nationale ombudsman is van oordeel dat er inderdaad geen onderzoek kan plaatsvinden of de beplanting al dan niet mag worden aangebracht. Hiervoor geldt de procedure in het kader van de aanlegvergunning. De Nationale ombudsman is echter wel bevoegd te onderzoeken of het waterschap door het opnemen van de beplantingsplicht in de overeenkomst voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de omwonenden.

4. Volgens de Nationale ombudsman staat het het waterschap in beginsel vrij om verplichtingen van zijn kant op te nemen in een privaatrechtelijke overeenkomst. Een bestuursorgaan dient zich hierbij echter ook te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dient dan ook zorg te dragen voor een belangenafweging bij het aangaan van deze verplichtingen. Het opnemen van de betreffende beplantingsplicht in de overeenkomst met de eigenaar van het belendende perceel is naar het oordeel van de Nationale ombudsman echter niet zodanig dat gesteld kan worden dat het waterschap hierdoor onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de omwonenden. De Nationale ombudsman kan zich vinden in de redenering van het waterschap in zijn reactie van 21 april 2004 dat de eigenaar van het belendende perceel ertoe bevoegd is om, behoudens eventuele benodigde publiekrechtelijke vergunningen, op haar eigendom bomen en planten aan te brengen en dat er geen algemeen en eeuwig durend recht op uitzicht via de percelen van de buurman geldt.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het waterschap Mark en Weerijs te Ulvenhout (op 1 januari 2004 opgegaan in het waterschap Brabantse Delta te Breda), die wordt aangemerkt als een gedraging van het (voorlopig) dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta te Breda, is ten aanzien van het onvoldoende in staat stellen om de zienswijze mondeling toe te lichten deels gegrond en deels niet gegrond. Ten aanzien van het onvoldoende rekening houden met de belangen van de omwonenden bij het sluiten van de overeenkomst met de eigenaar van het belendende perceel is de klacht niet gegrond. Ten aanzien van het niet reageren op verzoekers brief van 23 oktober 2003 is de klacht gegrond. De klacht over het verstrekken van onvoldoende dan wel onjuiste informatie is wat betreft de informatie in de brochures en over het informeren van de omwonenden over de overeenkomst met de eigenaar van het belendende perceel niet gegrond en wat betreft de informatie tijdens de bijeenkomsten wordt geen oordeel gegeven.

Onderzoek

Op 11 januari 2004 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Breda, met een klacht over een gedraging van het waterschap Mark en Weerijs te Ulvenhout (op 1 januari 2004 opgegaan in het waterschap Brabantse Delta te Breda). Verzoeker had zich reeds eerder bij brief van 19 oktober 2003 tot de Nationale ombudsman gewend. De Nationale ombudsman stelde toen geen onderzoek in, omdat de klacht nog niet door het waterschap Mark en Weerijs was behandeld.

Nadat verzoeker zich bij brief van 11 januari 2004 opnieuw tot de Nationale ombudsman had gewend, werd naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het (voorlopig) dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta (hierna het dagelijks bestuur), een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd het dagelijks bestuur verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd een aantal specifieke vragen gesteld.

Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Het waterschap berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag aan te vullen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 19 juni 2003 diende verzoeker een schriftelijke zienswijze in tegen het concept-onderhoudsplan Bavelsche Leij (tracé Bavelse Laan-uitmonding Bovenmark) dat vanaf 20 mei tot en met 17 juni 2003 op het kantoor van het waterschap Mark en Weerijs ter inzage had gelegen. Verzoeker gaf op het inzageformulier aan gebruik te willen maken van de optie "Wenst reactie mondeling toe te lichten aan Dagelijks Bestuur".

2. Bij brief van 11 augustus 2003 (verzonden 12 augustus 2003) stuurde het waterschap Mark en Weerijs naar verzoeker de inspraaknota behorend bij het concept-onderhoudsplan Bavelsche Leij. Het waterschap deelde hem onder meer het volgende mee:

"…Wij sturen u deze nota omdat u een van degenen bent geweest die een zienswijze op dit plan heeft ingebracht. Op basis van alle ingediende zienswijzen en de daaruit voortvloeiende adviezen is het onderhoudsplan aangepast en door ons dagelijks bestuur in haar vergadering van 31 juli j.l. vastgesteld. Vanaf nu zal het onderhoud van de Bavelse Leij vanaf de Bavelse Laan tot aan de uitmonding in de Bovenmark conform dit plan uitgevoerd worden.

Van 12 augustus t/m 8 september a.s. kunt u het definitieve onderhoudsplan tijdens kantooruren inzien op ons waterschapskantoor. Mocht u alsnog een zienswijze op dit plan hebben, dan kunt u dit schriftelijk of mondeling bekend maken…"

3. Verzoeker diende op 13 augustus 2003 zijn zienswijze in op het definitieve onderhoudsplan.

4. Hierop liet de directeur technische dienst van het waterschap Mark en Weerijs (verder de directeur) bij brief van 21 oktober 2003 het volgende weten:

"…Ingevolge artikel 79 van de Waterschapswet juncto artikel 2 Inspraakverordening waterschap Mark en Weerijs, is inspraak tijdens de vaststellingsprocedure niet vereist. Gelet op de belangen van de buurtbewoners is er echter voor gekozen toch te voorzien in de mogelijkheid om een zienswijze in te brengen, dus de inspraakverordening toch toe te passen. Hieraan kan echter niet het recht van bezwaar en beroep worden ontleend. Daarnaast zijn wij van mening dat aan uw zienswijze in het besluit van het Dagelijks Bestuur in voldoende mate tegemoet is gekomen…"

5. Verzoeker stuurde vervolgens op 23 oktober 2003 een e-mailbericht met het kenmerk pvdb/031023.01 aan de directeur:

"…Wij, betrokken bewoners Y.laan, zijn buitengewoon teleurgesteld over bovengenoemd schrijven. Niet alleen omdat wij meer dan twee maanden moesten wachten op enige reactie, maar vooral omdat het Waterschap in deze twee maanden blijkbaar niet meer inhoud aan haar schrijven heeft willen geven, dan ons met een spreekwoordelijk kluitje in het riet te sturen. Wij vinden het standpunt van het Waterschap buitengewoon aanmatigend en stellen vast dat deze werkwijze getuigt van onbehoorlijk bestuur. Wij lichten u graag het een en ander toe.

In uw schrijven van 11 augustus jl, (…), stelde u ons in de gelegenheid om alsnog een zienswijze in te dienen. Dit hebben wij in ons schrijven van 13 augustus, (…), gedaan. Het feit dat wij u hebben aangegeven dat het Waterschap onze zienswijze mede mag beschouwen als bezwaarschrift doet niets af aan het feit, dat het Waterschap op alle in onze zienswijze genoemde punten afzonderlijk inhoudelijk dient te reageren. Het blijft, gezien de inhoud van ons schrijven, immers primair immers een zienswijze, waartoe u ons heeft uitgenodigd deze in te brengen. Het Waterschap dient zich dan ook niet te verschuilen achter regelgeving, maar dient logischerwijs inhoudelijk te reageren op onze zienswijze. Wij verwachten dan ook dat u ons op zeer korte termijn alsnog inhoudelijk reageert op alle afzonderlijke punten (al dan niet ingebracht als zienswijze). Gezien de lange tijd dat het Waterschap inmiddels deze kwestie heeft vertraagd, verzoeken wij u ons binnen vijf dagen uitputtelijk te informeren.

Daarnaast wijzen wij u er nogmaals op dat u ons via uw inzageformulier heeft aangegeven dat wij kunnen kiezen voor een mondelinge toelichting aan het Dagelijks Bestuur. Wij hebben op 19 juni jl. schriftelijk aangegeven hier gebruik van te willen maken. Uw uitnodiging hebben wij nog niet ontvangen. Wij verzoeken u derhalve binnen 5 werkdagen contact met ons op te nemen om in gezamenlijk overleg een datum en tijd af te spreken voor deze mondelinge toelichting.

(…)

Door het illegaal verleggen van de Bavelsche Leij heeft het Waterschap twaalf huishoudens in de Y.laan enkel en alleen schade berokkend! Daar waar de huishoudens vroeger een rustiek vrij uitzicht hadden over een onderhouden rechte Bavelsche Leij en het Markdal, heeft het Waterschap nu een grote ondoordringbare chaos van wildgroei laten ontstaan, die het Waterschap zelf niet wenst en blijkbaar niet kan onderhouden. Het rustieke uitzicht op de Bavelsche Leij en het Markdal is de huishoudens ontnomen. In ruil daarvoor moeten zij genoegen nemen met ongedierte en modder-troep. Het Waterschap kan tot op heden geen van de twaalf gedupeerde huishoudens uitleggen wat het nut of de toegevoegde waarde van de verlegde Bavelsche Leij voor deze huishoudens is. Vandaar dat wij stellen dat u natuurlijk niet in voldoende mate tegemoet bent gekomen aan de belangen van de betrokken bewoners.

