2008/133

Rapport

Mevrouw Y, een medewerkster van de Arbeidsinspectie, dacht dat collega's haar privé e-mailberichten lazen en hieruit citeerden. Zij besprak dit met haar teamleider en gaf daarbij ook aan verzoekster, een ICT-medewerkster, te verdenken van het spelen van een belangrijke rol hierin; zij was immers in staat om de mailboxen van medewerkers in te zien.

Uit een ingesteld onderzoek kwam niets naar voren dat de beschuldigingen jegens verzoekster ondersteunden. Haar directeur meldde haar dat ook schriftelijk. Hierop diende verzoekster een klacht in bij de Raadsman SZW. Zij was van mening dat mevrouw Y haar integriteit had geschonden en haar had beschadigd met haar onterechte beschuldigingen. Hoewel de Raadsman SZW haar klacht gegrond achtte nam de Arbeidsinspectie dit niet over. De directeur Inspectieondersteuning gaf aan dat een medewerker die een melding doet of een klacht indient die zwaar genoeg is om tot een onderzoek te leiden, daarvan geen nadelig effect mag ondervinden. Wel was hij van mening dat het inzetten van het onderzoek geen verstandige keuze was geweest; hierdoor had de zaak een veel groter effect op betrokkenen gehad dan nodig was geweest.

Verzoekster klaagde er bij de Nationale ombudsman over dat de Arbeidsinspectie het advies van de Raadsman SZW niet had overgenomen.

De Nationale ombudsman oordeelde dat een medewerker, die de sterke indruk heeft dat de inhoud van zijn/haar privé e-mailberichten bij collega's bekend is, zich vrij moet voelen deze vermoedens te bespreken met zijn/haar leidinggevende. Het is vervolgens aan deze leidinggevende om een inschatting te maken of verdere actie nodig is. In het geval van mevrouw Y is besloten een onderzoek te laten instellen. Onder meer gezien het feit dat, in het kader van dit onderzoek, de direct betrokken medewerkers zijn gehoord heeft de kwestie een ruimere bekendheid gekregen dan wellicht wenselijk was. Dit kon mevrouw Y niet worden verweten.

Wel stelde hij vast dat verzoekster zich door de gang van zaken benadeeld voelt en van mening was dat onvoldoende was ondernomen om haar binnen de organisatie te rehabiliteren. De Arbeidsinspectie leek hiervoor onvoldoende oog te hebben gehad.

Gezien het feit dat mevrouw Y geen verwijt kon worden gemaakt dat de kwestie binnen de organisatie een ruimere bekendheid had gekregen dan wellicht wenselijk was, was de Nationale ombudsman van mening dat de Arbeidsinspectie het advies van de Raadsman SZW terecht niet - volledig - had overgenomen. Dit advies had immers vooral betrekking op de rol van mevrouw Y. Wel zag hij aanleiding een aanbeveling aan het rapport te verbinden.

Redelijkheidsvereiste; niet gegrond.

De Nationale ombudsman gaf de minister van SZW in overweging om, in overleg met verzoekster, te bezien hoe kan worden bereikt dat de bij haar nog levende gevoelens van ongenoegen zoveel als mogelijk is worden weggenomen.

Instantie: Arbeidsinspectie

Klacht:

Advies van Raadsman SZW naar aanleiding van verzoeksters klacht niet overgenomen.

Oordeel:

Niet gegrond