1998/124

Rapport
Op 2 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer W. te Breda met een klacht over een gedraging van de Regionale Directie Arbeidsvoorziening Midden en West Brabant te Breda. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening te Zoetermeer, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat de Regionale Directie Arbeidsvoorziening Midden en West Brabant:1.       niet bereid is hem zijn medisch dossier terug te geven nu het arbeidsbureau niet langer voor hem bemiddelt; 2.       in haar brief van 12 juni 1997 niet inhoudelijk ingaat op zijn verzoek tot teruggave van zijn medisch dossier.

Achtergrond

Wet persoonsregistraties (Wet van 28 december 1988, Stb. 665) Artikel 29, eerste tot en met derde lid:"1. De houder deelt een ieder op diens verzoek schriftelijk binnen een maand mede of hem betreffende persoonsgegevens in de registratie zin opgenomen.2. Indien zodanige gegevens in de registratie zijn opgenomen, stelt de houder de verzoeker desverlangd binnen een maand na ontvangst van het verzoek schriftelijk een volledig overzicht daarvan met inlichtingen over de herkomst ter beschikking.3. Indien een gewichtig belang van de verzoeker dit eist, voldoet de houder aan een verzoek als bedoeld in dit artikel, in een andere dan schriftelijke vorm, die aan dat belang is aangepast." Artikel 30:"De houder kan weigeren aan een in artikel 29 bedoeld verzoek te voldoen, voor zover dit noodzakelijk is in het belang van:         a. de veiligheid van de staat;          b. de opsporing en vervolging van strafbare feiten; c. economische en financi le belangen van de staat en andere openbare lichamen; d. inspectie, controle en toezicht door of vanwege overheidsorganen of andere organen met een publiekrechtelijke taak; e. gewichtige belangen van anderen dan de verzoeker, de houder daaronder begrepen."

Artikel 31, eerste lid:"Degene aan wie overeenkomstig artikel 29 kennis is gegeven van hem betreffende persoonsgegevens, kan de houder schriftelijk verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist, voor het doel van de registratie onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift in de registratie voorkomen.          Het verzoek behelst de aan te brengen wijzigingen."

