2004/388

Rapport

Verzoeker, die op 28 juli 2003 zonder paspoort vanuit Spanje naar Nederland is gereisd, klaagt erover dat een met naam genoemde ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee tussen 28 juli 2002 en 2 augustus 2002 onjuiste informatie heeft verstrekt over de mogelijkheid om zonder paspoort terug te reizen naar Spanje.

Ook klaagt verzoeker erover dat de Koninklijke Marechaussee op 2 augustus 2002 onjuiste informatie heeft verstrekt over de vraag bij welke gemeente een uittreksel uit het bevolkingsregister moest worden gevraagd.

Tot slot klaagt verzoeker erover dat de Koninklijke Marechaussee zijn klacht van 4 oktober 2002 tot op het moment waarop hij zich tot de Nationale ombudsman wendde, niet heeft behandeld, en daarmee ook niet is ingegaan op zijn verzoek om de schade te vergoeden die hij stelt te hebben geleden als gevolg van het handelen van de Koninklijke Marechaussee.

Beoordeling

A. Ten aanzien van de informatieverstrekking over de mogelijkheid om terug te reizen naar Spanje

1. Op 28 juli 2002 reisde verzoeker zonder paspoort vanuit Mallorca, Spanje, naar Nederland. In Nederland informeerde verzoeker op 2 augustus 2002 bij betrokken ambtenaar B. van de Koninklijke Marechaussee naar zijn mogelijkheden om terug te reizen naar Spanje. Toen verzoeker later die dag op Schiphol kwam, wilde de luchtvaartmaatschappij die verzoeker naar Nederland had vervoerd, hem zonder geldig reisdocument slechts meenemen onder voorwaarde van een garantstelling. Dit voor het geval de Spaanse autoriteiten de maatschappij een boete zouden opleggen, wanneer bij aankomst zou worden ontdekt dat verzoeker zonder geldig paspoort was meegenomen. De Koninklijke Marechaussee heeft deze garantstelling geweigerd.

2. Verzoeker klaagt erover dat betrokken ambtenaar B. van de Koninklijke Marechaussee hem op 2 augustus 2002 onjuiste informatie heeft verstrekt over de mogelijkheid om zonder paspoort terug te reizen naar Spanje.

3. Nederland maakt onderdeel uit van het Schengengebied. Binnen het Schengengebied vindt geen grenscontrole meer plaats, omdat de landsgrenzen binnen dit gebied niet als buitengrens worden beschouwd. Echter, dit neemt niet weg dat ook binnen dit gebied onderdanen van een Schengenland moeten kunnen aantonen dat zij Schengenonderdaan zijn. Voor Nederlanders betekent dit dat zij niet alleen hun identiteit, maar ook hun nationaliteit moeten kunnen aantonen. Dit kunnen zij doen met een paspoort of (in sommige landen) een Nederlandse identiteitskaart. Wanneer zij niet beschikken over een paspoort, kunnen zij een aanvraag doen voor een noodpaspoort.

4. Op grond van artikel 26, derde lid, van de Paspoortwet en de artikelen 6, 8, 9 en 10 PUKMar (zie Achtergrond onder 2. en 4.) is de Koninklijke Marechaussee de instantie die de aanvraag om een nooddocument in ontvangst neemt en dit document verstrekt. Voordat tot afgifte van een nooddocument kan worden overgegaan moet de identiteit en nationaliteit van de aanvrager vaststaan. Wanneer dit niet vaststaat, mag op grond van artikel 10 PUKMar de aanvraag niet in behandeling worden genomen. Uit de artikelen 16 en 28 van de Paspoortwet juncto de artikelen 8, 9 en 10 van de PUKMar in samenhang met hetgeen de Operationele Instructie III-46-A (zie Achtergrond, onder 1., 3. en 6.) beschrijft, is op te maken dat de bewijslast om de identiteit en nationaliteit aan te tonen ligt bij de aanvrager. Bij de behandeling van een aanvraag neemt de Koninklijke Marechaussee de Operationele Instructie III-46-A (zie Achtergrond onder 6.), in acht. Deze Instructie laat de ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee een zekere beoordelingsvrijheid om op grond van een combinatie van documenten de identiteit en/of nationaliteit voldoende aannemelijk te achten.

In verzoekers geval is op 5 augustus 2002 alleen een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie, waarop verzoekers nationaliteit was vermeld, voldoende geacht, omdat de gemeente hierbij verzoekers aanvraag om een paspoort uit 1997, met een kopie van een pasfoto, had bijgevoegd.

5. Uit een oogpunt van zorgvuldigheid en dienstbetoon moeten overheidsmedewerkers aan burgers die zich tot hen wenden met een verzoek om informatie, de juiste inlichtingen verstrekken.

6. Betrokken ambtenaar B. heeft laten weten dat hij tegen verzoeker had gezegd dat de Koninklijke Marechaussee geen paspoortcontrole uitvoert, maar dat de luchtvaartmaatschappij bepaalt of deze verzoeker mee terug neemt of niet, en dat verzoeker contact moest opnemen met de luchtvaartmaatschappij, omdat deze hem zonder paspoort had meegenomen. Hij achtte het algemeen bekend dat iemand in het bezit moet zijn van een geldig grensoverschrijdingsdocument.

7. Verzoeker betwist de lezing van B. en stelt dat B. tegen hem heeft gezegd dat als de luchtvaartmaatschappij hem zonder geldig reisdocument naar Nederland had vervoerd, deze maatschappij verplicht was hem ook weer terug te laten reizen. B. had volgens verzoeker hierbij niet verwezen naar de luchtvaartmaatschappij, en had zich ook schuldig gevoeld. Daarom had B. nog een uur lang tevergeefs getracht om verzoeker aan boord te krijgen. Verzoeker heeft verder laten weten dat hij vijftig á honderd keer met het vliegtuig naar Mallorca was gereisd, en daar nooit was gecontroleerd. Wel had hij zijn paspoort moeten laten zien bij het inchecken.

8. De lezingen over de informatieverstrekking staan tegenover elkaar. Niet kan worden vastgesteld welke informatie precies is verstrekt. Verzoeker, die vaak met het vliegtuig reisde, kon wel weten dat de mogelijkheid bestond dat hij bij het inchecken aan de luchtvaartmaatschappij zijn paspoort moest tonen. Verder kan betrokken ambtenaar B. in zijn lezing worden gevolgd dat het algemeen bekend wordt geacht dat iedereen, ook binnen het Schengengebied, in het bezit moet zijn van een geldig reisdocument. Dit neemt echter niet weg dat geen onjuiste informatie behoort te worden verstrekt. Nu de lezingen daarover tegenover elkaar staan, en er geen feiten of omstandigheden zijn die de ene lezing meer aannemelijk maken dan de andere, kan over de onderzochte gedraging op dit punt geen oordeel worden gegeven.

9. Ten overvloede wordt het volgende opgemerkt. Tijdens het onderzoek in deze zaak, is aan de minister van Defensie de vraag gesteld of het feit dat de Koninklijke Marechaussee buiten kantooruren geen informatie kan krijgen uit de Gemeentelijke Basisadministratie als een probleem werd beschouwd en of dit punt onderwerp van bespreking was. De minister heeft hierop op 2 april 2004 geantwoord dat het niet aangesloten zijn op de Gemeentelijke Basisadministratie belemmerend werkt voor het vaststellen van de nationaliteit en identiteit van aanvragers van nooddocumenten. Daarom vond hierover al enige tijd overleg plaats tussen de Koninklijke Marechaussee en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Omdat het uitgangspunt was om tot aansluiting te komen van het Bureau Nooddocumenten van de Koninklijke Marechaussee op de Gemeentelijke Basisadministratie, was op 24 maart 2004 afgesproken om de praktische mogelijkheden van aansluiting nader te bezien.

De Nationale ombudsman heeft met instemming kennis genomen van het uitgangspunt van aansluiting op de Gemeentelijke Basisadministratie.

In verzoekers geval zou hij wellicht nog zijn vliegtuig hebben kunnen halen, wanneer hij tijdig een uittreksel beschikbaar had gehad uit de basisadministratie, waaruit zijn identiteit en nationaliteit had kunnen blijken, zodat hij meteen een aanvraag om een noodpaspoort had kunnen doen.

B. Ten aanzien van de informatieverstrekking over de vraag bij welke gemeente een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie van een niet-ingezetene kan worden verkregen

1. Verzoeker klaagt er ook over dat betrokken ambtenaar M. van de Koninklijke Marechaussee hem op 2 augustus 2002 onjuiste informatie heeft verschaft over de vraag bij welke gemeente een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie kon worden verkregen.

2. M. had verzoeker verwezen naar de gemeente Den Haag. Toen verzoeker zich vervolgens daar meldde, bleek dat bij deze gemeente geen gegevens over verzoeker voorhanden waren. Verzoeker werd door deze gemeente verwezen naar de gemeente Amstelveen, omdat hij ná 1 oktober 1994 uit Nederland was vertrokken. De gegevens over de personen die vóór die datum uit Nederland waren vertrokken waren wel bij de gemeente Den Haag voorhanden.

3. Uit een oogpunt van zorgvuldigheid en dienstbetoon moeten overheidsmedewerkers aan burgers die zich tot hen wenden met een verzoek om informatie, de juiste inlichtingen verstrekken.

4. De minister van Defensie heeft op dit punt verwezen naar de artikelen 6, 7 en 76 van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 (zie Achtergrond onder 5.). Volgens Brigadecommandant A. had de burgemeester van Den Haag de aanvraag in behandeling kunnen nemen.

5. Op grond van de genoemde artikelen neemt de burgemeester van Den Haag een aanvraag om een paspoort in behandeling van personen die niet als ingezetene in de basisadministratie zijn ingeschreven, en verschaft zich daarbij zekerheid over de identiteit en nationaliteit van de aanvrager.

Op grond van artikel 28 van de Wet Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (zie Achtergrond onder 8.) blijven diegenen die zijn ingeschreven in een basisadministratie, na hun vertrek uit Nederland of na hun overlijden ingeschreven in de basisadministratie van de gemeente waar zij bij dat vertrek of dat overlijden waren ingeschreven. Dit artikel is op 1 oktober 1994 in werking getreden.

6. Uit deze artikelen, en uit telefonische informatie van de gemeente Den Haag, volgt dat onderscheid moet worden gemaakt tussen een aanvraag door een niet-ingezetene om een paspoort, en een aanvraag om een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie.

Een aanvraag om een paspoort moet bij de burgemeester van Den Haag worden ingediend. Bij deze gemeente berusten ook de gegevens over personen die vóór 1 oktober 1994 uit een gemeente in Nederland zijn uitgeschreven als ingezetene. Van degenen die ná die datum zijn uitgeschreven, verlangt de gemeente Den Haag een bewijs van uitschrijving uit Nederland.

Een aanvraag om een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie van personen die zich vóór 1 oktober 1994 uit Nederland hebben laten uitschrijven kan bij de burgemeester van Den Haag worden ingediend. Deze aanvraag van degenen die zich ná deze datum hebben laten uitschrijven moet worden gedaan bij de gemeente waar zij het laatst als ingezetene waren ingeschreven.

7. Uit het voorgaande volgt dat het wel begrijpelijk is dat de Koninklijke Marechaussee heeft verwezen naar de gemeente Den Haag, omdat in het kader van de aanvraag om een paspoort ook een onderzoek kan plaatsvinden naar de identiteit en de nationaliteit van de aanvrager, waarbij informatie uit de Gemeentelijke Basisadministratie nodig kan blijken. Deze verwijzing was echter niet juist, omdat verzoeker als niet-ingezetene die na 1 oktober 1994 is uitgeschreven, niet een aanvraag om een paspoort bij de gemeente wilde indienen, want die aanvraag wilde hij immers indienen bij het Bureau Nooddocumenten, maar slechts gegevens uit de Gemeentelijke Basisadministratie nodig had.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

C. Ten aanzien van de klachtbehandeling

1. Ook klaagt verzoeker erover dat de Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee zijn klacht van 4 oktober 2002 tot het moment waarop hij zich tot de Nationale ombudsman wendde niet heeft behandeld, en daarmee niet is ingegaan op zijn verzoek om de schade te vergoeden die hij stelt te hebben geleden als gevolg van het handelen van de Koninklijke Marechaussee.

2. Verzoeker diende op 4 oktober 2002 een klacht in bij de Koninklijke Marechaussee. De Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee deed de klacht bij brief van 16 oktober 2003 af. De klachtbehandeling heeft hiermee een jaar geduurd.

