1998/570

Rapport
Op 24 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer S. te Arnhem, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Gelderland-Midden. Nadat verzoeker zijn verzoekschrift op 10 december 1997 en op 26 december 1997 had aangevuld, werd naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Midden (de burgemeester van Arnhem), een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt er over dat een met naam genoemde ambtenaar van het regionale politiekorps Gelderland-Midden, bij gelegenheid van een gesprek op 18 september 1995 met verzoeker en zijn echtgenote in verband met een verdenking van seksueel misbruik, op de hoogte was van en zich heeft uitgelaten over het verleden van degene die aangifte van seksueel misbruik had gedaan, terwijl hij dit later heeft ontkend.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Midden verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd een betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Deze betrokken ambtenaar maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoeker en de korpsbeheerder deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. Feiten 1. Politieambtenaar J. van het regionale politiekorps Gelderland-Midden deelde in een mutatie uit het dag- en nachtrapport van 18 september 1995 onder meer het volgende mee:"Komen de Hr. en Mevr. S. (verzoeker en zijn echtgenote; N.o.) aan het bureau en vertellen een verhaal omtrent Mevr. M. In kort:Zij hebben ongeveer 7 maanden contact met Mevr. M. Ongeveer 14 dagen geleden werd Mevr. M. opgenomen (...). Het kind Mx werd zonder overleg bij de fam. 'gestald'. Mevr. S. en Mevr. M. waren vriendinnen en vertelden elkaar alles. Mevr. S. gaf te kennen dat het niet verstandig was dat M. de psych. afdeling verliet. In een bewoording van als je thuis komt en dan zorg je voortaan maar voor Mx, kwam er een eind aan hun relatie. De heer en Mevr. S. eisten Fl. 130,== voor onkosten van Mx. Mevr. M. werd daar behoorlijk kwaad om. Dit was afgesproken, dat de kosten betaald werden. Al met al het werd een haat verhouding. Vervolgens werd de Fam beschuldigd van seksuele mishandeling tov dochter Mx."2. In een mutatie uit het dag- en nachtrapport van 19 september 1995 deelde politieambtenaar D. van het regionale politiekorps Gelderland-Midden onder meer mee:"I.v.m. aanwijzingen seksueel misbruik van een vierjarig meisje, Mx door een buurman en de crisissituatie die dit veroorzaakt had (...), heb ik samen met de ggf (gebiedsgebonden functionaris; N.o.) J. een bezoek gebracht aan dit adres. (...) Nadat moeder (...) dit weekend hoorde van haar dochter, dat er seksuele handelingen gepleegd zijn met haar dochtertje door de buren, waar het kind was ondergebracht, heeft zij onmiddellijk contact opgenomen met haar huisarts, een vertrouwensarts (...) en de politie. (...) Moeder komt op 19 september aangifte doen bij coll R. Het vierjarige meisje dat ggf J. kende, deelde hem spontaan en ongevraagd een detail mede wat haar was overkomen."3. Het regionale politiekorps Gelderland-Midden hield verzoekers echtgenote en verzoeker aan in oktober 1995 naar aanleiding van de aangifte van M. Beiden werden vervolgens in verzekering gesteld op grond van de verdenking van ontucht met een kind beneden de leeftijd van zestien jaar. In het proces-verbaal van verhoor van verzoekers echtgenote van 11 oktober 1995 is onder meer als haar verklaring opgenomen:"Ik hoorde van de wijkagent J. dat M. de eerste vier jaar van haar leven opgroeide in het Spijkerkwartier. Verder zei hij dat M. nu de vruchten plukte van een zeer turbulent leven in het Spijkerkwartier. Ik hoorde nog niet zo lang geleden dat M. als hoer had gewerkt."4. De politie stelde verzoeker en zijn echtgenote op respectievelijk 12 en 13 oktober 1995 na verhoor in vrijheid.5. De officier van justitie te Arnhem deelde de chef van het regionale politiekorps Gelderland-Midden bij brief van 18 april 1996 onder meer mee:"Hierbij doe ik u toekomen het (...) verzoek mij bij aanvullend proces-verbaal op onderstaande (...) punten nader te berichten. 1) G. (verzoekers echtgenote; N.o.) (...) verklaart (...) dat wijkagent J. aan haar verteld zou hebben dat de moeder van Mx als hoer gewerkt zou hebben in het Spijkerkwartier en dat zij een pooier zou hebben. Ik zou graag weten of de wijkagent dit aan G. verteld heeft en of de beweringen op waarheid berusten. Indien dit niet het geval mocht blijken te zijn dan had ik graag een aanvullende verklaring van mevr. G. waarin zij wordt geconfronteerd met haar leugenachtige verklaring. 2) In vorengenoemde verklaring vertelt G. tevens dat de zus van M. haar telefonisch zou hebben meegedeeld dat zij Mx nooit in huis zou nemen omdat zij bang was dat zij door M. beschuldigd zou worden van seksueel misbruik. De zus zou dit ook tegen haar ouders verteld hebben. Gelet op vorenstaande verzoek ik u de zus van M. hierover te horen. Mocht ook dit verhaal niet kloppen dan zou ik mevr. G. ook met deze verklaring geconfronteerd willen zien."6. Politieambtenaar J. maakte op 15 mei 1996 naar aanleiding van de brief van de officier van justitie te Arnhem van 18 april 1996 een proces-verbaal op waarin onder meer is vermeld:"Door mij J., brigadier van politie District Arnhem/Veluwezoom West, wordt het volgende verklaard:Naar aanleiding van het verzoek van de Officier van Justitie van het arrondissementsparket te Arnhem, (...) d.d. 18 april 1996 verklaar ik het volgende:In antwoord op Uw vragen deel ik U mede dat ik nimmer uitlatingen gedaan heb ten overstaan van wie dan ook omtrent het gestelde in Uw brief onder sub 1.

