2004/364

Rapport

Op 26 juni 2003 constateerde verzoekster dat er aan de binnenzijde van de deur van de bewakingscontainer voor de ambassade van de Verenigde Staten van Amerika in Den Haag, welke bewakingscontainer in gebruik is bij het regionale politiekorps Haaglanden, een zogenoemde aandachtsvestiging over haar was opgehangen.

Verzoekster klaagt erover dat het regionale politiekorps Haaglanden deze aandachtsvestiging heeft opgesteld en binnen het korps heeft verspreid/gebruikt.

Verzoekster klaagt er tevens over dat de aandachtsvestiging aan de binnenzijde van de deur was opgehangen, waardoor bij een geopende deur derden kennis konden nemen van de inhoud van de aandachtsvestiging.

Beoordeling

I. Algemeen

Op de hiervoor onder Klacht bedoelde aandachtsvestiging staat het volgende vermeld:

"AANDACHTSVESTIGING

Uw aandacht wordt gevraagd voor het volgende:

ACTIVISTE WERELD KLIMAATCONFERENTIE 2000

(2 foto's en enkele persoonsgegevens van verzoekster; N.o.)

In het kader van de BIODIVERSITEITS-CONFERENTIE in het

Nederlands Congresgebouw gaarne u attentie voor deze

dame.

Zij is een activiste o.a. bekend van het bekladden van de Amerikaanse

ambassade, het aanwezig zijn bij de wereldklimaatconferentie etc.

Wanneer u haar in de omgeving van politiek gevoelige objecten

waarneemt onmiddellijk de bevoegde instanties kennis geven."

II. Ten aanzien van het opstellen en gebruiken van de aandachtsvestiging

1. Op 26 juni 2003 constateerde verzoekster dat deze aandachtsvestiging over haar was bevestigd op de binnenzijde van de deur van de bewakingscontainer voor de ambassade van de Verenigde Staten van Amerika in Den Haag, welke bewakingscontainer in gebruik is bij het regionale politiekorps Haaglanden. Verzoekster klaagt er ten eerste over dat het regionale politiekorps Haaglanden de aandachtsvestiging heeft opgesteld en binnen het korps heeft verspreid/gebruikt.

2. De korpsbeheerder acht de klacht niet gegrond. Hij wees op de vele malen die verzoekster als activiste in de politieregisters voorkomt. De aandachtsvestigingen worden opgesteld op basis van de politieregisters en zijn uitsluitend bestemd voor personeel van de politie. Het gebruik van aandachtsvestigingen bij demonstraties of bij de beveiliging van ambassades is gangbaar en past binnen de taak van de politie, aldus de korpsbeheerder.

Met betrekking tot het gebruik van de aandachtsvestiging van verzoekster bij de Amerikaanse ambassade wees de korpsbeheerder nog op internationaalrechtelijke verplichtingen van de ontvangende staat om diplomatieke gebouwen te beschermen tegen onder meer ordeverstoringen en indringers.

3. Bij het standpunt van de korpsbeheerder zijn als bijlage gevoegd 44 mutatierapporten van het regionale politiekorps Haaglanden die betrekking hebben op activiteiten in Den Haag waarbij verzoekster als vredes- of milieuactiviste was betrokken. Deze mutaties bestrijken de periode van 6 juni 1998 tot en met 4 juli 2003 en maken in totaal melding van 37 verschillende aanhoudingen van verzoekster. Twintig mutaties hebben betrekking op activiteiten van verzoekster bij de Amerikaanse ambassade, waarbij verzoekster 15 keer is aangehouden. Deze mutaties bestrijken de periode 17 december 1998 tot en met 4 juli 2003 en maken onder meer melding van de volgende gedragingen: demonstreren bij de ambassade, klimmen over de hekken rondom de ambassade, bekladden van de ambassade, zich vastketenen voor de ingang van de ambassade, op de grond liggen voor de ingang van de ambassade, ophangen van bordjes en spandoeken, plakken van stickers, en bijten door verzoekster van een politieambtenaar die haar onder controle wilde brengen.

