2004/435

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee hem na zijn aanhouding op 30 maart 2003 bij de vliegbasis Volkel:

- tegen zijn wil in een vrachtwagen hebben meegenomen naar een plaats ongeveer drie kilometer van de vliegbasis Volkel, en hem daar in vrijheid hebben gesteld;

- en hem niet hebben verteld waar zij heen zouden gaan.

Beoordeling

A. Ten aanzien van de plaats van in vrijheidstelling

1. Verzoeker nam op 30 maart 2003 deel aan een demonstratie bij de vliegbasis Volkel.

Verzoeker werd, samen met andere demonstranten aangehouden, verhoord en in vrijheid gesteld. Na in vrijheid te zijn gesteld werd verzoeker door de Koninklijke Marechaussee vervoerd naar een bushalte, drie kilometer verwijderd van de vliegbasis.

2. Verzoeker klaagt erover dat ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee hem na zijn aanhouding tegen zijn wil in een vrachtwagen hebben meegenomen naar een plaats, ongeveer drie kilometer van de vliegbasis, en hem pas daar in vrijheid hebben gesteld.

3. De minister heeft op dit punt laten weten dat sprake was geweest van een demonstratie waarbij ruim honderd demonstranten waren betrokken, en dat er ruim vijftig demonstranten waren aangehouden. Het grootste deel van de dag waren de aangehouden demonstranten die waren heengezonden, vrijgelaten bij de hoofdpoort van de basis. Later op de avond was besloten de verdachten ofwel naar het busstation in Uden, ofwel naar de parkeerplaats van de bussen van de demonstranten gebracht. Het doel daarvan was om de terugreis van de demonstranten te vergemakkelijken, door hen daar af te zetten waar ze het snelst naar huis konden reizen. Het was echter niet te achterhalen of met alle demonstranten individueel was gesproken. De minister achtte het dan ook mogelijk dat verzoeker per ongeluk naar de verkeerde plaats was gebracht.

4. Een persoon die op grond van artikel 61 van het Wetboek van Strafvordering (zie Achtergrond) na zijn verhoor in vrijheid is gesteld, behoort na de invrijheidsstelling te kunnen gaan waarheen hij wil. Hij behoort niet toch nog langer van zijn vrijheid te zijn beroofd, ook niet ter wille van vervoer.

5. Het uitgangspunt van de Koninklijke Marechaussee om de demonstranten ter wille te zijn door hen daar te brengen waar zij het snelst verder konden reizen is op zichzelf niet onjuist. In dit geval konden de demonstranten kiezen uit twee plaatsen: de parkeerplaats waar de bussen van de eigen organisatie waren geparkeerd, dan wel het busstation in Uden (ervan uitgaande dat deze bus ook later op de avond reed). Dit wordt beschouwd als een dienstverlening aan de demonstranten, die al in vrijheid waren gesteld. Dit betekent dat zij konden kiezen of zij van dit aanbod al dan niet gebruik wilden maken. Het was dan ook onjuist om verzoeker tegen zijn wil te vervoeren zonder hem de mogelijkheid te bieden om te kiezen of hij al dan niet gebruik wilde maken van het door de Koninklijke Marechaussee geboden vervoer. Door de handelwijze van de Koninklijke Marechaussee is de vrijheidsbeneming verlengd, zonder dat daarvoor een strafrechtelijke grond was. Hieraan doet niet af dat dat dit volgens de minister mogelijk per abuis is gebeurd.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

B. Ten aanzien van het geven van informatie over de plaats waar verzoeker heen zou worden gebracht

1. Verzoeker heeft er ook over geklaagd dat de Koninklijke Marechaussee hem niet heeft verteld waar hij heen werd gebracht.

2. De minister heeft op dit punt niet afzonderlijk gereageerd, maar heeft erkend dat mogelijk niet aan verzoeker is gevraagd waar hij heen werd gebracht.

