2013/201: Politie treedt niet op tegen malafide huurster omdat het zou gaan om civiel geschil

Rapport

Verzoekers verhuren hun woning gemeubileerd. Er wordt echter door malafide huurders in het geheel geen huur betaald en zij veroorzaken overlast. Later blijkt dat er ook veel spullen in de woning zijn vernield. Het huurcontract wordt door tussenkomst van de rechter opgezegd en de huurders dienen de woning te verlaten. Verzoekers krijgen op enig moment te horen dat de huurders inderdaad aan het verhuizen zijn, maar met medenemen van de meubels van verzoekers. Verzoekers hebben daarop direct de politie gebeld en zijn naar de woning gereden. Daar aangekomen zien zij dat de huurders inderdaad veel van hun spullen aan het inladen zijn. De inmiddels ter plaatse gekomen politie geeft echter aan niets voor verzoekers te kunnen doen omdat er door hen op dat moment niet aangetoond kan worden welke meubels hun eigendom zijn. Zij kunnen daarna pas enkele dagen later aangifte doen. Zij geven bij deze aangifte aan dat zij veel schade hebben geleden en dat er veel goederen verduisterd zijn. Tevens geven zij door wat het nieuwe adres van de verdachten is. De politie pakt de zaak niet op omdat zij, in tegenstelling tot verzoekers, van mening is dat het hier een civiel geschil tussen twee burgers betreft en geen verduistering. Pas negen maanden later krijgen verzoekers, na een interventie door de Nationale ombudsman, een bericht van de politie dat hun aangifte is geseponeerd. Daarbij worden zij gewezen op de mogelijkheid om hierover een beklag in te dienen bij het Gerechtshof (artikel 12 Sv procedure)

De Nationale ombudsman onderzoekt de klacht van verzoekers met betrekking tot het niet optreden van de politie ten tijde van de verhuizing. Uit eigen beweging onderzoekt de Nationale ombudsman de motivering van het sepot en de wijze waarop deze beslissing tot stand is gekomen.

De klacht over de gedraging van de regionale eenheid van politie Midden-Nederland is gegrond wegens strijd met het vereiste van goede voorbereiding. De Nationale ombudsman is van oordeel dat het begrijpelijk is dat de politieagenten ter plaatse niet direct hebben ingegrepen. Wat de Nationale ombudsman echter niet begrijpelijk vindt is dat er ook naderhand geen actie is ondernomen door de politie. Zij hadden ten minste de verdachten kunnen horen om vervolgens in een veel eerder stadium een compleet proces-verbaal, met foto's, ter beoordeling voor te kunnen leggen aan het Openbaar Ministerie. Zonder nader onderzoek kan de politie niet op voorhand aannemen dat het hier geen verduistering betreft maar een civiel geschil tussen verhuurder en huurder.

De klacht over de gedraging van het Openbaar Ministerie is gegrond wegens strijd met het vereiste van goede motivering. De Nationale ombudsman is hier van oordeel dat de beslissing tot sepot te laat is genomen, dat het sepotbericht niet gemotiveerd is en het in het bericht onduidelijk is wie de beslissing heeft genomen. Overigens rekent de Nationale ombudsman de beslissing van de politieparketsecretaris, anders dan de minister, wél toe aan het Openbaar Ministerie, nu deze functionaris gemandateerd is om bevoegdheden van het Openbaar Ministerie uit te oefenen.

Instantie: Politiechef van regionale eenheid Midden-Nederland

Klacht:

niet opgetreden terwijl voormalige huurders goederen van verzoeker met een geschatte waarde van € 8.000,- uit zijn huis hebben meegenomen

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Openbaar Ministerie van het arrondissementsparket Midden-Nederland

Klacht:

de Nationale ombudsman onderzoekt uit eigen beweging de motivering van de beslissing van het Openbaar Ministerie om geen onderzoek naar de aangifte in te stellen en de wijze waarop de beslissing tot stand is gekomen