Bij de betrokken huishoudens leeft daarom de prangende vraag aan de belangen van welke burgers er dan toch wel tegemoet is gekomen met alle activiteiten rond het verleggen van de Bavelsche Leij achter de Y.laan? Graag vernemen wij op deze vraag een antwoord van het Waterschap.

Daarnaast stellen wij vast dat het Waterschap willens en wetens de betrokken huishoudens incorrect heeft voorgelicht, voorafgaand aan het verleggen van de Bavelsche Leij. In de nieuwsbrief van maart 1999 suggereerde het Waterschap in tekst en door middel van foto's een geheel andere situatie dan de huidige ondoordringbare chaos van wildgroei…"

6. Tevens stuurde verzoeker op 23 oktober 2003 een e-mail met het kenmerk pvdb/031023.03 naar de directeur:

"…Het blijft onverlet dat het Waterschap op basis van de Keur wel degelijk dient op te treden. (…) Wij vragen u vriendelijk door overlegging van wet- en regelgeving uit de Keur het tegendeel te bewijzen. (…)

U geeft in uw brief geen reactie op de volgende alinea, zoals in onze vorige brief gesteld. Graag uw onderbouwde reactie hierop: Het feit dat op het terrein X.laan (…) tijdens uw inspectie 25 meter drainagepijp is aangetroffen moet u toch voldoende zeggen. U gaat er samen met ons toch niet van uit dat deze drainagepijp voorzien is als feestverlichting of iets dergelijks? (…)

Nogmaals dringen wij opnieuw aan op een nieuw veldonderzoek en verzoeken wij het Waterschap om maatregelen te (laten) nemen die leiden tot het ongedaan maken/ stoppen van voornoemde illegale aanleg van drainage-pijpen. Met andere woorden: wij verzoeken het Waterschap invulling te geven aan de doelstelling van het tot stilstand brengen van verdroging in GHS…"

7. De directeur reageerde bij brief van 5 november 2003 op verzoekers e-mail van 23 oktober 2003 met het kenmerk pvdb/031023.01:

"…In onze brief van 11 augustus 2003 (…) staat per abuis dat u een zienswijze kunt indienen tegen het vastgestelde plan. Echter nadat het plan is vastgesteld is er geen zienswijzenmogelijkheden meer. Ook staat tegen het vastgestelde plan geen bezwaar of beroep open.

Evenwel nemen wij uw opmerkingen uit uw e-mail van 13 augustus 2003 met kenmerk pvdb/030813.01 mee. In deze brief zullen wij nader op uw opmerkingen ingaan.

Op het inzageformulier dat u op 19 juni 2003 heeft ingevuld bij het inzien van het ontwerp-onderhoudsplan heeft u aangegeven uw zienswijze mondeling toe te willen lichten aan het Dagelijks Bestuur. Voor de totstandkoming van het onderhoudsplan is er echter al langere tijd gesproken over aspecten die u in uw zienswijze d.d. 19 juni 2003 aangaf. Gelet hierop zou een mondelinge zienswijze naar de mening van het Dagelijks Bestuur weinig toevoegen aan uw schriftelijke zienswijze d.d. 19 juni 2003. Mede omdat er de afgelopen jaren veelvuldig contact is geweest met de buurtbewoners en het onderhoudsplan in ontwerp eerst ter inzage is gelegd en er bovendien een voorlichtingsavond is georganiseerd, vinden wij dat de buurtbewoners wel voldoende zijn betrokken.

(…)

Daarnaast merken wij op dat u in uw e-mail van 13 augustus 2003 (…) de bestaande situatie ter plaatse zoals deze thans is, vergelijkt met de situatie zoals deze bij uitvoering van het onderhoudsplan zal moeten worden. In het bijzonder geldt dit voor uw opmerkingen over het snoeien van het eilandje in de Bavelse Leij. Dat de situatie ter plaatse naar uw mening op dit moment niet geheel in overeenstemming is met het recent vastgestelde onderhoudsplan, wil niet zeggen dat het onderhoudsplan als zodanig niet correct is. Om deze reden kunnen wij ook uw mening dat het waterschap willens en wetens de buurtbewoners incorrect heeft voorgelicht, zoals u in uw e-mail van 23 oktober 2003 met kenmerkpvdb/031023.01 aangeeft, niet delen.

(…)

In uw e-mail van 13 augustus 2003 (…) geeft u aan dat u de stellige indruk krijgt dat het waterschap willens en wetens zijn medewerking verleent en instemming geeft aan illegale activiteiten van (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.). Wij delen die mening niet. Voor zover het waterschap bevoegd is op te treden tegen overtredingen van (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.) of tegen welke ingeland dan ook, treden wij ook op. Bovendien noemt u in uw correspondentie met het waterschap ook situaties waartegen het waterschap niet op kan treden, bijvoorbeeld omdat de activiteit in kwestie buiten de bevoegdheden van het waterschap valt.

(…)

Bovendien merken wij op dat, indien u het niet eens bent met de wijze waarop is omgegaan met uw zienswijze van 19 juni 2003 u een officiële klacht kan indienen bij het bestuursorgaan…"

8. Op 11 november 2003 diende verzoeker, na tussenkomst door de Nationale ombudsman, een klacht in bij het dagelijks bestuur van het waterschap Mark en Weerijs over een aantal gedragingen van de directie van het waterschap met betrekking tot de voorbereiding en het vaststellen van het onderhoudsplan Bavelsche Leij:

"…1. Op het inzageformulier Onderhoudsplan Bavelsche Leij heeft de directie van het Waterschap aangegeven dat wij van de mogelijkheid gebruik kunnen maken onze reactie mondeling toe te lichten aan het Dagelijks Bestuur. Wij hebben op 19 juni 2003 op het formulier aangegeven dat wij hiervan gebruik wensen te maken. Vervolgens hebben wij dit nog meerdere malen schriftelijk kenbaar gemaakt aan de directie van het Waterschap. In voornoemd schrijven van 5 november jl. van (de directeur; N.o.) stelt de directie van het Waterschap dat zij meent dat onze mondelinge toelichting aan het Dagelijks Bestuur weinig zou toevoegen en dat zij hieraan daarom niet tegemoet komt. De betrokken buurtbewoners Y.laan vinden dit een zeer aanmatigend standpunt van de directie van het Waterschap. Immers alleen de betrokken bewoners zelf kunnen bepalen wat zij inhoudelijk wensen toe te lichten aan het Dagelijks Bestuur. Hierover kan en mag het de directie van het Waterschap niet oordelen. Alle gebruikte argumenten van de directie van het Waterschap over het gesuggereerde veelvuldige contact met de buurtbewoners over het Onderhoudsplan doen hier natuurlijk niets aan af. Daarnaast constateren wij dat de directie van het Waterschap in haar inspraaknotitie Onderhoudsplan Bavelsche Leij feitelijk onjuist memoreert dat tijdens de inzagetermijn een ieder naar keuze mondeling en schriftelijk een zienswijze kon kenbaar maken aan het Dagelijks Bestuur. Dit blijkt immers absoluut niet het geval voor de betrokken bewoners Y.laan!

Kortom: Wij verzoeken u met klem de directie van het Waterschap in samenspraak met ons tot een afspraak te laten komen met het Dagelijks Bestuur, zodat wij onze toelichting kunnen geven op onze zienswijzes.

(…)

4. In het schrijven van het Waterschap van 11 augustus jl. (…) wordt aangegeven dat wij alsnog zienswijzes op het plan zouden kunnen kenbaar maken. In het schrijven van (de directeur; N.o.) van 5 november jl. wordt dit afgegaan als een fout van het Waterschap. De aangegeven mogelijkheid zou niet bestaan. Wij dienen hierover een klacht in bij het Dagelijks Bestuur. Wij wensen gebruik te kunnen maken van voornoemde mogelijkheid.

Afsluitend menen wij u te moeten toevertrouwen dat wij werkelijk geschrokken zijn van de enorme opeenvolging van opmerkelijke acties van het Waterschap. Een kleine opsomming:

- Een onderhoudsovereenkomst sluiten met bewoners Y.laan, zonder hierin het Dagelijks Bestuur van het Waterschap te kennen.

