2006/316

Rapport

Verzoeker werd door de politie aangehouden toen hij een blikje bier dronk op een plaats waar dat op grond van de APV was verboden. Ambtenaren van de regiopolitie wilden verzoeker bekeuren, maar verzoeker weigerde zijn naam op te geven. De politieambtenaren wilden verzoeker vervolgens aanhouden. Verzoeker verzette zich tegen aanhouding, werd naar de grond gebracht en geboeid per dienstauto naar een politiebureau overgebracht.

Verzoeker klaagde er onder meer over dat de politieambtenaren bij zijn aanhouding geweld tegen hem hadden gebruikt door hem naar de grond te brengen en boven op hem te gaan zitten en dat hij vervolgens is geboeid.

De Nationale ombudsman overwoog dat verzoeker in redelijkheid kon worden aangemerkt als verdachte en dat was komen vast te staan dat hij weigerde zijn naam op te geven. Verder was komen vast te staan dat hij zich fysiek tegen zijn aanhouding verzette, door zich in eerste instantie te verwijderen door weg te rennen, door zich los te trekken uit de greep van de politieambtenaren, een afwerend gebaar te maken naar de politieambtenaren en door vervolgens zijn armen voor zijn borst gedrukt te houden. De toepassing van geweld om de aanhouding te bewerkstelligen was hiermee gerechtvaardigd. Er was niet een minder ingrijpend geweldsmiddel voor handen om het verzet te breken. Dat verzoeker naar de grond is gewerkt, was het meest voor de hand liggend, nu verzoeker zich fysiek tegen zijn aanhouding verzette. De Nationale ombudsman oordeelde dat het op de grond werken van verzoeker en het met een knie op de rug van verzoeker duwen onder deze omstandigheden geen schending van zijn recht op onaantastbaarheid van het lichaam opleverde.

Nu verzoeker bovendien mondeling te kennen gaf niet mee te willen werken omdat hij geen bekeuring wilde, was er op dat moment sprake van gevaar voor ontvluchting en kan het aanbrengen van handboeien als noodzakelijk worden aangemerkt. Door onder deze omstandigheden verzoeker te boeien heeft de politie niet gehandeld in strijd met het recht op onaantastbaarheid van het lichaam.

Hij achtte de onderzochte gedragingen op dit punt behoorlijk.

Verder nog geklaagd over: wijze van vervoer naar politiebureau en duur klachtbehandeling.

Instantie: Regiopolitie Utrecht

Klacht:

Optreden jegens verzoeker: onnodig hard gereden tijdens vervoer naar politiebureau, verzoekers klacht niet afgehandeld binnen wettelijke termijn.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Utrecht

Klacht:

Verzoeker geboeid en geweld tegen hem gebruikt.

Oordeel:

Niet gegrond