Het is mij niet bekend of mevrouw M. in het Spijkerkwartier gewerkt of gewoond heeft. Waarvan door mij. , op ambtseed is opgemaakt, dit proces-verbaal, dat ik sloot en tekende te ARNHEM op 15-MEI-96."7. Naar aanleiding van de brief van de officier van justitie van 18 april 1996 werd de zuster van de aangeefster op 20 mei 1996 door politieambtenaar D. gehoord. Uit het van dit verhoor opgemaakte proces-verbaal blijkt dat de zuster van de aangeefster tijdens dit verhoor heeft verklaard dat zij niet meer wist welke mededelingen zij aan de echtgenote van verzoeker had gedaan.8. Op 21 mei 1996 verhoorde een ambtenaar van het regionale politiekorps Gelderland-Midden verzoekers echtgenote als verdachte naar aanleiding van het verzoek van de officier van justitie van 18 april 1996.9. De officier van justitie in het arrondissement Arnhem deelde verzoeker bij brief van 2 juli 1996 mee dat de strafzaak tegen verzoeker en zijn echtgenote wegens onvoldoende wettig bewijs was geseponeerd.10. Bij beslissing van 20 december 1996 wees de arrondissementsrechtbank te Arnhem verzoeker en zijn echtgenote een schadevergoeding toe voor materi le en immateri le schade wegens de ten onrechte ondergane inverzekeringstelling.11. Verzoeker diende bij de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Midden op 14 april 1997 een klacht in over onder meer uitlatingen van de politieambtenaar J.12. Bij brief van 28 november 1997 deelde de chef van het regionale politiekorps Gelderland-Midden verzoeker onder meer mee:"Liegen door de gebiedsagent. Zoals u bekend ontkent de betreffende politieambtenaar bepaalde uitspraken gedaan te hebben. Er zijn verder nooit dergelijke klachten over hem ontvangen. Mede daardoor is er voor mij geen reden aan zijn woorden te twijfelen. De meningen blijven hier tegenover elkaar staan. Met u is afgesproken dit punt te laten voor wat het is."B. Standpunt verzoeker1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder

Klacht

.2. Bij brief, die de Nationale ombudsman op 10 december 1997 ontving, deelde verzoeker onder meer mee:"Op maandag 18 sept. 1995 hebben wij ons gemeld op het politiebureau, waar wij een gesprek hadden met de gebiedsagent, J. Deze heeft letterlijk tegen ons gezegd: 'M. plukt nu de wrange vruchten van een turbulent verleden in de Spijkerbuurt (prostitutiegebied in Arnhem) en Mx heeft waarschijnlijk meer gezien dan jij en ik kunnen vermoeden.' Uit deze opmerking blijkt dat deze man haar verleden kent."3. Voorts voegde verzoeker bij zijn brief van 26 december 1997 aan de Nationale ombudsman een kopie van zijn brief aan de Minister van Justitie van 14 april 1997. Hierin staat onder meer vermeld:"Wij vinden ook dat een gebiedsagent die op ambtseed zit te liegen, om zijn eigen baantje te redden niet getolereerd moet worden. Hij liegt ten koste van verdachten, waardoor wij een leugenachtige verklaring afgelegd zouden hebben en mijn vrouw opnieuw gehoord moest worden."C. Standpunt korpsbeheerder1. De beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Midden verwees naar de brief van de chef van het regionale politiekorps Gelderland-Midden van 18 mei 1998 aan de Nationale ombudsman en deelde mee met het oordeel van de korpschef akkoord te gaan. In zijn brief van 18 mei 1998 verwees de chef van het regionale politiekorps Gelderland-Midden voor zijn oordeel naar zijn brief van 28 november 1997 aan verzoeker (zie A. Feiten, onder 12.).2. Voorts voegde de korpschef bij zijn brief van 18 mei 1998 onder meer een mutatie uit het dag- en nachtrapport van 28 september 1996 waarin was vermeld:"Was de vrouw van S. omstreeks 01:00 uur naar het toilet geweest en trof zij in de gang onder de brievenbusopening een doosje aan waarin een patroon zat. Zij waarschuwde haar man hierop. Familie S. wordt lastig gevallen door de buurvrouw in dezelfde straat (...). Zij heeft eerder aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar dochter door de familie S.; is bij ovj een sepotzaak geworden. Buurvrouw was in een vroeger beroep 'pros...en nog verder' Hieruit heeft zij criminele betrekkingen die haar wel zouden helpen de familie S. het leven zuur te maken. Althans dit heeft zij hen te kennen gegeven. Op 26/9/96 is auto vernield van S."

