1999/255

Rapport
Op 29 juli 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te Voorburg, ingediend door de heer mr. V. Kortenbach, advocaat te Voorburg, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Haaglanden. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden (de burgemeester van 's-Gravenhage), werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de namens verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Haaglanden, ondanks een toezegging daartoe, hem niet op de hoogte heeft gesteld van de stand van zaken en van de uitslag van het onderzoek naar de identiteit van zijn personenauto, tot het moment waarop zijn gemachtigde zich op 21 mei 1997 tot de politie wendde.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden (de burgemeester van 's-Gravenhage) verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd een betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Hij maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoekers gemachtigde gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A.       FEITEN1. Op 27 september 1994 liet verzoeker de Mercedes-Benz, type 350 SL, voorzien van het kenteken XX-00-00, op zijn naam zetten. Op 11 februari 1995 schorste verzoeker de geldigheid van het kenteken van die auto.2. Bij brief van 11 juli 1995 deelde politieambtenaar E. van het regionale politiekorps Haaglanden verzoeker onder meer het volgende mee:"Uit gegevens verstrekt door de Rijksdienst voor het Wegverkeer is gebleken dat uw voertuig, merk: MERCEDES-BENZ, voorzien van het kenteken XX-00-00, er een voertuig met een dubbel kenteken in Nederland rijdt. Gebleken is dat voornoemd voertuig volgens het kentekenregister op uw naam is gesteld. Het vermoeden bestaat dat de identiteit van het voertuig niet juist is. In verband hiermee is het noodzakelijk dat er een onderzoek wordt ingesteld naar de juiste identiteit van dit voertuig. Hierbij nodig ik u uit, met voornoemd voertuig, op donderdag 20 juli 1995 tussen 08.30 uur en 09.00 uur te verschijnen op het Bureau Verkeer aan de Zichtenburglaan 240 te 's-Gravenhage waar een onderzoek naar de identiteit van uw voertuig zal plaatsvinden. U dient de kentekenbewijzen deel I, II, III en kopie deel II behorend bij voornoemd voertuig alsmede een legitimatiebewijs mee te nemen. Aldaar zult u te woord worden gestaan door de rechercheur van politie, de heer E. Het onderzoek zal de gehele dag in beslag nemen. Na het onderzoek kunt u uw voertuig weer afhalen op voornoemd adres. De uitslag van dit onderzoek zal aan u worden medegedeeld."3. De politie onderzocht op 20 juli 1995 verzoekers auto. Na het onderzoek werd de auto diezelfde dag ter beschikking gesteld van verzoeker.4. Op 29 september 1995 verviel de tenaamstelling van verzoeker op het kenteken XX-00-00 en werd het kenteken op naam gesteld van de bezitter van de andere auto met het 'dubbele' kenteken.5. Verzoeker trachtte in februari 1996 de schorsing van het kenteken van de auto te verlengen. Dit was niet mogelijk door een aantekening in het kentekenregister van de Dienst Wegverkeer (RDW). 6. Bij brief van 9 februari 1996 verzocht verzoeker politieambtenaar E. telefonisch contact met hem op te nemen in verband met de onmogelijkheid de schorsing van het kenteken te verlengen. Op 12 februari 1996 herhaalde verzoeker zijn verzoek aan E.7. Bij brief van 21 mei 1997 aan politieambtenaar E. berichtte verzoekers gemachtigde onder meer het volgende:"Cli nt heeft in september 1994 gekocht een Mercedes-Benz personenauto, type 350 SL (...). Per brief d.d. 11 juni (bedoeld zal zijn juli; N.o.) 1995 (!) hebt u cli nt op de hoogte gesteld van het feit, dat zou zijn gebleken dat behalve voormeld voertuig er in Nederland nog een voertuig is met hetzelfde kenteken en hem verzocht mee te werken aan een onderzoek naar de identiteit van zijn auto, op 20 juli 1995.

Aan uw verzoek heeft cli nt voldaan en hoewel u in uw brief had gesteld, dat cli nt de uitslag van het onderzoek zou worden meegedeeld, is dat nimmer het geval geweest. Tot op de dag van vandaag. Cli nt heeft de auto sedert 20 juli 1995 niet meer gebruikt, zulks op grond van mededelingen van u en uw collega's en uit vrees voor strafvervolging, boetes en inbeslagname. Terwijl cli nt terzake toch volstrekt te goeder trouw is geweest. Zijn vele verzoeken om opheldering en uitleg zijn steevast door u genegeerd. Om die reden heeft hij zich drie weken geleden tot mij gewend. Ik heb u in deze drie weken herhaalde malen gebeld met het verzoek om informatie. Uw uiteindelijke toezegging om mij dinsdag jl. terug te bellen bent u niet nagekomen. Mitsdien resteert mij niets anders dan u middels dit schrijven mede te delen dat ik u nog 3 dagen na heden de gelegenheid geeft om mij over de kwestie nader te informeren. Bij gebreke hiervan zal ik mij wenden tot uw superieur."