Door deze zeer lange duur van de behandeling is de termijn, genoemd in artikel 9:11 van de Algemene wet bestuursrecht (zie Achtergrond onder 9.) zeer ruim overschreden, en is er bepaald onvoldoende voortvarendheid betracht.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

3. Ten overvloede wordt opgemerkt dat de Bevelhebber in de brief waarin hij verzoekers klacht afdeed, de klacht ongegrond heeft verklaard en het verzoek om schadevergoeding om die reden afgewezen. Hij heeft daarbij wel laten weten het te betreuren dat verzoeker drie dagen vakantie met zijn gezin heeft moeten missen. Daarmee is de Bevelhebber alsnog ingegaan op het verzoek om schadevergoeding. De aanspraak op schadevergoeding is evenwel niet zo evident juist, dat de Bevelhebber deze in redelijkheid niet had kunnen afwijzen. Gelet op de terughoudende opstelling van de Nationale ombudsman ten aanzien van verzoeken om schadevergoeding (zie Achtergrond onder 10.; N.o), wordt dan ook geen aanleiding gezien om de klachtbehandeling op dit punt niet behoorlijk te achten.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Koninklijke Marechaussee, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Defensie, is gegrond, behalve ten aanzien van de informatieverstrekking over de mogelijkheid van terugreizen naar Spanje; op dit punt kan over de onderzochte gedraging geen oordeel worden gegeven.

Met instemming is kennis genomen van de mededeling van de minister in zijn brief van 2 april 2004 dat aansluiting van het Bureau Nooddocumenten van de Koninklijke Marechaussee op de Gemeentelijke Basisadministratie uitgangspunt is.

Onderzoek

Op 15 september 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer K. te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van de Koninklijke Marechaussee te Schiphol.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Defensie, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de minister van Defensie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Daarnaast werd de betrokken ambtenaren gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Zij maakten van deze gelegenheid geen gebruik.

Betrokken ambtenaar B. legde telefonisch een verklaring af.

Betrokken ambtenaar M. gaf telefonisch antwoord op een vraag.

Tijdens het onderzoek kregen de minister en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Tevens werd aan de minister een aantal specifieke vragen gesteld.

Twee medewerksters van het Bureau Nationale ombudsman brachten een bezoek aan het bureau noodpaspoorten van de Koninklijke Marechaussee op de luchthaven Schiphol.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De minister van Defensie en een betrokken ambtenaar deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Verzoeker en de andere betrokken ambtenaar gaven binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 28 juli 2002 reisde verzoeker zonder paspoort vanuit Mallorca, Spanje, naar Nederland. In Nederland informeerde verzoeker op 2 augustus 2002 bij betrokken ambtenaar B. van de Koninklijke Marechaussee naar zijn mogelijkheden om terug te reizen naar Spanje. Toen verzoeker later die dag op Schiphol kwam, wilde de luchtvaartmaatschappij die verzoeker naar Nederland had vervoerd, hem zonder geldig reisdocument slechts meenemen onder voorwaarde van een garantstelling. Dit voor het geval de Spaanse autoriteiten de maatschappij een boete zouden opleggen, wanneer bij aankomst zou worden ontdekt dat verzoeker zonder geldig paspoort was meegenomen. De Koninklijke Marechaussee weigerde hiervoor garant te staan.

Nadat verzoeker op 2 augustus 2002 bleek niet te kunnen terugreizen zonder in het bezit te zijn van een geldig reisdocument, verstrekte de Koninklijke Marechaussee informatie over de vereisten om in het bezit te kunnen worden gesteld van een noodpaspoort.

2. Op 4 oktober 2002 diende verzoeker de volgende klacht in bij de Koninklijke Marechaussee:

“… Middels deze brief wil ik graag mijn ongenoegen kenbaar maken t.a.v. de onjuiste informatie die ik tot twee maal toe van de Koninklijke Marechaussee heb ontvangen, m.b.t. de noodzaak én verkrijging van het reisdocument dat noodzakelijk bleek voor mijn terugvlucht naar Palma, d.d. 2 augustus jl. Deze desinformatie leidde ertoe dat ik uiteindelijk bijna drie dagen later dan voorzien arriveerde in mijn woonplaats Palma. Aangezien mijn vakantie de 2e augustus begon resulteerde deze verkeerde voorlichting van de Koninklijke Marechaussee, waarover ik u onderstaand gedetailleerd zal informeren, ertoe dat de vakantie met mijn gezin drie dagen korter heeft geduurd dan gepland. Dit gegeven weegt extra zwaar vanwege het feit dat mijn echtgenote en kinderen mij door mijn reizende bestaan al frequent moeten missen.

Wat is er voorgevallen? Zondag 28 juli kwam ik er een uur voor mijn vertrek van huis naar de luchthaven van Palma (ik woon op Mallorca) achter dat ik mijn paspoort kwijt was. Ondanks een intensieve speurtocht bleef het document onvindbaar. Op goed geluk besloot ik toch maar naar de luchthaven af te reizen, alwaar ik zo'n drie kwartier voor vertrek arriveerde. Nadat ik mijn situatie had uitgelegd aan de grondstewardess van Transavia vertelde deze mij dat ik zonder paspoort waarschijnlijk wél in Nederland zou aankomen (Spanje en Nederland zijn tenslotte beide Schengen-landen?). Voor de terugvlucht kon ze mij echter geen zekerheid bieden. Dat kon ik maar beter in Nederland verifiëren, zo luidde haar advies. Deze woorden nam ik ter harte en was al lang blij toen ik moe maar (redelijk) voldaan in mijn vliegtuigstoel kon plaatsnemen.

Overeenkomstig het advies van de Transavia-grondstewardess informeerde ik in Nederland vóór de terugreis of ik zonder paspoort vrijdag 2 augustus kon terugkeren naar Palma. Uiteindelijk kwam ik telefonisch terecht bij de "Schengen doorlaatpost". B. ("…") was "the man on duty". Nadat ik hem mijn situatie en vraag had voorgelegd wist hij mij te verzekeren dat een luchtvaartmaatschappij zich verplicht iedereen die ze meeneemt naar een bestemming ook weer mee terug te nemen. Met andere woorden, Transavia had mij meegenomen naar Amsterdam en moest mij daarom ook weer mee terug nemen naar Palma, zo werd mij bevestigd. Omdat ik niet over één nacht ijs ga verzocht ik de vriendelijke beambte zijn naam kenbaar te maken, waarbij mij werd verteld dat het ook handig zou zijn, zijn code te kennen.

Zoals gewoonlijk kwam ik die bewuste vrijdag 2 augustus "goed" voorgelicht door de Koninklijke Marechaussee, zo'n anderhalf uur vóór vertrek aan op Schiphol. Mijn verbazing was uiteraard groot toen men mij bij de incheckbalie van Transavia verzekerde dat ik zonder geldig reisdocument niet kon reizen. (…)

Ik werd verschillende malen, uiteraard discussiërend en hevig gefrustreerd, heen en weer geslingerd tussen de incheckbalie van Transavia, de balie van de Koninklijke Marechaussee en de ticketbalie van de luchtvaartmaatschappij. Transavia bleek nog wel bereid mij mee te nemen naar Palma zonder geldig reisdocument, mits de Marechaussee garant zou staan voor de eventuele boete die de maatschappij in Palma zou kunnen ontvangen. Dit indien de Spaanse autoriteiten ze zou betrappen op het feit dat ze mij zonder geldig reisdocument hadden laten reizen. Maar zelfs deze uitweg was de heren van de Marechaussee teveel gevraagd. Ik had gewoon voor een geldig reisdocument moeten zorgen, was het commentaar. Dat was mijn verantwoordelijkheid, werd me te verstaan gegeven. Zeker, hierover was geen discussie mogelijk. Echter, als ik mijn geldige reisdocument kwijtraak (mij overkwam dat vast niet als eerste) dan handel ik in die gegeven situatie zo verantwoord mogelijk en verifieer vóór de terugreis hoe ik deze zonder problemen kan laten verlopen. Als er mij vervolgens verkeerde informatie wordt verstrekt is dat mijn verantwoordelijkheid natuurlijk niet.

Op het moment dat ik dan maar instemde met de productie van een nooddocument diende zich de volgende verrassing aan. Hiervoor had ik nl. een uittreksel uit het bevolkingsregister nodig. Te verstrekken door het gemeentehuis. En de meeste gemeentehuizen zijn nou eenmaal vrijdagmiddag (in ieder geval na 17.00 uur) gesloten. Er restte mij dus niets anders dan mij maandagochtend (!) te vervoegen bij het stadhuis in Den Haag. Ik was langer dan drie jaar woonachtig in het buitenland en in dat geval zou mijn uittreksel aldaar te verkrijgen zijn. Beweerde de Koninklijke Marechaussee althans. Daar stond ik dan "goed" voorgelicht aan het begin van mijn vakantie op Schiphol, in de wetenschap dat ik vóór maandagmiddag niet naar mijn gezin kon vertrekken. Dit terwijl mijn vrouw mij nog eerder op de dag juist nog had laten weten dat mijn kinderen stonden te popelen om mij te zien, omdat ze me zo misten. Het huilen stond me letterlijk nader dan het lachen. Nadat ik mijn vrouw telefonisch deelgenoot had gemaakt van de onheilstijding heb ik in pure wanhoop mijn ouders in Veenendaal maar gebeld. Deze waren gelukkig thuis en kwamen mij direct halen. Na vijf kwartier stonden zij voor de vertrekhal van Schiphol. Inmiddels was ik door Transavia al overgeboekt op de maandagvlucht van, ik meen, 12.30 uur.

Aangezien ik niets aan het toeval wilde overlaten stond ik met mijn vader maandagochtend om 8.30 uur op het stadhuis in Den Haag. De (onaangename) verrassing was wederom groot toen bleek dat de Koninklijke Marechaussee opnieuw onjuiste informatie had verstrekt. Na bijna een halfuur wachten in de rij deelde de ambtenaar ons mede dat iedereen die na 1994 geëmigreerd was, nog in het basisregister (?) stond geregistreerd van de gemeente waar hij/zij laatstelijk woonde. De mensen die vóór dat jaar uit Nederland vertrokken konden inderdaad een uittreksel uit het vestigingsregister (?) in Den Haag krijgen. We waren dus voor niets naar Den Haag gereden. Gelukkig woonden wij in Nederland laatstelijk in Amstelveen en niet in, bijvoorbeeld, Maastricht. Zodoende kwam ik door de tweede grove fout van de Koninklijke Marechaussee niet opnieuw in de problemen, met het oog op mijn vlucht van 13.15 uur. Feit was wel dat ik niet voor niets om 7 uur 's ochtends uit Veenendaal naar Den Haag was vertrokken. Voor het geval dat....

Duidelijk is dat ik materiële én met name immateriële schade heb geleden door toedoen van de Koninklijke Marechaussee. Daarom dien ik hierbij een schadevergoeding in voor deze zaak, die ik liefst in der minne wil schikken. Realiseer hierbij overigens dat de financiële claim nog mild kon blijven is gebleven doordat:

Ik bij familie en niet in een hotel hoefde te verblijven

Mijn ouders telkens voor vervoer wilden en konden zorgen, zodat ik hogere taxikosten kon besparen

Ik de volgende week niet hoefde te werken, zodat ik geen vluchten moest gaan annuleren en/of verzetten, met kostenverhogende gevolgen

Op basis van voorgaande stel ik de Koninklijke Marechaussee, ook namens mijn ouders die ("onnodige") kosten hebben gemaakt, aansprakelijk voor de volgende bedragen (die de belangrijkste, maar uiteraard niet alle gemaakte kosten dekken):

Reiskosten Schiphol - Veenendaal (2 augustus) 75km x € 0,2723 * 20,42

Reiskosten Veenendaal - Den Haag (5 augustus) 100 km x € 0,2723 27,23

Reiskosten Den Haag - Schiphol (5 augustus) 45 km x € 0,2723 12,25

Bloemen ouders (ter "compensatie" geboden hulp)

25,--

Invitatie ouders etentje 60,--

Compensatie drie dagen verloren vakantie

voor het gehele gezin (en compensatie kinderen met "extraatjes")** 750,--

Extra parkeergeld luchthaven Palma de Mallorca 22.50

Totaal € 917,40

* o.b.v. de officiële, wettelijke km-vergoeding van dfl. 0,60

** arbitrair, maar minimale compensatie gezien mijn persoonlijke omstandigheden (vrijwel altijd reizend en van huis) vs. het gevolg van uw handelen (verloren vakantiedagen)”

3. Op 11 september 2003 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman, omdat hij nog geen reactie had ontvangen op zijn klacht.

