CJIB reageert voldoende op klacht van man

Brief

Een man klaagt bij de Nationale ombudsman over het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De man had zich gevoegd als benadeelde partij in een strafzaak. Het hof had aan de veroordeelde een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De man klaagt dat het CJIB zijn dossier sloot nadat de veroordeelde de maximale vervangende hechtenis onderging. En dat het CJIB onvoldoende motiveerde waarom hij niet in aanmerking kwam voor een voorschot.

De man klaagde eerst bij het CJIB hierover. Het CJIB vond de klacht van de man ongegrond. Het CJIB zegt dat toen de zaak van de man speelde de vervangende hechtenis werd ingezet als het niet lukte om het bedrag volledig bij een veroordeelde te innen. De vervangende hechtenis was in die periode het laatste dwangmiddel van het CJIB. Daarna kon het CJIB niets meer doen en werd het dossier gesloten. Daarmee was volgens het CJIB de verplichting tot het voldoen van de schadevergoeding door de veroordeelde niet opgeheven.

De Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Wet USB) heeft sinds 1 januari 2020 de executiemogelijkheden van het CJIB veranderd. Het laatste dwangmiddel van het CJIB is veranderd naar de gijzeling. Sinds die wetswijziging sluit het CJIB het dossier niet meer na het toepassen van gijzeling. Het CJIB meent dat dit echter niet geldt voor de zaak van de man, omdat zijn dossier in 2019 al is gesloten.

Het CJIB vindt ook dat de man niet in aanmerking komt voor een voorschot. Volgens het CJIB is het vanaf 1 januari 2016 mogelijk om een voorschot te krijgen. Deze aanpassing geldt alleen voor zaken die na 1 januari 2016 onherroepelijk zijn geworden. De zaak van de man is in 2015 onherroepelijk geworden en valt daarmee volgens het CJIB niet onder de nieuwe voorschotregeling.

De man is het niet eens met de reactie van het CJIB op de klacht. Hij legt de klacht voor aan de Nationale ombudsman.

De Nationale ombudsman vindt dat een benadeelde van wie de schadevergoeding door de strafrechter is toegewezen, van het CJIB mag verwachten dat zij zich inspant om de door de strafrechter toegewezen schadevordering bij de veroordeelde te innen. De ombudsman kan zich voorstellen dat de man graag ziet dat de vordering wordt geïnd. Zeker gezien de forse financiële schade die door de man is geleden.

Tegelijkertijd ziet de ombudsman dat het CJIB op verschillende manieren en momenten heeft geprobeerd het schadebedrag bij de veroordeelde te innen. Als (destijds) laatste dwangmiddel is de maximale vervangende hechtenis toegepast om de veroordeelde alsnog tot betaling te bewegen. Nu de zaak onder de oude regeling valt, kan de ombudsman het antwoord van het CJIB volgen dat er in dit geval geen mogelijkheid meer bestaat om tot verdere executie over te gaan. Het CJIB heeft dit aan de man uitgelegd en hem erop gewezen wat nog wel mogelijk is.

Ook heeft het CJIB naar het oordeel van de ombudsman voldoende uitgelegd waarom het geen voorschot aan de man kan toekennen. De ombudsman vindt de klacht van de man daarom ongegrond.