2007/114

Rapport

Verzoeker is aangehouden door een arrestatieteam. Na zijn aanhouding is verzoeker meegenomen naar het politiebureau, waar hij direct na aankomst zich volledig moest ontkleden. Verzoeker heeft zich ten aanzien van deze ontkleding bij de Nationale ombudsman beklaagt.

De Nationale ombudsman overwoog onder meer het volgende. Het onderzoek aan het lichaam betekent een inbreuk op het recht op onaantastbaar­heid van het lichaam. Ten aanzien van personen aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen, is in de Grondwet bepaald dat zij kunnen worden beperkt in de uitoefening van hun grondrechten. Op grond van artikel 8 EVRM is bepaald dat een inbreuk op ieders recht op respect voor zijn privéleven moet zijn voorzien bij wet. In artikel 8 van de Politiewet (Pw) en in de Ambtsinstructie voor de politie is de fouillering geregeld. De Nationale ombudsman ging er in deze zaak vanuit dat er ten aanzien van verzoeker een veiligheidsfouillering ex artikel 8, vierde lid, Pw had plaatsge­vonden. Dit artikel biedt de mogelijkheid tot een onderzoek aan het lichaam, inclusief de lichaamsholten. Zo'n situatie doet zich voor indien uit feiten en omstandigheden blijkt dat een onmiddellijk gevaar dreigt voor hun leven of veiligheid van de ambtenaar zelf of van derden, dit onderzoek nodig is ter afwending van dit gevaar en indien de (hulp)officier van justitie daartoe toestemming heeft gegeven.

Gelet op het feit dat het AT slechts wordt ingezet indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat gebruik van vuurwapengeweld tegen de politie of anderen dreigt kan er in het geval van een AT-inzet in zijn algemeenheid van worden uitgegaan dat er altijd sprake is van zo'n situatie. Op grond van de Pw dient dit echter door de (hulp)officier van justitie ten tijde van de voorgeleiding te worden bepaald. Deze toets kan niet achterwege worden gelaten in het geval van de inzet van een AT, aangezien de Pw voorschrijft dat iedere keer de afweging dient te worden gemaakt of het onderzoek aan het lichaam in ver­houding tot het beoogde doel redelijk en gematigd is. Dat deze afweging moet worden gemaakt door een (hulp)officier van justitie tijdens de voorgeleiding, dient als waarborg tegen een aanvaardbare inbreuk op de onaantastbaarheid van het lichaam.

Nu niet was gebleken dat dit was gebeurd en dit ook niet als zodanig schriftelijk is gemeld, zoals de Ambtsinstructie voor­schrijft, moest het er voor worden gehouden dat het AT deze beslissing zelfstandig had genomen. Hiermee had de fouillering aan het lichaam niet voldaan aan de criteria zoals neergelegd in de wet. De fouillering diende dan ook onrechtmatig te worden geacht, aangezien deze een inbreuk maakt op de lichamelijke integriteit en inbreuk alleen is gerechtvaardigd als het optreden op een wettelijke grondslag berust. De Nationale ombudsman deed de korpsbeheerder de aanbeveling om de werkwijze van het AT ten aanzien van het betreffende onderzoek in overeenstemming te brengen met de wet.

Overige klachten; de aanhouding, afwijzing van de schadeclaim, de klachtbehandeling door de klachtencommissie.

Instantie: Regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

Bij aanhouding verzoeker door arrestatieteam verplicht zich te ontkleden; niet uitgenodigd voor bemiddelingsgesprek; klachten over wijze van aanhouding niet behandeld.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

Bij aanhouding door arrestatieteam geweld gebruikt; schadeverzoek niet ingewilligd.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Klachtencommissie regiopolitie Amsterdam-Amstelland

Klacht:

Niet in staat gesteld om klacht mondeling toe te lichten; klachten over wijze van aanhouding en behandeling op politiebureau niet behandeld.

Oordeel:

Gegrond