- Illegaal de Bavelsche Leij verleggen (geen aanlegvergunningen);

- Correspondentie veelvuldig niet volledig en veel te laat beantwoorden;

- Meetings uitroepen in locaties, waar niet gereserveerd is;

- Mondelinge toezeggingen door de Directie tijdens openbare meetings worden niet nagekomen;

- De inhoud van brieven wordt veelvuldig herroepen en als foutief betiteld…"

9. Verzoeker vulde zijn klacht aan met een e-mailbericht van 13 november 2003:

"…Op 11 november 2003 hebben wij ons middels een emailbericht gewend tot het Dagelijks Bestuur van uw Waterschap met een officiële klacht over de wijze waarop de directie van het Waterschap is omgegaan met onze zienswijzes van 19 juni jl. Voor wat betreft het onderhoudsplan zullen wij ons voor dit moment derhalve niet meer tot de directie van het Waterschap richten.

In het algemeen mogen wij vaststellen dat de directie van het Waterschap wel erg lichtzinnig omgaat met klachten, vragen en opmerkingen van 12 zeer betrokken huishoudens in de Y.laan. Alle missers van de directie van het Waterschap (wij verwijzen u naar ons schrijven aan uw Dagelijks Bestuur d.d. 11 november jl.) van de afgelopen periode zijn op z'n minst te betitelen als slecht management. Uw uitleg over de reden waarom het Waterschap maanden doet om te reageren op brieven stemt ons werkelijk somber en vormt voor ons het ultieme bewijs dat de Directie van het Waterschap haar zaken structureel niet voor elkaar heeft.

Zoals u gevoegelijk bekend, hebben wij een klacht ingediend tegen de directie van het Waterschap bij de Nationale Ombudsman. Uw bovengenoemd schrijven van 5 november jl. is voor ons geen aanleiding onze klacht als afgehandeld te beschouwen. Graag lichten wij u toe waarom:

(…)

B. * Door het illegaal verleggen van de Bavelsche Leij heeft het Waterschap twaalf huishoudens in de Y.laan enkel en alleen schade berokkend! Daar waar de huishoudens vroeger een rustiek vrij uitzicht hadden over een onderhouden rechte Bavelsche Leij en het Markdal, heeft het Waterschap nu een grote ondoordringbare chaos van wildgroei laten ontstaan, die het Waterschap zelf niet wenst en blijkbaar niet kan onderhouden. Het rustieke uitzicht op de Bavelsche Leij en het Markdal is de huishoudens ontnomen. In ruil daarvoor moeten zij genoegen nemen met ongedierte en moddertroep. Het Waterschap kan tot op heden geen van de twaalf gedupeerde huishoudens uitleggen wat het nut of de toegevoegde waarde van de verlegde Bavelsche Leij voor deze huishoudens is. Vandaar dat wij stellen dat u natuurlijk niet in voldoende mate tegemoet bent gekomen aan de belangen van de betrokken bewoners.

Bij de betrokken huishoudens leeft daarom de prangende vraag aan de belangen van welke burgers er dan toch wel tegemoet is gekomen met alle activiteiten rond het verleggen van de Bavelsche Leij achter de Y.laan? Graag vernemen wij op deze vraag een antwoord van de directie van het Waterschap…"

10. Naar aanleiding van deze klacht nodigde het waterschap verzoeker bij brief van 19 november 2003 uit om zijn klachten op 27 november 2003 mondeling toe te lichten. Tevens werd aan verzoeker meegedeeld dat hij alsnog de gelegenheid kreeg om zijn schriftelijke zienswijze naar aanleiding van het Onderhoudsplan Bavelsche Leij tijdens de hoorzitting mondeling toe te lichten.

11. Bij brief van 3 december 2003 (verzonden 10 december 2003) reageerde het dagelijks bestuur van het waterschap Mark en Weerijs op verzoekers klacht:

"… Aanleiding

In onze vergadering van 2 april 2003 besluiten wij 'het concept onderhoudplan voor de Bavelse Leij' als zodanig vast te stellen en dit volgens de daarvoor gebruikelijke procedure ter inzage te leggen. Bij brief verzonden 12 mei 2003 zijn enkele buurtbewoners (waaronder indieners van het klaagschrift) uitgenodigd voor een informatieavond over het plan op 19 mei 2003. Nav deze avond zijn enkele wijzigingen doorgevoerd in het plan. Het ontwerp heeft vanaf 20 mei 2003 ter inzage gelegen: een advertentie hierover in BN/De Stem is geplaatst. Op 19 juni 2003 heeft mevrouw (…), (…) enkele schriftelijke opmerkingen ingediend. Zij heeft de vraag 'Wenst reactie mondeling toe te lichten aan dagelijks Bestuur' met 'J(a)' beantwoord. Op dezelfde dag ontving het waterschap de zienswijze van (verzoeker; N.o.), (…). Ook hij wil mondeling door ons gehoord worden. In onze vergadering van 31 juli 2003 stellen wij het plan en inspraaknotitie met voorgestelde wijzigingen vast. In BN/De Stem wordt de vaststelling bekendgemaakt. In deze advertentie wordt enkel de mogelijkheid van inzage geboden. Bij brief van 11 augustus 2003 zendt het waterschap de vastgestelde inspraaknotie aan een aantal buurtbewoners, waaronder (verzoeker; N.o.). In deze brief staat 'Mocht u alsnog een zienswijze hebben op dit plan, dan kunt u dit schriftelijke of mondeling kenbaar maken'. In reactie hierop stuurt (verzoeker; N.o.), (…) (ook namens (…)) op 13 augustus 2003 een mailtje aan het waterschap. In deze mail gaat (verzoeker; N.o.) eerst in op de zienswijze van (…) - vooral de afrastering vinden ze bezwaarlijk. Daarna volgen enkele andere opmerkingen. Hij verzoekt zijn mail als een officieel bezwaarschrift aan te merken. Omdat hij geen reactie op zijn mail ontvangt, stuurt (verzoeker; N.o.) het waterschap op 30 augustus 2003 een herinnering met het verzoek in de eerste week van september te reageren. Eenzelfde mail stuurt hij het waterschap op 15 september 2003, nu met het verzoek uiterlijk diezelfde week te reageren. Op 6 oktober 2003 stuurt (verzoeker; N.o.) het waterschap nogmaals eenzelfde mail met het verzoek uiterlijk diezelfde week te reageren. Indien het waterschap diezelfde week nog niet reageert, zullen ze zich in de week van 13 oktober wenden tot de Nationale Ombudsman - hetgeen gebeurd is. De ombudsman heeft het waterschap bevorderd spoedig te reageren op de correspondentie van (verzoeker; N.o.). Op 21 oktober 2003 schrijft het waterschap (verzoeker; N.o.) dat aan vaststelling van het onderhoudsplan niet het recht van bezwaar en beroep kan worden ontleend. Daarnaast schrijft het waterschap van mening te zijn dat aan diens zienswijzen in ons besluit in voldoende mate tegemoet is gekomen. (Verzoeker; N.o.) toont zich in zijn mail van 23 oktober 2003 ontstemd over voornoemde brief van het waterschap. Hij eist binnen vijf dagen een uitputtende reactie op alle ingebrachte zienswijzen. Bovendien wenst hij het mondelinge overleg met ons over het onderhoudsplan. Tenslotte brengt hij de hele gang van zaken rond de verlegging van de Bavelse Leij ter sprake, inclusief het ontbreken van een aanlegvergunning door het waterschap. Een afschrift van de mail gaat naar de Nationale Ombudsman en BN/De Stem.

Op 5 november stuurt het waterschap (verzoeker; N.o.) een brief waarin het puntsgewijs ingaat op diens grieven.

In reactie hierop stuurt (verzoeker; N.o.) mede namens (…) op 11 november 2003 weer een mail, deze keer gericht aan het Dagelijks Bestuur, die hij betitelt als samengestelde klacht. Op 13 november 2003 stuurt (verzoeker; N.o.) een mail aan het waterschap waarin enkele grieven wordt uitgewerkt.

Het waterschap besluit voornoemde twee mails als klacht in de zin van hoofdstuk 9 Awb aan te merken.

Grieven genoemd in het klaagschrift

(Verzoeker; N.o.) heeft de volgende grieven:

1. Inbreng zienswijzen

(Verzoeker; N.o.) meent onvoldoende gebruik te hebben kunnen maken van de gelegenheid die het waterschap hem geboden heeft om zijn zienswijzen op het onderhoudsplan in te dienen: hij wil zijn zienswijzen inbrengen op het onderhoudsplan, dat volgens hem ten onrechte al is vastgesteld. Tegen deze vaststelling tekent hij dan ook bezwaar aan. Daarnaast wenst hij in een onderhoud met ons zijn schriftelijke zienswijzen op het onderhoudsplan toe te lichten - het waterschap heeft hem immers deze gelegenheid geboden.