Op 16 oktober 2003 gaf de Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee de volgende reactie op de klacht.

“…Onder verwijzing naar het gestelde onder referte 2 waarin u werd bericht dat ter zake een onderzoek zou worden ingesteld, vraag ik uw aandacht voor het volgende. Allereerst wil ik u echter mijn oprechte verontschuldigingen aanbieden voor de late afdoening.

Op mijn verzoek heeft de Commandant van het District Koninklijke Marechaussee Schiphol een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek heeft zich met name toegespitst op de omstandigheden waaronder u verkeerd zou zijn geïnformeerd betreffende reisdocumenten door ambtenaren der Koninklijke Marechaussee Schiphol. In het kader van het klachtenonderzoek heb ik vastgesteld dat uw lezing over het incident voldoende feitelijk is omschreven. Ik ga thans over tot de beantwoording van de klacht die ik als volgt heb samengevat.

Klachtformulering:

U heeft de Nederlandse nationaliteit. U woont met uw gezin permanent op Mallorca (Spanje) en heeft een zakenadres te Amsterdam. U wenst een klacht in te dienen tegen de Koninklijke Marechaussee omdat ambtenaren van de Marechaussee u tweemaal verkeerd zouden hebben geïnformeerd. Op 28 juli 2002 wilde u via de Luchthaven te Palma naar Nederland reizen. Eén uur voor vertrek naar de Luchthaven Palma bleek dat u uw paspoort kwijt was. U schrijft dat u "op goed geluk" besloot om toch naar de Luchthaven Palma af te reizen. U heeft uw situatie aan een grondstewardess van Transavia uitgelegd. Deze heeft u verteld dat u zonder paspoort waarschijnlijk wel Nederland in kon reizen. Voor de terugvlucht kon zij u geen zekerheid bieden. Dit moest u maar in Nederland verifiëren, was haar advies. U bent hierop met een vliegtuig van Transavia naar Nederland gereisd. Overeenkomstig het advies van de grondstewardess heeft u in Nederland, vóór de terugreis, telefonisch contact gehad met de Schengendoorlaatpost van de Koninklijke Marechaussee Schiphol. De dienstdoende ambtenaar, door u omschreven als B. (…), heeft u daarbij verzekerd dat een Luchtvaartmaatschappij, in uw geval Transavia, zich verplicht iedereen die zij meenemen naar een bestemming, ook weer mee terug moeten nemen. Op 2 augustus 2002 kwam u "goed" voorgelicht door de Koninklijke Marechaussee, bij de incheckbalie van Transavia. Daar werd u verteld dat u zonder geldig reisdocument niet met Transavia kon reizen, Transavia was bereid u mee te nemen mits de Koninklijke Marechaussee garant zou staan voor de eventuele boete die Transavia in Palma zou kunnen ontvangen voor zo'n feit. Deze boete kon opgelegd worden door de Spaanse autoriteiten indien men er achter zou komen dat Transavia u zonder een geldig reisdocument had laten reizen. De ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee weigerden deze garantstelling aangezien zij van mening waren dat u zelf verantwoordelijk bent voor een geldig reisdocument. U stelt zich op het standpunt dat deze situatie is ontstaan door de verkeerd gegeven informatie door de ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee. U bent naar uw mening hier dus niet meer verantwoordelijk voor. De enige oplossing voor uw probleem was een aanvraag in te dienen voor de verstrekking van een nooddocument. Hiervoor had u echter een uittreksel uit het bevolkingsregister van uw gemeente nodig. Aangezien u reeds langer dan drie jaar in het buitenland woont werd u door de dienstdoende ambtenaar voor bedoeld uittreksel verwezen naar de gemeente 's-Gravenhage. Aangezien het op het moment van uitleg vrijdagmiddag na 17.00 uur was, restte u niets anders dan uw vlucht om te boeken en uw ouders in Veenendaal te bellen om u op te halen. Tevens heeft u uw gezin moeten bellen dat u drie dagen later zou arriveren. Deze drie dagen gingen helaas af van uw vakantie, samen met uw gezin. Bij het gemeentehuis te 's-Gravenhage deelde de dienstdoende ambtenaar u later mee dat, omdat u na 1994 geëmigreerd was, u wel nog geregistreerd stond in uw laatste woonplaats (Amstelveen). U moest uw uittreksel uit het bevolkingsregister dus halen In Amstelveen. U stelt dat u wederom door een grove fout van de Koninklijke Marechaussee in de problemen kwam. Uiteindelijk is aan u op 5 augustus 2002 een nooddocument verstrekt en kon u naar uw gezin reizen.

U heeft, door de verkeerde informatie van ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee, immateriële en materiële schade geleden. U wenst dat de Koninklijke Marechaussee dit bedrag, zijnde 917,40 Euro, vergoed.

Klachtbeantwoording:

Uit het ingestelde onderzoek blijkt nu het navolgende:

Eén uur voor vertrek, op 26 juli 2002, naar Nederland kwam u er achter dat u uw Nederlands nationaal paspoort kwijt was. U had op dat moment, volgens de vigerende regelgeving, een aanvraag moeten indienen voor een paspoort dan wel een nooddocument bij de Nederlandse vertegenwoordiger in het land waar u woont (In uw geval Spanje). In plaats hiervan heeft u ervoor gekozen om zoals u schrijft "op goed geluk", naar de Luchthaven Palma te reizen. U bent door de Luchtvaartmaatschappij Transavia, zonder reisdocument meegenomen naar Nederland. Het door de grondstewardess gegeven advies om in Nederland te verifiëren of u zonder reisdocument terug mocht reizen naar Palma is onjuist, zeker in het licht van de latere weigering om u weer mee terug te vervoeren naar de plaats van herkomst.

Op 2 augustus 2002 heeft u telefonisch contact gehad met de wachtmeester der Koninklijke Marechaussee B. U heeft hem daarbij verteld dat u zonder paspoort naar Nederland was gevlogen en vroeg hem of u bij de terugreis problemen zou kunnen krijgen. De wachtmeester B. heeft u daarop meegedeeld dat uw vlucht een zogenaamde Intra-Schengenvlucht betrof en dat daardoor op Schiphol geen paspoortcontrole zou plaats vinden. Tevens heeft hij u doorverwezen naar de Luchtvaartmaatschappij Transavia omdat deze moest bepalen of zij u wel of niet mee zou nemen. Indien er toch nog vragen of onduidelijkheden zouden ontstaan gaf hij de mogelijkheid om terug te bellen. Omstreeks 10.00 uur trof hij u bij Bureau Nooddocumenten. Hij is nog met u mee gelopen naar de balie van Transavia om te proberen u alsnog op de vlucht te krijgen. Aangezien Transavia u niet wenste mee te nemen is hem dit laatste mislukt.

De Commandant District Koninklijke Marechaussee Schiphol is ingevolge artikel 6 lid 1 van de Paspoort Uitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 2001 (PUKMAR) en artikel 26 lid 3 van de Paspoortwet (zie Achtergrond onder 3. en 2.; N.o.) aangewezen tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor en verstrekking van nooddocumenten. Hij dient daarbij wel volgens de regelgeving van de PUKMAR te handelen. Dit houdt onder andere in dat het verstrekken van een nooddocument uitsluitend kan geschieden ten behoeve van Nederlanders. In de PUKMAR, artikel 8 is de aanspraak geregeld en in artikel 9 van de PUKMAR is de vaststelling van de identiteit en nationaliteit geregeld. In artikel 10 van de PUKMAR (zie Achtergrond onder 3.; N.o.) is geregeld dat bij onvoldoende vaststelling van aanspraak dan wel vaststelling van identiteit en/of nationaliteit een aanvraag voor een nooddocument niet in behandeling mag worden genomen.

Aangezien u op 2 augustus 2002 bij uw aanvraag voor een nooddocument aangaf woonachtig te zijn in Spanje en geen document kon overleggen waar uw nationaliteit uit bleek, heeft de dienstdoende ambtenaar uw aanvraag niet in behandeling genomen. De genomen beslissing is terecht, de grond hiervoor ligt in eerdergenoemd artikel 10 van de PUKMAR.

Hij heeft u voor een uittreksel uit het bevolkingsregister verwezen naar de gemeente 's-Gravenhage en heeft u meegedeeld dat u aangifte van vermissing van uw paspoort moest doen bij de politie.

De betrokken ambtenaar heeft u voor het uittreksel uit het bevolkingsregister terecht doorverwezen naar de gemeente 's-Gravenhage. Zij zijn volgens artikel 7 van de Paspoort Uitvoeringsregeling Nederland (zie Achtergrond onder 5.; N.o.) aangewezen handelingen te verrichten van personen die niet als ingezetene in de basisadministratie van een gemeente zijn opgenomen. Dat de gemeente 's-Gravenhage u niet van dienst kon zijn aangezien zij niet over uw gegevens beschikte, valt niet onder mijn verantwoordelijkheid. De Koninklijke Marechaussee is niet aangesloten op enige Gemeente Basis Administratie zodat verificatie altijd telefonisch en per fax dient te geschieden. Gezien het tijdstip van de aanvraag was dit laatste helaas niet mogelijk. Op 5 augustus 2002 is aan u, nadat u aan al het vereiste had voldaan, een nooddocument verstrekt.

Reizigers binnen de landen van de Schengenovereenkomst zijn normaliter uitgezonderd van de paspoortcontrole (artikel 2 lid 1 Schengen Uitvoering Overeenkomst, zie Achtergrond onder 1.; N.o.). Dit ontheft personen van het ene Schengenland echter niet van de verplichting om in het andere Schengenland te moeten beschikken over een geldig identiteitsbewijs (artikel 2 lid 3 Schengen Uitvoering Overeenkomst).

Uit het ingestelde onderzoek concludeer ik het navolgende:

Er is aan u door ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee Schiphol geen onjuiste informatie verstrekt. Zij hebben geheel volgens de vigerende regelgeving gehandeld. Men heeft getracht u zoveel als mogelijk was, van dienst te zijn. U bent en blijft zelf verantwoordelijk om te beschikken over een geldig reisdocument. Het was uw keuze om "op goed geluk” te gaan reizen. Personeel van Transavia van de Luchthaven Palma heeft u ondanks dat u geen geldig reisdocument voorhanden had toch meegenomen. Dat zij u niet mee terug namen naar Palma is hun keuze. Een luchtvaartmaatschappij is alleen verplicht om een persoon mee terug te nemen naar de plaats van herkomst, indien deze persoon de toegang wordt geweigerd. Het is te doen gebruikelijk dat luchtvaartmaatschappijen van passagiers een verklaring vragen om eventuele boetes/claims af te kunnen wenden. De Koninklijke Marechaussee zal daarom een dergelijke verklaring nooit ondertekenen. Mijns inziens zou u daarom uw schadeclaim moeten richten aan Transavia. Deze luchtvaartmaatschappij heeft er toe bijgedragen dat u in Nederland bent gekomen zonder reisdocument, en wenste u vervolgens onder dezelfde voorwaarden niet mee terug te nemen.

Gelet op het bovenstaande verklaar ik uw klacht ongegrond en zal dan ook niet overgaan tot het vergoeden van gemaakte kosten. Ik betreur het overigens wel dat u drie dagen vakantie, samen met u gezin, hebt moeten missen, en het nodige ongemak op deze wijze hebt moeten meemaken.

Tenslotte deel ik u mede dat de onafhankelijke Klachtencommissie van uw klacht en de daarop betrekking hebbende stukken heeft kennis genomen en mij heeft geadviseerd de klacht op bovenomschreven wijze af te doen…”

B. Standpunt verzoeker

1. Het standpunt van verzoeker staat weergegeven onder Klacht.

2. Verder deelde verzoeker, nog onder meer het volgende mee:

“Mijn kritiek op de "klachtbeantwoording" wil ik graag als volgt samenvatten:

* Mij wordt o.a. impliciet verweten dat ik "op goed geluk" naar de luchthaven in Palma ben afgereisd, nadat ik een uur voor vertrek van huis (dus niet van het vliegtuig) ontdekte dat ik mijn paspoort kwijt was; ik had in plaats daarvan volgens de "vigerende regelgeving" (wie kent hem niet?), een nooddocument moeten aanvragen. Een leuke theorie, maar gezien het korte tijdsbestek tussen de geconstateerde paspoort vermissing en de vertrektijd van de vlucht en het feit dat het zondag was, inderdaad niet meer dan een theorie. Vandaar dat het impliciete verwijt dat ik "op goed geluk" naar de luchthaven reisde i.p.v. de officiële weg te volgen m.i. onjuist is.

