2016/006 ZSM door onderlinge miscommunicatie niet zorgvuldig in de informatieverstrekking

Rapport

Verzoeker is woonachtig in een klein dorp en ondervond overlast van jongeren met brommers. Meerdere malen heeft verzoeker bij de politie melding gedaan van overlast en vernielingen. Op 30 april 2013 was er opnieuw sprake van overlast. Verzoeker en zijn zoon zijn naar buiten gegaan en verzoeker heeft naar eigen zeggen één van de jongeren bij zijn arm gepakt en gesommeerd te vertrekken. De jongeren bleken 112 te hebben gebeld en na korte tijd kwam de politie ter plaatse. Verzoeker en zijn zoon werden vervolgens aangehouden en overgebracht naar het politiebureau omdat zij zich schuldig zouden hebben gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verzoeker werd tijdens de overbrenging geboeid.

Op 6 mei 2013 kreeg verzoeker van de wijkagent te horen dat de zaak alleen geseponeerd kon worden als hij en zijn zoon met de jongeren in gesprek zouden gaan. Het bemiddelingsgesprek vond vervolgens plaats op 21 mei 2013, waaraan zij met tegenzin deelnamen. Bij brief van 30 mei 2013 liet de officier van justitie verzoeker weten dat de zaak was geseponeerd omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was.

De Nationale ombudsman heeft ambtshalve onderzoek gedaan naar het feit dat binnen ZSM de beslissing is genomen dat er een bemiddelingsgesprek tussen verzoeker en de jongeren moest plaatsvinden, terwijl de officier van justitie de zaak op 30 mei 2013 heeft geseponeerd vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.

Vanuit maatschappelijk oogpunt kan de ombudsman zich voorstellen dat men binnen de ZSM wilde inzetten op een bemiddelingsgesprek aangezien het om een langlopende kwestie ging tussen verzoekers familie en de jongeren in de buurt. Hoewel de ombudsman geen reden heeft om te twijfelen aan de goede bedoelingen van de officier van justitie, acht hij de wijze waarop de besluitvorming in deze zaak heeft plaatsgevonden niet zuiver. Door de juridische beoordeling van de zaak uit te stellen (waarbij de vraag wordt beantwoord of de zaak bewijsbaar is of niet) en eerst een bemiddelingsgesprek te laten plaatsvinden, is geprobeerd om dat gesprek af te dwingen.

De zaak had na het onderzoek door de politie meteen moeten worden beoordeeld. Wanneer een zaak niet bewijsbaar is, moet het naar het oordeel van de ombudsman bij die constatering blijven en dient de zaak geseponeerd te worden met code 02. Er is dan geen ruimte meer voor het voeren van een bemiddelingsgesprek in het kader van de strafrechtelijke afdoening van een zaak. Dat de juridische beoordeling van de zaak in dit geval is aangehouden tot het moment dat het bemiddelingsgesprek had plaatsgevonden en deelname aan het bemiddelingsgesprek min of meer is afgedwongen, acht de ombudsman geen eerlijke gang van zaken.

Het openbaar ministerie, dat de uiteindelijke vervolgingsbeslissing neemt, heeft gehandeld in strijd met het vereiste van fair play.

De klachten over de aanhouding en het gebruik van handboeien zijn niet gegrond.

De klacht over de informatieverstrekking ten aanzien van het bemiddelingsgesprek is gegrond en wordt zowel de politie als het openbaar ministerie aangerekend.

Instantie: politie-eenheid Noord-Nederland

Klacht:

aanhouding

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: politie-eenheid Noord-Nederland

Klacht:

handboeien gebruikt

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: politie-eenheid Noord-Nederland

Klacht:

informatieverstrekking over het bemiddelingsgesprek

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Arrondissementsparket Noord-Nederland

Klacht:

informatieverstrekking over het bemiddelingsgesprek

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Arrondissementsparket Noord-Nederland

Klacht:

beslissing om een bemiddelingsgesprek te laten plaatsvinden alvorens de zaak te beoordelen

Oordeel:

Gegrond