3. De korpschef voegde voorts bij zijn brief van 18 mei 1998 een aan hem gerichte brief van de chef van het District Arnhem Veluwezoom West van het regionale politiekorps Gelderland-Midden van 26 november 1997, waarin onder meer was vermeld:"Over het feit of de gebiedsagent omtrent een bepaalde uitspraak liegt, lopen de verklaringen van beiden zeer uiteen. Het blijft zijn woord tegen dat van een ander. (...) De klacht over het liegen van de gebiedsagent wordt niet duidelijk. De gebiedsagent ontkent heel stellig dat hij bepaalde uitspraken heeft gedaan. Er zijn nog nooit dergelijke klachten tegen deze gebiedsagent geweest. Dit klachtelement beschouwt de klachtenfunctionaris als niet opgelost."D. Reactie verzoekerVerzoeker deelde bij brief van 27 juli 1998 onder meer het volgende mee:"Hierbij stuur ik u onze mening over de reactie van de beheerder van het politiekorps Gelderland-Midden. (...) In een van de meldingen met rapportage staat het ook weer (...) Buurvrouw was in vroeger beroep 'pros....en nog verder'. En de gebiedsagent J. weet niets van haar verleden? En omdat er nooit dergelijke klachten tegen deze gebiedsagent zijn geweest, wordt er gemakshalve verder geen tijd meer aan besteed."E. Reactie korpsbeheerderNamens de korpsbeheerder deelde de Districtschef Arnhem Veluwezoom West bij brief van 7 oktober 1998 onder meer mee dat hij geen nadere aandacht wilde besteden aan de subjectieve bevindingen van verzoekers kant. BEOORDELING1. Verzoeker heeft erover geklaagd dat een met naam genoemde ambtenaar van het regionale politiekorps Gelderland-Midden, bij gelegenheid van een gesprek op 18 september 1995 met verzoeker en zijn echtgenote in verband met een verdenking van seksueel misbruik, op de hoogte was van en zich heeft uitgelaten over het verleden van degene die aangifte van seksueel misbruik had gedaan, terwijl hij dit later heeft ontkend. Verzoekers echtgenote had bij gelegenheid van haar verhoor als verdachte op 11 oktober 1995 meegedeeld dat politieambtenaar J. de bewuste mededeling had gedaan. De politie

heeft verzoekers echtgenote daarna nogmaals – op 21 mei 1996 – verhoord als verdachte, naar aanleiding van de ontkenning van J. dat hij de betreffende uitlating zou hebben gedaan, aldus verzoeker.2. De beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Midden heeft meegedeeld dat de betrokken politieambtenaar had ontkend de betreffende uitlating te hebben gedaan.3. Uit het onderzoek is niet gebleken wat de inhoud van het gesprek op 18 september 1995 met verzoeker en zijn echtgenote is geweest. Politieambtenaar J. heeft meegedeeld dat hij de uitlating over het verleden van de aangeefster nimmer had gedaan. Hiermee staat de lezing van verzoeker lijnrecht tegenover de lezing van politieambtenaar J. De mutatie uit het dag- en nachtrapport van 17 september 1995 (zie A. Feiten, onder 1.), waarin was vermeld dat het dochtertje van aangeefster J. kende, geeft weliswaar een indicatie dat J. aangeefster mogelijk kende, maar daarmee kan niet worden vastgesteld dat hij haar verleden kende. Ook de mutatie uit het dag- en nachtrapport van 28 september 1996 (zie C. Standpunt korpsbeheerder, onder 2.), waarin informatie over het verleden van de aangeefster was vermeld, biedt onvoldoende houvast voor verzoekers standpunt. Deze mutatie is ruim een jaar na het betreffende gesprek tussen verzoeker en J. gemaakt. Uit het onderzoek zijn geen verdere feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan aan de ene lezing meer betekenis moet worden toegekend dan aan de andere. De Nationale ombudsman moet zich om deze reden onthouden van een oordeel over verzoekers klacht.

Conclusie

De Nationale ombudsman onthoudt zich van een oordeel over de klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Gelderland-Midden, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Midden (de burgemeester van Arnhem).                           

Instantie: Regiopolitie Gelderland-Midden

Klacht:

Uitlatingen gedaan in gesprek i.v.m. verdenking seksueel misbruik en dat later weer ontkend.

Oordeel:

Geen oordeel