8. Op 31 juli 1997 werd verzoekers auto door de RDW gekeurd en kreeg verzoeker kort hierna een kentekenbewijs voor de auto uitgereikt.9. Verzoekers gemachtigde deelde het regionale politiekorps Haaglanden bij brief van 3 juni 1998 onder meer mee:"Uit vrees voor strafvervolging, boetes en inbeslagname heeft cli nt de auto in een nieuw te huren garage gestald, in afwachting van de uitslag van het onderzoek c.q. de toestemming om te gebruiken. Cli nt had de uitslag c.q. de toestemming op 7 mei 1997 nog niet gekregen, zulks ondanks zijn herhaalde verzoeken daartoe. Reden waarom hij zich op die datum tot mij heeft gewend met het verzoek om een oplossing te bewerkstelligen. Door mijn interventie is de auto uiteindelijk op 31 juli 1997 opnieuw gekeurd en heeft cli nt een nieuw kentekenbewijs ontvangen, zodat hij per die datum wederom gebruik kan maken van zijn auto. Cli nt meent dat u, althans de heer E., jegens hem buitengewoon onzorgvuldig hebt gehandeld en terzake ernstig bent tekortgeschoten. Tenslotte is cli nt bijna 2 jaar lang in het ongewisse gelaten over de uitslag van het onderzoek en zijn hem geen mededelingen gedaan waaruit hij kon c.q. mocht concluderen, dat gebruik van de auto weer was toegestaan. De financi le schade die cli nt als gevolg van uw tekortkoming heeft geleden is als volgt gespecificeerd:- garagehuur ƒ 2.030,- - kosten herkeuring ƒ 583,- - kosten rechtsbijstand ƒ 975,- Totaal ƒ 3.588,-"

10. Bij brief van 24 juni 1998 deelde de chef van het onderdeel Segbroek-Loosduinen van het regionale politiekorps Haaglanden verzoekers gemachtigde onder meer mee:

"Het onderzoek is ingesteld door de huidige chef van betrokkene, waarover u klaagt. Betrokkene is werkzaam bij de ploeg OndersteuningsPunt autocriminaliteit, welke ploeg op 1 maart 1998 een andere plaats in de politie-organisatie kreeg. Het onderzoek is gebaseerd op een bestaand dossier en de toelichting daarop door die betrokkene.. a.v. een ambtelijk bericht van de Regiopolitie Limburg-Zuid, waar uit onderzoek was gebleken dat er twee voertuigen in Nederland geregistreerd waren met dezelfde identiteit, werd in juli 1995 uw cli nt H. verzocht zijn voertuig ter controle aan te bieden, aan welk verzoek hij gevolg heeft gegeven. Uit administratief onderzoek vooraf bleek dat uw cli nt op 11 februari 1995 de geldigheid van zijn kenteken heeft laten schorsen. Dit houdt onder andere in dat hij zijn voertuig buiten de openbare weg moet stallen. Op het moment dat uw cli nt zijn voertuig ter controle aanbood was deze schorsing nog een half jaar van kracht. Het voertuig en het kentekenbewijs zijn in het bezit van H. gelaten en derhalve was hij vrij de schorsing van zijn kenteken op elke moment op te heffen. Na afloop van het onderzoek heeft uw cli nt zijn auto teruggekregen. De betrokken ambtenaar heeft bij het teruggeven van de voornoemde auto niet meegedeeld dat het verboden zou zijn om in de auto te rijden of woorden van gelijke strekking. Een dergelijke opmerking is ook niet op een ander tijdstip gemaakt. De gegevens betreffende het voertuig, welke tijdens het onderzoek zijn genoteerd, zijn vervolgens, ter vaststelling van de identiteit, bevraagd bij het - CIVC (Co rdinatie en Informatie Vertuig Criminaliteit van de divisie CRI van het Korps Landelijke Politiediensten) welke afdeling de bevragingen van gegevens bij de fabrikanten van de diverse automerken uitvoert, ten dienst van de regiokorpsen. - De Rijksdienst voor het Wegverkeer. - De stichting CIS (Centraal Informatiesysteem Schademeldingen). (Bestaat thans niet meer.) Ten tijde van de verzoeken om inlichtingen, die uw cli nt aan de betrokken ambtenaar heeft gericht, had deze nog geen informatie omtrent het voertuig ontvangen en kon derhalve hem geen bevredigend antwoord geven. Het dossier is in afwachting van de gevraagde informatie geborgen en niet meer onder de dagelijkse aandacht geweest. Dit is, gegeven het feit dat bij oude auto's de antwoorden soms lang uitblijven, een normale gang van zaken. Helaas zijn de gevraagde gegevens nooit ontvangen. Achteraf is gebleken dat door de leeftijd van het voertuig, de gevraagde gegevens niet meer bij de fabrikant voorhanden waren. Een dossier wordt normaal gesproken na ontvangst van de informatie gecompleteerd, afgehandeld en afgesloten. In het onderhavige geval is dit helaas, door vooromschreven omstandigheden, niet gebeurd. Het uitblijven van informatie van bovengenoemde instellingen heeft er uiteindelijk toe geleid dat de identiteit van het voertuig niet is vastgesteld kunnen worden.