* Ook wordt gesteld dat de grondstewardess in Palma een onjuist advies heeft gegeven. Wederom onjuist. Anders dan het advies dat ik maar in NL moest verifiëren hoe ik terug moest komen heeft zij geen advies gegeven. Zij sprak slechts het vermoeden uit dat ik zonder paspoort waarschijnlijk wel in NL zou aankomen. Een vermoeden dat absoluut juist bleek. (…) Voor de goede orde: het ging pas fout toen ik voor mijn terugreis telefonisch bij de K.M. ging verifiëren.

* Vervolgens gaat de klachtbeantwoording in op mijn contacten met dhr. B. (…). Waarschijnlijk kunt u begrijpen dat ik na bijna 16 maanden niet meer kan herinneren of deze heer mij vertelde dat het een Intra-Schengenvlucht betrof en dat daardoor op Schiphol geen paspoortcontrole zou plaatsvinden. Dit is mijns inziens overigens ook niet relevant. Wat echter wél belangrijk is te vermelden (en juist dat gebeurt niet in de beantwoording) is het antwoord van B. op de vraag die de reden was voor mijn telefoontje namelijk: kan ik zonder geldig reisdocument terugreizen naar Palma? Daarop antwoordde de functionaris ondubbelzinnig dat een luchtvaartmaatschappij zich verplicht iedereen die ze meeneemt naar een bestemming ook weer mee terug te nemen. Zonder "mitsen of maaren" van zijn kant. Aangezien ik geen risico wilde nemen heb ik hiervan nogmaals een bevestiging gevraagd, evenals van zijn naam, zodat ik tenminste aan het gesprek kon refereren indien dit nodig mocht zijn. Hij heeft mij in dat telefoongesprek absoluut NIET doorverwezen naar Transavia. Inderdaad, ik trof de heer B. die vrijdag om 18.00 uur bij het Bureau Nooddocumenten, nadat ik de K.M. had duidelijk gemaakt dat ik door hun toedoen in mijn netelige situatie was terecht gekomen. Nadat ik de heer B. (…) had genoemd als mijn bron, kwam hij na 15 minuten wachten inderdaad (en tot mijn opluchting) in zijn burgerkloffie aan de desk. Hij ontkende niets van wat ik zei (dus de versie in de klachtbeantwoording is daar helemaal niet ter sprake gekomen), waarna hij, na zijn excuses te hebben aangeboden, op mijn verzoek in een uiterste poging is meegelopen naar de Transavia-balie. Dat leek mij wel het minste wat hij kon doen.

* Daarna gaat de klachtbeantwoording in op PUKMAR; m.i. irrelevant, omdat ik hier helemaal niet over klaag. De constatering dat de dienstdoende ambtenaar terecht mijn aanvraag voor een nooddocument op 2 augustus niet in behandeling nam is daarom een overbodige, want, nogmaals, daar maak in mijn brief ook geen bezwaar tegen.

* Daarentegen heb ik wel geklaagd over het feit dat de K.M. mij voor een uittreksel van het bevolkingsregister onterecht naar Den Haag heeft gestuurd. Wat mij op het gemeentehuis in Den Haag werd verteld staat ook in mijn eerste brief (dus herhaal ik hier niet) en werd later inderdaad bevestigd door de gemeente Amstelveen (als was het alleen maar door het feit dat ik hier inderdaad mijn uittreksel van het bevolkingsregister kon krijgen). (…)

* De ambtenaren van de K.M. hebben WEL onjuiste informatie gegeven (het impliciete en kwalijke verwijt is dus dat ik lieg over de door hun gedane uitspraak dat "een luchtvaartmaatschappij zich verplicht iedereen die ze meeneemt naar een bestemming ook weer mee terug te nemen"), waarvoor B. zich op 2 augustus ook verontschuldigde.

* Men heeft mij slechts op mijn uitdrukkelijke verzoek zoveel als mogelijk (?) getracht van dienst te zijn. Ik herinner mij hun houding slechts als "regels zijn regels". Ze waren zelfs niet bereid als compensatie voor hun fout garant te staan voor een mogelijke boete in Palma voor Transavia, als gevolg van het feit dat ze mij zonder geldig reisdocument zouden hebben meegenomen. Een boete waarop de kans overigens nihil was.

* De constatering dat het mijn verantwoordelijkheid is om te beschikken over een geldig reisdocument en dat het mijn keuze was om "op goed geluk" te gaan reizen is irrelevant. Dat snap ik ook wel en daar gaat het helemaal niet om. Juist omdat ik inderdaad zelf verantwoordelijk ben voor mijn papieren heb ik vóór mijn terugreis geïnformeerd of ik zonder geldig reisdocument terug kon! In antwoord daarop ging het fout!

* Als de K.M. mij de info die ze in deze conclusie geven toen hadden gegeven was er geen probleem geweest. Dan had ik namelijk overdag voor een uittreksel van het bevolkingsregister gezorgd. De K.M. draait continu om de hete brei heen door er dingen bij te halen die, puur gerelateerd aan mijn klacht t.a.v. het geven van verkeerde informatie met fatale gevolgen, absoluut irrelevant zijn.

Het is onthutsend te moeten constateren wat het niveau van de output is die de K.M. levert na een jaar bedenktijd. De argumentatie en de opbouw naar een conclusie zijn van een bedenkelijke kwaliteit, mede omdat mijn brief m.i. helemaal niet goed gelezen is. Mijn essentiële punt, het geven van onjuiste informatie door de K.M., waardoor mijn probleem en klacht ontstonden, wordt geheel genegeerd. Ondertussen weet de K.M. wél te vertellen wat de regels zijn (had mij dit dan eerder verteld, denk ik dan) en waar, volgens hun, ondergetekende en Transavia in gebreke zijn gebleven.”

C. Standpunt minister van Defensie

1. De minister van Defensie gaf op 17 februari 2004 onder meer de volgende reactie op de klacht:

“ALGEMEEN

Voor veel burgers heerst er onduidelijkheid over de vraag in hoeverre een onderdaan van een Schengenland in het bezit moet zijn van een geldig legitimatiebewijs, wanneer hij op reis gaat naar een ander Schengenland. In artikel 2, eerste lid, van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst staat vermeld dat onderdanen van Schengenlanden op hun reis binnen het Schengengebied uitgezonderd zijn van paspoortcontrole. Dit betekent dat aan de grenspost van het Schengenland dat wordt ingereisd geen paspoortcontrole plaatsvindt.

Luchtvaartmaatschappijen hanteren deze regel niet, immers zij voeren geen grenscontroles uit. Zij stellen zelfstandig vereisten op omtrent identiteitscontrole. Dit betekent onder meer dat bij het inchecken van zowel een intra-Schengenvlucht als een inter-Schengenvlucht de regel geldt dat altijd een geldig identiteitsbewijs getoond dient te worden. Het tonen van een geldig identiteitsbewijs bij een Schengenvlucht is niet bedoeld als een grenscontrole, maar als een identiteitscontrole. Altijd dient namelijk gecontroleerd te worden of de naam die op het ticket staat vermeld, correspondeert met de naam in het paspoort. Op deze manier wordt het onmogelijk met het ticket van een ander binnen het Schengengebied te reizen.

Hierna zal ik de punten die verzoeker noemt, afzonderlijk behandelen.

GEZIEN KORTE TIJDSBESTEK GEEN TIJD OM EEN NOODDOCUMENT OP MALLORCA AAN TE VRAGEN

Het is conform de regelgeving dat een reiziger een nooddocument aanvraagt, zodra hij ontdekt dat hij geen identiteitsbewijs in zijn bezit heeft voor de voorgenomen reis. Dat dit in het geval van verzoeker, gezien het feit dat hij nog slechts één uur de tijd had voor vertrek, niet tot de mogelijkheden behoorde, is begrijpelijk. Deze keuze is echter eenzijdig door hem gemaakt en valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Koninklijke Marechaussee.

DE GRONDSTEWARDESS GAF GEEN ONJUIST ADVIES, MAAR SPRAK SLECHTS EEN VERMOEDEN UIT DAT VERZOEKER ZONDER PASPOORT NEDERLAND WEL IN ZOU KOMEN.

Gelet op het vorenstaande had het op de weg van de grondstewardess gelegen verzoeker erop te wijzen dat het Schengenland waar verzoeker naartoe zou vliegen geen paspoortcontrole uitvoert doch dat de luchtvaartmaatschappij van haar reizigers verlangt dat bij het inchecken een identiteitsbewijs overhandigd kan worden. Uit de brieven van verzoeker kan worden opgemaakt dat verzoeker op dit punt onvolledig is voorgelicht.

DE AMBTENAAR VAN DE KONINKLIJKE MARECHAUSSEE HEEFT VERZOEKER VERTELD DAT DE LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ HEM OOK WEER MEE TERUG NAAR MALLORCA ZOU MOETEN NEMEN.

Uit de verklaring van de betrokken ambtenaar is gebleken dat deze in de eerste plaats heeft verteld dat verzoeker niet zou worden onderworpen aan een paspoortcontrole op Schiphol. Verder heeft hij duidelijk gemaakt dat de luchtvaartmaatschappij steeds zelf bepaalt of zij een passagier die niet in het bezit is van een paspoort, mee aan boord wil nemen. Verzoeker geeft in zijn klachtbrief echter aan dat de ambtenaar gezegd zou hebben dat Transavia hem ook weer mee terug diende te nemen. In de klachtbeantwoording is uitgegaan van de verklaring van de ambtenaar zoals die in het onderzoeksrapportage van de Koninklijke Marechaussee is opgenomen. Het lijkt mij aannemelijk om van deze verklaring uit te gaan, aangezien bij de ambtenaren algemeen bekend is dat, hoewel er binnen het Schengengebied geen grenscontroles worden uitgevoerd, een luchtvaartmaatschappij altijd van haar passagiers verlangt dat een paspoort kan worden overlegd.

Aangezien de verklaring die verzoeker stelt te hebben gekregen minder aannemelijk werd geacht, is in deze een inhoudelijk oordeel gegeven op grond van de verklaring die de ambtenaar zelf heeft afgelegd. Indien beide verklaringen even aannemelijk zouden zijn geweest, zou het klachtonderdeel niet zijn beoordeeld.

DE KONINKLIJKE MARECHAUSSEE WILDE NIET GARANT STAAN VOOR EEN MOGELIJKE BOETE.

Wat betreft de eventuele garantstelling door de Koninklijke Marechaussee deel ik u het volgende mee. Deze garantstelling valt, nu het al dan niet accepteren van een passagier door een luchtvaartmaatschappij een aangelegenheid is van die luchtvaartmaatschappij en die passagier, niet onder de verantwoordelijkheid van de Koninklijke Marechaussee. Zoals hierboven is uiteen gezet heeft Transavia verzoeker, zonder identiteitsbewijs, en dus in strijd met haar eigen regels, naar Nederland laten reizen. Vervolgens heeft Transavia geweigerd om verzoeker mee terug te nemen naar Mallorca. Overigens worden garantstellingen doorgaans alleen gevraagd van passagiers en is het dus ongebruikelijk een garantstelling van de Koninklijke Marechaussee te vragen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat verzoeker op zijn heenreis zonder paspoort en zonder garantstelling door de luchtvaartmaatschappij is geaccepteerd. Het is daarom merkwaardig dat hij op zijn terugreis wél een garantstelling nodig had.

DE KONINKLIJKE MARECHAUSSEE HEEFT VERZOEKER NAAR DEN HAAG GESTUURD.

Verzoeker had aangegeven dat hij woonachtig was in het buitenland, op Mallorca. Op grond van dit gegeven heeft de betrokken ambtenaar hem doorgestuurd naar de gemeente Den Haag. Ingevolge artikel 7 van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 verricht de burgemeester van Den Haag handelingen die hij ingevolge de Paspoortwet en artikel 6 dient te verrichten tevens ten behoeve van personen die niet als ingezetene in de basisadministratie van een gemeente zijn ingeschreven.

TEN SLOTTE

U verzoekt op de hoogte te worden gebracht van de inhoud van de eventuele gesprekken inzake het probleem van de Koninklijke Marechaussee van het geen toegang hebben tot de gemeentelijke basisadministratie. Voorts wilt u graag weten wanneer deze gesprekken hebben plaats gevonden, dan wel plaatsvinden teneinde de Koninklijke Marechaussee toegang te verschaffen tot de gemeentelijke basisadministratie. Aangezien deze discussie op verschillende niveaus wordt gevoerd en het bovendien een beleidstechnisch onderwerp betreft, kan ik u op dit moment nog geen informatie verschaffen. Zodra een reactie van de verschillende afdelingen binnen is, zal ik u hieromtrent nader berichten.”

