1999/052

Rapport
Op 2 maart 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer S. te Apeldoorn, met een klacht over een gedraging van de chef van het regionale politiekorps IJsselland. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps IJsselland (de burgemeester van Zwolle), werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat de chef van het regionale politiekorps IJsselland zijn verzoek van 11 mei 1997 om vergoeding van de schade, die politieambtenaren op 9 mei 1997 hadden toegebracht bij het binnentreden van een door hem verhuurde woning te Deventer, op 26 februari 1998 heeft afgewezen.

Achtergrond

1. Wetboek van Strafvordering (Sv.)Artikel 97 Sv.:"1. In geval van ontdekking op heeter daad of van een misdrijf waarvoor voorloopige hechtenis is toegelaten, kan de officier van justitie die de in artikel 181, eerste lid, bedoelde vordering doet, in afwachting van het optreden van den rechter-commissaris, bij dringende noodzakelijkheid:1 . ter inbeslagneming huiszoeking doen op elke plaats waar het feit is begaan of sporen heeft achtergelaten, in de woning en in de verblijfplaats van den verdachte en in herbergen, koffiehuizen en openbare plaatsen; 2 . ter gelegenheid eener schouw elders, voor inbeslagneming vatbare voorwerpen, voor zoover deze voor de hand worden aangetroffen, in beslag nemen.2. Kan het optreden van den officier van justitie niet worden afgewacht, dan komt de bevoegdheid toe aan ieder zijner hulpofficieren, onder verplichting om van de ondernomen handeling onverwijld schriftelijk kennis te geven aan den officier van justitie."2.Algemene wet op het binnentreden (Awbi) 2.1. Artikel 2, eerste lid, Awbi:"Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging vereist, tenzij en voor zover bij wet aan rechters, rechterlijke colleges, leden van het openbaar ministerie en burgemeesters de bevoegdheid is toegekend tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. De machtiging wordt zo mogelijk getoond."2.2. Artikel 5, eerste lid, Awbi:"De machtiging wordt gegeven voor het binnentreden in n in de machtiging te noemen woning. Zo nodig kan in de machtiging worden bepaald dat zij tevens geldt voor ten hoogste drie andere afzonderlijk te noemen woningen."

2.3. Artikel 7, tweede lid, Awbi:"Bij afwezigheid van de bewoner kan slechts worden binnengetreden, voor zover dit dringend noodzakelijk is en, indien krachtens een machtiging wordt binnengetreden, de machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt."3. OpiumwetArtikel 9 van de Opiumwet:"1. De opsporingsambtenaren hebben, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, toegang:a. tot de voer- en vaartuigen, met inbegrip van woongedeelten, waarvan hun bekend is, of waarvan redelijkerwijze door hen kan worden vermoed, dat daarmede ingevoerd of vervoerd worden of dat daarin, daarop of daaraan bewaard worden of aanwezig zijn middelen, bedoeld in de artikelen 2 of 3, eerste lid; b. tot de plaatsen, waar een overtreding van deze wet gepleegd wordt of waar redelijkerwijze vermoed kan worden, dat zodanige overtreding gepleegd wordt.2. Zij zijn bevoegd een persoon verdacht van een bij deze wet als misdrijf strafbaar gesteld feit, bij het bestaan van ernstige bezwaren tegen deze aan lichaam en kleding te onderzoeken.3. Zij zijn te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen."4. Schadevergoeding bij rechtmatig politieoptredenIn het geval er sprake is van rechtmatig politieoptreden kunnen de omstandigheden van het geval meebrengen dat de overheid gehouden is de door dat optreden veroorzaakte schade te vergoeden. Op 23 januari 1990 bracht de Nationale ombudsman een rapport uit (90/018 AB 1990, nr. 269, m.n. P.C.E. van Wijmen) naar aanleiding van een verzoekschrift waarin de betrokkene erover klaagde dat de overheid (in dit geval de rijkspolitie) niet de schade wenste te vergoeden die bij een inval van een arrestatieteam van de rijkspolitie was toegebracht aan een door hem verhuurde woning. De Nationale ombudsman overwoog in dat rapport dat een overheidsorgaan gehouden is om bij de beslissing op een verzoek om de schade te vergoeden die is voortgevloeid uit politieoptreden, mede de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te betrekken. Met name het gelijkheidsbeginsel kan met zich meebrengen dat de overheid, ook wanneer er sprake is van rechtmatig politieoptreden, de door de burger geleden schade behoort te vergoeden.