2. Opmerkingen bij het al dan niet plaatsen van een afrastering langs de Bavelse Leij.

3. Nalatig handelen waterschap. (Verzoeker; N.o.) klaagt dat:

a. het waterschap correspondentie niet of te laat beantwoordt

b. het waterschap bijeenkomsten in locaties organiseert die niet gereserveerd zijn

c. de directie van het waterschap mondeling toezeggingen doet die niet worden nagekomen

d. dat 'Bij de betrokken huishoudens (...) de prangende vraag (leeft) aan de belangen van welke burgers er dan toch wel tegemoet is gekomen met alle activiteiten rond het verleggen van de Bavelse Leij achter de Y.laan?'

e. het waterschap de inhoud van zijn brieven veelvuldig herroept en dan als fout betitelt

f. het waterschap eerder een onderhoudsovereenkomst is aangegaan met bewoners Y.laan, die wij hebben afgewezen

g. het waterschap de Bavelse Leij illegaal - zonder aanlegvergunning - heeft verlegd.

Beoordeling en conclusie

Vooraf wordt over de klachtgronden het volgende opgemerkt:

De vraag of er ter plaatse al dan niet een afrastering geplaatst zal worden (grief 2) maakt geen deel uit van de onderhavige klachtbehandeling en blijft dan ook buiten beschouwing. Ditzelfde geldt voor het zonder aanlegvergunning aanpassen van de Bavelse Leij (grief 3 g). Deze grieven hebben namelijk geen betrekking op 'gedragingen door medewerkers van het waterschap jegens klagers' als bedoeld in de klachtregeling op grond van de Awb. Hierna wordt ingegaan op de relevante grieven:

grief 1

Het waterschap heeft besloten inspraak toe te staan over het ontwerp-onderhoudsplan. De Inspraakverordening van Mark en Weerijs regelt de wijze waarop dat gebeurt. Inspraak is zowel schriftelijk als mondeling mogelijk. De Inspraakverordening bepaalt dat degene die daarom verzoekt in de gelegenheid gesteld wordt zijn schriftelijke zienswijze mondeling bij ons toe te lichten, tenzij een dergelijk verzoek kennelijk ongegrond is. Het waterschap heeft nagelaten tijdig te onderzoeken of dit verzoek kennelijk ongegrond is. Pas in een erg laat stadium heeft het waterschap (verzoeker; N.o.) bericht dat het genoemd onderhoud niet meer nodig wordt geacht.

Bij brief van 11 augustus 2003 heeft het waterschap (verzoeker; N.o.) geschreven dat het onderhoudplan en de bijbehorende inspraaknotie is vastgesteld. In deze brief schrijft het waterschap 'Mocht u alsnog een zienswijze hebben op dit plan, dan kunt u dit schriftelijke of mondeling kenbaar maken'.

Het waterschap heeft deze overweging per abuis opgenomen in zijn brief. De juridische grond voor deze gelegenheid ontbreekt immers.

Beide griefonderdelen hangen samen met het verwijt van (verzoeker; N.o.) dat hij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijzen op het onderhoudsplan in te brengen.

Het waterschap heeft op voornoemde griefonderdelen onzorgvuldig gehandeld. Wij bieden hiervoor onze excuses aan. Wel menen wij dat niet volgehouden kan worden dat (verzoeker; N.o.) onvoldoende in staat is gesteld zijn zienswijzen op het onderhoudsplan toe te lichten. In de inspraaknotitie bij het plan is uitvoerig en concreet ingegaan op de schriftelijke zienswijzen van klagers. Daarbij komt dat (verzoeker; N.o.) door ons in de gelegenheid is gesteld tijdens de hoorzitting van 27 november jl. ook in te gaan op zijn zienswijzen. Dit is hem in de uitnodiging voor de hoorzitting ook meegedeeld. (Verzoeker; N.o.) heeft zelf besloten van deze gelegenheid geen gebruik te maken.

De opmerking van klager dat hij zich niet kan vinden in vaststelling van het onderhoudsplan kan voor kennisgeving worden aangenomen. Tegen vaststelling van het plan is immers geen bezwaar mogelijk.

Grief 3a

Het waterschap heeft niet tijdig gereageerd op correspondentie van (verzoeker; N.o.). Dit hangt deels samen met het gegeven dat de correspondentie van (verzoeker; N.o.) richting waterschap rechtsreeks (per mail) plaatsvond naar een ambtenaar. Normaliter komt externe correspondentie (per mail, post of fax) centraal binnen bij het waterschap. De (tijdige) afhandeling van de correspondentie wordt dan centraal bijgehouden. In zijn brief heeft de directeur technische dienst van het waterschap reeds erkend dat te traag is gehandeld.

In het vervolgtraject heeft het waterschap adequaat gereageerd op correspondentie van (verzoeker; N.o.).

Grief 3b

Bij het voorbereiden van de inspraakavond (19 mei 2003) was het voornemen om de avond in café (…) te organiseren. Bij het opstellen van de brief is dan ook café (…) ingevuld. Later bleek dat dit café op de voorgestelde avond niet kon worden gereserveerd en is uitgeweken naar een ander café (…).

Per abuis is de brief echter niet meer aangepast voordat deze verzonden werd.

Medewerkers van het waterschap hebben op de bewuste avond zoveel mogelijk mensen die naar café (…) gekomen waren, opgehaald en naar café (…) gebracht, waarna de voorlichtingsavond is voortgezet. Naar verluid zijn er mensen naar huis gegaan, voordat zij werden opgehaald.

Tijdens de hoorzitting van 27 november jl. heeft de voorzitter namens het waterschap voor deze miscommunicatie excuses gemaakt. Zoals eerder opgemerkt menen wij dat betrokkenen op andere wijzen evenwel voldoende betrokken zijn geweest bij het plan.

Grief 3c

Tijdens de inspraakavond is een aantal onderwerpen besproken. Het waterschap heeft de zienswijzen en opmerkingen van de aanwezigen meegenomen in zijn besluitvorming omtrent het onderhoudsplan. Betrokkenen zijn hiervan op de hoogte gebracht nadat het waterschap het onderhoudsplan heeft vastgesteld.

Tijdens de inspraakavond heeft de directeur technisch dienst van het waterschap naar aanleiding van een vraag uit de zaal gezegd dat 'pootje baden' in de beek mogelijk zou zijn. Hoewel het onderwerp het al dan niet plaatsen van bedoelde afrastering buiten de klachtbehandeling van hoofdstuk 9 Awb valt (het betreft hier immers niet een 'gedraging'), past het wel op deze plaats te vermelden dat tijdens de hoorzitting van 27 november jl de voorzitter van het waterschap ten aanzien van de afrastering gezegd heeft zich voor te kunnen stellen dat nagedacht kan worden over een manier om de Bavelse Leij voor iedereen toegankelijk te houden.

Grief 3d

Het antwoord op de vraag die (verzoeker; N.o.) stelt in zijn mail van 13 november jl en die hij ook heeft herhaald tijdens de hoorzitting op 27 november jl ('Bij de betrokken huishoudens leeft daarom de prangende vraag aan de belangen van welke burgers er dan toch wel tegemoet is gekomen met alle activiteiten rond het verleggen van de Bavelse Leij achter de Y.laan?') is dat het waterschap als overheidsorgaan rekening houdt met de relevante belangen van alle betrokkenen.

De ingrepen aan de Bavelse Leij zijn onderdeel van de Natuurontwikkeling Bavelse Leij. Teneinde maatregelen binnen dit kader te realiseren is contact geweest met verschillende betrokkenen. In zijn informatievoorziening naar alle bewoners nabij de Y.laan toe heeft het waterschap naar behoren gewerkt. Het waterschap heeft zijn publieke taak indachtig onbevooroordeeld en objectief gehandeld.

Grief 3e

Tijdens de hoorzitting heeft (verzoeker; N.o.) zich verbaasd en verontwaardigd getoond over de correspondentie die hij van het waterschap heeft ontvangen.

Zoals hiervoor beschreven heeft het waterschap in zijn relatie tot klager steken laten vallen. Op zich is het correct dat het waterschap dergelijke omissies in een later stadium heeft proberen te herstellen. Het had echter gepast wanneer het waterschap bij de start van het project Onderhoudplan Bavelse Leij beter bezien had op welke wijze hij inhoud zou geven aan het inspraaktraject. De gevoeligheid van de materie is immers bekend. Binnen de ambtelijke dienst is deze opmerking reeds uitvoerig besproken.