4. In het kader van het onderzoek heeft de hoofdofficier van justitie te Den Haag de Nationale ombudsman desgevraagd een uittreksel verstrekt van verzoeksters justitiële documentatie. In dit uittreksel van 23 januari 2004 wordt onder meer melding gemaakt van 24 afgedane rechtbankzaken; in zes van die zaken was sprake van een veroordeling tot straf, zijnde geldboetes, waarvan de hoogste ƒ 340 bedraagt.

5. Artikel 2 Politiewet 1993 bepaalt onder meer dat de politie tot taak heeft te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde (zie Achtergrond, onder 1.). Daaronder valt handhaving van de openbare orde en strafrechtelijke handhaving (vgl. artikel 12 en 13 Politiewet 1993 in Achtergrond, onder 1.).

Artikel 2, eerste lid Modelreglement Aandachtsvestigingen bepaalt onder meer dat het politieregister Aandachtsvestigingen tot doel heeft de informatievoorziening in het kader van de uitvoering van de Politiewet 1993 binnen het korps mogelijk te maken voor zover het betreft de voorkoming van strafbare feiten en de voorkoming en bestrijding van verstoringen van de openbare orde (zie Achtergrond, onder 2.).

Op grond van artikel 9, eerste lid Modelreglement Aandachtsvestigingen jo. artikel 14 Wet politieregisters worden gegevens uit het politieregister Aandachtsvestigingen verstrekt aan ambtenaren van politie, voor zover zij deze behoeven voor de vervulling van de politietaak (zie Achtergrond, onder 2., respectievelijk 3.).

6. Op grond van de hiervoor onder I.3. en 4. opgenomen informatie kan worden geconcludeerd dat verzoekster in het recente verleden bij haar activiteiten als vredes- en milieuactiviste niet zelden de grenzen van het toelaatbare heeft opgezocht en in een aantal gevallen heeft overschreden. Daarbij was zowel sprake van verstoring van de openbare orde als van het plegen van strafbare feiten. Gelet hierop, alsmede gelet op de hiervoor onder I.5. genoemde bepalingen, acht de Nationale ombudsman het gerechtvaardigd dat het regionale politiekorps Haaglanden een aandachtsvestiging van verzoekster heeft opgesteld en gebruikt bij gelegenheden en locaties alwaar activiteiten van verzoekster als vredes- en milieuactiviste konden worden verwacht.

De onderzochte gedraging is dan ook behoorlijk.

III. Ten aanzien van de plaats waarop de aandachtsvestiging was opgehangen

1. Verzoekster klaagt er tevens over dat de aandachtsvestiging aan de binnenzijde van de deur van de bewakingscontainer voor de Amerikaanse ambassade was opgehangen, waardoor bij een geopende deur derden kennis konden nemen van de inhoud van de aandachtsvestiging.

2. De korpsbeheerder acht verzoeksters klacht op dit punt gegrond. De kennisneming van dergelijke gegevens is op grond van de Wet politieregisters voorbehouden aan een beperkt aantal in de wet genoemde personen, waaronder opsporingsambtenaren. Bekendmaking aan derden is niet toegestaan, aldus de korpsbeheerder.

Tijdens de interne klachtprocedure erkende de chef van het bureau Orde- en Bewakingsdiensten van het regionale politiekorps Haaglanden dat het was voorgekomen dat de deur van de bewakingscontainer openstond, waardoor derden kennis hebben kunnen nemen van de aandachtsvestiging. De genoemde chef deed naar aanleiding van verzoeksters klacht de toezegging dat in het vervolg zorgvuldiger zal worden bekeken waar de aandachtsvestigingen worden bevestigd.

3. Politieambtenaren zijn op grond van de Ambtenarenwet verplicht tot geheimhouding van wat hen uit hoofde van hun ambt bekend is (zie Achtergrond, onder 4.).