Het gelijkheidsbeginsel houdt onder meer in dat burgers in beginsel op gelijke wijze de lasten dragen die het gevolg zijn van de behartiging van het algemeen belang, tenzij het kosten betreft die naar maatschappelijke opvattingen voor risico van de individuele burger behoren te komen.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps IJsselland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Zwolle over de klacht ge nformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder en verzoeker deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Ambtshalve heeft de Nationale ombudsman het verslag van bevindingen op enkele punten gewijzigd en aangevuld.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. Feiten1. Verzoeker was in 1997 eigenaar van pand H. in Deventer. Dit pand bestaat uit vier wooneenheden, die verzoeker toentertijd verhuurde. W. was n van de huurders. Op 9 mei 1997 traden ambtenaren van het regionale politiekorps IJsselland het pand H. binnen. Bij het binnentreden door de politie ontstond schade aan het pand.2. Bij brief van 11 mei 1997 stelde verzoeker het regionale politiekorps IJsselland aansprakelijk voor de schade die de politieambtenaren op 9 mei 1997 aan pand H. in Deventer hadden toegebracht. Deze brief hield onder meer het volgende in:"Tijdens de bestorming van mijn pand is aanzienlijke schade aangericht aan deuren en kozijnen. De schade bedraagt fl. 10204,88."3. Bij brief van 26 februari 1998 wees de chef van het regionale politiekorps IJsselland het verzoek om schadevergoeding af. De korpschef deelde in deze brief onder meer het volgende aan verzoeker mee:"Op 9 mei 1997 is door een arrestatie-eenheid van de regiopolitie IJsselland een inval gedaan op het adres (...) H. te Deventer. Het doel van deze inval was de aanhouding van de u bekende W.. werd op dat moment verdacht van een misdrijf. De feiten en omstandigheden rechtvaardigden op dat moment de aanhouding van de verdachte. Om de verdachte te kunnen aanhouden heeft de Hulpofficier van Justitie een last tot binnentreden verleend. Hieruit blijkt dat de medewerkers van de regiopolitie IJsselland gehandeld hebben in de rechtmatige uitoefening van hun functie. Uit niets is gebleken dat daarbij buitensporig geweld is gebruikt. Alles overziende kom ik tot de conclusie dat de door de regiopolitie IJsselland aangerichte schade niet voor vergoeding in aanmerking komt. Ik raad u aan de geleden schade te verhalen op de huurder." B. Standpunt verzoeker 1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder klacht2. Verzoeker deelde in zijn verzoekschrift verder nog onder meer het volgende mee:

"Tijdens de inval was de heer W. niet thuis. Toch heeft de politie het hele pand opengebroken met de nodige gevolgen van schade (...). De politie heeft later de heer W. elders aangehouden. Volgens de heer W. is de aanklacht tegen hem geseponeerd waaruit ik opmaak dat de heer W. onschuldig is. Verder stelt de korpschef dat uit niets blijkt dat buitensporig geweld is gebruikt. De politie heeft ook de kamers van de overige bewoners vernield, de schade bedraagt fl. 10540,- (...). De politie had van mij de sleutels van het pand kunnen krijgen of had zich via het beheer toegang tot het pand kunnen verschaffen. Hier zijn afspraken met de politie over gemaakt in het verleden. Hoewel de politie een last tot binnentreden had vraag ik mij af of dit betrekking had op de kamers van de overige bewoners. Het zijn immers zelfstandige wooneenheden. Want er zijn deuren en kozijnen vernield van bewoners die niets met de zaak te maken hadden."3. Verzoeker verwees in zijn verzoekschrift naar onder meer een offerte van 26 mei 1997 ter zake van de kosten van de herstelwerkzaamheden van firma N. In de offerte staat onder meer het volgende vermeld:"1. Voordeur met voordeurkozijn: -        vervangen voordeur door massieve multiplex deur-        nieuw oplegcilinderslot merk Lips -        nieuwe scharnieren -        schilderwerk kozijn met deur -        reparatie kozijn2. Kozijn met deur, kamer 1 t/m 4-        vervangen bestaand kozijn door nieuw vurenhout kozijn met bovenlicht -        vervangen bestaande deur inclusief hang- en sluitwerk -        vervangen beuken stofdorpel -        aanbrengen enkel glas in bovenlicht -        aanbrengen betimmering op kozijnen -        afschilderen kozijnen en deuren3. Keukendeur: -        het rooster in de deur wordt vervangen4. Douchekozijn: -        herstellen wand en kozijnen Voornoemde werkzaamheden kunnen wij uitvoeren voor een totaal bedrag van f 10.540,- inclusief 17,5 % B.T.W."