Uit uw brief van 21 mei 1997 blijkt dat u door H. benaderd bent om zijn belangen te vertegenwoordigen.. a.v. deze brief zijn de Rijksdienst voor het Wegverkeer en de dienst Douane en Accijns, sector kentekenbewijzen, door de ambtenaar op de hoogte gesteld van de bevindingen tot dan en is de RDW geadviseerd H. op te roepen teneinde zijn voertuig van een nieuw voertuigidentificatienummer te voorzien. Betrokken ambtenaar heeft u op 27 mei 1997 omtrent deze stap telefonisch ingelicht. Uw cli nt meent dat betrokken politieambtenaar jegens hem buitengewoon onzorgvuldig heeft gehandeld en ter zake ernstig is tekortgeschoten aangezien hij bijna 2 jaar lang in het ongewisse is gelaten over de uitslag van het onderzoek. Uw cli nt zat, volgens zijn zeggen, 2 jaar lang te wachten op de mededeling dat het gebruik van zijn auto was toegestaan. Ik betreur het dat uw cli nt zo lang heeft moeten wachten op de uitslag van het onderzoek. De lange behandelingstermijn acht ik echter niet buitengewoon onzorgvuldig en tevens geen ernstig tekortschieten aangezien in de eerste plaats de uitslag van het onderzoek door vooromschreven omstandigheden is vertraagd en in de tweede plaats mijns inziens geen relatie ligt tussen de uitslag van het onderzoek en het niet gebruiken van de auto. In dit onderzoek is niet gebleken van feiten en omstandigheden op basis waarvan uw cli nt redelijkerwijs moest aannemen of kon aannemen dat hij zijn auto niet mocht gebruiken. Op grond van vorenstaande acht ik uw klacht niet gegrond. Over de rechtmatigheid van het in rekening brengen van kosten voor de herkeuring c.q. herinslag van het voertuigidentificatienummer kan ik geen uitlatingen doen; hiervoor dient u zich te wenden tot de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Uw verzoek om schadevergoeding heb ik doorgezonden aan de chef van het Bureau Schade en Verzekeringen van het Regiokorps haaglanden, met het verzoek in deze kwestie een uitspraak te doen voor de aansprakelijkheid van de politie, mede op basis van mijn oordeel over deze klacht. U ontvangt hierover afzonderlijk bericht. Ik vertrouw erop u met deze informatie van dienst te zijn en beschouw uw klacht daarmee als afgedaan."

11. De chef van de afdeling Schade en Verzekeringen van het regionale politiekorps Haaglanden berichtte verzoekers gemachtigde bij brief van 3 juli 1998 onder meer het volgende:"Naar aanleiding van de door u ingediende klacht werd inmiddels een uitgebreid onderzoek ingesteld. Uit dit onderzoek is ons gebleken dat van onzorgvuldigheid of een ernstig tekortschieten door politie Haaglanden geen sprake kan zijn.

Onrechtmatig handelen kan politie Haaglanden derhalve niet verweten worden. Aansprakelijkheid kunnen wij dan ook niet erkennen."