Uit de aard van haar taken vloeit voort dat de politie veelal beschikt over informatie waarbij de persoonlijke levenssfeer van (een) betrokkene(n) in het geding is. Degene op wie deze informatie betrekking heeft, ontleent aan het grondrecht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, neergelegd in de Grondwet en enkele verdragsbepalingen (zie Achtergrond, onder 5.), de aanspraak tegenover de politie dat zij zich zal onthouden van gedragingen die moeten worden beschouwd als een ontoelaatbare schending van dit grondrecht.

Alleen in bij de wet geregelde gevallen kan een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer toelaatbaar zijn. Wanneer de politie gegevens die de persoonlijke levenssfeer betreffen en die afkomstig zijn uit de politieregisters bekend gemaakt, dient zij zich voor alles te laten leiden door de wettelijke bepalingen daaromtrent. De Wet politieregisters bevat in dit verband toepasselijke voorschriften. Deze wet houdt regels in ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met politieregisters. De Wet politieregisters kent voor de regeling van het verstrekken van gegevens uit een politieregister een gesloten systeem (vgl. artikel 9, eerste lid Modelreglement Aandachtsvestigingen jo. artikel 30, eerste lid Wet politieregisters in Achtergrond, onder 2., respectievelijk 3.). Slechts in bepaalde in deze wet genoemde gevallen mogen gegevens uit een politieregister worden verstrekt. Onder het verstrekken van gegevens uit een politieregister wordt verstaan het bekend maken of ter beschikking stellen van persoonsgegevens, voor zover zulks geheel of grotendeels steunt op gegevens die in dat politieregister zijn opgenomen, of die door verwerking daarvan, al dan niet in verband met andere gegevens, zijn verkregen.

Zoals de korpsbeheerder ook al heeft erkend past het aanbrengen van een aandachtsvestiging op de binnenzijde van een buitendeur, waardoor derden daarvan ook kennis konden nemen, niet in het gesloten verstrekkingensysteem van de Wet politieregisters. De Nationale ombudsman concludeert dan ook dat de politie op dit punt niet heeft gehandeld in overeenstemming met de hiervoor genoemde regelgeving.

De onderzochte gedraging is daarmee niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Haaglanden, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden (de burgemeester van Den Haag), is niet gegrond ten aanzien van het opstellen en gebruiken van de aandachtsvestiging en gegrond ten aanzien van de plaats waarop de aandachtsvestiging was opgehangen.

Onderzoek

Op 5 september 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw X te Y, ingediend door de heer mr. E.Th. Hummels, advocaat te Zeist, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Haaglanden.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden (de burgemeester van Den Haag), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Den Haag over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier maakte van deze gelegenheid geen gebruik.

Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd de korpsbeheerder een aantal specifieke vragen gesteld. Ten slotte werd de hoofdofficier van justitie te Den Haag gevraagd om een uittreksel te verstrekken van verzoeksters justitiële documentatie.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoekster gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 26 juni 2003 constateerde verzoekster dat er aan de binnenzijde van de deur van de bewakingscontainer voor de ambassade van de Verenigde Staten van Amerika in Den Haag, welke bewakingscontainer in gebruik is bij het regionale politiekorps Haaglanden, een zogenoemde aandachtsvestiging over haar was opgehangen. Op deze aandachtsvestiging staat het volgende vermeld:

"AANDACHTSVESTIGING

Uw aandacht wordt gevraagd voor het volgende:

ACTIVISTE WERELD

KLIMAATCONFERENTIE 2000

(2 foto's en enkele persoonsgegevens van verzoekster; N.o.)

In het kader van de BIODIVERSITEITS-CONFERENTIE in het

Nederlands Congresgebouw gaarne u attentie voor deze

dame.

Zij is een activiste o.a. bekend van het bekladden van de Amerikaanse

ambassade, het aanwezig zijn bij de wereldklimaatconferentie etc.

Wanneer u haar in de omgeving van politiek gevoelige objecten

waarneemt onmiddellijk de bevoegde instanties kennis geven."

2. Bij brief van 4 juli 2003 diende verzoeksters gemachtigde een klacht in bij het regionale politiekorps Haaglanden. In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:

"Cliënte is er recentelijk achter gekomen dat uw Politie een zogeheten 'Aandachtsvestiging' betreffende cliënte verspreidt.