C. Standpunt korpsbeheerder1.1. De beheerder van het regionale politiekorps IJsselland reageerde onder meer als volgt op de klacht:"Op grond van de verkregen informatie (op 9 mei 1997 door het regionale politiekorps IJsselland; N.o.) vindt telefonisch overleg plaats tussen de Officier van Justitie en de aanwezige Hulpofficier van Justitie. De Officier van Justitie licht hierop de Rechter Commissaris in. De komst van de Rechter Commissaris en de Officier van Justitie kon, gelet op de aard van het vermeende misdrijf en de mogelijke aanwezigheid van (vuur)wapengevaarlijke verdachten, niet worden afgewacht. De Officier van Justitie besluit tot gebruikmaking van de bevoegdheid van artikel 97 Wetboek van Strafvordering (zie achtergrond onder 1.; N.o.) en geeft toestemming voor het doen van een spoedhuiszoeking. Gelet op de mogelijke aanwezigheid van (vuur)wapengevaarlijke verdachten is besloten tot de inzet van een arrestatieteam. Gelet op het mogelijke gevaar van de actie, de tijdsdruk waaronder een en ander moest plaatsvinden en de waarschijnlijke aard van het delict, werd besloten geen gebruik te maken van de afspraken met betrekking tot het waarschuwen van de sleutelhouder van het pand (...) H. te Deventer, nog afgezien van het feit dat de sleutelhouder in Apeldoorn en niet in Deventer woonachtig is. (...) In voorkomende gevallen dat een arrestatieteam moet optreden in een pand waarin meerdere wooneenheden zijn gevestigd en niet vooraf duidelijk is in welke wooneenheid de aan te houden personen zich bevinden is de procedure – ter bescherming van de leden van het arrestatieteam en vergroting van de kans op succes van de actie – dat alle wooneenheden worden overrompeld. Hierbij is naar mijn mening geen excessief en of disproportioneel geweld gebruikt. De inval eindigde met een aanhouding van twee verdachten van handel in verdovende middelen en de inbeslagname van een halve kilo verdovende middelen. Op 11 mei 1997 stelt de heer S. (verzoeker; N.o.) de regiopolitie IJsselland aansprakelijk voor de schade (...). Gelet op de afgegeven machtiging tot binnentreden, de omstandigheden waaronder het arrestatieteam moest optreden en het resultaat van de actie, acht ik het optreden van de politie IJsselland rechtmatig. Een schadevergoeding ligt derhalve niet in de rede. Nu de heer S. zich voor vergoeding van de schade niet tot de staat kan wenden zou hem in overweging kunnen worden gegeven om zich ten aanzien van de schade te wenden tot de aangehouden huurders. Ik acht zijn klacht dan ook ongegrond (...)."