2. Bij deze reactie bevonden zich onder meer als bijlage een rapport van de Brigadecommandant A. aan de Commandant van de Koninklijke Marechaussee, district Schiphol van 6 januari 2003. In dit rapport is onder meer het volgende opgenomen:

“De klacht omvat het verkrijgen van onjuiste informatie van de Koninklijke Marechaussee i.v.m. de aanvraag van een noodpaspoort voor een terugreis naar Palma (Mallorca), Tevens wordt een verzoek om compensatie ingediend.

Uit het door mij ingestelde onderzoek is het navolgende gebleken,

• Het paspoort van klager was sedert 28-07-02 niet meer in zijn bezit. Hij heeft hiervan op 03-08-02 aangifte gedaan bij het politieregiokorps Utrecht. Het paspoort was geldig tot 07-10-02;

• In de Paspoort Uitvoeringsregeling Nederland (PUN) is in hoofdstuk I in de artikelen 7 en 8 en in hoofdstuk X, artikel 76 (zie Achtergrond onder 5.; N.o.) bepaald hoe ten aanzien van personen die niet als ingezetene in de basisadministratie van een gemeente zijn opgenomen dient te worden gehandeld;

• De burgemeester van Den Haag verricht overeenkomstig artikel 7 van de Paspoort Uitvoeringsregeling Nederland (PUN) handelingen die hij ingevolge de wet en artikel 6 dient te verrichten tevens ten behoeve van personen die niet als ingezetene in de basisadministratie van een gemeente zijn opgenomen;

• De burgemeester die niet bevoegd is tot het in ontvangst nemen van de aanvraag verwijst overeenkomstig artikel 8 van de Paspoort Uitvoeringsregeling Nederland (PUN) de betrokken persoon terstond naar de burgemeester die ingevolge de wet en de artikelen 6 en 7 van deze regeling daartoe wel bevoegd is;

• De burgemeester van Den Haag verschaft zich, overeenkomstig artikel 76 van de Paspoort Uitvoeringsregeling Nederland (PUN) zoveel mogelijk overeenkomstig het bepaalde in het tweede en derde hoofdstuk, de nodige zekerheid over de identiteit en de nationaliteit van een aanvrager, die stelt niet als ingezetene in de basisadministratie te zijn ingeschreven, aan de hand van het door de aanvrager overgelegde reisdocument en eventuele andere bewijsstukken;

• Indien onvoldoende zekerheid bestaat over de juistheid van de door de aanvrager gedane mededeling dat hij niet als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven, dan wel over de identiteit of de nationaliteit van dé aanvrager, wordt de betrokken persoon, indien deze op korte termijn over een reisdocument moet beschikken, door de burgemeester doorverwezen naar een autoriteit die bevoegd is tot de verstrekking van nooddocumenten;

• De Koninklijke Marechaussee Schiphol is bevoegd tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor en verstrekking van noodpaspoorten, Zij dient daarbij volgens de Paspoort Uitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 2001 (PUKMar) te handelen;

• In de PUKMar, artikel 8 is de aanspraak geregeld en in artikel 9 van de PUKMar is de vaststelling van de identiteit en nationaliteit geregeld. In artikel 10 van de PUKMar is geregeld dat bij onvoldoende vaststelling van aanspraak dan wet vaststelling identiteit en/of nationaliteit een aanvraag voor een noodpaspoort niet in behandeling mag worden genomen;

• Klager had vóór vertrek naar Nederland een aanvraag moeten indienen voor een paspoort dan wel een nooddocument bij de Nederlandse vertegenwoordiger in het buitenland (hij is immers woonachtig in het buitenland);

• Klager had, eenmaal in Nederland, overeenkomstig artikel 37 PUN middels een spoedprocedure een aanvraag kunnen indienen voor een regulier paspoort bij de gemeente Den Haag (zie artikel 7 PUN). Klager heeft daar de gelegenheid toe gehad (28 juli tot 2 respectievelijk 5 augustus);

klager is echter op 28 juli 2001 "op goed geluk" naar de luchthaven te Palma afgereisd en is door de luchtvaartmaatschappij Transavia, zonder reisdocument, meegenomen naar Nederland. Het daarbij volgens klager door Transavia gegeven advies om in Nederland te verifiëren of klager zonder reisdocument terug mocht reizen naar Palma, is onjuist, zeker in het licht van de latere weigering om klager weer mee terug te vervoeren naar de plaats van herkomst (Palma);

• Transavia heeft klager omgeboekt voor een vlucht op maandag 5 augustus terwijl klager op het moment van omboeken nog niet steeds beschikte over een reisdocument. Ik kan mij voorstellen dat hierdoor enige verwachting bij klager zou kunnen zijn gewekt. Dit was naar mijn mening dan ook een lichtelijk voorbarige omboeking;

• bij de aanvraag voor een noodpaspoort te Schiphol op 02-08-02, kon klager zijn nationaliteit niet aantonen. Ook ontbrak een proces-verbaal van vermissing (zie verklaring M.). De aangifte werd pas op 03-08-02 gedaan te Utrecht;

• Er is gehandeld overeenkomstig de PUKMar: klager maakte niet aannemelijk dat zijn reis geen uitstel gedoogde (art 8) en kon zijn nationaliteit niet aantonen (artikel 9), waarop zijn aanvraag terecht niet in behandeling mocht worden genomen (artikel 10). Hij werd verwezen naarde gemeente 's Gravenhage (artikel 7 PUN);

• Pas toen vaststond dat de gemeente 's Gravenhage klager niet kon helpen (men beschikte daar volgens klager niet over de vereiste persoonsgegevens), en klager inmiddels in het bezit was van een uittreksel uit het gemeentelijke basisadministratie waarop zijn nationaliteit stond kon en mocht zijn aanvraag in tweede aanleg wel behandeling worden genomen. De vaststelling van zijn nationaliteit was essentieel.

• Aan klager is op 5 augustus 2002 daadwerkelijk een noodpaspoort verstrekt waardoor hij kon reizen.

Het is niet goed te verklaren waarom Transavia klager wel heeft meegenomen van Palma naar Nederland (zonder voorafgaande schriftelijke verklaring/goedkeuring van de Koninklijke Marechaussee) maar hem niet mee terug wenste te nemen, anders dan met een door de Koninklijke Marechaussee opgestelde verklaring.

non)acceptatie op een vlucht is een aangelegenheid tussen passagier en vervoerder;

het behoort tot de verantwoordelijkheid van buitenlandse grensautoriteiten om toestemming te geven of iemand zonder reisdocumenten dat land kan inreizen. Deze toestemming kan en mag de Koninklijke Marechaussee voor een reis Palma uiteraard niet geven;

het is te doen gebruikelijk dat luchtvaartmaatschappijen van passagiers een verklaring vragen om eventuele boetes/claims af te kunnen wenden. Of dit in dit geval ook zo is, maar door klager wordt vertaald naar een door de Koninklijke Marechaussee te ondertekenen verklaring, is niet bekend.

In ben het niet eens met de bewering van klager dat hij - zoals hij schrijft - zo verantwoord mogelijk heeft gehandeld. Hij had naar mijn mening vóór aanvang van de heenreis reeds in het bezit moeten zijn geweest van een geldig reisdocument.

De gemeente Den Haag heeft klager niet van een reisdocument voorzien. Dit had naar mijn mening wel plaats kunnen vinden (Zie PUN).

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken/BPR heeft gemeentes ook (meermalen) verzocht om burgers van de juiste informatie en documentatie te willen voorzien t.b.v. de aanvraag van een nooddocument (zie bijlagen). De Koninklijke Marechaussee is niet aangesloten op enige Gemeente Basis Administratie (GBA) zodat verificatie altijd telefonisch en per fax dient te geschieden.

Naar mijn mening is ook geen onjuiste Informatie gegeven. De Koninklijke Marechaussee heeft klager terecht doorverwezen naar de gemeente 's Gravenhage (zie artikel 7 PUN en artikel 8 lid 1, onder b, PUKMar.

De wmr B. - klager noemt hem "(…), the man on duty" - heeft in eerste aanleg verwezen naar de luchtvaartmaatschappij. Later die dag is hij met klager zelfs meegegaan naar de luchtvaartmaatschappij (zie zijn verklaring).

Klager is en blijft overigens zelf verantwoordelijk om te beschikken over een geldige reisdocument. Alle geclaimde kosten zijn onterecht, absurd en buiten proporties en zijn het gevolg van het "op goed geluk" vertrekken uit Palma zonder enig reisdocument en het meenemen van klager door Transavia naar Amsterdam en de daarop volgende weigering van Transavia om hem weer terug te vervoeren naar Palma.

Reizigers binnen de landen van de Schengenovereenkomst zijn normaliter uitgezonderd van de paspoortcontrole (art 2 lid 1 SUO). Dit ontheft personen van het ene Schengenland echter niet van de verplichting om in het andere Schengenland te moeten beschikken over een geldig identiteitsbewijs (zie artikel 2 lid 3 SUO In de bijlagen).

De maatschappij is verplicht om een persoon weer mee terug te voeren naar de plaats van herkomst of naar een plaats waar diens toelating is gewaarborgd, Indien deze persoon de toegang was geweigerd. Binnen Schengen kan men niet weigeren. Klager was op de inreis ook niet geweigerd.

Naar mijn mening zou de klacht eventueel moeten worden doorverwezen naar Transavia. Deze luchtvaartmaatschappij heeft er mede toe bijgedragen dat klager in Nederland was gekomen zonder reisdocument.”

3. Bij de reactie van de minister bevond zich ook een ongedateerd rapport van betrokken ambtenaar B. In dit rapport is onder meer het volgende opgenomen:

“Op vrijdag 2 augustus 2002, was ik werkzaam op de Schengendoorlaatpost 1.1.

Hier kreeg ik telefonisch een vraag van (verzoeker; N.o.), die mij zijn situatie voorschreef. Hij was een paar dagen geleden vanuit Spanje, waar hij woonachtig is, naar Nederland gevlogen zonder paspoort. Zijn vraag was of er problemen zouden zijn voor zijn terugreis, later die dag, naar Spanje. Allereerst heb ik tegen (verzoeker; N.o.) gezegd dat hij, op Schiphol geen paspoortcontrole zou krijgen, en dat de vliegtuigmaatschappij bepaalt om hem mee te nemen of niet. Ik heb tegen de heer (verzoeker; N.o.) gezegd dat hij eerst even contact op moest nemen met de vliegtuigmaatschappij, omdat die hem zonder paspoort hebben meegenomen, en als er daarna nog vragen of onduidelijkheden waren dat bij dan nog even met ons contact op moest nemen. Zodat we hem verder konden helpen

Mijn dienst zat er om 14.00 uur op, maar omdat ik mijn tas vergeten was, was ik rond 18.00 uur bij bureau nooddocumenten, waar (verzoeker; N.o.) ook aanwezig was. Ik ben met hem naar de desbetreffende vliegtuigmaatschappij gegaan om hem alsnog aan boord te krijgen. Maar helaas lukte mij dit ook niet, de vliegtuigmaatschappij wilde hem niet nog eens zonder paspoort aan boord hebben.”

4. Bij de reactie van de minister bevond zich verder een rapport van betrokken ambtenaar M. van 13 december 2002. In dit rapport is onder meer het volgende opgenomen:

“Op vrijdag 02 augustus 2002 bevond ik, M., opperwachtmeester der Koninklijke marechaussee, mij op het bureau nooddocumenten gelegen in de Vertrekhal 1 van de Luchthaven Schiphol.

Op datum en plaats voornoemd vervoegde zich bij mij een persoon welke mij mededeelde dat hij niet in het bezit was van een reisdocument en dat hij dezelfde dag met de Transavia naar Las Palmas zou vliegen. Tevens deelde hij mij mede dat de Transavia hem op de heenreis zonder geldig reisdocument geaccepteerd had. Klager was namelijk woonachtig in Spanje. Klager kon aan mij niet zijn nationaliteit aantonen waardoor het voor mij niet mogelijk was om hem een nooddocument te verstrekken.

Klager is hierop naar de Transavia incheckbalie gegaan. Na een bepaalde tijd kwam klager terug naar het bureau nooddocumenten met de mededeling dat Transavia hem wel wilde meenemen wanneer wij, Koninklijke marechaussee, garant zouden staan voor de eventuele kosten welke Transavia zou maken als klager in Spanje geweigerd zou worden.