Grief 3f

In een eerder stadium hebben medewerkers van het waterschap contact gehad met onder meer (verzoeker; N.o.) over het onderhoud langs de Bavelse Leij. Als gevolg van die contacten is een privaatrechtelijk onderhoudscontract opgesteld. Deze overeenkomst is van de zijde van de private partij door (verzoeker; N.o.) op persoonlijke titel is aangegaan, terwijl van de zijde van het waterschap niet de juiste instemming is gegeven door het bevoegde gezag (zijnde het dagelijks Bestuur). Om deze redenen heeft deze overeenkomst nimmer de vereiste juridische status gehad.

Het waterschap vindt een goed onderhoud ter plaatse noodzakelijk. Om hier invulling aan te geven heeft het waterschap in samenwerking met belanghebbenden het huidige onderhoudsplan Bavelse Leij opgesteld.

Op deze manier geeft het waterschap invulling aan zijn publieke taak en is op een evenwichtige wijze rekening gehouden met de betrokken belangen.

Conclusie

Wij menen in het voorgaande voldoende te zijn ingegaan op de diverse grieven genoemd in het klaagschrift. Meermaals heeft (verzoeker; N.o.) laten weten een goede samenwerking met het waterschap na te streven. Wij hopen dat deze klachtbehandeling hiertoe een aanzet heeft gedaan…"

B. Standpunt verzoeker

Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht.

C. Standpunt (voorlopig) dagelijks bestuur van het waterschap brabantse delta

1. In reactie op de klacht en de specifieke vragen van de Nationale ombudsman deelde het dagelijks bestuur bij brief van 21 april 2004 het volgende mee:

"…1. "Onvoldoende in staat gesteld om zijn zienswijze op het onderhoudsplan Bavelse Leij toe te lichten";

Bij e-mailbericht van 11 november 2003 heeft (verzoeker; N.o.), (…), bij waterschap Mark en Weerijs, hierna te noemen: het waterschap, een klacht ingediend. Naar aanleiding daarvan heeft het waterschap op 19 november 2003 een uitnodiging gestuurd voor een hoorzitting. Deze hoorzitting is gehouden op 27 november 2003, mede naar aanleiding van het e-mailbericht van 13 november 2003 van verzoeker, gericht aan de directeur technische dienst van het waterschap. In de uitnodiging voor de hoorzitting is vermeld, dat er tijdens deze zitting gelegenheid is om te spreken over: de klacht zoals verwoord in het e-mailbericht van 11 november 2003 en de kwestie van de afrastering zoals bedoeld in het e-mailbericht van 13 november 2003. Daarnaast meldt de brief dat er gelegenheid is om de schriftelijke zienswijze naar aanleiding van het onderhoudsplan Bavelse Leij toe te lichten.

Bij brief van 3 december 2003, verzonden 10 december 2003, zond het waterschap de beoordeling van de klacht alsmede het verslag van de hoorzitting toe aan verzoeker. Tevens is in die brief ingegaan op twee grieven, die geen betrekking hadden op gedragingen als bedoeld in artikel 9:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Naar aanleiding van de nadere vragen op pagina 2 van uw brief het volgende.

In de brieven van 21 oktober 2003 en 5 november 2003 is aan verzoeker medegedeeld, dat het waterschap van oordeel is, dat in voldoende aan diens zienswijze is tegemoet gekomen. Dat het verzoek om mondelinge toelichting kennelijk ongegrond is, is in de fase van de klachtbehandeling aan verzoeker medegedeeld. De inspraakverordening treft u hierbij aan. De excuses zijn aangeboden voor onzorgvuldige communicatie, te weten; het ten onrechte wijzen op de mogelijkheid om een zienswijze in te stellen tegen een reeds vastgesteld plan en het pas laat laten weten dat de gevraagde mogelijkheid voor een mondelinge toelichtingen niet nodig werd geacht. Dit leidt echter niet tot de slotsom dat verzoeker onvoldoende in de gelegenheid is geweest om zijn zienswijze toe te lichten.

Verzoeker was van oordeel dat voor het geven van een mondelinge toelichting een aparte afspraak moest worden gemaakt. Voor de hoorzitting met het voltallige dagelijks bestuur van het waterschap was in beginsel 45 minuten ingeruimd en verzoeker vond dit tekort voor én het toelichten van zijn klacht én het geven van een mondelinge toelichting op zijn zienswijze. Het bestuur van het voormalige waterschap heeft zich op het standpunt gesteld dat een en ander beide in de betreffende vergadering aan de orde kon komen en was niet bereid nog een aanvullende afspraak te maken.

Beoordeling grief 1.

Uit het vorenstaande is gebleken dat betrokkene alsnog in de gelegenheid is gesteld de door hem gevraagde mondelinge toelichting op zijn zienswijze te geven. Daarnaast heeft betrokkene in eerdere contacten en correspondentie met het waterschap ("onderhoudsovereenkomst") al dermate vaak de gelegenheid gehad zijn zienswijze te geven dat het bestuur in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen, dat betrokkene in voldoende mate in staat is geweest zijn zienswijze te geven. Terecht heeft het bestuur van het waterschap voorzover het onzorgvuldig heeft gehandeld, hiervoor zijn excuses aangeboden (halverwege p. 3 beoordeling klaagschrift).

2. "Niet heeft gereageerd op zijn brief van 23 oktober met het kenmerk pvdb/031 023.03. waarin wordt gereageerd op de brief van 21 oktober 2003 met het kenmerk 23423/PR".

De aan de orde zijnde brief van verzoeker handelt over de drainage op perceel X.laan (…), in eigendom bij (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.). De correspondentie hierover start met een e-mail van verzoeker van 16 september 2003. Daarop is gereageerd bij brief van 3 oktober 2003, verzonden 7 oktober 2003. In deze brief wordt uitgelegd, dat het waterschap geen bevoegdheden heeft om op te treden tegen de door verzoeker beschreven activiteit, noch op grond van de keur en al helemaal niet op grond van het bestemmingsplan. In de brief van 19 oktober 2003 blijkt dat verzoeker geen geloof hecht aan deze uitleg, hij blijft bij zijn standpunt, onder meer dat het waterschap het bestemmingsplan kan handhaven. Op deze brief heeft het waterschap gereageerd bij brief van 21 oktober 2003, kenmerk 234323/PR. Verzoeker heeft daarop weer gereageerd met zijn e-mailbericht van 23 oktober 2003. In dit kader hebben van de zijde van het waterschap enkele veldbezoeken plaatsgevonden en heeft ook telefonisch contact plaatsgehad met verzoeker. Wij gaan er vanuit dat het waterschap niet meer heeft gereageerd op het verzoek om toezending van relevante regelgeving. Dit had wel moeten gebeuren. Daarom wordt in het kader van dit onderzoek de keur waterschap Mark en Weerijs hierbij alsnog wordt toegezonden. Wij gaan er dan vanuit dat verzoeker deze stukken met de overige stukken van dit onderzoek via u ontvangt.

Beoordeling grief 2.

De gevraagde regelgeving had in principe moeten worden toegezonden. Inhoudelijk is echter het oordeel van het waterschap, dat een overtreding van de keur niet aan de orde is, zolang er geen sprake is van een lozing (met een lozingsmiddel, zoals een drainagepijpje) correct. Een en ander is ook met de verzoeker gecommuniceerd.

3. "Onvoldoende dan wel onjuiste informatie heeft verstrekt over het te verwachten uitzicht op het Markdal door een onjuiste voorstelling van zaken in brochures en tijdens bijeenkomsten en het niet informeren van de omwonenden over de overeenkomst met de eigenaar van het belendende perceel";

4. "bij het sluiten van de overeenkomst met de eigenaar van het belendende perceel onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de omwonenden".