B.       STANDPUNT VERZOEKERHet standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder

Klacht

en onder A.7. en A.9.C.       STANDPUNT BEHEERDER VAN HET REGIONALE POLITIEKORPS HAAGLANDEN1. De beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden deelde bij brief van 26 november 1998 onder meer mee dat hij zich kon vinden in het oordeel dat de chef van het onderdeel Segbroek-Loosduinen van zijn korps eerder over verzoekers klacht had gegeven (zie hierv r, onder A.8.). Voorts deelde de korpsbeheerder mee dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden bekend waren geworden die hem noopten tot herziening van zijn oordeel.2. De korpsbeheerder voegde bij zijn reactie onder meer een rapport van de chef van het Regionaal Ondersteuningspunt Korpsprioriteiten (ROK) van het regionale politiekorps Haaglanden van 15 juni 1998 waarin onder meer was vermeld:"N.a.v. een ambtelijk bericht van de Regiopolitie Limburg-Zuid, waar uit onderzoek was gebleken dat er twee voertuigen in Nederland geregistreerd waren met dezelfde identiteit, werd in juli 1995 ene H. verzocht zijn voertuig ter controle aan te bieden, aan welk verzoek hij gevolg heeft gegeven. Uit administratief onderzoek vooraf bleek dat hij op 11 februari 1995 de geldigheid van zijn kenteken heeft laten schorsen. Dit houdt onder andere in dat hij zijn voertuig buiten de openbare weg moet stallen. Op het moment dat H. zijn voertuig ter controle aanbood was deze schorsing nog een half jaar van kracht. Het voertuig en het kentekenbewijs zijn in het bezit van H. gelaten en derhalve was hij vrij de schorsing van zijn kenteken op elk moment op te heffen. De gegevens betreffende het voertuig, welke tijdens het onderzoek zijn genoteerd, zijn vervolgens, ter vaststelling van de identiteit, bevraagd bij het – CVIC (Co rdinatie en Informatie Voertuig Criminaliteit van de divisie CRI van het Korps Landelijke Politiediensten) welke afdeling de bevragingen van gegevens bij de fabrikanten van de diverse automerken uitvoert, ten dienste van de regiokorpsen. - De Rijksdienst voor het Wegverkeer. - De stichting CIS (Centraal Informatiesysteem Schademeldingen). (Bestaat thans niet meer). Ten tijde van de verzoeken om inlichtingen, die H. aan E. heeft gericht, had deze nog geen informatie omtrent het voertuig ontvangen en kon derhalve hem geen bevredigend antwoord geven.

Het dossier is in afwachting van de gevraagde informatie geborgen en niet meer onder de dagelijkse aandacht geweest. Dit is, gegeven het feit dat bij oude auto's de antwoorden soms lang uitblijven, een normale gang van zaken. Helaas zijn de gevraagde gegevens nooit ontvangen. Achteraf is gebleken dat door de leeftijd van het voertuig, de gevraagde gegevens niet meer bij de fabrikant voorhanden waren. Een dossier wordt normaal gesproken na ontvangst van de informatie gecompleteerd, afgehandeld en afgesloten. In het onderhavige geval is dit helaas, door vooromschreven omstandigheden, niet gebeurd. Het uitblijven van informatie van bovengenoemde instellingen heeft er uiteindelijk toe geleid dat de identiteit van het voertuig niet is vastgesteld kunnen worden. Uit een brief van 21 mei 1997 blijkt dat mr. V. Kortenbach door H. is benaderd om zijn belangen te vertegenwoordigen. Kortenbach vraagt nadrukkelijk om inlichtingen.. a.v. deze brief zijn de Rijksdienst voor het Wegverkeer en de dienst Douane en Accijns, sector kentekenbewijzen, door E. op de hoogte gesteld van de bevindingen tot dan en is de RDW geadviseerd H. op te roepen teneinde zijn voertuig van een nieuw voertuigidentificatienummer te voorzien. Kortenbach is hieromtrent op 27 mei 1997 telefonisch door E. ingelicht."

3. Voorts voegde de korpsbeheerder bij zijn reactie een rapport van de chef van het ROK van het regionale politiekorps Haaglanden, dat was gericht aan de korpschef van dat korps, waarin onder meer was vermeld:"Het ambtelijke bericht van de politie Limburg-Zuid werd telefonisch gegeven door collega B., met wie op het gebied van autocriminaliteit een ambtshalve bekende relatie bestaat. De toelichting van de betrokken ambtenaar, E., vond mondeling plaats bij het doornemen van het dossier en vindt zijn neerslag in de antwoordbrief aan klager. - Gebruikelijk is bij onderzoeken naar 'dubbele' kentekens de houders daarvan, met hun voertuig en bescheiden, op te roepen te verschijnen bij daartoe opgeleide politie-ambtenaren in de regio waar zij woonachtig zijn. De gegevens van de bescheiden en op het voertuig worden vergeleken en getracht wordt vast te stellen welk voertuig origineel is. Met het andere moet iets aan de hand zijn, gestolen, vervalst of anderszins. Komt men er aan de hand van het beschikbare materiaal niet uit dan vindt verdere navraag plaats bij de RDW, kentekenregister, CRI, importeur of fabrikant. Ook het gerechtelijk laboratorium wordt wel bij het onderzoek betrokken. De werkwijze is nog niet schriftelijk vastgelegd. Op landelijk niveau (Stichting Voertuigcriminaliteit) is men daar thans mee doende. - Het eerste onderzoek wordt meestal in 1 dag afgerond. Kan de identiteit nog niet worden vastgesteld dan is de onderzoeker afhankelijk van de antwoorden op vragen aan derden: die laten soms maanden op zich wachten. De houder krijgt dan zijn