Gelet op hetgeen hiervoor onder A. is overwogen, had niet alleen aan verzoeker moeten worden verteld waar hij heen werd gebracht, maar had hem eerst moeten worden gevraagd of hij mee wilde, en vervolgens had hem de keuze moeten worden geboden uit een van de twee mogelijke bestemmingen. Uit een oogpunt van dienstverlening is hiermee niet juist gehandeld. De Bevelhebber kan dan ook niet worden gevolgd in zijn mededeling in zijn antwoord van 29 september 2003 op de klacht dat niet relevant was dat niet aan verzoeker was verteld waar hij heen werd gebracht.

De onderzochte gedraging is ook op dit punt niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Koninklijke Marechaussee, brigade Uden, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Defensie, is gegrond.

Onderzoek

Op 11 november 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te Groningen, ingediend door de heer mr. E. Th. Hummels, advocaat te Zeist, met een klacht over een gedraging van de Koninklijke Marechaussee, brigade Uden.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Defensie, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de minister van Defensie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Tijdens het onderzoek kregen de minister en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Tevens werd een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De minister van Defensie deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 30 maart 2003 was verzoeker betrokken bij een georganiseerde demonstratie op de vliegbasis Volkel. Verzoeker werd met verschillende demonstranten aangehouden en later weer in vrijheid gesteld.

2. Op 10 april 2003 diende verzoeker via zijn gemachtigde bij de Koninklijke Marechaussee een klacht in. Deze klacht luidde onder meer als volgt:

“Cliënt is op 30 maart 2003 bij de nucleaire basis Volkel aangehouden. Hij is de basis op gebracht en verhoord. Hij heeft een dagvaarding ontvangen. Nadien is hij in een vrachtwagen geladen en door defensiepersoneel buiten de basis gebracht. Toen hij buiten de basis kwam wilde het defensiepersoneel niet zeggen waar cliënt naar toe werd gebracht. Alles geschiedde tegen de wil van cliënt in. Uiteindelijk is hij ongeveer drie kilometer verderop uit de vrachtwagen gezet.

Deze werkwijze herinnert, voor zover van toepassing, aan de zogeheten Koppejan methode uit het verleden.”

3. Op 29 september 2003 gaf de Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee onder meer het volgende antwoord op de klacht:

Klachtbeantwoording:

Op 30 maart 2003 zijn naar aanleiding van een georganiseerde demonstratie bij de vliegbasis Volkel verschillende demonstranten aangehouden. Alle arrestanten zijn na hun aanhouding voorgeleid en vervolgens in vrijheid gesteld. Ook uw cliënt, (…), werd aangehouden en later weer in vrijheid gesteld.

Om de terugreis van de arrestanten te vergemakkelijken, zijn ze, onder begeleiding van een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee, naar twee verschillende plekken gebracht. Alle demonstranten die met de streekdienstbus waren gekomen, werden naar de bushalte aan de (…) te Uden gebracht. Alle arrestanten die met een bus van de organisatie waren gekomen zijn naar een parkeerplaats gebracht. Deze parkeerplaats bevond zich ongeveer 200 meter voorbij het huis van mevrouw M., alwaar de bussen stonden geparkeerd.

Het is derhalve onjuist te stellen dat betrokkene buiten de vliegbasis op een willekeurige plek in vrijheid is gesteld. Uw cliënt is namelijk ofwel naar de bushalte, ofwel naar de parkeerplaats gebracht. Dat hem niet verteld zou zijn waar hij heen werd gebracht is niet relevant.

Krachtens het bovenstaande, kan ik niet anders concluderen dan dat de ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee krachtens de vigerende regelgeving hebben gehandeld. Dienaangaande verklaar ik uw klacht ongegrond.”