Meerdere personen hebben het betreffende plakkaat gezien in het wachthuisje van de Politie bij de Ambassade van de VS te Den Haag. Hierbij gaat de betreffende afbeelding.

Cliënte acht bedoelde aandachtsvestiging zeer onbehoorlijk en gevaarlijk jegens haar persoon en goede naam. Bovendien is iedere proportionaliteit zoek.

Om ieder misverstand te voorkomen: cliënte acht behoorlijk gedrag van politiefunctionarissen jegens burgers alsmede de vrijheid van meningsuiting mede behoren tot het algemeen belang. Het is niet zo, dat politiemensen zogenaamd 'in het algemeen belang' waarden als hiervoor bedoeld jegens iemand zo maar mogen schenden."

3. De chef van het bureau Orde- en Bewakingsdiensten van het regionale politiekorps Haaglanden deelde, bij brief van 7 augustus 2003, onder meer het vogelde mee in reactie op verzoeksters klacht:

"Procedureel / inhoudelijk:

Uit uw brief en uw mondelinge toelichting daarop, maak ik op dat uw klacht zich richt op:

1. Het verspreiden van een aandachtsvestiging betreffende uw cliënte, waarbij meerdere personen het betreffende plakkaat hebben gezien in het wachthuisje van de politie bij de Ambassade van de Verenigde Staten van Amerika te Den Haag.

2. Uw cliënte acht bedoelde aandachtsvestiging zeer onbehoorlijk en gevaarlijk jegens haar persoon en goede naam.

3. Uw cliënte acht het voorts buiten elke proportionaliteit.

U verzoekt de klacht te onderzoeken en u een oordeel ter zake mede te delen.

Naar aanleiding van uw klacht heeft de klachtencoördinator van bureau Orde- en Bewakingsdiensten telefonisch een gesprek met u gehad in verband met een nadere toelichting van uw klacht.

U deelde mede alle elementen in de klacht te hebben verwoord en geen behoefte te hebben aan een nadere toelichting. Voorts deelde u mede naar aanleiding van de vraag hoe u of uw cliënte in het bezit zijn gekomen van bedoeld plakkaat, dit niet te willen vertellen. Overigens deelde u mede nader te reageren nadat de klacht is onderzocht en een oordeel is gegeven.

Voorafgaande aan de beoordeling van de klachtelementen wens ik te benadrukken dat rond de Ambassade van de Verenigde Staten van Amerika te Den Haag een aangescherpt veiligheidsregime van toepassing is. Dit regime heeft niet alleen te maken met eventuele demonstratieve acties, maar is vooral gericht op mogelijke aanslagen van terroristische aard, zoals die zich ook elders in de wereld daadwerkelijk ten opzichte van Amerikaanse diplomatieke objecten hebben voorgedaan. De met de uitvoering van deze aangescherpte veiligheidsmaatregelen belaste medewerkers dienen altijd alert te zijn op mogelijke gewelddadige of terroristische acties. Een deel van de beveiligingsmaatregelen is hierop afgestemd.

Uit het ingestelde onderzoek is het volgende gebleken.

Wettelijke grondslag:

1. Politiewet art. 2

De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.

In de politietaak wordt een onderscheid gemaakt tussen bestuurlijke en justitiële politiezorg. Tot de bestuurlijke politiezorg rekent men de handhaving van openbare orde en veiligheid, de bescherming van personen en goederen en het voorkomen van strafbare feiten. Onder de justitiële politiezorg rekent men de opsporing van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen.

2. In principe is de minister van Binnenlandse Zaken, namens de Staat, verantwoordelijk voor de veiligheid van buitenlandse diplomaten en hun vestigingen in Nederland.

