Politieagent mocht WOK-melding opleggen

Brief

Een politieagent ziet een man rijden in zijn auto. De politieagent ziet dat de staat van de auto slecht is. Daarom besluit hij de auto te controleren. De agent meet tijdens de controle de spoorbreedte van de auto. Volgens de politieagent is de spoorbreedte van de auto te breed. De agent geeft de man daarvoor een bekeuring. De politieagent vindt de remmen, de verlichting en het geluid van de auto niet goed. Daarom legt de agent ook een status "Wachten op Keuring", ofwel WOK-melding op. Dit betekent dat de auto pas weer de openbare weg op mag als de auto door de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) is goedgekeurd.

Voor de man is het niet duidelijk waarom de politieagent een WOK-melding oplegt. De man is het ook niet eens met de WOK-melding en dient een klacht in bij de politie. Volgens de man is de politieagent onvoldoende deskundig en maakt hij zijn eigen regels.

De politie vindt dat de politieagent de WOK-melding had mogen opleggen. De politieagent had wel beter moeten omschrijven op basis waarvan hij dat deed. Dit betekent volgens de politie alleen niet dat de agent ondeskundig is.

Omdat de politie maar een deel van zijn klacht gegrond vindt, dient de man een klacht in bij de Nationale ombudsman. De ombudsman sluit zich aan bij de conclusie van de politie. De ombudsman vindt dat de agent een WOK-melding mocht opleggen, maar dat de politieagent beter had moeten omschrijven waarom hij dat deed. Dat betekent niet dat de agent ondeskundig is of zijn eigen regels verzint, vindt de ombudsman. De klacht van de man is daarom ongegrond.