Ik heb klager hierop medegedeeld dat wij dat niet zouden doen omdat dit de verantwoordelijkheid is van Transavia. De klager was het hier blijkbaar niet mee eens want hij vond dat het voor ons een kleine moeite was om dit te regelen. Omdat ik klager niet kon helpen heb ik hem verwezen naar de Burgemeester van de gemeente Den Haag.”

5. Bij de reactie van de minister bevond zich voorts een kopie van een uittreksel uit de basisadministratie van de gemeente Amstelveen van 5 augustus 2002. Op dit uittreksel was verzoekers nationaliteit vermeld. Ook was een kopie van een aanvraag van verzoeker om een paspoort bijgevoegd van 7 oktober 1997, waarop een kopie van een pasfoto was te zien.

d. verklaring betrokken ambtenaar B.

In het kader van het onderzoek naar aanleiding van de klacht van verzoeker, verklaarde betrokken ambtenaar B op 13 april 2004 telefonisch tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman, voor zover van belang voor het onderzoek, het volgende over onder meer het gesprek met verzoeker op 2 augustus 2002:

“Verzoeker belde op vrijdagmiddag rond 13.00 uur op. Hij was vanuit Spanje met het vliegtuig naar Nederland gereisd zonder paspoort. Hij wilde weer terug naar Spanje. Hij vroeg mij wat hij kon doen. Ik heb hem gezegd dat de luchtvaartmaatschappij verantwoordelijk is, omdat deze hem zonder documenten (paspoort) heeft vervoerd naar Nederland, en deze maatschappij bepaalt of verzoeker mee kan of niet. Hij kon het beste contact opnemen met deze maatschappij. Als hij er met de luchtvaartmaatschappij niet uitkwam, kon hij weer contact met mij opnemen. Dat was het einde van het gesprek.

Het is niet gebruikelijk om algemene informatie te geven. Het is algemeen bekend dat iemand in het bezit moet zijn van een geldig grensoverschrijdingsdocument. Ik denk wel dat ik zoiets gezegd zou kunnen hebben als dat hij geen paspoortcontrole kreeg, dus dat het aan de luchtvaartmaatschappij is om te beslissen om hem mee te nemen of niet.

Verzoeker vertelde dat hij vaak vloog, en veel reisde. Ik weet niet of hij wist dat hij een geldig paspoort moest hebben.

Diezelfde middag, rond 17.00 uur, ben ik nog een uur bezig geweest om te proberen om verzoeker met het vliegtuig mee te krijgen, maar de luchtvaartmaatschappij wilde hem zonder paspoort alleen meenemen als de Koninklijke Marechaussee garant voor hem zou staan in verband met een eventuele boete. Dat doet de Koninklijke Marechaussee nooit, en dus ook nu niet. Ik weet niet of de maatschappij aan verzoeker heeft gevraagd om garant te staan.

De collega's die met verzoekers aanvraag om een noodpaspoort bezig waren hebben hem verwezen naar Den Haag. Zij hebben gekeken wat hij nodig had.”

e. telefonische mededeling betrokken ambtenaar M.

Betrokken ambtenaar M. deelde op 8 april 2004 telefonisch mee aan een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman dat hij zich meende te herinneren dat verzoeker een rijbewijs bij zich had.

f. Reactie verzoeker

Verzoeker reageerde op 10 mei 2004 telefonisch.

Hij deelde onder meer mee dat hij geen rijbewijs bij zich had, en dat hij alleen op basis van een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie een noodpaspoort had gekregen. De behandeling van deze aanvraag had ongeveer een half uur á drie kwartier geduurd.

Verzoeker bleef bij zijn standpunt dat betrokken ambtenaar B. had gezegd “als ze je heen meenemen moeten ze je ook mee terug nemen.” Hierbij was niet gezegd dat dit het geval zou zijn wanneer hem de toegang tot Nederland was geweigerd. B. had ook niet verwezen naar de luchtvaartmaatschappij. B. voelde zich duidelijk schuldig toen hij later terug kwam op Schiphol en bleek niet te kunnen vertrekken. B. had gezegd “sorry, sorry” en was zelfs nog meegegaan naar de luchtvaartmaatschappij om te proberen hem aan boord te krijgen. De chef van B. had tegen verzoeker gezegd: “u kunt de informatie wel (bij B.) gecheckt hebben, maar als die informatie fout is, kan ik u toch niet laten vertrekken”.

Verzoeker deelde verder mee dat de luchtvaartmaatschappij hem ongetwijfeld had gevraagd om zelf garant te staan, maar omdat hij vond dat de Koninklijke Marechaussee een fout had gemaakt, vond hij dat deze garant moest staan, en dat niet hijzelf enig risico hoefde te lopen.

Hij was ongeveer vijftig tot honderd keer met het vliegtuig naar Mallorca gereisd, en hij was nog nooit gecontroleerd. Soms moet hij bij het instappen een boarding- pas of een paspoort laten zijn. Bij het inchecken moest hij wel zijn paspoort laten zien.

Op de vraag om welke reden hij niet terecht kon bij de gemeente Den Haag voor een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie deelde verzoeker mee dat hij minder dan tien jaar geleden uit Nederland was vertrokken. Degenen die vóór 1993 uit Nederland waren vertrokken konden wel in Den Haag terecht. Bij de gemeente Amstelveen lag het uittreksel al voor hem klaar.

g. Reactie minister van Defensie

Op 19 december 2003 stelde de Nationale ombudsman de vraag of het feit dat de Koninklijke Marechaussee buiten kantooruren geen informatie kon krijgen uit de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens, als een probleem werd beschouwd en of dit onderwerp van bespreking was geweest.

2. Op 2 april 2004 reageerde de minister op deze vraag onder meer als volgt:

“De Koninklijke Marechaussee verstrekt momenteel op 8 plaatsen in Nederland nooddocumenten. Zeker buiten de reguliere kantooruren c.q. bereikbaarheidstijden van de gemeentehuizen, werkt het niet aangesloten zijn op de GBA, belemmerend voor het vaststellen van de nationaliteit en identiteit van aanvragers van nooddocumenten. Daarom vindt hieromtrent reeds enige tijd overleg plaats tussen de Staf van de Koninklijke Marechaussee en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. Omdat het uitgangspunt is om tot aansluiting van de Koninklijke Marechaussee op de GBA te komen, is op 24 maart j.l. afgesproken dat de praktische mogelijkheden van aansluiting nader zullen worden bezien. Zodra dit mag resulteren in feitelijke aansluiting op de GBA, zal ik u hiervan in kennis stellen.”

3. Op 2 april 2004 stelde de Nationale ombudsman nog een aantal nadere vragen. Op 10 mei 2004 beantwoordde de minister deze vragen onder meer als volgt:

• U verzoekt mij aan te geven of er stukken zijn van de behandeling van de klacht door de onafhankelijke Klachtencommissie.

Er zijn geen stukken voorhanden inzake de klachtbehandeling door de onafhankelijke Klachtencommissie. De secretaris van de Klachtencommissie past, indien nodig, naar aanleiding van het besprokene ter vergadering het concept aan. Dit klachtantwoord is conform het concept afgehandeld, wat inhoudt dat de Klachtencommissie van mening was dat geen inhoudelijke wijzigingen in het antwoord moesten worden opgenomen.

Verder wilt u weten of verzoeker een geldig rijbewijs bij zich had om zijn identiteit aan te tonen.

Indien dit niet het geval is wilt u weten hoe hij zijn identiteit dan heeft aangetoond. Mij is niet bekend of verzoeker een rijbewijs bij zich droeg. Bij de aanvraag voor een nooddocument heeft verzoeker zijn identiteit aangetoond middels het overleggen van een uittreksel uit de Gemeentelijke Basis Administratie.

• Ten slotte vraagt u mij aan te geven op welke wijze personen die in het NSIS staan gesignaleerd kunnen worden herkend wanneer deze personen op een intra-Schengenvlucht op de luchthaven Schiphol aankomen en dus geen persoonscontrole ondergaan.

Passagiers worden alleen bij inreis in het Schengengebied gecontroleerd in het NSIS. Eenmaal ingereisd in het Schengengebied geldt het recht op vrije beweging binnen dit gebied. Dit betekent dat passagiers die gesignaleerd staan in het NSIS op intra-Schengenvluchten niet zullen worden herkend.”

h. bezoek aan het bureau nooddocumenten van de Koninklijke Marechaussee te schiphol

Op 17 mei 2004 brachten twee medewerksters van het Bureau Nationale ombudsman een bezoek aan het Bureau Nooddocumenten van de Koninklijke Marechaussee op de luchthaven Schiphol. Zij spraken daar met een aantal ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee, alsmede met een medewerker van de back-office van het Bureau Nooddocumenten.

Tijdens het gesprek met ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee (KMar) werd door de Marechaussee, voor zover hier van belang, onder meer het volgende meegedeeld.

Algemeen

Op dit moment zijn ongeveer honderd ambtenaren bij toerbeurt werkzaam op het Bureau Nooddocumenten. Voorheen waren dat er 24. Naast de nooddocumenten heeft het bureau ook taken als visumverstrekking, visumverlengingen e.d. De verstrekking van nooddocumenten is dus maar een deel van het takenpakket. Bij het bureau zijn zowel ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee als burgers werkzaam, deze laatste vallen ook onder de verantwoordelijkheid van de Koninklijke Marechaussee. Het aantal aanvragen van nooddocumenten is de laatste tijd gedaald, het aantal verzoeken om verlenging is wel gestegen.

Volgens een ambtenaar kan de omstandigheid dat een grotere groep zich bezighoudt met de aanvragen om noodpaspoorten, mogelijk problemen opleveren op het gebied van de informatieverstrekking en de noodzakelijke kennis, wanneer hun opleiding onvoldoende uitgebreid is op dit punt.

Reizen binnen het Schengengebied

Benadrukt werd dat de luchtvaartmaatschappij degene is die het (nood)paspoort eist, niet de Koninklijke Marechaussee. Binnen het Schengengebied vindt namelijk geen grenscontrole plaats door de Koninklijke Marechaussee. De Marechaussee is de instantie die de aanvraag om een noodpaspoort behandelt. Luchtvaartmaatschappijen voeren geen grenscontrole, zij stellen zelfstandig vereisten over identiteitscontrole. Bij inchecken moet altijd een geldig identiteitsbewijs worden getoond. Binnen Schengen is dat geen grenscontrole, maar een identiteitscontrole. De naam op het ticket moet corresponderen met de naam in het paspoort. De luchtvaartmaatschappij bepaalt steeds zelf of zij iemand meeneemt of niet.

Bij ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee is algemeen bekend dat een luchtvaartmaatschappij altijd van haar passagiers verlangt dat een (nood)paspoort kan worden overgelegd.

Aansluiting op de Gemeentelijke Basisadministratie

Op dit moment is de Koninklijke Marechaussee voor de informatie uit de Gemeentelijke Basisadministratie geheel afhankelijk van de gemeenten. Als de Koninklijke Marechaussee per fax of telefonisch aan de gemeente om informatie vraagt kan het zijn dat de gemeente de informatie snel levert. Vaak reageert een gemeente meteen per fax, maar sommige gemeenten sturen de gevraagde informatie per post, die komt dan pas een paar dagen later aan. De gemeenten reageren op de manier die zij zelf gewenst achten, de Marechaussee heeft daar geen invloed op.

Overigens is het zo dat er wel eens via het informatiesysteem van de regiopolitie is geprobeerd informatie over de nationaliteit of de identiteit vast te stellen. Bijvoorbeeld omdat iemand daar recent een aangifte had gedaan en zich had gelegitimeerd. Dit is een uitzondering.

i. telefonische informatie van de gemeente den haag

Op 14 juni 2004 deelde een medewerkster van de Dienst Burgerzaken van de gemeente Den Haag mee dat een aanvraag om een paspoort van personen, wonend in het buitenland, die zich op dat moment in Nederland bevinden, altijd bij de gemeente Den Haag moet worden ingediend. Voor een dergelijke aanvraag heeft men een bewijs van uitschrijving nodig van de gemeente waar men het laatst is ingeschreven. Heeft iemand een uittreksel nodig uit de Gemeentelijke Basisadministratie, en is deze persoon na 1 oktober 1994 uitgeschreven uit een Nederlandse gemeente, dan moet dit uittreksel worden gevraagd bij die gemeente, en niet bij de gemeente Den Haag. De gemeente Den Haag vraagt deze gegevens niet zelf op.