voertuig mee en kan dit vrijelijk gebruiken. In het onderhavige geval is van de fabrikant nimmer antwoord verkregen. Het aantal onderzoeken is beperkt: een gemiddelde duur is dan ook niet aan te geven.- Het is de verantwoordelijkheid van de chef van de onderzoeker de voortgang te bewaken. Dat is voor dit soort onderzoeken niet (in een rappelsysteem) vastgelegd. - N.a.v. een brief van H. aan de onderzoekende ambtenaar op 12 februari 1996, omdat naar zeggen van H. de schorsing van zijn kentekenbewijs niet kon worden opgeheven, is telefonisch contact opgenomen met de RDW, (...), die op dat moment geen duidelijkheid kon verschaffen. H. is toen toch geadviseerd zich tot de RDW te wenden omdat alleen de houder van het kenteken de schorsing kan aanvragen en opheffen. Op 27 mei 1997 werd de RDW per brief ge nformeerd dat de juiste identiteit van het voertuig niet achterhaald kon worden, dat de houder te goeder trouw was en met het advies het voertuig te herkeuren en van een nieuw VIN te voorzien. - Na 27 mei 1997 werd de RDW per brief ge nformeerd dat de juiste identiteit van het voertuig niet achterhaald kon worden, dat de houder te goeder trouw was en met het advies het voertuig te herkeuren en van een nieuw VIN te voorzien. - Na 11 juni 1995 is H. met zijn voertuig opgeroepen aan welk verzoek hij op 18 juli 1995 voldeed. Op 18 juli 1995 zijn per fax inlichtingen gevraagd bij de Stichting CIS (schade aan het voertuig). Op 18 juli 1995 werd per fax aan de CRI, afdeling diefstal en geweld, gevraagd de voertuiggegevens te toetsen bij de importeur/fabrikant. Op 20 maart 1996 is per fax aan de regiopolitie Limburg (initiator) gevraagd naar verdere onderzoeksmogelijkheden. Op de faxen naar de verschillende instellingen is geen antwoord ontvangen. Op 27 mei 1997 werd aan de douane, post Rijswijk en de RDW een brief verzonden met de mededeling dat de identiteit van het voertuig niet meer vast te stellen was, de houder te goeder trouw, met het advies tot herkeuring en de inslag van een nieuw VIN. Kopie n van brieven en faxen op datum in bijgevoegd dossier. Op 8 juni 1998 werd op telefonisch verzoek van de RDW een bericht ontvangen over de schorsingsregeling alsmede een kopie van de bij het kenteken behorende bescheiden. - De opmerking "documenten recent" was bij de betrokken ambtenaar onbekend. Navraag bij RDW en PTT leerde dat vermoedelijk werd gezegd "documenten niet recent" wat in de communicatie van die diensten zou betekenen dat er een vervangend kenteken is afgegeven.

Naar eerst nu duidelijk geworden is – in de periode dat het kentekenbewijs van H. geschorst was – is met instemming van de douane Limburg reeds in september 1995 in de in Limburg aanwezige Mercedes het bij het betwiste kenteken behorende chassisnummer ingeslagen waardoor de tenaamstelling definitief naar de Limburgse eigenaar ging. Kennelijk kan de schorsing van het kenteken dan niet meer worden opgeheven. Noch de regiopolitie Limburg, noch de RDW hebben H. en/of de regiopolitie Haaglanden van dit gebeuren en de consequenties daarvan op de hoogte gesteld."

