2005/354

Rapport

Verzoekster had in 2001 en 2002 een aantal keren contact met twee verschillende verzekeringsartsen van het UWV inzake controles rond haar WAO-uitkering.

Verzoekster klaagde er onder meer over dat zij door de desbetreffende verzekeringsartsen tijdens de controles onheus was bejegend. Zo werd zij bijvoorbeeld omschreven als een klagende vrouw door érén van de verzekeringsartsen en dreigde een verzekeringsarts jegens haar huisarts met de indiening van een klacht. Ook klaagde zij erover dat het UWV nog steeds geen definitieve afrekening met betrekking tot haar uitkering had gerealiseerd.

De Nationale ombudsman overwoog dat de definitieve afrekening van verzoeksters uitkering over 2002 en 2003 door het UWV onvoldoende voortvarend ter hand was genomen, zoals ook door het UWV zelf werd erkend. Op 29 maart 2005 stuurde het UWV verzoekster alsnog de afrekening over die jaren.

Met betrekking tot de bejegeningsklachten kwam de Nationale ombudsman deels tot geen oordeel, omdat de lezingen van partijen tegenover elkaar stonden, en deels oordeelde de Nationale ombudsman dat de klachten niet gegrond waren. Wat betreft de dreiging met een klacht richting verzoeksters huisarts, werd nog het volgende opgemerkt. De huisarts had, zonder wederhoor van de desbetreffende verzekeringsarts, geschreven dat de psychische toestand van verzoekster nadelig was beïnvloed door traumatische consulten van verzoekster bij de verzekeringsarts en dat verzoekster zich door de desbetreffende verzekeringsarts niet serieus genomen en gekleineerd voelde, en dat de verzekeringsarts volgens verzoekster badinerende opmerkingen jegens haar had gemaakt. Dat de verzekeringsarts vervolgens verzoeksters huisarts meedeelde dat en waarom hij overwoog om een klacht tegen hem in te dienen, achtte de Nationale ombudsman, gelet op datgene wat de huisarts over de verzekeringsarts had geschreven, niet onbegrijpelijk. Dat de verzekeringsarts de huisarts daarvan in kennis stelde en hem de gelegenheid bood om te rectificeren, was in dat kader ook correct. Gelet op bovenstaande achtte de Nationale ombudsman de bejegening van de verzekeringsarts richting verzoeksters huisarts niet onjuist.

De Nationale ombudsman oordeelde dat het UWV het vereiste van voortvarendheid had geschonden door pas op 29 maart 2005 de definitieve afrekeningen over 2002 en 2003 te maken.

Instantie: UWV Heerlen

Klacht:

Nog steeds geen definitieve afrekening m.b.t. verzoeksters uitkering over 2002 en 2003 gerealiseerd en niet gereageerd op brief hierover.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Verzekeringsartsen van UWV Heerlen

Klacht:

Verzoekster tijdens controles onheus bejegend: gedreigd klacht in te dienen tegen verzoeksters huisarts; haar omschreven als 'een klagende vrouw';.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Verzekeringsartsen van UWV Heerlen

Klacht:

Geen kopie van onderzoeksverslag van psychiater willen geven; aangegeven de door verzoekster verstrekte informatie niet te geloven.

Oordeel:

Geen oordeel