B. Standpunt verzoeker

1. Het standpunt van verzoeker staat weergegeven onder Klacht.

2. Verder deelde verzoeker via zijn gemachtigde in zijn verzoekschrift, naar aanleiding van de mededeling in de brief van de Bevelhebber dat het niet relevant was dat verzoeker niet zou zijn verteld waar hij heen werd gebracht, nog onder meer het volgende mee:

“Uiteraard is het wel degelijk relevant dat het desbetreffende defensiepersoneel niet wilde zeggen waar cliënt naar toe werd gebracht. Cliënt wist niet waar hij naar toe werd gebracht. Voorts is relevant dat alles geschiedde tegen de wil van cliënt in en dat het defensiepersoneel hem buiten de basis heeft belet om zijns weegs te gaan. Hij is gevankelijk vervoerd naar een al dan niet willekeurige plek, in ieder geval naar een plek waar hij niet wenste te zijn. Cliënt is vanaf de grens van de basis tot de plek waar hij is afgezet (ongeveer drie kilometer verder) zijn vrijheid ontnomen.

Cliënt kan zich in het geheel niet vinden in de afdoening van de klacht door de genoemde Bevelhebber en hij handhaaft de klacht dan ook onverkort.”

C. Standpunt minister van Defensie

1. De minister van Defensie gaf op 31 maart 2004 onder meer de volgende reactie op de klacht:

“Bij brief van 29 september 2003 (…) heeft de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee verzoeker zijn oordeel gegeven op de ingediende klacht. Dit oordeel heeft mijn instemming en wordt door mij onverkort gehandhaafd. In reactie op de door u gestelde vragen merk ik nog het volgende op:

Het Platform tegen de Nieuwe Oorlog had aangekondigd op 30 maart 2003 een zogenaamde burgerinspectie te houden op de luchtmachtbasis en landelijk een oproep gedaan om mee te demonstreren. Het doel van de actievoerders was om de aanwezigheid van kernwapens op de luchtmachtbasis aan te tonen. Het middel om dit doel te bereiken was het illegaal betreden van de basis, desnoods met vernieling van het hekwerk. Daar de demonstratie van tevoren was aangekondigd, was er door de burgemeester van Uden een noodverordening afgekondigd, die het verbood om zich binnen een aangegeven gebied rondom de luchtmachtbasis te bevinden. De inhoud van deze noodverordening is bij aanvang van de demonstratie aan de demonstranten uitgereikt, dan wel aangeboden. De beleidsuitgangspunten voor het openbaar gezag met betrekking tot de demonstratie waren:

- het toestaan van een demonstratie nabij de hoofdpoort van de vliegbasis;

- het nadrukkelijk voorkomen dat actievoerders zonder toestemming de basis betreden;

- het voorkomen van vernielingen;

- het voorkomen van blokkades van alle toegangspoorten tot de basis;

- het aanhouden van personen, die een of meer van bovengenoemde strafbare feiten zouden plegen en het uitreiken van een dagvaarding alvorens de aangehouden personen werden heengezonden.

Aan de demonstratie op 30 maart 2003 hebben ruim honderd demonstranten deelgenomen. In totaal zijn er 54 aanhoudingen verricht.

Met betrekking tot de klacht over het vervoer van de basis naar de bus, kan ik u slechts in algemene zin het volgende meedelen. Door het operationeel commando was besloten dat de verdachten die waren heengezonden, vrijgelaten zouden worden nabij de hoofdpoort van de vliegbasis. Het grootste deel van de dag is dat gebeurd. Later op de avond werd besloten de verdachten ofwel bij het busstation in Uden, ofwel bij de parkeerplaats nabij het huis van mevrouw M. - een van de actievoerders - alwaar de bussen van de organisatie stonden, af te zetten. Het doel dat het operationeel commando hiermee voor ogen had was niet om de heengezonden verdachten ver van de vliegbasis af te zetten of om ze dwars te zitten, maar om ze daar af te zetten waar ze het snelst middels openbaar vervoer dan wel eigen vervoer hun thuisreis konden aanvangen. Ik wil dan ook benadrukken dat het niet ging om de Koppejan-methode. Het is echter niet te achterhalen of met alle demonstranten individueel is gesproken. Ik acht het dan ook mogelijk dat verzoeker per abuis naar het busstation van Uden is gebracht.