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening (CBA) verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te zenden van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoeker liet weten zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Het CBA gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:1. De feiten1.1. Op 26 mei 1994 bracht de medisch adviseur van het Arbeidsbureau te Breda in het kader van een onderzoek van het arbeidsbureau naar verzoekers mogelijkheden op de arbeidsmarkt een medisch advies uit aan het arbeidsbureau.1.2. Verzoeker liet bij brief van 20 mei 1996 aan de directeur van het arbeidsbureau weten dat hij op die dag kennis had genomen van bedoeld advies. Aangezien dat advies naar zijn mening een aantal onjuistheden bevatte, verzocht hij de directeur van het arbeidsbureau om het advies op verschillende onderdelen aan te passen.1.3. Bij brief van 11 juni 1996 stuurde verzoeker de directeur van het arbeidsbureau een rappelbrief. In zijn brief wees hij erop dat op grond van de Wet persoonsregistraties persoonlijke gegevens kunnen worden gecorrigeerd.1.4. De medisch adviseur van het Arbeidsbureau te Breda reageerde bij brief van 14 juni 1996 met de mededeling dat en waarom hij niet aan verzoekers wens kon voldoen.1.5. Bij brief van 27 mei 1997 richtte verzoeker zich opnieuw tot de directeur van het arbeidsbureau. Hij schreef hem het volgende:"...Omstreeks 6 juni 1994 is er besloten dat werk krachtens de WSV of dienst soc. werkvoorziening de enige oplossing is. En dat per deze datum het arbeidsbureau niets meer voor mij doet. Nu zijn er een groot aantal medische stukken ingenomen door Uw medisch adviseur welke ik graag per kerende post terug wil ontvangen, in het kader van de wpr (Wet persoonsregistraties; N.o.) moet dit mogelijk zijn. Het belang dat het arbeidsbureau nog in het bezit blijft van deze medische en vertrouwelijke stukken is er m.i. niet meer..."1.6. De medisch adviseur van het arbeidsbureau liet hierop, namens de Regionale Directie Arbeidsvoorziening Midden en West Brabant, bij brief van 12 juni 1997 het volgende weten:"...Naar aanleiding van Uw schrijven d.d. 27 mei 1997, deel ik U hierdoor mede, dat Uw medisch dossier is gesloten. Alle gegevens zijn gearchiveerd en daardoor niet langer toegankelijk..."1.7. Bij brieven van 13 en van 24 juni 1997 beklaagde verzoeker zich bij de directie van het arbeidsbureau over het antwoord van 12 juni 1997.1.8. Bij brief van 3 juli 1997 schreef de betrokken medisch adviseur van het Arbeidsbureau te Breda verzoeker het volgende:"...Ik zal uw verzoek om alle medische gegevens aan u te doen toekomen nogmaals aan het hoofd van de medische dienst van arbeidsvoorziening voorleggen, omdat het niet zo vanzelfsprekend is dat u daar recht op heeft. U zult nu echt even moeten afwachten en ik verzoek u dan ook om nu in deze laatste fase nog even geduld te hebben..."1.9. Verzoeker richtte zich bij brief van 1 oktober 1997 tot de Nationale ombudsman.1.10. Nadat de Nationale ombudsman verzoekers klacht op 5 november 1997 had voorgelegd aan het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening (CBA), nodigde de betrokken medisch adviseur van de Arbeidsmedische Dienst te Breda van Arbeidsvoorziening verzoeker uit voor een gesprek op zijn kantoor op 19 december 1997.1.11. Verzoeker liet in reactie daarop, bij brief van 17 december 1997, weten dat hij om medische redenen niet in de gelegenheid was om naar het kantoor van de Arbeidsmedische Dienst te komen. In verband daarmee vroeg hij om toezending van het dossier naar zijn huisadres.1.12. De medisch adviseur deelde bij brief van 19 december 1997 aan verzoeker mee dat hij niet kon ingaan op het verzoek om toezending van het dossier. Hij schreef in dat verband het volgende:"...U heeft weliswaar recht op kennisname van Uw dossiergegevens, maar dit betekent niet dat het origineel aan U kan worden gezonden..." Hij nodigde verzoeker uit om alsnog een gesprek met hem te voeren, en wel op 8 januari 1998 in zijn kantoor te Breda. Hij wees er in dat verband op dat hij bij enkele passages in het medisch dossier nog een nadere toelichting wilde geven.1.13. Bij brief van 20 december 1997 liet verzoeker aan de directie van Arbeidsvoorziening Midden en West Brabant te Breda nogmaals weten dat hij niet in de gelegenheid was om gehoor te geven aan de uitnodiging voor een gesprek op het kantoor van de medisch adviseur. Voorts klaagde hij in deze brief over de opstelling van deze adviseur.1.14. Op 2 februari 1998 berichtte de betrokken arbeidsmedisch adviseur verzoeker het volgende:"...Naar aanleiding van overleg met (...), contactpersoon van de ombudsman (...), wil ik U het volgende voorleggen.          Er resteren nog 2 mogelijkheden.. U geeft te kennen dat het origineel vernietigd wordt, zodat noch U, noch de organisatie hier verder over kan beschikken. II. U krijgt een kopie van het dossier toegestuurd. Indien U het noodzakelijk acht om naderhand tekst en uitleg te krijgen, ben ik daar te allen tijde toe bereid. Wilt U schriftelijk laten weten waar Uw voorkeur naar uitgaat..."1.15. Verzoeker liet daarop weten dat het tweede voorstel zijn voorkeur had.1.16. De betrokken medisch adviseur stuurde op 5 februari 1998 een kopie van verzoekers medisch dossier aan verzoeker. 2. Het standpunt van verzoeker Verzoekers standpunt is weergegeven onder

