UWV stapt af van laagste beslagvrije voet bij meerdere beslagleggers

Op deze pagina

    Nieuwsbericht
    Vrouw op de bank met papieren

    Update 9 juli 2019: UWV stapt af van laagste beslagvrije voet bij meerdere beslagleggers

    UWV hanteert binnenkort niet langer de laagst berekende beslagvrije voet als meerdere partijen beslag leggen op een uitkering. In plaats daarvan zal UWV de beslagvrije voet aanhouden van de beslaglegger die de afdracht uit het beslag krijgt. Dat heeft UWV aan de Nationale ombudsman laten weten.

    In zijn rapport Overheidsinstanties moeten bij beslaglegging bestaansminimum garanderen uit 2017 signaleerde de ombudsman al dat mensen (ver) onder het bestaansminimum kunnen komen door het beleid van UWV om bij meerdere beslagleggers uit te gaan van de laagst berekende beslagvrije voet. Hij is aan de hand daarvan in gesprek gegaan met  UWV om een oplossing te zoeken. Ook in zijn rapport Invorderen vanuit het burgerperspectief uit februari 2019 drong hij ombudsman aan op een andere werkwijze. De ombudsman is blij dat UWV nu een volgende stap zet in het belang van de burger.

    Wat vooraf ging (21 december 2017): UWV en Belastingdienst moeten samenwerken om bestaansminimum te garanderen bij beslaglegging

    Het UWV en de Belastingdienst moeten er door goede samenwerking gezamenlijk voor zorgen dat mensen met schulden over een inkomen ter hoogte van het bestaansminimum kunnen blijven beschikken als er beslag wordt gelegd op hun uitkering. Dat schrijft de Nationale ombudsman, Reinier van Zutphen, in een rapport dat vandaag is verschenen. Doordat de Belastingdienst en het UWV niet voldeden aan het vereiste van goede samenwerking, moest een uitkeringsgerechtigde meerdere maanden onder het bestaansminimum leven.

    Wat is er aan de hand?

    Bij mensen met schulden mag de overheid beslag leggen op het inkomen. In de wet is geregeld dat de schuldenaar dan wel beschikking moet blijven houden over het deel van zijn inkomen dat hij minimaal nodig heeft voor levensonderhoud. Op deze zogenoemde beslagvrije voet mag geen beslag worden gelegd. De beslagvrije voet is geen vast bedrag: beslagleggers berekenen dit aan de hand van de persoonlijke situatie van de schuldenaar.

    In de zaak van het vandaag verschenen rapport legden eerst de Belastingdienst en later ook andere schuldeisers beslag op een uitkering. Elke instantie berekende daarbij een andere beslagvrije voet en de bedragen liepen ruim 600 euro uiteen. Het beleid van het UWV is dan om uit te gaan van de laagste beslagvrije voet en het deel daarboven aan de beslagleggers te betalen.

    Omdat de Belastingdienst de eerste beslaglegger was, ging al het ingehouden geld naar deze instantie. Dat gold dus ook voor het deel boven de door de Belastingdienst berekende beslagvrije voet. De Belastingdienst ontving daardoor meer dan de dienst volgens de eigen berekening zou moeten ontvangen. Bovendien leefde de uitkeringsgerechtigde hierdoor lange tijd onder het bestaansminimum. Toch was de Belastingdienst niet bereid om het te veel ontvangen geld terug te betalen. Daarop heeft de uitkeringsgerechtigde de Nationale ombudsman ingeschakeld.

    Wat vindt de Nationale ombudsman?

    Mensen komen in financiële nood als de beslagvrije voet niet wordt gerespecteerd. Al langer vindt de ombudsman daarom dat overheidsinstanties er alles aan moeten doen om burgers een inkomen ter hoogte van de beslagvrije voet te garanderen. Door dit na te laten hebben zowel het UWV als de Belastingdienst gehandeld in strijd met het vereiste van goede samenwerking.

    Daarnaast doet de Nationale ombudsman de Belastingdienst de aanbeveling om een schuldenaar het bedrag dat onder de beslagvrije voet ligt terug te betalen als de dienst meer geld uit een beslaglegging krijgt dan op basis van de beslagvrije voet had gemoeten.

    Tot slot signaleert de ombudsman dat het beleid van het UWV om uit te gaan van de laagste beslagvrije voet tot ongewenste situaties leidt. Daarom wil de Nationale ombudsman hierover met het UWV in gesprek.