2005/022

Rapport

Klacht over de lange duur van de behandeling van het bezwaarschrift van 1 augustus 2002, waarin legalisatie van verzoekers geboorteakte en huwelijksakte was geweigerd, omdat gegevens niet konden worden geverifieerd. Ook van de geboorteakte van verzoekers echtgenote was legalisatie geweigerd. Plaatselijke autoriteiten hadden inzage in een aantal registers geweigerd. Verzoeker reisde naar Pakistan en verkreeg inzage in de registers, en legde kopieën daarvan tijdens de hoorzitting van 23 januari 2003 over. Naar aanleiding daarvan vond een nader onderzoek plaats. Bijna 7 weken na deze hoorzitting verzocht het Ministerie aan de Nederlandse ambassade om dit nader onderzoek in te stellen. De minister van Buitenlandse Zaken had op 28 mei 2003 verzoekers klacht van 18 april 2003 over de lange duur van de behandeling gegrond verklaard, omdat de wettelijke termijn was verstreken, maar de vertraging van deze behandeling was veroorzaakt door sluiting van de Nederlandse ambassade in Islamabad. De gevolgen van deze sluiting dienden voor rekening te komen van de aanvrager, aldus de minister. Op 20 november 2003 werd het bezwaarschrift gegrond verklaard.

De Nationale ombudsman heeft er op zich begrip voor dat in deze zaak niet binnen zes weken na het indienen van de nadere gronden op 28 november 2002 op het bezwaarschrift kon worden beslist, vanwege de sluiting van de ambassade te Islamabad.

De Nationale ombudsman overwoog echter, dat juist in een situatie waarin vooraf bekend is dat (nadere) verificatieonderzoeken lang kunnen duren, het van belang is dat het oorspronkelijke onderzoek zorgvuldig wordt uitgevoerd. De minister had de weigering van de lokale autoriteiten om inzage te verlenen in de registers zonder meer geaccepteerd, en had geen uitleg gegeven over de reden van deze weigering, terwijl aan verzoeker later deze inzage wel was verleend. Dan getuigt het van weinig begrip om het onvolledige verificatieonderzoek geheel voor rekening van verzoeker te laten komen, met de mededeling dat hij het nader onderzoek aan zichzelf te wijten had. Dit leidde tot de conclusie van de Nationale ombudsman dat van de minister meer inspanning had mogen worden verlangd om dit nader onderzoek snel te laten uitvoeren, en dat de minister niet kon volstaan met een algemene verwijzing naar de situatie van de ambassade in Islamabad.

De Nationale ombudsman begrijpt de minister aldus dat slechts gedoseerd legalisatieverzoeken aan de ambassade konden verzonden. Door echter pas bijna zeven weken na de hoorzitting dit onderzoek te vragen, en niet aan de ambassade kenbaar te maken dat het onderzoek, gezien de reeds verstreken beslistermijn spoed had, zoals bij het tweede verzoek (zeven maanden na het eerste verzoek) wel was gebeurd, was niet gehandeld met de vereiste voortvarendheid.

Instantie: Minister van Buitenlandse Zaken

Klacht:

Lange behandelingsduur van bezwaarschrift tegen weigering om verzoekers geboortebewijs te legaliseren; klacht hierover gegrond verklaard, maar geen passende maatregel genomen.

Oordeel:

Gegrond