Klacht

.3. Het standpunt van het Centraal Bestuur voor de ArbeidsvoorzieningDe Algemene Directie voor de Arbeidsvoorziening reageerde, onder

verantwoordelijkheid van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, bij brief van 28 januari 1998 als volgt op verzoekers klacht:"...Met betrekking tot de klacht zou ik willen opmerken, dat verzoeker en de arbeidsmedisch adviseur van Arbeidsvoorziening Midden en West Brabant uitvoerig met elkaar gecorrespondeerd hebben over het al dan niet teruggeven van het medisch dossier van verzoeker. Aanvankelijk nam de arbeidsmedisch adviseur het standpunt in dat, vanwege het feit dat het medisch dossier van verzoeker gesloten was, dit dossier niet meer voor verzoeker toegankelijk was. Dit onjuiste standpunt heeft mijns inziens onnodig tot irritatie en correspondentie over en weer geleid. Het is dan ook begrijpelijk dat verzoeker, toen hij na diverse brieven van zijn kant geen duidelijk (inhoudelijk) antwoord op zijn verzoek kreeg, de kwestie aan u heeft voorgelegd. Conform de Wet persoonsregistraties heeft verzoeker recht op inzage van zijn medisch dossier, recht op een afschrift van zijn dossier en recht op verbetering, verwijdering of aanvulling van gegevens uit zijn dossier, voor zover deze gegevens feitelijk onjuist, voor het doel van de registratie onvolledig of niet ter zake dienend zijn, dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift in de registratie voorkomen. De arbeidsmedisch adviseur heeft te kennen gegeven dat hij, alvorens aan de rechten van verzoeker tegemoet te komen, enige aantekeningen, die hij in het medisch dossier van verzoeker heeft gemaakt, nader aan verzoeker zou willen toelichten. De reden hiervoor is dat de arbeidsmedisch adviseur, zo stelt hij, wil voorkomen dat deze aantekeningen een eigen leven gaan leiden en eventueel de gezondheid van verzoeker schaden. Uit oogpunt van zorgvuldigheid van de arbeidsmedisch adviseur ten opzichte van verzoeker is deze handelwijze van de arbeidsmedisch adviseur op zich correct te achten. Bij brief van 12 december jongstleden heeft de arbeidsmedisch adviseur verzoeker uitgenodigd voor een gesprek op 19 december jongstleden. Hierop heeft verzoeker bij brief van 17 december jongstleden schriftelijk medegedeeld geen gehoor te kunnen geven aan deze uitnodiging en tevens verzocht het dossier per post aan hem toe te sturen. Vervolgens heeft de arbeidsmedisch adviseur bij brief van 17 december jongstleden verzoeker uitgenodigd voor een gesprek op 8 januari jongstleden. Voorts heeft de arbeidsmedisch adviseur verzoeker in laatstgenoemde brief expliciet gewezen op het feit dat hij bij enkele passages in het dossier verzoeker een nadere toelichting zou willen geven. Ook op deze uitnodiging is verzoeker niet ingegaan. De laatste brief van verzoeker, waarin deze zijn verzoek tot teruggaaf van zijn medisch dossier nogmaals benadrukt, dateert van 20 december jongstleden.