Ook werd informatie verstrekt over de inhoud van de uittreksels uit de Gemeentelijke Basisadministratie. Men kan een uittreksel krijgen met een pasfoto, of waar de nationaliteit op staat vermeld of waar de gezagsverhouding met kinderen op staat vermeld, maar men moet daar wel specifiek naar vragen. De Koninklijke Marechaussee vraagt vaak om een uittreksel waar de nationaliteit op is vermeld, maar het vermelden van de gezagsrelatie is dus ook mogelijk. Sinds 3 mei 2004 is er een nieuw landelijk systeem. Op de nieuwe uittreksels uit de Gemeentelijke Basisadministratie staat vermeld de nationaliteit en de burgerlijke staat, of de gezagsrelatie. Ook in de gevallen dat mensen hun paspoort al de volgende dag nodig hebben wordt aangeraden om wel alvast een aanvraag in te dienen bij de gemeente, en met een kopie van de aanvraag een noodpaspoort aan te vragen bij de Koninklijke Marechaussee.

J. Nadere informatie Ministerie van Defensie

Op 17 september 2004 liet een medewerkster van het Ministerie van Defensie telefonisch weten dat inmiddels verdere uitvoering is gegeven aan het uitgangspunt om tot aansluiting van de KMAR op de Gemeentelijke Basisadministratie te komen. Ook de politie wil aansluiting op de Gemeentelijke Basisadministratie. Er zijn twee pilots gestart, te weten in Eindhoven en in Amsterdam, om te bezien of een online-aansluiting op de Gemeentelijke Basisadministratie mogelijk is.

Achtergrond

1. Uitvoeringsovereenkomst van Schengen

Artikel 2:

“1. De binnengrenzen mogen op iedere plaats, zonder dat personencontrole wordt uitgeoefend, worden overschreden.

2. Wanneer evenwel de openbare orde of de nationale veiligheid daartoe noopt, kan een Overeenkomstsluitende Partij, na raadpleging van de overige Overeenkomstsluitende Partijen, besluiten dat gedurende een beperkte periode aan de binnengrenzen aan de situatie aangepaste nationale grenscontroles worden uitgeoefend. Vergen de openbare orde of de nationale veiligheid dat onverwijld wordt opgetreden, dan treft de betrokken Overeenkomstsluitende Partij de nodige maatregelen, en stelt zij de overige Overeenkomstsluitende Partijen hiervan zo spoedig mogelijk in kennis.

3. De afschaffing van de personencontroles aan de binnengrenzen doet geen afbreuk aan het bepaalde in artikel 22, noch aan de uitoefening van politiebevoegdheden door de ingevolge de nationale wetgeving daartoe bevoegde autoriteiten van een Overeenkomstsluitende Partij binnen haar gehele grondgebied, noch aan krachtens de wetgeving van die Partij geldende verplichtingen houder te zijn van titels en documenten of om deze bij zich te hebben en te tonen.

4. De goederencontroles worden verricht overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van deze Overeenkomst.”

2. Paspoortwet

Artikel 26, derde lid

“Bevoegd tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor reisdocumenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder f en g, zijn Onze Minister en de door hem daartoe aangewezen autoriteiten, de Gouverneur van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba en de door hem na overleg met Onze Minister daartoe aangewezen autoriteiten en in het buitenland het hoofd van de daartoe aangewezen consulaire post.”

Artikel 28

“1. De in artikel 26 bedoelde autoriteit verschaft zich de nodige zekerheid over de identiteit en de nationaliteit van de aanvrager, en indien deze geen Nederlander is, tevens met betrekking tot diens verblijfstitel.

2. De aanvrager kan worden verzocht in verband met het in het eerste lid bedoelde onderzoek de nodige bewijsstukken over te leggen.

3. De aanvrager dient persoonlijk voor de bovenbedoelde autoriteit te verschijnen, tenzij zulks om zwaarwegende redenen niet van hem kan worden gevergd en de betreffende autoriteit van oordeel is dat op andere wijze voldoende zekerheid kan worden verkregen over de identiteit, de nationaliteit en de verblijfstitel van de aanvrager.”

3. Vreemdelingenbesluit 2000

Artikel 4.7

“De Nederlander die Nederland in- of uitreist, toont en overhandigt, desgevorderd, aan een ambtenaar, belast met de grensbewaking, het in zijn bezit zijnde reis- of identiteitspapier of maakt zo nodig op andere wijze zijn Nederlanderschap aannemelijk.”

4. Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 2001

Artikel 6, eerste lid

"Aangewezen tot het in ontvangst nemen van aanvragen voor en verstrekking van noodpaspoorten zijn de commandant van het District Koninklijke Marechaussee Schiphol en de commandanten van de navolgende brigades: Amsterdam-IJmond, Assen, Eindhoven, Hoek van Holland, Maastricht, Rotterdam-Airport en Twente."

Artikel 8

“1. Het verstrekken van een noodpaspoort dan wel het aanbrengen van een noodverlenging kan uitsluitend geschieden ten behoeve van een aanvrager, die:

a. voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn reis geen uitstel gedoogt, en

b. niet in staat moeten worden geacht op tijd een ander reisdocument te verkrijgen van de ten aanzien van hem tot verstrekking bevoegde autoriteit in Nederland.

2. In verband met het eerste lid kan van de aanvrager worden verlangd, dat hij reisbescheiden overlegt waaruit de spoedeisendheid van zijn reis kan worden afgeleid, zoals vlieg-, boot-,trein- of bustickets, hotelreserveringen en reisverzekeringen.”

Artikel 9

“1. Voor het verkrijgen van de nodige zekerheid over de identiteit van de aanvrager, alsmede over zijn Nederlanderschap (…), wordt gebruikgemaakt van het door hem overgelegde Nederlandse reisdocument en de gegevens die door hem bij de aanvraag zijn verstrekt.

2. Indien de aanvrager niet in staat is een eerder uitgereikt Nederlands reisdocument over te leggen, de in het overgelegde reisdocument vermelde gegevens afwijken van de gegevens die door de aanvrager bij de aanvraag zijn verstrekt, dan wel anderszins onvoldoende zekerheid bestaat over de identiteit of de nationaliteit van de aanvrager, wordt van de aanvrager verlangd dat deze andere wettige bewijsstukken overlegt, waaruit zijn identiteit en nationaliteit kunnen worden afgeleid.

3. Voor zover mogelijk vindt telefonisch of anderszins verificatie van de identiteit en de nationaliteit plaats bij de gemeente waar de betrokken aanvrager in de basisadministratie is ingeschreven.

4. In de aanvraag wordt vermeld dat de identiteit van de aanvrager is vastgesteld en met welke documenten of andere bewijsstukken de identiteitsvaststelling heeft plaatsgevonden.”

Artikel 10, eerste lid

“1. Een aanvraag waarbij door de aanvrager niet is voldaan aan het bepaalde in de artikelen 8 en 9 wordt niet in behandeling genomen.”

Artikel 11

“1. Aan een persoon die voldoet aan de in artikel 8, 9 en 10 gestelde voorwaarden en geen dan wel slechts een door tijdsverloop ongeldig geworden Nederlands reisdocument kan overleggen, wordt een noodpaspoort verstrekt.

2. Het noodpaspoort is een jaar geldig of zoveel korter als mogelijk, afhankelijk van de duur van de reis, alsmede de door het land van bestemming en de landen van doorreis vereiste minimale geldigheid van het reisdocument na binnenkomst, dan wel vertrek van de houder.

3. Het noodpaspoort is geldig voor alle landen.”

Artikel 16

“1. Indien een eerder uitgereikt Nederlands reisdocument is vermist of op andere gronden dan ingevolge de wet door een daartoe bevoegde autoriteit is ingenomen, wordt dit gegeven, alsmede het nummer van het desbetreffende reisdocument en de autoriteit die het heeft verstrekt, in de aanvraag voor een noodpaspoort vermeld. Indien deze gegevens op het moment van de aanvraag niet voorhanden zijn, wordt hiernaar zo mogelijk een gericht onderzoek ingesteld.

2. De ingevolge artikel 31, eerste lid, van de wet door de aanvrager af te leggen schriftelijke verklaring omtrent de vermissing geschiedt ten overstaan van de daartoe aangewezen ambtenaar (…). De gewaarmerkte kopie van het proces-verbaal dat terzake van de vermissing is opgemaakt door de plaatselijke politie, dan wel de ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee in zijn hoedanigheid van opsporingsambtenaar van de politie, vormt een integraal onderdeel van de schriftelijke verklaring omtrent de vermissing en wordt aan deze verklaring toegevoegd.

3. De daartoe aangewezen ambtenaar maakt een kopie van de door de aanvrager over te leggen schriftelijke verklaring omtrent de inname van zijn reisdocument als bedoeld in artikel 31, vierde lid, van de wet.

4. De schriftelijke verklaring omtrent de vermissing en de bijgevoegde kopie van het proces-verbaal, bedoeld in het tweede lid, dan wel de kopie van de schriftelijke verklaring omtrent de inname, bedoeld in het derde lid, worden bewaard in de reisdocumentenadministratie.

5. Van de vermissing of de inname van een Nederlands reisdocument als bedoeld in het eerste lid wordt terstond melding gemaakt aan de Dienst Nationale Recherche Informatie van het Korps Landelijke Politie Diensten (…).”

5. Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001

Artikel 6

“De burgemeester neemt ten behoeve van personen die als ingezetene in de basisadministratie van zijn gemeente zijn ingeschreven naast de in de wet genoemde gevallen tevens de aanvragen in ontvangst voor en gaat over tot verstrekking van:

a. faciliteitenpaspoorten;

b. tweede paspoorten.”

Artikel 7

“De burgemeester van Den Haag verricht de handelingen die hij ingevolge de wet en artikel 6 dient te verrichten tevens ten behoeve van personen die niet als ingezetene in de basisadministratie van een gemeente zijn ingeschreven.”

Artikel 37

“1. De aanvrager kan verzoeken om een versnelde uitreiking van het aangevraagde reisdocument dan wel om een versnelde plaatsing van een bijschrijvingssticker in zijn reisdocument, mits hij aangeeft daarbij een dringend belang te hebben.

2. Indien de aanvrager verzoekt om de versnelde uitreiking van het aangevraagde reisdocument dan wel om de versnelde plaatsing van een bijschrijvingssticker in zijn reisdocument, wordt in de aanvraag voor het reisdocument en in de eventuele aanvragen voor de gelijktijdige bijschrijving van kinderen in dat reisdocument dan wel in de aanvraag voor de bijschrijvingssticker, een vermelding opgenomen waaruit blijkt dat het een spoedopdracht betreft.

3. In het geval van een spoedopdracht draagt de burgemeester er zorg voor dat de aanvraag nog dezelfde dag vóór 16.00 uur de leverancier bereikt, opdat het uit te reiken reisdocument dan wel de te plaatsen bijschrijvingssticker de daarop volgende werkdag op het reguliere tijdstip, doch uiterlijk 16.00 uur, op de uitgiftelocatie kan worden afgeleverd.”

Artikel 76

“1. De burgemeester van Den Haag verschaft zich, zoveel mogelijk overeenkomstig het bepaalde in het tweede en derde hoofdstuk, de nodige zekerheid over de identiteit en de nationaliteit van een aanvrager, die stelt niet als ingezetene in de basisadministratie te zijn ingeschreven, aan de hand van het door de aanvrager overgelegde reisdocument en eventuele andere bewijsstukken.

2. Indien onvoldoende zekerheid bestaat over de juistheid van de door de aanvrager gedane mededeling dat hij niet als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven, dan wel over de identiteit of de nationaliteit van de aanvrager, wordt de betrokken persoon, indien deze op korte termijn over een reisdocument moet beschikken, doorverwezen naar een autoriteit die bevoegd is tot de verstrekking van nooddocumenten.

3. De vaststelling van de identiteit en de nationaliteit van de echtgenoot, echtgenote of geregistreerd partner dan wel de gewezen echtgenoot, echtgenote of geregistreerd partner van de aanvrager, respectievelijk van een wettelijke vertegenwoordiger die een verklaring van toestemming moet overleggen, geschiedt op de in het eerste en tweede lid vermelde wijze, voor zover de betrokken persoon niet als ingezetene in een basisadministratie is ingeschreven.”

6. Operationele Instructie III-46-A

In deze Instructie is onder meer het volgende opgenomen:

3. BASIS

Basis voor deze instructie is de Paspoort Uitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 2001 (verder te noemen PU-KMar), opgenomen in het Handboek Wet- en Regelgeving Reisdocumenten, uitgegeven door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op 17 september 2001.