1.2. De Nationale ombudsman is in kennis gesteld van de informatie waarnaar de korpsbeheerder verwijst aan het begin van zijn hierv r onder 1.1. geciteerde brief. Ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden heeft de Nationale ombudsman besloten om deze informatie niet in dit rapport op te nemen.2.1. De korpsbeheerder voegde bij zijn reactie onder meer een afschrift van een op 9 mei 1997 door hulpofficier van justitie B. uitgeschreven machtiging tot binnentreden in pand H., een afschrift van een op 13 mei 1997 door Bu. opgemaakt verslag van binnentreden in het pand H., en een door politieambtenaar Bu. opgemaakt proces-verbaal van 8 oktober 1997. In de machtiging tot binnentreden is onder meer het volgende opgenomen:"B. inspecteur van politie te IJsselland als zodanig hulpofficier van justitie, Gelet op de artikelen 2, 5 en 7 van de Algemene Wet Binnentreden (zie achtergrond onder 2.; N.o.) Gelet op ( ) artikel 55 van het Wetboek van Strafvordering (aanhouding) ( ) artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering (inbeslagneming) (X) artikel 97 van het Wetboek van strafvordering (huiszoeking) (...) (X) artikel 9 van de Opiumwet (zie achtergrond onder 3.; N.o.) (...) geeft machtiging aan. , inspecteur van Politie IJsselland om ( ) voor de aanhouding van nader te noemen persoon (X) voor de inbeslagneming van: in de Opiumwet genoemde verboden stoffen en daarmee verband houdende goederen, die voor inbeslagneming vatbaar zijn (X) voor huiszoeking in het kader van art. 97 Strafvordering zonder toestemming van de bewoner binnen te treden (X) in de woning (...): H. ( ) en tevens in afzonderlijke woningen, te weten:

( ) in iedere woning waarin de bedoelde personen/het bedoelde goed zich bevindt of verondersteld wordt zich te bevinden bepaalt voorts dat (...) (X) voor zover het doel van het binnentreden dit vereist degene die bevoegd is zonder toestemming van de bewoner binnen te treden zich door anderen kan doen vergezellen."2.2. In het verslag van binnentreden is onder meer het volgende opgenomen:"Op 9 mei 1997 te 22:50 uur ben ik, ondergetekende, vergezeld van 5 opsporingsambtenaren, (X)      krachtens een machtiging van. , hulpofficier van justitie te Deventer welke machtiging op 9 mei 1997 is gegeven op grond van artikel 55 van het Wetboek van Strafvordering binnengetreden in de woning (...) H. te Deventer (X)      zonder toestemming van een persoon, die opgaf de bewoner te zijn en te zijn genaamd: I. (X)      aanhouding van W. en C. (X)      inbeslagneming. (X)      huiszoeking. (X)      Voorafgaande aan het binnentreden van de woning heb ik mij niet door het tonen van mijn legitimatiebewijs gelegitimeerd (X)      de hierboven vermelde machtiging niet getoond (X)      het doel van binnentreden niet meegedeeld omdat aanhouding geschiedde door AT. Tijdens het binnentreden werd het vormvoorschrift, namelijk de legitimatieplicht overtreden daar de verdachte vermoedelijk gewapend zou zijn en hiervan mogelijk gebruik zou kunnen maken Wijze van binnentreden:De toegangsdeur en verschillende afgesloten deuren werden geforceerd. Verrichtingen, eventuele voorvallen en bijzonderheden:(schade, letsel, verzet geboden, vormvoorschriften overschreden) Aan de toegangsdeur en verschillende afgesloten ruimten ontstond schade In de woning is in beslag genomen: 538 gram coca ne. Het betreft een woonkamer waarin kamerverhuur plaatsvindt. In de woning staan ingeschreven: W., Ca., V. en I. In deze woning werden C. en I. aangehouden. De woning is verlaten op 9 mei 1997 te 23.35 uur.

