2017/077 Geen thuis zonder Nederlands paspoort

Onderzoek

Op 15 juni 2007 werd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan ongeveer 27.000 voormalig asielzoekers ambtshalve een reguliere verblijfsvergunning verstrekt. Deze groep had voor de invoering van de Nieuwe Vreemdelingenwet in 2001 asiel gevraagd, maar was nog niet in het bezit van een asielvergunning. Om deze mensen duidelijkheid te geven en zicht te geven op het opbouwen van een bestaan, werd besloten tot dit generaal pardon (de Regeling Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet (Ranov)). Een deel van deze groep asielzoekers was ten tijde van het pardon niet in het bezit van documenten die de nationaliteit en identiteit konden aantonen, maar ook die asielzoekers werden in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning waarbij genoegen werd genomen met een eigen verklaring over de identiteit en nationaliteit. Vanaf juni 2012, na vijf jaar in het bezit te zijn van een verblijfsvergunning, was het voor deze mensen mogelijk een naturalisatieverzoek in te dienen. Echter veel van de Ranov-vergunninghouders stuiten daarbij op problemen, omdat zij de daarvoor vereiste documenten niet kunnen overleggen. Dit betekent dat zij niet in aanmerking komen voor het Nederlanderschap.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie moet er volgens de ombudsman op toe zien dat de samenwerking tussen de IND en gemeenten verbetert, zodat nieuwe ontwikkelingen en informatie over bijv. probleemgebieden sneller en beter met elkaar gedeeld worden. Ook moet hij ervoor zorgen dat gemeenten en gespecialiseerde medewerkers van de IND rechtstreeks in contact kunnen komen om individuele zaken waarin bewijsnood speelt inhoudelijk te kunnen bespreken.    

Minderjarigen kunnen niet zelfstandig een verzoek om naturalisatie indienen. Wordt het verzoek van de ouders afgewezen, dan wordt automatisch ook het verzoek van de minderjarige afgewezen. Kinderen en jongvolwassenen zijn van hun ouders afhankelijk voor het verkrijgen van documenten. Tijdens het onderzoek bleek dat de IND de belangen en situatie van het individuele kind niet apart bekijkt. Terwijl zij op grond van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) recht hebben op een eigen belangenafweging (artikel 3), waarbij rekening wordt gehouden met hun recht op ontwikkeling, participatie, onderwijs, een identiteit en nationaliteit. 

De Kinderombudsman verzoekt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om ervoor te zorgen dat de belangen en de situatie van kinderen en jongvolwassenen apart en expliciet worden betrokken bij de beslissing op naturalisatieverzoeken en te verzekeren dat de belangen van kinderen en jongvolwassenen hierbij een eerste overweging vormen.