2007/067

Rapport

Verzoekster, een BV, maakte deel uit van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting en een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. De fiscale eenheid voor de omzetbelasting waarvan verzoekster en U. BV deel uitmaakten, werd per 14 januari 2004 ontbonden door het faillissement van U. BV. Op de op 28 november 2003 ondertekende aangifte omzetbelasting van de fiscale eenheid voor de omzetbelasting was vermeld dat het rekeningnummer voor teruggaven moest worden gewijzigd van rekeningnummer 1 in rekeningnummer 2. Dit laatste nummer stond op naam van verzoekster. Op de op 10 februari 2004 ondertekende aangifte omzetbelasting was rekeningnummer 1 met de pen doorgehaald en was met de hand geschreven: "Einde fiscale eenheid per 1-1-2004".

Op 14 februari 2004 liet de Belastingdienst weten dat de vermindering op de aanslag vennootschapsbelasting 2002 van de fiscale eenheid was gestort op rekeningnummer 1. Deze rekening stond op naam van U. BV.

Verzoekster klaagde erover dat de Belastingdienst niet bereid was het bedrag alsnog te storten op rekeningnummer 2.

De Nationale ombudsman overwoog dat verzoekster in het jaar 2002 (en ook nog op het moment van de teruggaaf) deel uitmaakte van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Dit betekende dat verzoekster en U. BV voor de heffing van de vennootschapsbelasting werden aangemerkt als één belastingplichtige. De teruggaaf was verleend aan de fiscale eenheid en deze kon dan ook niet worden toegerekend aan één van de lichamen die deel uitmaakten van de fiscale eenheid. Dit betekende dat de Belastingdienst in beginsel bevrijdend kon voldoen aan zijn verplichting, door storting op een rekening die op naam stond van de fiscale eenheid vennootschapsbelasting of van een lichaam dat deel uitmaakte van de fiscale eenheid. (artikel 7a Invorderingswet 1990 en artikel 6:114 Burgerlijk Wetboek). De Belastingdienst had door de storting op rekening 1 op naam van U. BV dan ook bevrijdend betaald tenzij rekening 1 tijdig rechtsgeldig voor betaling was uitgesloten. De Nationale ombudsman oordeelde dat de vermeldingen op de beide aangiftes omzetbelasting daarvoor niet voldoende waren. Daaruit kon niet worden afgeleid dat de wijziging van het rekeningnummer ook diende te gelden voor de vennootschapsbelasting ten aanzien van de fiscale eenheid vennootschapsbelasting.

De Nationale ombudsman concludeerde dat de Belastingdienst niet had gehandeld in strijd met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid en dat de klacht niet gegrond was.

Instantie: Belastingdienst/Limburg/kantoor Venlo

Klacht:

Bedrag van teruggaaf vennootschapsbelasting gestort op rekening die niet op naam van verzoeker stond; niet bereid geweest om bedrag alsnog aan verzoeker uit te betalen.

Oordeel:

Niet gegrond