Gezien het bovenstaande kom ik tot de conclusie dat er geen sprake was van een Koppejan-methode maar dat er mogelijk wel de fout is gemaakt niet iedere demonstrant te informeren naar zijn/haar wensen omtrent de terugreis. Om een dergelijke fout in de toekomst te voorkomen zal het bovenstaande met de betreffende Districtscommandant besproken worden.”

2. Bij de reactie van de minister was onder meer als bijlage gevoegd een rapport van brigadecommandant G. van de Koninklijke Marechaussee van de brigade Uden van 6 juni 2003. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:

“Alle demonstranten zijn, zonder uitzondering, na aanhouding, voorgeleiding en in vrijheidstelling overgebracht naar:

Zij die met de streekdienst-bus zijn gekomen, zijn gebracht naar de bushalte gelegen (…) te Uden

Zij die met een bus van de organisatie zijn gekomen, zijn gebracht naar een parkeerplaats, ongeveer 200 meter voorbij het huis van mevrouw M. (…) alwaar deze organisatiebussen waren opgesteld.

Voor elk transport was er een begeleider van de Koninklijke Marechaussee om dit uit te voeren.

Refereren naar de Koppejanmethode op 30 maart 2003 is pertinent onjuist.”

D. Reactie verzoeker

Verzoekers gemachtigde deelde in reactie op de informatie van de minister op 19 mei 2004 onder meer het volgende mee.

“Cliënt wil bij deze met nadruk bevestigen dat er met hem niet is gesproken over het reisdoel.

Hij heeft niets gemerkt van goede intenties bij Defensie. Hem is alleen verteld dat hij de basis werd afgebracht. Toen ze van de basis waren, werd er niet gestopt en ondanks vragen hierover werd er geen antwoord gegeven op vragen als waarom wordt er niet gestopt, waarheen worden we gebracht en tot wanneer wordt doorgereden. In het busje zat een militair, maar die hield zich van de domme, dan wel hij wist het zelf ook niet.

Uiteindelijk is er gestopt bij een bushalte in Uden.

Cliënt betwist iedere andere lezing van het gebeurde.

Defensie verweert zich door, kort gezegd, te zeggen dat ze goede bedoelingen had bij het onvrijwillige vervoer en niet expres kwaad wilde doen (zoals bij toepassing van de Koppejan-methode wel het geval zou zijn geweest).

Defensie geeft echter toe dat ze expres naar het busstation in Uden en/of naar de parkeerplaats bij mevr. M. zijn gereden. Er is geen sprake van een vergissing van Defensie omtrent het reisdoel. Gesteld wordt dat niet is te achterhalen of met alle demonstranten individueel is gesproken. Hierbij suggereert Defensie toch wel dat in ieder geval een aantal demonstranten in kennis zou zijn gesteld van het reisdoel. Niemand van de demonstranten is echter ingelicht.

Het wordt in ieder geval in het geheel niet hard gemaakt dat sommige demonstranten in kennis zijn gesteld van het reisdoel. Er kan naar het oordeel van cliënt daarom rustig worden aangenomen dat daarnaast ook niemand van de demonstranten aan Defensie toestemming heeft gegeven voor dit vervoer. Was het immers anders, dan zou Defensie beslist wel daarmee zijn naar voren getreden.”

Achtergrond

Wetboek van Strafvordering

Artikel 61, eerste lid

"Indien de verdachte niet overeenkomstig artikel 57 in verzekering wordt gesteld, noch overeenkomstig artikel 60 voor de rechter-commissaris wordt geleid, wordt hij in vrijheid gesteld, tenzij hij op bevel van de officier van justitie of de hulpofficier voor wie de verdachte is geleid of die zelf de verdachte heeft aangehouden, voor ten hoogste zes uren wordt opgehouden voor onderzoek. Tijdens het ophouden voor onderzoek wordt de verdachte gehoord.”

Instantie: Koninklijke Marechaussee

Klacht:

Na aanhouding bij vliegbasis Volkel tegen verzoekers wil in vrachtwagen meegenomen en drie kilometer verder in vrijheid gesteld, hem niet verteld waar hij heen zou gaan.

Oordeel:

Gegrond