Verzoeker is werkzaam als journalist voor diverse omroepen. Hij krijgt een opdracht beelden te maken van een kettingbotsing door slechte weersomstandigheden op de snelweg waarbij twaalf auto's betrokken zijn. Hij gaat er per auto heen. Het sneeuwt, de weg is glad en het zicht is slecht.
Een politieagent staat het verkeer te regelen. De oprit naar de snelweg is afgezet. Hij spreekt de agent aan en toont zijn perskaart. De agent zegt hem dat hij niet de snelweg op mag, maar door moet rijden. De journalist belt daarop de persvoorlichter. Die zegt toe naar de plaats van het ongeluk te komen. De journalist wacht op hem in de buurt van de snelweg. Tegen de tijd dat de persvoorlichter arriveert zijn alle bij de botsing betrokken auto's weg gesleept en komt het verkeer weer op gang. De journalist kan geen beelden meer maken en derft daardoor inkomsten. Hij klaagt erover bij de toenmalige politiechef. De politiechef verklaart de klacht conform het advies van de klachtencommissie ongegrond.
De journalist is van mening dat de agent die hem niet doorliet hem naar een collega had moeten verwijzen om te bespreken hoe hij wel toegang tot het ongeluk kon krijgen. Zijn recht van vrije nieuwsgaring is ten onrechte ingeperkt. De politie meent dat de weersomstandigheden die dag uitzonderlijk slecht waren en dat de verkeersveiligheid in deze situatie prevaleerde. De journalist was terecht verwezen naar een collega.
De Nationale ombudsman is van oordeel dat het ontzeggen van de toegang tot het ongeluk in dit geval noodzakelijk was uit veiligheidsoverwegingen. Bovendien ging het hier om een ervaren journalist die zelf contact opnam met de persvoorlichter om alsnog toegang te krijgen. Door zo te handelen is de gedraging van de politie niet in strijd met het beginsel dat de overheid grondrechten
respecteert. Er is geen aanleiding voor een schadevergoeding.