(...) Afschrift aan de bewoner verstrekt/gezonden op 13 mei 1997"2.3. Uit het door politieambtenaar Bu. opgemaakte proces-verbaal van 8 oktober 1997 komt het volgende naar voren. Naar aanleiding van verkregen informatie, die de Nationale ombudsman ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden in dit rapport niet vrijgeeft, waren politieambtenaren van het regionale politiekorps IJsselland op 9 mei 1997 het door verzoeker verhuurde pand H. binnengetreden, onder meer voor het doen van een spoedhuiszoeking. De politie had hierover te voren overlegd met de piketofficier van justitie, en in opdracht van hem besloten tot de inzet van een arrestatieteam. In het pand H. werden huurder I. en bezoeker C. aangehouden. Zij werden overgebracht naar het politiebureau in Deventer. I. werd op zondag 11 mei 1997 uit de verzekeringstelling ontslagen en heengezonden. Uit het proces-verbaal komt verder naar voren dat de politieambtenaren door observatie vooraf wisten dat W. niet aanwezig was in pand H., maar in perceel S. te Deventer. De politieambtenaren waren eveneens in het bezit van een machtiging tot binnentreden in dit perceel. Omdat W. niet aanwezig was in perceel S. behoefde van die machtiging geen gebruik te worden gemaakt. W. werd later op de avond op een andere plaats aangehouden en overgebracht naar het politiebureau te Deventer alwaar hij in verzekering werd gesteld. Op 13 mei 1997 werden W. en C. in bewaring gesteld, waarna W. op 21 mei 1997 uit bewaring werd ontslagen. W. had tegenover de politie verklaard niets met het voorval van doen te hebben. Bezoeker C. werd op 23 mei 1997 uit bewaring ontslagen en voorzien van een dagvaarding heengezonden.

Beoordeling

1. Verzoeker was in 1997 eigenaar van pand H. in Deventer. Dit pand bestaat uit vier wooneenheden, die verzoeker toentertijd had verhuurd. W. was n van de huurders. Naar aanleiding van verkregen informatie traden ambtenaren van het regionale politiekorps IJsselland op 9 mei 1997 het pand H. binnen. Zoals is aangegeven in de bevindingen, onder C.1.2., is de Nationale ombudsman in kennis gesteld van deze informatie, en heeft hij besloten die niet in dit rapport op te nemen. Bij het binnentreden door de politie is schade aan het pand ontstaan. 2. Verzoeker klaagt erover dat de chef van het regionale politiekorps IJsselland zijn verzoek van 11 mei 1997 om vergoeding van de schade die politieambtenaren op 9 mei 1997 hadden toegebracht bij het binnentreden van een door hem verhuurde woning te Deventer op 26 februari 1998 heeft afgewezen.

Ter motivering van die afwijzing deelde de korpschef aan verzoeker mee dat het binnentreden was geschied ter aanhouding van n van de huurders, de heer W., en dat de politieambtenaren hadden gehandeld in de rechtmatige uitoefening van hun functie. De korpschef raadde verzoeker dan ook aan om de schade op de heer W. te verhalen.3. De korpsbeheerder liet in zijn reactie weten dat hij de klacht niet gegrond achtte, en wees, evenals de korpschef, het verzoek om schadevergoeding af. De korpsbeheerder deelde mee dat hij het optreden van de politieambtenaren, gelet op de afgegeven machtiging, de omstandigheden waaronder het arrestatieteam had moeten optreden en het resultaat van de actie, rechtmatig achtte. Naar zijn mening lag een schadevergoeding dan ook niet in de rede.4. Voor de beoordeling van de afwijzende beslissing van de korpschef om de schade die is veroorzaakt door het binnentreden te vergoeden, is het volgende van belang. Indien de leiding van een politiekorps wordt benaderd met het verzoek om de schade te vergoeden die is voortgevloeid uit optreden van ambtenaren van dat korps, behoren bij de beslissing op dit verzoek de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht te worden genomen (zie achtergrond onder 4.). Met name het gelijkheidsbeginsel kan met zich meebrengen dat ook in gevallen waarin schade is veroorzaakt door rechtmatig politieoptreden, die schade geheel of ten dele ten laste behoort te komen van de gemeenschap, tenzij er reden is om deze kosten voor rekening en risico te laten blijven van betrokkenen.5. Vast staat dat de politieambtenaren ter uitoefening van de politietaak met een door een hulpofficier van justitie uitgeschreven machtiging het door verzoeker verhuurde pand H. zijn binnengetreden. In verband met eventuele aanwezigheid van vuurwapengevaarlijke verdachten in de woning had de piketofficier van justitie opdracht gegeven tot het inzetten van een arrestatieteam, die alle vier de wooneenheden heeft overrompeld. Aldus heeft het politieoptreden plaatsgevonden overeenkomstig de wettelijke voorschriften, en was het rechtmatig.6. De korpschef heeft zich bij de afwijzing van verzoekers schadeclaim beroepen op de rechtmatigheid van het betreffende politieoptreden. Daarmee is echter miskend dat ook rechtmatig politieoptreden aanleiding kan vormen om schadevergoeding toe te kennen. Dit betekent dat de motivering van de korpschef voor het afwijzende besluit dit besluit niet kan dragen. De onderzochte gedraging is aldus bezien niet behoorlijk.

