2006/348

Rapport

Verzoeker was met gezin op weg naar een toneelvoorstelling. Nadat de dochter van verzoeker de auto had geparkeerd, kwamen er twee agenten op haar af. Zij deelden haar mee dat zij een bekeuring kreeg omdat zij even daarvoor over een fietspad was gereden. Verzoeker was het hiermee niet eens en gaf dit ook duidelijk aan. De agenten gingen echter verder met het uitschrijven van de bekeuring.

Verzoeker klaagde er over dat de agenten zijn dochter niet eerst in de gelegenheid hadden gesteld de situatie uit te leggen maar direct een bekeuring hadden uitgeschreven. Hiermee was meteen de toon gezet terwijl er helemaal geen sprake was geweest van opzet maar van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

De Nationale ombudsman overwoog het volgende. Op grond van de WAHV zijn politieambtenaren bevoegd om ter zake het rijden met een motorvoertuig over een fietspad, een administratieve sanctie op te leggen. Het ligt daarbij voor de hand dat een politieambtenaar de overtreder eerst de gelegenheid geeft ter plaatse zijn verhaal te doen. Zodoende kan een politieambtenaar zich onmiddellijk vergewissen van de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden en zodoende nagaan of er een bijzondere reden was voor die gedraging. Bovendien gaat hiervan een de-escalerende werking uit omdat op die manier recht wordt gedaan aan de positie van de burger.

Vast stond dat de agenten de dochter van verzoeker direct hadden meegedeeld dat zij een bekeuring kreeg waarna zij met het uitschrijven ervan zijn begonnen. Van de agenten had echter mogen worden verwacht dat zij verzoeker en zijn dochter ruimte hadden gegeven zich uit te laten over de feiten en omstandigheden waaronder de overtreding had plaatsgevonden. De agenten hadden vervolgens kunnen aangeven of de aangevoerde argumenten voor hen reden vormde om van hun voornemen tot het uitschrijven van een bekeuring af te zien. Indien zij toch zouden besluiten een bekeuring uit te schrijven hadden zij, teneinde een zinloze discussie te voorkomen, kunnen aangeven dat zij verzoeker hadden gehoord, maar het niet met hem eens waren en hem kunnen wijzen op de mogelijkheid zijn bezwaren aan de officier van justitie voor te leggen. Slechts met een dergelijke houding wordt recht gedaan aan de positie van de burger. Nu deze mogelijkheid niet was geboden was in strijd gehandeld met het vereiste van correcte bejegening. De gedraging was niet behoorlijk.

Overige klachtonderdelen:

- de politieambtenaren hebben verzoeker geduwd, op geweldadige wijze geboeid en niet gereageerd op een verzoek de handboeien iets losser te zetten;

- de hulpofficier van justitie heeft de indruk gewekt bevooroordeeld te zijn;

- de politie heeft verzoekers familie niet adequaat en niet uit eigen beweging geïnformeerd over de duur van zijn verblijf op het politiebureau.

Instantie: Regiopolitie Flevoland

Klacht:

Wijze van optreden jegens verzoeker en zijn familie: zijn dochter zonder mogelijkheid tot uitleg direct bekeurd, verzoeker geduwd en geboeid, waarbij bij het boeien geweld tegen hem werd gebruikt.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Flevoland

Klacht:

Bevooroordeelde houding van de hulpofficier van justitie; verzoekers dochter en echtgenote niet adequaat en niet uit eigen beweging geïnformeerd over de duur van zijn verblijf op het politiebureau.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Flevoland

Klacht:

Niet gereageerd op verzoek de handboeien iets losser te zetten.

Oordeel:

Geen oordeel