Optreden arrestatieteams onderzocht

Op deze pagina

    Nieuwsbericht

    Boeien en blinddoeken van niet-verdachten mist grondslag

    De wettelijke basis ontbreekt voor het gebruik van handboeien of blinddoeken bij niet-verdachten door arrestatieteams van de politie. Dat geldt ook voor het blinddoeken van verdachten. Dit constateert de Nationale ombudsman, mr. R. Fernhout, op basis van onderzoek naar aanleiding van vier klachten die bij hem zijn ingediend over het optreden van arrestatieteams. Er dient daarom een bezinning plaats te vinden over de vraag hoe het gebruik van deze dwangmiddelen wettelijk moet worden genormeerd.

    Arrestatieteams worden ingezet bij de aanhouding van vuurwapengevaarlijke personen. Zij gebruiken daarbij specifieke aanhoudingstechnieken en -tactieken, gebaseerd op snelheid van handelen en verrassingseffect. De teams gaan standaard woningen binnen zonder toestemming van de bewoner, boeien altijd aangehouden personen en gebruiken vaak een blinddoek. De inzet van arrestatieteams wordt daarom algemeen beschouwd als een zwaar geweldsmiddel en vereist altijd toestemming van het openbaar ministerie.

    Spanning tussen praktijk en wetgeving

    De Nationale ombudsman krijgt incidenteel klachten over het optreden van arrestatieteams bij een inval in hun woning of bij aanhouding op straat. Het zijn vrijwel altijd klachten van mensen die zelf niet door de politie werden gezocht, maar die in de buurt waren toen een arrestatieteam in actie kwam. Op basis van onderzoek naar vier klachten merkt de Nationale ombudsman op dat er sprake is van een spanning tussen de praktijk van de arrestatieteams en de wetgeving, zeker als het gaat om de positie van niet-verdachten die aanwezig zijn bij de aanhouding van een verdachte. Gezien de veiligheidsrisico's voor de politie kan de ombudsman weliswaar begrip opbrengen voor de werkwijze van arrestatieteams, maar hij dringt aan op een wettelijke basis ter bescherming van de rechten van betrokkenen.

    Wettelijke basis noodzakelijk

    Wanneer de politie iemand boeit of blinddoekt betekent dat een inbreuk op het recht zoals neergelegd in artikel 11 van de Grondwet: de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam. De Grondwet en ook het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bepalen dat een dergelijke inbreuk alleen mag worden gepleegd als daar een wettelijke regeling voor is. Zo'n regeling bestaat alleen voor het boeien van een verdachte. In de Ambtsinstructie voor de politie staat dat het dan moet gaan om iemand die is aangehouden, die moet worden vervoerd en waarbij sprake is van een veiligheidsrisico.

    Er is echter niets wettelijk geregeld voor het gebruik van een blinddoek. Dat geldt ook voor het aanleggen van handboeien bij mensen die geen verdachten zijn. De Nationale ombudsman geeft de verantwoordelijken voor de wetgeving in overweging om zich te bezinnen op de vraag hoe het gebruik van dwangmiddelen wettelijk moet worden genormeerd.