Dit geeft aanleiding om in dit rapport de aanbeveling te doen het afwijzende besluit te heroverwegen.7.1. Voor de desbetreffende heroverweging is het volgende van belang. In dit geval heeft de politie schade veroorzaakt in de uitoefening van haar politietaak. Bij de uitoefening van de politietaak handelt de politie in het algemeen belang. Zoals hierv r, onder 4., is aangegeven, kan inachtneming van het gelijkheidsbeginsel met zich meebrengen dat schade die is veroorzaakt door rechtmatig politieoptreden, in het algemeen belang, niet ten laste behoort te worden gelaten van de individuele burger die deze schade heeft geleden. Dat wil in dit geval zeggen dat, zolang niet is aangetoond dat de betreffende schade naar maatschappelijke opvatting voor risico dient te komen van verzoeker, als de verhuurder van het pand, er reden kan zijn voor een tegemoetkoming aan verzoeker in de schade die het rechtstreeks gevolg is geweest van het politieoptreden. In dit verband is van bijzonder belang of verzoeker wist of had kunnen weten wat zich in het verhuurde pand afspeelde, en of hij dit op enigerlei wijze had kunnen voorkomen.7.2. Bij de heroverweging verdient verder het volgende de aandacht. De hulpofficier heeft de machtiging tot binnentreden uitgeschreven voor het doen van een spoedhuiszoeking in pand H. te Deventer. Vervolgens heeft de korpschef bij brief van 26 februari 1998 aan verzoeker meegedeeld dat het binnentreden had plaatsgevonden ter aanhouding van W. Dit is niet juist, nu in de machtiging niet is aangegeven dat mocht worden binnengetreden ter aanhouding van W., I., of andere personen. Dat voorts in het verslag van binnentreden staat vermeld dat wel is binnengetreden ter aanhouding van onder meer W., doet hieraan niet af. Deze verslaglegging is bovendien niet zorgvuldig. Voorts is uit het proces-verbaal van 8 oktober 1997 gebleken dat de politieambtenaren op 9 mei 1997 door observatie vooraf wisten dat de heer W. op het moment van binnentreden niet in pand H. aanwezig was. W. is later op de avond op een andere plaats aangehouden en overgebracht naar het politiebureau te Deventer, alwaar hij in verzekering is gesteld. Gelet op het bovenstaande is de mededeling van de korpschef aan verzoeker onjuist geweest. Zo bezien, is het advies van de korpschef om de schade op huurder W. te verhalen niet begrijpelijk. Ook de verwijzing van de korpsbeheerder, tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman naar de huurders is, gelet op de inhoud van de machtiging, niet direct te volgen. Ten slotte geeft de korpsbeheerder in zijn reactie aan dat het arrestatieteam alle vier de wooneenheden heeft overrompeld, ter bescherming van de leden van dit team en ter vergroting van de kans op succes.

Gelet op de informatie die aanleiding is geweest voor het bewuste politieoptreden zijn dit te respecteren overwegingen. Zij roepen echter wel de vraag op of de schade die volgde uit een dergelijke wijze van politieoptreden, in het algemeen belang, (volledig) op verzoeker mag worden afgewenteld.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de chef van het regionale politiekorps IJsselland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps IJsselland (de burgemeester van Zwolle), is gegrond.

Aanbeveling

De beheerder van het regionale politiekorps IJsselland wordt in overweging gegeven de afwijzing van verzoekers schadeclaim te heroverwegen, met inachtneming van hetgeen in de beoordeling, onder punt 7., is opgemerkt.

Instantie: Regiopolitie IJsselland

Klacht:

Verzoek om vergoeding schade na binnentreden afgewezen.

Oordeel:

Gegrond