4. Tevens voegde de korpsbeheerder bij zijn reactie een faxbericht van politieambtenaar E. dat hij op 20 maart 1996 aan een ambtenaar van het regionale politiekorps Limburg-Zuid had gestuurd, waarin onder meer is vermeld:

"Op jouw verzoek van juli 1995 heb ik de persoon die met het betreffende voertuig reed opgeroepen en gecontroleerd. Hierna heb ik getracht via het CRI aanvullende gegevens van het voertuig boven water te krijgen wat mij totnogtoe niet is gelukt. (...) Teneinde het onderzoek naar de mogelijke verdachte en de juiste gegevens van het voertuig kan jij mij misschien verder helpen met de juiste gegevens van het voertuig. Hierbij verzoek ik je dan ook of er een mogelijkheid is om de gegevens van dit voertuig in Duitsland na te gaan of te vergelijken met het voertuig wat jij hebt onderzocht."5. De korpsbeheerder voegde voorts bij zijn reactie een brief van politieambtenaar E. aan de Dienst Wegverkeer van 27 mei 1997, waarin onder meer is vermeld:"Op woensdag 12 juli 1995 hebben wij een voertuig onderzocht (...). Hieruit bleek dat het niet mogelijk meer was de juiste identiteit van het voertuig te achterhalen; dit gezien de leeftijd van het voertuig en vanwege het feit dat bij Daimler-Benz de gegevens niet meer voorhanden waren. Tevens bleek dat er in Nederland nog een voertuig van hetzelfde merk en type en voertuigidentificatienummer rondreed. Dit voertuig is door collega B. van Limburg onderzocht en heeft op 29-09-1995 een andere tenaamstelling gekregen. Het voertuig voldoet derhalve niet aan de omschrijving vermeld op het kentekenbewijs. Het voornoemde kenteken was op naam gesteld van H. (...) Uit onderzoek is gebleken dat de huidige eigenaar te goeder trouw is. De juiste identiteit van het voertuig is niet meer te achterhalen. Ons verzoek is om het voertuig op te roepen voor een herkeuring en inslag Vin (voertuigidentificatienummer; N.o.)."6. De korpsbeheerder voegde bij zijn reactie voorts een intern memo van het Regionaal Ondersteuningspunt Korpsprioriteiten van 7 juni 1998, waarin onder meer is vermeld:"Afhandeling dubbel kenteken. 110295 Betreffende kentekenbewijs op initiatief H. geschorst door RDW tot 110296. ??0795 PAT Limburg Zuid verzoekt auto (...) te bekijken. Rijdt ook in Limburg. 180795 Houder, H., opgeroepen. Hij verschijnt met auto. In de uitnodiging staat dat de uitslag zal worden medegedeeld. 180795 Informatie-verzoek aan CIS idem CRI. Antwoorden niet in dossier. 090296 H. vraagt schriftelijk om contact. Kan schorsing kentekenbewijs niet verlengen. 120296 Idem: dringend. RDW verwijst naar OPAC (ondersteuningspunt autocriminaliteit; N.o.). 200396 Fax van OPAC aan PAT Limburg Zuid om nadere informatie.

210597 Advocaat H. stuurt dringende brief om info, kennelijk na eerder telefonisch

contact. 270597 Brief aan douane, sector kentekenbewijzen. Identiteit voertuig niet te achterhalen. eigenaar te goeder trouw. Idem aan RDW, met verzoek de auto te keuren en nieuwe VIN aan te brengen."7. De korpsbeheerder voegde bij zijn reactie tevens een ongedateerd faxbericht van het OPAC van het regionale politiekorps Haaglanden aan de RDW waarin onder meer staat vermeld:"Naar aanleiding van een onderzoek dat heeft plaatsgevonden aan het onderstaande voertuig hadden wij gaarne het complete dossier hiervan ontvangen. Ook hadden wij gaarne geweten wie het voertuig in eerste instantie heeft geschorst en of toenmalige eigenaar Dhr. H. dit op aandringen van de RDW heeft gedaan omdat op dat moment bleek twee soortgelijke voertuigen rond te rijden. Het andere voertuig is door Pat Limburg-Zuid gecontroleerd."8. Voorts voegde de korpsbeheerder bij zijn reactie de gegevens van het kenteken XX-00-00. Hieruit blijkt dat het kenteken tot 29 september 1995 op verzoekers naam heeft gestaan.9. De korpsbeheerder voegde tevens bij zijn reactie een afdruk uit het kentekenregister van de RDW van het kenteken XX-00-00. Blijkens deze afdruk staat het kenteken XX-00-00 sinds 29 september 1995 op naam van D. te L.10. Ten slotte voegde de korpsbeheerder bij zijn reactie een brief van de RDW aan politieambtenaar E. van 8 juni 1998, waarin onder meer is vermeld:"Op de vraag wie het voertuig in eerste instantie heeft geschorst is het antwoord: diegene die geregistreerd staat als eigenaar kan het voertuig laten schorsen of iemand laten machtigen. Het machtigen van iemand is niet gebeurd. En de vraag of dit op aandringen van de RDW is gedaan, is niet na te gaan."D.       REACTIE VERZOEKERVerzoekers gemachtigde deelde bij brief van 18 februari 1999 onder meer mee:"Zoals uit de stukken en het eerst gevoegde rapport van de Chef ROK blijkt (...), heeft klager in ieder geval op 9 februari 1996 en opnieuw op 12 februari 1996 schriftelijk per fax dringend verzocht om contact, zulks in verband met het niet kunnen opheffen van de schorsing (...). Klager stelt dat hij in de maanden daarvoor en daarna al herhaalde malen schriftelijk heeft verzocht om contact, zoals ook blijkt uit de fax van 12 februari 1996. Volgens klager heeft de politie evenwel nimmer contact met hem opgenomen (als de politie dit betwist, zal zij het tegendeel moeten bewijzen).