Naar aanleiding van 3. en 4.

a. Nieuwsbrief

Zoals in de bijgevoegde nieuwsbrief 1999/2 van maart 1999 is aangegeven, is op 30 september 1996 door diverse overheidsinstanties, waaronder het waterschap en de gemeente Breda, een convenant ondertekend betreffende de "Natuur- en landschapsontwikkeling Bavelse Leij". Doelstelling is o.m. om de Bavelse Leij, die enkele tientallen jaren geleden tot een rechte waterloop is vergraven, weer grotendeels zijn oorspronkelijke natuurlijke loop terug te geven. Met het aldus hermeanderen van de Bavelse Leij, wordt het water niet alleen langer in het gebied vastgehouden, waardoor verdroging wordt tegengegaan, ook kan door aankleding van deze beek een mooi en waardevol stukje "natuur" worden ontwikkeld, dat kan dienen als leefomgeving voor allerlei plant- en diersoorten. De waterloop heeft in het provinciale waterhuishoudingsplan de functie ecologische verbindingszone gekregen. Op de laatste bladzijde van de nieuwsbrief, wordt voor wat betreft dit tracé het volgende opgemerkt:

"Voor het tracé X.laan- uitmonding Bovenmark is het afgelopen jaar de planvorming tot stand gekomen. Met grondeigenaren is overeenstemming bereikt over het gebruik en de inrichting van een strook langs de Bavelse Leij. De huidige afwatering van uw aanliggende perceel zal worden aangepast aan de nieuwe situatie. Om de nieuwe eigendomssituatie aan te geven zal een raster geplaatst worden. De werkzaamheden zullen van de zijde van de weilanden uitgevoerd worden. Naar verwachting zal in dit voorjaar met de werkzaamheden gestart worden.".

b. Overeenkomsten

Om de in de aanvangssituatie rechte Bavelse Leij te kunnen hermeanderen is grond geruild met (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.), (…). Zonder medewerking van deze particulier was het project niet mogelijk geweest. In dat kader is met haar de (bijgevoegde) "overeenkomst tot uitvoering van werkzaamheden aan de Bavelse Leij (…) afgesloten.

Tevens is met een andere particuliere eigenaar - destijds was dit de heer (…), (…) - afgesproken, dat het laatste gedeelte van de waterloop, voordat deze uitmondt in de Bovenmark, zijn eigendom mocht doorsnijden (…).

(…)

c. Beoordeling grief 3.

Voorlichting van bewoners

Voordat met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen, heeft verspreiding van de Nieuwsbrief Bavelse Leij plaatsgevonden. Bij de start van de uitvoering hebben individuele "huiskamergesprekken" plaatsgevonden bij een aantal buurtbewoners thuis. Dit waren met name de bewoners, waarvan de percelen grensden aan de percelen van het waterschap, waarop de beplanting zou worden aangebracht. Niet bekend is of in dit kader destijds ook met (verzoeker; N.o.) is gesproken. Vervolgens is op 2 juni 1999 een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd, waarin uitleg is gegeven over de uit te voeren werkzaamheden aan de hand van een schetsplan.

De bij de eerdergenoemde voorlichtingsbijeenkomst aanwezige bewoners hebben tijdens die bijeenkomst hun zorg geuit over het uitzicht vanuit de achterkant van hun perceel op het Markdal (over de percelen van de (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.)). Tevens hebben zij bezwaren geuit tegen de door het waterschap aan te brengen afrastering tussen de bij het waterschap en de bij de betrokken bewoners in eigendom zijnde percelen. (…) Wij concluderen aldus, dat niet gesteld kan worden dat onvoldoende dan wel onjuiste informatie is verstrekt over het te verwachten uitzicht op het Markdal. Evenmin kan naar ons oordeel worden gesteld dat sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken in brochures en tijdens bijeenkomsten. Zoals hiervoor aan de orde kwam is op verzoek van enkele bewoners een passage uit de betreffende overeenkomst toegestuurd.

d. Rekening houden met belangen

In het kader van de voorbereiding van de werkzaamheden heeft het waterschap abusievelijk verzuimd een aanlegvergunning bij de gemeente Breda aan te vragen. Terzijde wordt in dit verband opgemerkt, dat in de projectgroep, die de diverse onderdelen van het project Natuur- en landschapsontwikkeling Bavelse Leij heeft voorbereid, ook ecologen van de gemeente Breda zitting hadden.

Ondanks het feit dat geen aanlegvergunning is aangevraagd -hierop wordt nog teruggekomen-, is wel degelijk rekening gehouden met de belangen van de bewoners. Zo heeft het waterschap naar aanleiding van de bezwaren van bewoners toegezegd, dat in het kader van het onderhoud van de aan te brengen beplanting rekening zou worden gehouden met een bepaalde mate van uitzicht van de bewoners.

e. Uitzicht op het Markdal

De achtertuinen van bewoners zijn redelijk lang. Vóór de uitvoering van de werken en ook thans hebben bewoners aan de Y.laan in veel gevallen in hun tuinen hagen en schuttingen en soms ook bouwsels aangebracht. Gelet op de ligging van de Bovenmark moet het daarom voorafgaande aan de werkzaamheden aan de Bavelse Leij zeer lastig -zo niet onmogelijk- zijn geweest om vanuit de meeste woningen aan de Y.laan uitzicht te hebben op het Markdal/Bovenmark. Hiertoe moest men in veel gevallen in de achtertuin bij de waterloop gaan staan. (Verzoeker; N.o.) beschikt overigens niet over die mogelijkheid, omdat zijn perceel, zoals eerder opgemerkt, aan de achterzijde ingesloten wordt door het perceel van een andere particuliere eigenaar. Men kan zich daarom afvragen of hij in dit verband wel als belanghebbende kan worden aangemerkt. Daar waar (verzoeker; N.o.) verwijst naar een foto in de Nieuwsbrief Bavelse Leij van augustus 1999, is ons niet geheel duidelijk welke foto verzoeker bedoelt. Immers aan de Bavelse Leij zijn twee nummers gewijd, te weten nummer 1, van maart 1999 en nummer 2 van februari 2000. Voorzover ons bekend is in augustus 1999 niet een nieuw nummer uitgebracht. Als verzoeker de foto op de laatste pagina van het nummer van maart 1999 bedoelt, dit is slechts een algemene aanduiding van deze beek met natuurlijke kronkels. In de tekst wordt aangegeven dat de beek voorzien wordt van beekbegeleidende beplanting.

Tijdens de eerder vermelde voorlichtingsbijeenkomst en de bedoelde huiskamergesprekken is meer specifiek ingegaan op details van het uit te voeren plan. Het waterschap heeft daarbij echter nimmer een vrij en onbelemmerd uitzicht beloofd. Wel heeft het waterschap zich bereid verklaard in het kader van het onderhoud van de beplanting langs de beek rekening te houden met de wens van de bewoners om een bepaald uitzicht te hebben. Daarbij moet het ecologische karakter van de beek vanzelfsprekend wel behouden blijven. Het mogelijk maken van uitzicht op de Bovenmark kan niet alleen door het waterschap worden gerealiseerd. Dit is ook afhankelijk van de beplanting op het perceel van (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.). In Nederland is er niet zoiets als een algemeen en eeuwig durend recht op uitzicht via de percelen van de buurman. In dat verband is men afhankelijk van de desbetreffende eigenaar, (…), die -behoudens eventuele benodigde publiekrechtelijke vergunningen- bevoegd is om op haar eigendom de bomen en planten kan aanbrengen, die zij wenst. Als onderdeel van de overeenkomst met (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.), zonder wier medewerking realisatie van dit project niet mogelijk was, heeft het waterschap een beperkte strook opgaande beplanting gerealiseerd op haar terrein, een en ander zoals schetsmatig is aangegeven op de beplantingstekening. Zoals hiervoor werd aangegeven, heeft (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.) in aansluiting op deze beperkte strook zelf de overige, thans aanwezige beekgeleidende opgaande beplanting aangeplant.

f. Aanbrengen van afrastering

Het waterschap heeft steeds naar voren gebracht dat een afrastering zou worden aangebracht tussen de eigendommen van het waterschap en de eigendommen van de bewoners van de woningen aan de Y.laan. Dat schept niet alleen duidelijkheid over de eigendomsgrens, het zorgt er in beginsel ook voor dat de beplanting beschermd wordt tegen betreding. De afrastering is eveneens onderdeel van de overeenkomst met (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.). Aangezien een schouw-/onderhoudspad van 4 meter breed aan de noordzijde van de waterloop op de eigendom van (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.) zou worden aangelegd, kon aldaar geen afrastering worden aangebracht. Het hebben van een schouwpad kan daarnaast al als een last worden beschouwd. Daar waar met de bewoners van de Y.laan is gesproken over de toegankelijkheid van de beek voor de bewoners is steeds naar voren gebracht, dat het gelet op de functie van de beek niet de bedoeling was dat deze telkens zou worden betreden. Niettemin is opgemerkt, dat het waterschap niet zal optreden tegen kinderen van de bewoners aan de Y.laan, die incidenteel in of nabij de beek spelen. De enkele malen door het waterschap aangebrachte afrastering is verschillende malen (zonder toestemming) van het waterschap door één of meer bewoners verwijderd. Omdat het waterschap niet elke dag kan controleren of de afrastering nog aanwezig is, is er op een gegeven moment voor gekozen om voorlopig geen nieuwe afrastering terug te plaatsen. Ook is op één of meer plekken de door het waterschap op eigen terrein aangebrachte beplanting zonder toestemming door bewoners verwijderd.

g. Verhouding tussen de bewoners van de Y.laan en (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.).

