2020/027 CBR-mededeling en de inname van een rijbewijs door de Koninklijke Marechaussee

Rapport

Verzoeker klaagt over het proces rond de CBR-mededeling en de invordering van zijn rijbewijs door de Koninklijke Marechaussee op 30 mei 2017.

Verzoeker wilde met zijn auto wegrijden op luchthaven Schiphol, toen medewerkers van de Koninklijke Marcheausse (Kmar) verzoeker te kennen gaven dat hij zijn auto tot stoppen moest brengen langs de kant van de weg. De KMar-medewerkers vertelden verzoeker dat zij hadden gezien dat hij op een gevaarlijke manier was opgetrokken en daarbij bijna meerdere mensen had aangereden. Verzoeker ontkende de beschuldigingen. Hierop zeiden de KMar-medewerkers tegen verzoeker dat zij een mededeling bij het CBR zouden doen en dat zijn rijbewijs direct werd ingenomen, omdat zij het vermoeden hadden dat verzoeker niet voldoende rijvaardig meer was. Verzoeker kreeg uiteindelijk na zeven maanden zijn rijbewijs terug van het CBR. Hij klaagde bij de KMar over de CBR-mededeling, de invordering van zijn rijbewijs en de motivering daarvan.

De ombudsman toetst in beperkte mate of de KMar terecht een CBR-mededeling heeft gedaan en het rijbewijs van verzoeker heeft ingenomen. De ombudsman acht deze beslissingen niet onredelijk, gegeven de observaties van de KMar-medewerkers. Wel had de KMar specifiek moeten motiveren waarom verzoekers rijbewijs direct werd ingenomen. Dat is ten onrechte niet gebeurd. De minister van Defensie heeft dit gedurende het onderzoek ook erkend. De ombudsman oordeelt verder dat het een gemis is dat de KMar niet een meer uitgebreide en objectief geformuleerde verklaring van verzoeker heeft opgenomen en meegezonden aan het CBR. Uit het meegestuurde proces-verbaal blijkt min of meer wat verzoekers kant van het verhaal was, maar dat is een beperkte weergave die niet is ondertekend door verzoeker en waarin de visie van de betrokken KMar-medewerkers doorklinkt.