Doel van deze operationele instructie:

"Om te dienen als aanvulling op de PU-KMar 2001 en op een aantal onderdelen waar de Koninklijke Marechaussee op grond van haar organisatiestructuur afwijkt van andere instanties die belast zijn met de afgifte van reisdocumenten".

(…)

4. VERSTREKKINGSVOORWAARDEN NOODPASPOORTEN / AANBRENGEN NOODVERLENGINGEN

Alvorens een noodpaspoort af te kunnen geven of om in aanmerking te komen voor een noodverlenging dient de aanvrager aan de volgende voorwaarden te voldoen:

1 - het kunnen aantonen van de NOODZAAK van een NIET uit te stellen reis.

2 - de Identiteit en Nederlandse nationaliteit kunnen aantonen.

Alhoewel de ambtenaar belast met de beslissing tot verstrekking van het noodpaspoort / noodverlenging, binnen alle redelijkheid, de aanvraag dient te beschouwen, laat artikel 16, §3 Andere reisdocumenten, 1e lid van de paspoortwet er geen twijfel over bestaan dat de bewijslast bij de aanvrager ligt m.b.t. de hier bovengenoemde 2 (twee) voorwaarden. Kortom de aanvrager zal zijn/haar aanvraag zelf voldoende moeten kunnen onderbouwen, door zijn/haar identiteit en Nederlandse nationaliteit te bewijzen en tevens de zwaarwegende belangen van zijn/haar reis moet kunnen aantonen. Zie hiervoor de artikelen 8 en 9 van de PU-KMar. In artikel 8, lid 2, kan het voorhanden hebben van bijvoorbeeld een reisbiljet daartoe een bijdrage leveren. Deze dienen uiteraard goed gelezen en geïnterpreteerd te worden te worden, want frequent reizende mensen sluiten een reisverzekering af voor 'n heel jaar...

Tevens dient aan de ambtenaar aan wie de aanvraag voor een noodpaspoort wordt voorgelegd, indien dit van toepassing is, een proces-verbaal van vermissing te worden overlegd opgemaakt door de politie of Koninklijke Marechaussee (zie artikel 31 paspoortwet en art. 16 lid 2, PU-KMar). Dit vormt tezamen met het model formulier C2 een integraal onderdeel van de schriftelijke verklaring omtrent vermissing.

In geval van vermist /vergeten kan NIET worden volstaan met alleen het C2 formulier op te maken. Ook hier dient dus een PV te worden opgemaakt.

Noodverlenginq of noodpaspoort

Een noodverlenging aanbrengen gaat BOVEN het verstrekken van een noodpaspoort. Dus een noodpaspoort wordt eerst dan afgegeven als er geen mogelijkheid meer is tot het aanbrengen van een noodverlenging. Let op: een noodverlenging mag alleen worden aangebracht in een nog geldig reisdocument.

(…)

5. VASTSTELLING IDENTITEIT en NATIONALITEIT AANVRAGER en verstrekking aan kinderen.

De nationaliteit en identiteit van de aanvrager wordt gecontroleerd aan de hand van overgelegde bewijsstukken. Het enige document dat zondermeer de identiteit en Nederlandse nationaliteit van de aanvrager bewijst is zijn/haar geldige Nederlandse nationale paspoort of Nederlandse identiteitskaart.

De identiteitskaart kan probleemloos worden geaccepteerd als het een aanvraag betreft voor een noodpaspoort om te kunnen reizen naar een ander land dan genoemd op de identiteitskaart.

Een geëxpireerd Nederlands nationale paspoort of geëxpireerde Nederlandse identiteitskaart is in formele zin geen bewijs om het Nederlanderschap aan te tonen. In alle redelijkheid dient dit toch te worden aanvaard als een document waarmee de identiteit en nationaliteit van de aanvrager kan worden vastgesteld als bedoeld in art. 9 van de PUKMar.

In deze gevallen dient dus een en ander goed te worden afgewogen. Daartoe is de tijdsduur van het geëxpireerd zijn van het document mede bepalend. Hoe korter het paspoort of identiteitskaart verlopen is des te aannemelijker zou het kunnen zijn dat de aanvrager nog steeds de Nederlandse nationaliteit bezit.

(…)

De vaststelling van de identiteit in Nederland kan ook middels overlegging van het Nederlandse rijbewijs geschieden. Dit zegt echter niets over de nationaliteit. Dit betekent. dat naast het rijbewijs, altijd aanvullend schriftelijk bewijs noodzakelijk is en een kopie gevoegd dient te worden bij het aanvraagformulier.

Dit aanvullende schriftelijke bewijs kan een zeer recent uittreksel uit het bevolkingsregister zijn.

Een ouder uittreksel uit het bevolkingsregister kan namelijk betekenen dat de aanvrager dit al enige tijd, voor iets anders, in zijn/haar bezit heeft. Bovendien kan de conclusie ook nog zijn dat hij/zij een spoedprocedure kan kunnen starten.

Andere wettelijke bewijsstukken (artikel 9, 2e lid van de PU-KMar) kan alleen maar een geboorteakte zijn. Deze en andere originele schriftelijke stukken dienen sfeer kritisch te worden beschouwd.

Met kopieën van documenten dient uiteraard de grootst mogelijke voorzichtigheid te worden betracht. Dit omdat nooit met zekerheid kan worden nagegaan of het gekopieerde document gemanipuleerd werd vóórdat het gekopieerd werd!

Bij twijfel en in zwaarwegende gevallen vindt verificatie identiteit en nationaliteit plaats in de gemeentelijke basisadministratie; de gemeentelijke basisadministratie waar de aanvra(a)ger/ster is ingeschreven.

Let wel: buiten de openingstijden van gemeenten, in de weekenden en op feestdagen is natrekking gegevens niet mogelijk.

Noodverlengingen

De criteria voor het in aanmerking komen voor een noodverlenging zijn dezelfde als voor het noodpaspoort: de noodzaak van een niet uit te stellen reis moet aangetoond kunnen worden.

Een noodverlenging kan alleen aangebracht worden in een nog niet verlopen nationaal, zaken, faciliteiten en tweede paspoort.”

7. Tekst op de website www.schiphol.nl van Amsterdam Airport Schiphol

Deze tekst luidt op 10 juni 2004 onder meer als volgt:

“De Koninklijke Marechaussee kan in uitzonderlijke gevallen een noodverlenging aanbrengen of een noodpaspoort verstrekken indien aan strikte voorwaarden wordt voldaan. Het is niet zo dat iedereen altijd in aanmerking komt voor een noodpaspoort. Elke aanvraag wordt afzonderlijk beoordeeld.

U moet in ieder geval met een aantal zaken terdege rekening houden:

(…)

• De Koninklijke Marechaussee verstrekt alleen een noodpaspoort. Dit is een tijdelijk reisdocument met een zeer beperkte geldigheidsduur, is geen gewoon paspoort en kan niet dienen als legitimatiebewijs !

• Een noodverlenging kan alleen worden aangebracht in een nationaal paspoort dat nog niet verlopen is. Deze verlenging geldt tevens voor de in dat document vermelde kinderen. Worden kinderen gedurende de verlenging 16 jaar dan dienen zij over een eigen paspoort te beschikken.

• (…)

U dient zelf de noodzaak van de niet uit te stellen reis aan te tonen en dit d.m.v. bewijsstukken (ticket e.d.) te staven

U dient zelf uw identiteit EN nationaliteit aan te kunnen tonen met wettige bewijsmiddelen.

• (…)

• Een kopie van een document wordt niet geaccepteerd.

• Alleen een enkel uittreksel van het bevolkingsregister met daarop uw nationaliteit is onvoldoende, maar kan wel dienen als aanvullende informatie bij een geldig rijbewijs.

• Indien U uw paspoort kwijt bent of vergeten bent of gestolen is dient U een gewaarmerkt proces-verbaal van vermissing, opgemaakt bij de politie, te overleggen. Dit paspoort verliest hiermee zijn geldigheid, wordt als vermist/gestolen gesignaleerd en mag niet meer gebruikt worden. Indien U uw paspoort dus thuis vergeten bent, ga het dan zeker eerst halen en verzet uw vlucht!

• Telefonische toezeggingen worden niet gedaan. U kunt geen recht ontlenen aan telefonische informatie van wie dan ook!

De aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de overgelegde bewijsstukken.

• De Koninklijke Marechaussee aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid indien de reis niet of niet tijdig kan doorgaan omdat uw aanvraag niet in behandeling wordt genomen vanwege het ontbreken van de nodige zekerheid m.b.t. noodzaak reis, identiteit of nationaliteit, of indien men geacht wordt om op tijd bij eigen gemeente een reisdocument te verkrijgen, of vanwege de drukte bij Bureau Nooddocumenten.

• Verificatie bij de gemeente is alleen mogelijk tijdens kantooruren!

• Verificatie bij een Nederlandse consulaire post in het buitenland is afhankelijk van de openingstijden en het tijdsverschil

• Indien U geen bewijsstukken kunt overleggen en bij geen enkele gemeente staat ingeschreven, is verificatie onmogelijk. Uw aanvraag mag dan niet in behandeling worden genomen

Bij onvoldoende zekerheid omtrent aanspraak, identiteit of nationaliteit, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Indien u voldoet aan de voorwaarden voor het aanvragen van een nooddocument kunt u dit aanvragen/kopen bij het Bureau Nooddocumenten van de Koninklijke Marechaussee. Het Bureau Nooddocumenten bevindt zich in Vertrekhal 1 bij de ticketcontrole en is 24 uur per dag geopend. Het nooddocument kost EUR 36,18.

Bij het laten maken van een nooddocument kunnen er wachttijden optreden. Pasfoto's kunt u laten maken op Schiphol Plaza.

Bel voor meer informatie met de Koninklijke Marechaussee op Schiphol: +31 (0)20 - 603 8692.”

8. Wet Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens:

Artikel 28, in werking getreden op 1 oktober 1994:

“Degene die is ingeschreven in een basisadministratie, blijft na zijn vertrek uit Nederland of na zijn overlijden ingeschreven in de basisadministratie van de gemeente waarin hij bij dat vertrek of bij dat overlijden was ingeschreven.”

9. Algemene wet bestuursrecht:

Artikel 9:11:

“1. Het bestuursorgaan handelt de klacht af binnen zes weken, of - indien afdeling 9.3 van toepassing is - binnen tien weken na ontvangst van het klaagschrift.

2. Het bestuursorgaan kan de afhandeling voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.”

10. Schadevergoeding

In het geval van een klacht over een besluit van een bestuursorgaan tot afwijzing van een verzoek om schadevergoeding dat kan worden onderworpen aan het oordeel van de bestuursrechter is de Nationale ombudsman niet bevoegd.

Staat bij zo'n klacht de weg naar de bestuursrechter niet open, zodat de Nationale ombudsman ter zake wel bevoegd is, dan stelt de Nationale ombudsman zich terughoudend op. In zo'n geval is immers de burgerlijke rechter de instantie die bij uitsluiting bevoegd is om bindend te beslissen over de vraag of, op grond van bepalingen van burgerlijk recht, het betrokken bestuursorgaan is gehouden om de gestelde schade te vergoeden.

Alleen wanneer in zo'n geval naar het oordeel van de Nationale ombudsman de aanspraak van betrokkene op schadevergoeding, gezien de gronden waarop deze aanspraak berust, zo evident juist is dat het betrokken bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn afwijzende besluit heeft kunnen komen, wordt dat besluit tot weigering van de gevraagde schadevergoeding aangemerkt als een niet-behoorlijke gedraging.

In de overige gevallen gaat de Nationale ombudsman ervan uit dat het in beginsel vrijstaat aan het betrokken bestuursorgaan om te betwisten dat het gehouden is tot het vergoeden van de gestelde schade, en om zich in verband daarmee op het standpunt te stellen dat de vraag naar die gehoudenheid - eventueel - moet worden beantwoord door de burgerlijke rechter. In die gevallen zal er voor de Nationale ombudsman geen reden zijn om het besluit tot weigering van de schadevergoeding aan te merken als een niet-behoorlijke gedraging.

Instantie: Koninklijke Marechaussee

Klacht:

Onjuiste informatie verstrekt over mogelijkheid om zonder paspoort terug te reizen naar Spanje;.

Oordeel:

Geen oordeel

Instantie: Koninklijke Marechaussee

Klacht:

Onjuiste informatie verstrekt over vraag bij welke gemeente een uittreksel uit bevolkingsregister moest worden gevraagd; trage afhandeling van klacht.

Oordeel:

Gegrond