In het kader van het beheer en onderhoud van de Bavelse Leij wordt het waterschap al enkele jaren geconfronteerd met een problematiek die het gevolg is van de (slechte) verhouding tussen enkele bewoners aan de Y.laan en (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.). Wij hebben sterk de indruk dat deze problemen sinds 1999 alleen maar erger geworden zijn. Dit heeft er enerzijds toe geleid dat één of meer bewoners van de Y.laan, waaronder (verzoeker; N.o.), meermalen getracht heeft de gemeente en het waterschap te laten optreden tegen (vermeende) overtredingen van regelgeving door (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.). Anderzijds is (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.) daardoor "minder plooibaar" in de richting van de bewoners van de Y.laan voor wat betreft het mogelijk maken van uitzicht. Wij weten niet welke bedoeling (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.) heeft gehad met het onlangs aanplanten van de door (verzoeker; N.o.) genoemde Bereklauw, net wel of net niet, in het noordelijke talud van de Bavelse Leij. Wat ook de bedoeling van (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.) is geweest, feit is dat (verzoeker; N.o.) in deze aanplant weer aanleiding ziet om van het waterschap door middel van een e-mailbericht te eisen dat tegen deze aanplant zal worden opgetreden. Dit zelfde geldt ten aanzien van het gerucht, dat het waterschap de afrastering gaat terug plaatsen. Deze informatie is niet afkomstig van het waterschap, maar leidt er weer wel toe dat (verzoeker; N.o.) een e-mail naar het waterschap schrijft. Verzoeker zal pas tevreden zijn als het waterschap afziet van zijn recht om ter plaatse afrastering te plaatsen. De discussie over het al of niet aanbrengen van drainage door (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.) is soortgelijk. Het kan waar zijn, dat (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.) oorspronkelijk de bedoeling heeft gehad om zijn perceel te draineren en hiertoe een stuk drainagebuis in de grond heeft aangebracht. Als hij echter geen lozingspijpje in de oever aanbrengt -vanuit het waterschap hebben diverse veldbezoeken plaatsgevonden- dan kan het waterschap niet optreden tegen drainage omdat slechts het lozen op oppervlaktewater voor het waterschap het aanknopingspunt vormt in de regelgeving.

Vanuit het voormalige waterschap is in het verleden diverse malen met (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.) en betrokken bewoners van de Y.laan over de verhouding tussen partijen en de verschillende belangen van partijen gesproken. Dit heeft echter niet geleid tot een oplossing en er is patstelling ontstaan. De gesprekken die zijn gevoerd tussen het waterschap en bewoners van de Y.laan omtrent het onderhoud aan de op de eigendommen van het waterschap aangebrachte beplanting zijn aanzienlijk bemoeilijkt door de tegenstelling tussen partijen bij deze burenruzie. In dit verband is van belang dat het door het waterschap gevoerde aangepaste onderhoud niet leidt tot het door bewoners gewenste uitzicht op het Markdal omdat de op eigen terrein door (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.) aangebrachte opgaande beplanting dat verhindert. Daarbij zij nogmaals vermeld, dat mensen in beginsel niet een soort eeuwig durend recht van uitzicht over de percelen van de buurman kunnen doen gelden.

De wens om het onderhoud van de zogeheten beekbegeleidende beplanting op het terrein van het waterschap goed te regelen heeft uiteindelijk vorm gekregen in de vorm van het onderhoudsplan. Daarbij is rekening gehouden met de ecologische doelstelling van de beek alsmede met wensen van de bewoners.

h. Aanvragen van een aanlegvergunning

Zoals hierboven werd vermeld, heeft door het waterschap verzuimd een aanlegvergunning op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan aan te vragen voor het vergraven van de waterloop alsmede voor het aanbrengen van opgaande beplanting. Dit laatste geldt eveneens voor (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.). In verband met de door het waterschap uitgevoerde werkzaamheden is de betreffende vergunning op 13 november 2002 aangevraagd. Naar wij hebben begrepen, heeft ook (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.) een dergelijke vergunning aangevraagd. Deze aanlegvergunningprocedure loopt op dit moment nog bij de gemeente Breda.

i. Beoordeling grief 4.

"Afsluiten van overeenkomst en rekening houden met de belangen van bewoners".

Als wij het goed zien betekent art. 16 sub c van de Wet Nationale Ombudsman in formele zin, dat uw Ombudsman in verband met een lopende vergunningprocedure op dit punt geen onderzoek als bedoeld in artikel 12 van genoemde wet kan instellen naar gedragingen van het waterschap. Niettemin willen wij op dit punt toch reageren.

Het uitvoeren van een werk zonder dat de vereiste aanlegvergunning is aangevraagd is niet zorgvuldig. Wij menen echter dat het door het waterschap afsluiten van overeenkomsten met (de eigenaar van het belendende perceel; N.o.) en de heer (…), anders dan verzoeker stelt, niet onzorgvuldig is geweest. Evenmin kan naar ons oordeel gelet op het voorgaande gesteld worden dat wij onvoldoende rekening hebben gehouden met de belangen van bewoners…"

2. In reactie op de vraag van de Nationale ombudsman welke betekenis nog kan worden gegeven aan een mondelinge toelichting op de klacht, nu het onderhoudsplan inmiddels was vastgesteld, deelde het dagelijks bestuur bij e-mailbericht van 17 september 2004 het volgende mee:

"…Het waterschap kan als grondeigenaar een keuze maken voor een bepaalde manier van onderhoud van de op die grond voorkomende beplanting. Het waterschap Mark en Weerijs heeft daarbij de bewoners willen betrekken en heeft deze in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven. Vervolgens is in dit geval een onderhoudsplan vastgesteld (geen wettelijke status). Als (verzoeker; N.o.) gebruik had gemaakt van de aan hem geboden mogelijkheid om tijdens de hoorzitting in het kader van de klachtbehandeling alsnog mondeling zijn zienswijze te geven, dan had dit in principe tot aanpassing van het onderhoudsplan kunnen leiden.

Dan zou het echter wel moeten gaan om feiten en omstandigheden die tot dat moment nog niet bekend waren en die eveneens rekening houdend met de beleidsvisie van het waterschap tot aanpassing van het plan aanleiding zouden geven. Naar mijn oordeel was het waterschap door de schriftelijke zienswijzen en de contacten die met de bewoners hadden plaatsgevonden goed op de hoogte van hetgeen erbij de bewoners leefde en is er ook uit latere contacten geen nieuwe feitelijke informatie naar voren gekomen…"

D. Reactie verzoeker

Verzoeker liet bij e-mailbericht van 27 mei 2004 weten dat hij de antwoorden van het waterschap niet afdoende vindt en dat het waterschap zijn klachten niet naar behoren heeft afgehandeld.

Verzoeker vulde zijn reactie bij e-mailbericht van 7 november 2004 als volgt aan:

"…Reactie op beoordeling grief 1.

Wij zijn het niet eens met de veronderstelling dat er voldoende gelegenheid is geweest. Geleid door de door het waterschap initieel aangeboden mogelijkheden, zijn wij niet in staat geweest op de juiste momenten onze schriftelijke en mondelinge toelichting te geven. Als wij vooraf wel hadden geweten dat wij geen mondelinge toelichting zouden kunnen geven, hadden wij natuurlijk op een geheel andere wijze invulling gegeven aan onze schriftelijke zienswijzen.

Reactie op beoordeling grief 2

Ons standpunt in deze blijft ongewijzigd.

Reactie op beoordeling grief 3

Voorlichting voor bewoners

Ons zijn individuele huiskamergesprekken bekend. Tijdens deze gesprekken is zeer summiere informatie verstrekt. De informatie handelde slechts over het verleggen van de Bavelsche Leij en zeker niet over aanplant van houtwallen of beekbegeleidende beplanting. We stellen heden voor dat het waterschap verslagen overlegt van deze gesprekken (alsmede de tijdens de gesprekken gebruikte documentatie), met data en aanwezige bewoners Y.laan en aanwezige medewerkers namens het waterschap.

We hebben tijdens alle bijeenkomsten/gesprekken in het algemeen gesproken over het unieke uitzicht over Markdal en hebben tevens uitgesproken dat we dit unieke uitzicht koesteren. Deze uitspraak was dus geenszins een reactie op een door het waterschap geschetst beeld over aanleg van houtwallen. Hierover heeft het waterschap nimmer gesproken. Onze uitspraak over het unieke uitzicht kwam voort uit het feit dat we al jaren bezig zijn (geweest) om het Markdal in haar huidige vorm te behouden. Zo hebben we 25 jaar geleden ook weten te voorkomen dat een autoweg (S11) dwars door het Markdal zou komen te lopen.

