2014/064 UWV wekt schijn van partijdigheid bij ontslagaanvraag thuiszorgorganisatie

Rapport

Een thuiszorgorganisatie was door het overbrengen van huishoudelijke zorg van de AWBZ naar de Wmo in financiële problemen gekomen. Het had in aanbestedingsrondes te lage onder de kostprijs liggende tarieven voor huishoudelijke zorg geboden. De oplossing om de huishoudelijke zorg toch te kunnen blijven verlenen werd gevonden in het laten vervallen van alle thuishulpfuncties met functieschaal 15 en 20 en tegelijkertijd het aantal thuishulpfuncties in schaal 10 met evenzoveel fte uit te breiden.

De werkgever vroeg ontslag aan voor de medewerkers die niet ingingen op het aanbod om de lagere functie te aanvaarden. De aanvraag werd uitvoerig onderbouwd en voorzien van een pakket van 25 bijlagen. Het UWV vond de aanvraag onvolledig en stelde 51 nadere vragen en vroeg om nadere stukken. Na ontvangst van de antwoorden en 17 bijlagen, was de aanvraag volgens het UWV nog steeds niet volledig. Er moesten nog een aantal vragen beantwoord worden. Uiteindelijk werd de aanvraag zes weken later in behandeling genomen en voor verweer doorgestuurd aan de werknemers. Verzoeker, vakbond AbvaKabo, voerde namens een aantal werknemers verweer. Er volgde geen tweede ronde van hoor en wederhoor. Vervolgens werden de ontslagvergunningen verleend.

Voor een aantal werknemers die ziek waren en daarom niet ontslagen konden worden via de UWV-procedure, werd later een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter ingediend. Vooral omdat tijdens het onderzoek ter zitting een regiomanager had verklaard dat de thuishulpwerkzaamheden feitelijk hetzelfde waren gebleven, oordeelde de kantonrechter dat de functie niet vervallen was, maar alleen van naam was veranderd. Hij ging daarom niet tot ontbinding van de arbeidsovereenkomsten over.

De AvbaKabo klaagde erover dat het UWV de ontslagaanvragen niet in behandeling had mogen nemen, omdat er daarmee indirect over verslechtering van de arbeidsvoorwaarden beslist was. Bovendien was alleen op basis van de informatie van de werkgever aangenomen dat de formele functieomschrijving een juiste omschrijving van de werkelijkheid gaf. Er had ten minste nog een ronde van hoor en wederhoor ingelast moeten worden, zeker nu de werkgever in twee instanties in de voorfase in de gelegenheid werd gesteld om haar standpunten toe te lichten.

De Nationale ombudsman toetst de klacht aan het vereiste van onpartijdigheid en fair play en oordeelt dat de klacht gegrond is wegens schending van beide vereisten.

Hij is van oordeel dat het UWV met de uitvoerige bevraging in de voorfase en het niet inlassen van een tweede ronde van hoor en wederhoor de schijn van partijdigheid heeft gewekt. Hij acht het niet aannemelijk dat de uitvoerig onderbouwde ontslagaanvraag onvolledig was en niet meteen voor verweer doorgestuurd had kunnen worden. In een eerlijke procedure hadden de eventueel nog resterende vragen en het verweer van de AbvaKabo in een tweede ronde van hoor en wederhoor meegenomen kunnen worden. Dit had in ieder geval kunnen voorkomen dat de schijn van partijdigheid gewekt werd. Daarmee was de procedure niet langer geworden, maar zou wel als eerlijker door partijen ervaren zijn.

Instantie: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)

Klacht:

Vakbond Abvakabo klaagt namens aantal werknemers dat het UWV ontslagvergunningen heeft verleend na slechts 1 ronde van hoor en wederhoor

Oordeel:

Gegrond