2010/110

Rapport

Op 16 maart 2006 vond de executoriale verkoop plaats door de Belastingdienst van de bedrijfsinventaris van vennootschap X. Verzoeker stelt dat de wijze waarop de Belastingdienst de verkoop heeft laten plaatsvinden tot schade heeft geleid. Volgens verzoeker is de opbrengst van de verkoop veel te laag geweest. Verzoeker schrijft dit toe aan onvoldoende deskundigheid van de betrokken deurwaarder(s) over de waarde van de te verkopen goederen.

Volgens de Nationale ombudsman geven de feiten een beeld van een Belastingdienst die ten tijde van de verkoop onvoldoende zicht heeft op de vraag of met de gerealiseerde verkoopprijzen voldoende recht wordt gedaan aan de werkelijke waarde van de verkochte goederen. Van belang daarvoor is met name de erkenning door de Belastingdienst dat geen ervaring bestond met de verkoop van de verkoop van de goederen waarom het hier ging (fitnessapparatuur) en dat op geen enkele wijze blijkt van een inspanning om voldoende beslagen ten ijs te komen op dit punt. Dit tegen de achtergrond van een verkoopopbrengst (€ 2.038,50) die ver achterbleef bij de voorafgaande aan de verkoop gemaakte inschatting door de Belastingdienst (€ 10.000). Ook kon de Nationale ombudsman zich niet onttrekken aan de gedachte dat de late plaatsing van een advertentie in de krant een negatieve invloed heeft gehad op de aanwezigheid van deskundige/geïnteresseerde bieders en daarmee wellicht ook op de gerealiseerde verkoopprijs. Alles bij elkaar was volgens de Nationale ombudsman volop aanleiding voor de veronderstelling dat geen optimale opbrengst is gegenereerd.

redelijkheidvereiste

Aan de Minister van Financiën werd de aanbeveling gedaan te bevorderen dat de Belastingdienst nagaat in hoeverre zijn handelwijze voor verzoeker tot nadeel heeft geleid en bij constatering daarvan verzoeker ruimhartig tegemoet te komen.

Instantie: Staatssecretaris van Financiën

Klacht:

Geen aansprakelijkheid erkend voor geleden schade als gevolg van executoriale verkoop bedrijfsinventaris.

Oordeel:

Gegrond