Geconcludeerd dient te worden, dat verzoeker geen prijs stelt op een nadere toelichting van de zijde van de arbeidsmedisch adviseur. Nu de arbeidsmedisch adviseur niet aannemelijk heeft gemaakt, dat kennisname door verzoeker van gegevens uit zijn medisch dossier dusdanig schadelijk is voor zijn gezondheid dat inzage dan wel het overleggen van een afschrift van het dossier aan verzoeker kan worden geweigerd, rest mijns inziens niets anders dan het toesturen van een afschrift van het medisch dossier aan verzoeker. Bij brief van 28 januari 1998 is de arbeidsmedisch adviseur dezerzijds medegedeeld, dat aan verzoeker een afschrift van het medisch dossier dient te worden toegestuurd. Aan de wens van verzoeker tot teruggave van zijn medisch dossier, welke wens in feite neerkomt op een wens tot verwijdering van al zijn medische gegevens, kan en zal echter geen gehoor worden gegeven, nu verzoeker bij Arbeidsvoorziening geregistreerd blijft staan en deze gegevens, voor zover niet feitelijk onjuist, voor het doel van de registratie dienend zijn..."

Beoordeling

1. De weigering het medisch dossier terug te geven1.1. Verzoeker heeft er in de eerste plaats over geklaagd dat de Regionale Directie Arbeidsvoorziening Midden en West Brabant niet bereid was hem zijn medisch dossier terug te geven.1.2. Verzoeker vroeg de directeur van het Arbeidsbureau te Breda op 27 mei 1997 om toezending van zijn medisch dossier in verband met het feit dat het arbeidsbureau niet meer voor hem bemiddelde. Volgens verzoeker had het arbeidsbureau er geen belang bij om nog in het bezit te blijven van dat dossier.1.3. De betrokken medisch adviseur van het arbeidsbureau reageerde daar in eerste instantie op met de mededeling dat verzoekers medisch dossier was gesloten, en dat de gegevens niet meer toegankelijk waren. In tweede instantie deelde hij verzoeker mee dat hij het verzoek nogmaals aan het hoofd van de medische dienst van Arbeidsvoorziening zou voorleggen. Daarbij wees hij erop dat het niet zo vanzelfsprekend was dat verzoeker recht had op ontvangst van alle medische gegevens.1.4. Nadat de Nationale ombudsman verzoekers klacht in onderzoek had genomen en in dat kader om commentaar had voorgelegd aan het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening (CBA), bood de betrokken medisch adviseur verzoeker aan om een mondelinge toelichting te geven op zijn medisch dossier. Daarbij wees hij er op dat verzoeker weliswaar recht had op kennisname van zijn dossiergegevens, maar dat dit niet betekende dat de originele stukken aan verzoeker konden worden gezonden.1.5. Uiteindelijk deed deze adviseur verzoeker op 2 februari 1998 het voorstel om het originele dossier te vernietigen, zodat noch verzoeker noch de Arbeidsvoorzieningsorganisatie daar verder over kon beschikken, dan wel om verzoeker een kopie van het dossier toe te sturen. De keuze uit deze twee mogelijkheden werd aan verzoeker gelaten. Nadat verzoeker had laten weten dat hij voor de tweede mogelijkheid koos, kreeg hij op 5 februari 1998 een kopie van het medisch dossier toegestuurd.1.6. Het CBA stelde in het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman dat, nu de bedoelde adviseur niet aannemelijk had gemaakt dat kennisname door verzoeker van gegevens uit zijn medisch dossier dusdanig schadelijk was voor zijn gezondheid dat inzage dan wel het overleggen van een kopie van het dossier kon worden geweigerd, een afschrift van het medisch dossier aan verzoeker moest worden toegestuurd. Daartoe was de medisch adviseur op 28 januari 1998 opdracht gegeven. Het CBA voegde daar nog aan toe dat geen gehoor kon worden gegeven aan verzoekers wens tot teruggave van zijn medisch dossier, aangezien verzoeker bij Arbeidsvoorziening geregistreerd bleef staan en de bedoelde medische gegevens voor het doel van de registratie dienend waren.1.7. Op grond van het bepaalde in artikel 29 van de Wet persoonsregistraties heeft de betrokkene recht op kennisneming van de persoonsgegevens die over hem zijn opgenomen in een registratie. Indien de betrokkene daar om vraagt, behoort hij in beginsel binnen een maand na ontvangst van het daartoe strekkende verzoek schriftelijk een overzicht te krijgen van de betreffende persoonsgegevens.1.8. Gezien het standpunt van het CBA, zoals hiervoor weergegeven, moet ervan worden uitgegaan dat er in dit geval niet sprake was van een gewichtig belang aan de kant van verzoeker, dat aan schriftelijke kennisgeving van de betreffende gegevens aan verzoeker in de weg stond. Evenmin was sprake van andere belangen die zich verzetten tegen kennisgeving van de bedoelde gegevens aan verzoeker. Gelet hierop is het niet juist dat de betrokken medisch adviseur verzoeker pas ruim een half jaar na zijn verzoek om toezending van het medische dossier heeft laten weten dat hij recht had op inzage van de dossiergegevens en dat hij verzoeker pas acht maanden na zijn verzoek een kopie van de desbetreffende stukken heeft toegestuurd. In zoverre is de onderzochte gedraging op dit onderdeel niet behoorlijk.1.9. Met betrekking tot de vraag of verzoeker wellicht recht had op toezending van het originele dossier heeft het CBA erop gewezen dat aan verzoekers wens tot teruggave van zijn dossier geen gehoor kon worden gegeven, aangezien hij bij Arbeidsvoorziening geregistreerd