Uit het als tweede gevoegde rapport (...) blijkt waarom: ten tijde van de verzoeken om inlichtingen van H. was er nog geen bevredigende informatie ontvangen, zodat klager geen bevredigend antwoord kon worden gegeven. Met andere woorden, omdat er geen informatie was heeft de politie de dringende verzoeken om hulp maar genegeerd! Nota bene terwijl klager in zijn brief van 12 februari 1996 had aangegeven dat hij door de RDW en de A.P.R. naar haar was doorverwezen!. Geen excuus is, dat het dossier – zoals volgens de politie gebruikelijk is – in afwachting van de gevraagde informatie geborgen en niet meer onder de dagelijkse aandacht is geweest. Klager had herhaalde malen dringend om contact gevraagd, hetgeen er toe had moeten leiden dat het dossier dagelijks onder de aandacht van de verantwoordelijke – in casu de chef van de onderzoeker (...) was geweest. Om dezelfde reden kan evenmin als excuus gelden, dat de politie niet op de hoogte zou zijn gesteld van het gebeuren en de consequenties, zoals weergegeven aan het slot van het rapport van de Chef ROK (...), de verantwoordelijke had er op dringend verzoek van klager naar moeten vragen. Klagers dringende en gerechtvaardigde verzoeken om contact en informatie zijn steevast genegeerd, hetgeen naar zijn mening in strijd is met de door de politie in acht te nemen behoorlijkheidseisen en heeft geleid tot extra onkosten. Niet in de laatste plaats onkosten voor zijn raadsman, wiens verzoek om actie ineens wel serieus werd genomen."

E.       REACTIE BEHEERDER VAN HET REGIONALE POLITIEKORPS HAAGLANDENDe beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden deelde bij brief van 31 maart 1999 mee dat hij zich kon vinden in en zich aansloot bij de reactie van de chef van het Informatieknooppunt Haaglanden van 23 maart 1999 aan hem, waarin onder meer staat vermeld:"Telefoongesprekken met klager zijn niet vastgelegd. De betrokken ambtenaar heeft naar zijn zeggen telefonisch gereageerd op de brief van 12 februari 1996 door klager te verwijzen naar de Rijksdienst Wegverkeer, de enige instantie die de schorsing kon opheffen. Klager was ook de enige die dit kon verzoeken: hij had de schorsing zelf voor de start van het politie-onderzoek aangevraagd. De daaruit voortvloeiende consequenties zijn eveneens voor zijn rekening. Over de communicatie tussen klager en de Rijksdienst is niets bekend. Wel is inmiddels duidelijk dat de juridische situatie buiten medeweten van klager en betrokken ambtenaar zich had gewijzigd, in die zin dat, door een ambtelijk bericht van de regiopolitie Limburg-zuid aan de Rijksdienst Wegverkeer het kenteken van klager zijn geldigheid verloor. Onderzoek naar de identiteit van de auto van aangever heeft nimmer positief resultaat opgeleverd, reden om in mei 1997 'groen licht' voor de auto van klager te geven. Zoals in eerdere rapportage verwoord is de organisatorische inbedding van betrokken ambtenaar sedert 1 maart 1998 gewijzigd. De wijziging heeft directer toezicht op de ambtenaar tot gevolg.

De gecompliceerdheid voor klager van wetgeving, overheidsinstanties en hun verantwoordelijkheden maken zijn reactie begrijpelijk maar leiden niet tot financi le aansprakelijkheid van het regiokorps Haaglanden."

F.       NADERE REACTIE VERZOEKERVerzoekers gemachtigde liet bij faxbericht van 15 april 1999 weten dat er van verzoekers zijde geen behoefte bestond te reageren op hetgeen de korpsbeheerder naar voren had gebracht.