Wat ons betreft spreken de brochures voor zich. De foto's geven een open landschap zonder houtwallen weer. Tekstueel wordt gesproken over beekbegeleidende beplanting. De aangelegde houtwallen op grond van het waterschap en op grond behorende bij X.laan (…) zijn natuurlijk geen beekbegeleidende beplanting. Het zijn houtwallen en deze houtwallen staan tevens te ver weg van de Bavelsche Leij af staan, om beschouwd te kunnen worden als beekbegeleidende beplanting.

Rekening houden met belangen

Wij stellen vast dat het waterschap op geen enkele wijze rekening houdt of heeft gehouden met de belangen van de bewoners. a. Het waterschap geeft betrokken bewoners immers geen ruimte om hun belangen in schriftelijke en mondelinge zienswijzen toe te lichten. b. De huidige beplanting belemmert het uitzicht van de bewoners volledig.

(…)

Het waterschap meent dat wij verwijzen naar een nieuwsbrief Bavelsche Leij van augustus 1999. Deze verkeerde veronderstelling van het waterschap komt ons inziens waarschijnlijk door een foutieve vastlegging door het waterschap van de hoorzitting van 11 november 2003. Wij kunnen bevestigen dat wij zowel naar het waterschap als naar de Nationale ombudsman gesproken hebben over de nieuwsbrief Dienst Landelijke Gebied Herinrichting UIvenhout-Galder d.d. juni 1999, Stad Breda met artikel "Bavelsche Leij in ere hersteld" van juni 1998 (4e jaargang no.6) en Nieuwsbrief Bavelsche Leij (l) 1999/2 (maart 1999).

Zoals we hierboven in Voorlichting aan bewoners al melden zijn individuele huiskamergesprekken ons bekend. Tijdens deze gesprekken is echter nooit ingegaan op details van het uit te voeren plan. Er is door het waterschap slechts zeer summiere informatie verstrekt. De informatie handelde slechts over het verleggen van de Bavelsche Leij en zeker niet over aanplant van houtwallen of beekbegeleidende beplanting. We stellen daarom heden ten overvloede voor dat het waterschap verslagen overlegt van deze gesprekken (alsmede de tijdens de gesprekken gebruikte documentatie), met data en aanwezige bewoners Bieberglaan en aanwezige medewerkers namens het waterschap.

Op grond van de eigenaar van het belendende perceel zijn door het waterschap houtwallen aangeplant. De eigenaar zelf heeft, het illegale voorbeeld van het waterschap volgend, aanvullende houtwallen aangeplant. Het aanplanten van deze houtwallen is in strijd met de toezegging van het waterschap om een bepaald uitzicht te garanderen. Heden is er immers geen enkel uitzicht meer. Enkel huizenhoge houtwallen. Deze houtwallen kunnen niet beschouwd worden als beekbegeleidende beplanting. Ze staan er minstens 6 meter vanaf. Ook de eigen aanplant van de eigenaar van het belendend perceel is niet te beschouwen als beekbegeleidende beplanting. De houtwallen staan er meters vanaf.

(…)

Beoordeling grief 4.

Afsluiten van een overeenkomst en rekening houden met de belangen van bewoners Wij stellen dat onze belangen in genoemde overeenkomst worden geschaad. Alleen al het voorbeeld dat het waterschap stelt dat het schouwpad een last zou zijn voor de eigenaar van het belendende perceel en dat wij daarom dan maar de last van een afrastering zouden moeten hebben, is een bewijs van het niet rekening houden met onze belangen. Deze last van het schouwpad is een onderdeel van de overeenkomst tussen het waterschap en voornoemde eigenaar en mag natuurlijk geen effect op ons hebben.

Verdere opmerkingen

In de bevindingen staat een paar maal dat het 12 huishoudens Y.laan betreft. Dit is nog eens nageteld. Het aantal betrokken huishouden (die allen een machtiging hebben getekend) is 14…"

Achtergrond

1. Waterschapswet (Wet van 6 juni 1991, Stb. 379)

Artikel 79, eerste en derde lid

"1. Het algemeen bestuur stelt een verordening vast waarin wordt geregeld op welke wijze ingezetenen en in het gebied van het waterschap belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van de door dat bestuur te nemen besluiten worden betrokken.

3. De in het eerste lid bedoelde verordening regelt tenminste de wijze waarop ontwerp-besluiten worden bekendgemaakt en waarop ingezetenen en in het gebied van het waterschap een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen in de gelegenheid worden gesteld hun mening daaromtrent kenbaar te maken, alsmede de verplichting tot rapportering over die inspraak en de uitkomsten daarvan. Tevens regelt die verordening de wijze waarop belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om beklag te doen over de wijze van uitvoering daarvan."

2. Inspraakverordening waterschap Mark en Weerijs (vastgesteld door het voorlopig algemeen bestuur op 11 januari 1995)

Artikel 2

"1. Onverminderd het bepaalde bij wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening vallen onder de werking van de onderhavige verordening de door het algemeen bestuur van het waterschap te nemen besluiten van algemene strekking, tenzij deze daarvoor naar hun aard of naar hun belang niet in aanmerking komen.

2. In de bij dit besluit behorende bijlage wordt aangegeven welke ontwerp-besluiten op grond van het eerste lid onder de werking van de onderhavige verordening vallen."

Artikel 3

"Een ontwerp-besluit wordt voor een ieder gedurende tenminste vier weken ter inzage gelegd op het kantoor van het waterschap."

Artikel 5

"Ingezetenen en in het gebied belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen gedurende de in artikel 3 bedoelde termijn hun gemotiveerde opvatting omtrent het te nemen besluit schriftelijk kenbaar maken aan het dagelijks bestuur."

Artikel 6

"Degenen, die daarom in hun schriftelijke reactie hebben verzocht worden door het dagelijks bestuur in de gelegenheid gesteld hun reactie mondeling toe te lichten, tenzij een dergelijk verzoek kennelijk onredelijk is."

Artikel 8, derde lid

"Een klacht, gericht tegen de uitvoering van de inspraakprocedure dient te worden ingediend uiterlijk veertien dagen:

(…)

- nadat de beslissing van het dagelijks bestuur dat een verzoek om mondelinge toelichting kennelijk onredelijk is aan de indiener van de reactie is bekend gemaakt."

Toelichting inspraakverordening waterschap Mark en Weerijs

"…Artikel 6

Een openbare zitting waarop belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun schriftelijk ingediende bezwaren mondeling toe te lichten, is in het kader van de inspraakprocedure niet altijd noodzakelijk. Daarom bepaalt artikel 6 dat het dagelijks bestuur degenen die daarom in hun schriftelijke reactie verzoeken de gelegenheid daartoe moet geven, tenzij het verzoek kennelijk onredelijk is. Dit laatste is toegevoegd om het dagelijks bestuur de gelegenheid te geven in bijzondere gevallen aan een dergelijk verzoek geen gevolg te geven…"

3. Nieuwsbrief Bavelsche Leij Maart 1999

"…Wat betekent dit voor u?

Inmiddels zijn in uw omgeving al enkele voorbeelden te zien van de ecologische inrichting van de beek en de oever. Ter hoogte van park Wolfslaar zijn reeds enkele facetten uitgevoerd. Natuurlijke bochten en kronkels (her-meandering), beekbegeleidende beplanting, bodemophoging en kleinschalige landschapselementen zijn de belangrijkste onderdelen.

Voor het tracé X.laan-uitmonding Bovenmark is het afgelopen jaar de planvorming tot stand gekomen. Met grondeigenaren is overeenstemming bereikt over het gebruik en de inrichting van een strook langs de Bavelsche Leij. De huidige afwatering van uw aanliggende perceel zal aangepast worden aan de nieuwe situatie. Om de nieuwe eigendomssituatie aan te geven zal een raster geplaatst worden. De werkzaamheden zullen van de zijde van de weilanden uitgevoerd worden…"

Instantie: Waterschap Mark en Weerijs

Klacht:

Onvoldoende in staat gesteld zienswijze toe te lichten;.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Waterschap Mark en Weerijs

Klacht:

Onvoldoende rekening gehouden met belangen omwonenden; onvoldoende dan wel onjuiste informatie verstrekt over uitzicht in brochures .

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Waterschap Mark en Weerijs

Klacht:

Niet gereageerd op verzoekers brief.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Waterschap Mark en Weerijs

Klacht:

Tijdens bijeenkomsten omwonenden niet geïnformeerd over overeenkomst.

Oordeel:

Geen oordeel