bleef staan en de desbetreffende gegevens voor het doel van de registratie dienend waren. Deze opvatting van het CBA niet valt te rijmen met het voorstel van de betrokken medisch adviseur van 2 februari 1998 tot vernietiging van de originele stukken. Het doel van die vernietiging was immers, zo blijkt uit de desbetreffende brief van deze adviseur, om te bereiken dat noch verzoeker noch de Arbeidsvoorzieningsorganisatie verder nog kon beschikken over die stukken. Desalniettemin kan het CBA worden gevolgd in zijn opvatting dat er gegronde reden bestond om de originele stukken niet aan verzoeker toe te sturen. In zoverre is de onderzochte gedraging op dit onderdeel behoorlijk.2. De motivering van de brief van 12 juni 19972.1. Verzoeker heeft er in de tweede plaats over geklaagd dat de Regionale Directie Arbeidsvoorziening Midden en West Brabant in haar brief van 12 juni 1997 niet inhoudelijk is ingegaan op zijn verzoek van 27 mei 1997 tot teruggave van zijn medisch dossier.2.2. In bedoelde brief van 12 juni 1997 deelde de betrokken medisch adviseur namens de Regionale Directie Arbeidsvoorziening aan verzoeker mee dat verzoekers medisch dossier was gesloten, dat alle gegevens waren gearchiveerd, en dat die gegevens daardoor niet langer toegankelijk waren.2.3. Op grond van de Wet persoonsregistraties heeft een ieder in beginsel recht op kennisneming van de hem betreffende persoonsgegevens. De vraag of de gegevens zijn opgenomen in een lopend of in een gesloten dossier, is in dit verband niet relevant.2.4. Het CBA heeft er in het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman terecht op gewezen dat het standpunt van de betrokken medisch adviseur niet juist was.2.5. Op grond van het voorgaande wordt geoordeeld dat de onderzochte gedraging op dit onderdeel niet behoorlijk is.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Regionale Directie Arbeidsvoorziening Midden en West Brabant te Breda, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening te Zoetermeer, is gegrond ten aanzien van het tijdstip waarop verzoeker een kopie van zijn medisch dossier werd toegestuurd en ten aanzien van de inhoud van de brief van 12 juni 1997, en niet

gegrond ten aanzien van het niet teruggeven van de originele stukken uit het medisch dossier.

Instantie: Regionale Directie Arbeidsvoorziening Midden en West Brabant

Klacht:

Niet bereid verzoeker zijn medisch dossier terug te geven nu arbeidsbureau niet langer voor hem bemiddelt; gaat niet inhoudelijk in op verzoek tot teruggave dossier.

Oordeel:

Niet gegrond