Ombudsman onderzoekt communicatie over wetsvoorstel betaalde identiteitsbewijzen

Op deze pagina

    Nieuwsbericht
    Foto van een identiteitskaart

    Nationale ombudsman Alex Brenninkmeijer onderzoekt de manier waarop het Ministerie van Binnenlandse zaken heeft gecommuniceerd over de wetswijziging waardoor gemeenten weer kosten in rekening kunnen brengen voor identiteitsbewijzen. Deze communicatie heeft bij burgers geleid tot veel verontwaardiging en onbegrip over de manier waarop de overheid werkt.

    Niet gratis – gratis – niet gratis

    De Hoge Raad sprak op 9 september uit dat identiteitsbewijzen verplicht zijn voor iedereen en dat gemeenten er daarom geen vergoeding voor mogen vragen. Na deze uitspraak ontstond er een run op de gratis identiteitsbewijzen. Minister Donner van Binnenlandse zaken diende vervolgens op 21 september een wetsvoorstel in bij de Tweede Kamer. Doel hiervan was gemeenten alsnog een wettelijke basis te geven voor het vragen van een vergoeding voor de identiteitsbewijzen. Op diezelfde dag liet Donner de media bovendien weten dat vanaf 21 september weer betaald moet worden voor de identiteitsbewijzen. Dit terwijl het wetsvoorstel nog niet door de beide Kamers was aangenomen en de wet nog niet in werking is getreden.

    Verontwaardiging over gang van zaken

    De communicatie van Binnenlandse zaken over het wetsvoorstel leidde tot verontwaardigde reacties in de media en klachten bij de Nationale ombudsman over de betrouwbaarheid van de overheid. De ombudsman onderzoekt nu waarom het ministerie op deze manier te werk is gegaan. Hij kijkt daarbij of het ministerie rekening heeft gehouden met het risico op verwarring, rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid voor burgers. Dit omdat gemeenten verschillend reageerden op de oproep weer een vergoeding aan burgers te vragen voor het identiteitsbewijs. Bovendien heeft de ombudsman de minister gevraagd of hij oog heeft gehad voor het risico dat zijn oproep gemeenten aanzet tot handelen in strijd met de wet en het negeren van een uitspraak van de Hoge Raad. Naar verwachting is het onderzoek eind oktober afgerond.