Beoordeling

1. Verzoeker heeft erover geklaagd dat het regionale politiekorps Haaglanden, ondanks een toezegging daartoe, hem niet op de hoogte heeft gesteld van de stand van zaken en van de uitslag van het onderzoek naar de identiteit van zijn personenauto op 20 juli 1995, tot het moment waarop zijn gemachtigde zich op 12 mei 1997 tot de politie wendde. Op 11 februari 1995 had verzoeker het gebruik van het kenteken van deze auto geschorst. In februari 1996 had verzoeker de schorsing niet meer kunnen verlengen. Op zijn verzoeken van 6 februari 1996 en 12 februari 1996 aan de politie om contact met hem op te nemen in verband met de problemen met het verlengen van de schorsing heeft de politie niet gereageerd, aldus verzoeker. Pas nadat verzoekers gemachtigde op 21 mei 1997 bij de politie had gerappelleerd, is op initiatief van de politie verzoekers auto op 31 juli 1997 alsnog gekeurd en voor die auto een nieuw kenteken afgegeven. Verzoeker liet weten dat hij geen gebruik had kunnen maken van zijn auto gedurende de periode dat hij nog geen uitslag van het onderzoek had ontvangen.2. De korpsbeheerder heeft meegedeeld dat het onderzoek aan verzoekers auto had plaatsgevonden omdat elders in Nederland een zelfde auto met hetzelfde kenteken als dat van verzoekers auto was aangetroffen. Verzoeker had, na het onderzoek op 20 juli 1995 naar de identiteit van de auto, zijn auto met het kentekenbewijs teruggekregen, aldus de korpsbeheerder. Voorts had de politieambtenaar verzoeker bij teruggave niet meegedeeld dat het verboden of niet toegestaan was met de auto te rijden. De korpsbeheerder liet weten dat daarna bij diverse instanties inlichtingen zijn gevraagd ter vaststelling van de identiteit van de auto. Op verzoekers verzoeken om informatie op 9 en 12 februari 1996 had de politie geen bevredigend antwoord kunnen geven omdat nog geen informatie van de diverse instanties was ontvangen, aldus de korpsbeheerder. Het dossier met betrekking tot verzoekers auto was daarna geborgen en niet meer onder de dagelijkse aandacht geweest, hetgeen volgens de korpsbeheerder bij oude auto's een normale gang van zaken was. Volgens de korpsbeheerder was achteraf gebleken dat door de leeftijd van de auto van verzoeker geen gegevens meer voorhanden waren bij de fabrikant.

3. Uit het onderzoek is gebleken dat op 29 september 1995 het kenteken van verzoekers auto was toegekend aan de andere auto met het zelfde kenteken. Tengevolge hiervan was het in februari 1996 voor verzoeker niet mogelijk geweest de schorsing van het (zelfde) kenteken te verlengen. Toen verzoeker de politie op 9 en 12 februari 1996 had verzocht om informatie, in verband met de problemen bij het verlengen van de schorsing van het kenteken, had het in de rede gelegen dat de politie bij de RDW had ge nformeerd naar de tenaamstelling van het kenteken van verzoekers auto. De Nationale ombudsman acht het aannemelijk dat dit niet is gebeurd, in tegenstelling tot hetgeen in het rapport van de chef ROK is vermeld (zie C. Standpunt beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden, onder 3.), omdat in dat geval de politie op de hoogte zou zijn geraakt van de 'nieuwe' tenaamstelling van het kenteken van de auto. Hierop zou de politie dezelfde actie hebben kunnen ondernemen, zoals later medio 1997 wel is gebeurd naar aanleiding van het rappelleren van verzoekers gemachtigde. Aan het voorgaande doet niet af dat de RDW in februari 1996 de gegevens van de 'nieuwe' tenaamstelling niet uit eigen beweging heeft verstrekt. De politie heeft immers direct toegang tot het kentekenregister van de RDW en had daar de juiste informatie kunnen krijgen. Het is niet juist dat hiervan geen gebruik is gemaakt. Voorts is uit het onderzoek gebleken dat de politie verzoeker in de periode na februari 1996 tot 21 mei 1997, ondanks zijn verzoeken daartoe, niet op de hoogte heeft gesteld van de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek naar het kenteken van zijn auto. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Haaglanden, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden (de burgemeester van 's-Gravenhage), is gegrond.

Instantie: Regiopolitie Haaglanden

Klacht:

Verzoeker niet op de hoogte gesteld van stand van zaken en uitslag onderzoek identiteit personenauto.

Oordeel:

Gegrond