Op 29 augustus 2007 deed de ex-partner van verzoeker een melding bij de politie Haaglanden over kennelijke problemen tussen haar en verzoeker over de omgangsregeling van hun kinderen. De politie besloot hierop een bemiddelingstraject op te starten. Wijkagent H. riep verzoeker op 30 augustus 2007 schriftelijk op om op het politiebureau te verschijnen om over de melding te komen praten. Verzoeker was echter zeer verrast door de uitnodigingsbrief en voelde zich overvallen en geïntimideerd. Verzoeker vond dat de politie partij koos voor zijn ex-partner. Tevens meende verzoeker dat de politie zich niet diende te mengen in een civiele kwestie tussen hem en zijn ex-partner. Verzoeker peinsde er niet over om mee te werken aan een bemiddelingsgesprek en ging dan ook niet in op de oproep om te verschijnen op het politiebureau. Dit werd tot verzoekers verbazing teruggekoppeld aan de ex-partner van verzoeker.
Verzoeker klaagt erover dat de politie Haaglanden zich partijdig heeft opgesteld in een conflict tussen hem en zijn ex-partner.
Alles overziend komt de Nationale ombudsman tot de conclusie dat de politie in deze zaak heeft gezocht naar een passende en adequate oplossing in een conflict tussen twee ex-partners. Daarbij heeft de politie de zaak zeer voortvarend opgepakt en een terugkoppeling gegeven aan de melder, te weten verzoekers ex-partner. Uit niets is gebleken dat de wijkagent partij heeft gekozen voor verzoekers ex-partner of dat het aan hem toe te rekenen valt dat dit zo op de omgeving is overgekomen. Het staat verzoeker vrij dat hij zich niet kan vinden in de aanpak en niet mee wil werken aan de bemiddeling. Dit doet echter niet af aan het optreden van de politie in deze zaak die naar het oordeel van de Nationale ombudsman geenszins als partijdig kan worden omschreven. De Nationale ombudsman is dan ook van oordeel dat de politie niet in strijd heeft gehandeld met het verbod van vooringenomenheid.
Het verbod op vooringenomenheid, behoorlijk