Nederland is op grond van een aantal internationale verdragen verplicht afdoende maatregelen te nemen. Van belang zijn:

1) het Verdrag van Wenen van 18 april 1961 (Trb. 1962, 101 en 159) over het diplomatieke verkeer,

2) het Verdrag van Wenen van 24 april 1963 (Trb. 1965, 40 en Trb. 1981,143) over consulaire betrekkingen,

3) het Verdrag van New York van 14 december 1973 (Trb. 1981, 69), inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten, en

4) zogenaamde "zetel-overeenkomsten" ten behoeve van de vestiging van internationale organisaties in Nederland.

De verdragen van Wenen leggen de ontvangende staat (in dit geval dus Nederland) de verplichting op te waarborgen dat diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen rustig en waardig kunnen functioneren.

Zo bepaalt het Verdrag over het diplomatieke verkeer dat de gebouwen van een diplomatieke zending onschendbaar zijn. De ontvangende staat heeft bovendien de bijzondere verplichting alle geëigende maatregelen te nemen om de gebouwen tegen indringers en het toebrengen van schade te beschermen.

De onschendbaarheid en de beschermplicht strekken zich ook uit tot de particuliere woning van het hoofd van de zending, alsmede tot de particuliere woning van het diplomatieke, administratieve en technische personeel dat aan de ambassade is verbonden.

Ten aanzien van de persoon van dit ambassadepersoneel - met inbegrip van hun gezinsleden - geldt een plicht tot het waarborgen van hun vrijheid en waardigheid, indien zij geen onderdaan zijn van, of niet duurzaam verblijf houden in, de ontvangende staat.

Voorts is gebleken dat uw cliënte voorkomt in de politieregisters van de regiopolitie Haaglanden ter zake van feiten waardoor zij als activiste kan worden aangemerkt.

Het is gebruikelijk, in het algemeen, dat bij gelegenheid van demonstraties of andere evenementen dan wel bij beveiliging van ambassades of andere diplomatieke vestigingen, aandacht te vestigen op personen die bekend zijn bij de politie voor het plegen van feiten die de openbare orde verstoren dan wel schade toebrengen aan gebouwen van diplomatieke vestigingen of anderszins door bijvoorbeeld het bekladden.

Dit gebeurt in de regel door aandachtvestigingen die uitsluitend bestemd zijn voor personeel van de politie.

Het is gebruikelijk met name als het gaat om de Ambassade van de Verenigde Staten maar ook bij andere ambassades dat in die gevallen de aandachtsvestiging wordt bevestigd aan de binnenzijde van de gepantserde container.

Mogelijk is het enigszins ongelukkig te noemen dat deze aandachtsvestiging was bevestigd aan de binnenzijde van de toegangsdeur van de container. Bij het aflossen van personeel in deze container wordt de deur geopend en is het mogelijk dat anderen dan politieambtenaren zicht hebben op de meergenoemde aandachtsvestiging.

Blijkens ingewonnen informatie is het kennelijk voorgekomen dat personeel zittend in deze container de toegangsdeur daarvan niet afsluit of zelfs openzet.

Dit is tegen de instructies die zeggen dat nimmer de toegangsdeur mag worden geopend dan uitsluitend voor het betreden dan wel verlaten van de bewakingscontainer.

Bewakingscontainers staan in veel gevallen op of aan de openbare weg en worden geplaatst of zijn voorzien van stalen poten waardoor deze containers zich bevinden op ongeveer 1.20 meter boven grond waarop zij staan.

Aan de container is een constructie bevestigd waar middels een stalen trap en plateau toegang kan worden verkregen tot de container.

Het is niet gebruikelijk en zelfs onwenselijk, maar niet uitdrukkelijk verboden dat personen anders dan politiepersoneel, zich ophouden op of rond het plateau of stalen trap van de bewakingscontainer.

Het komt voor dat burgers bekend met het feit dat zich politiepersoneel in de container bevindt de mogelijkheid benutten om bijvoorbeeld de weg te vragen of andere vragen te stellen.

Politiepersoneel dat zich in de container bevindt heeft dan de mogelijkheid via een intercomsysteem antwoord te geven op vragen.

Bij onderzoek in de politieregisters van de politie Haaglanden zijn rapportages van twee incidenten aangetroffen die iets te maken hebben met onderhavige klacht. Deze rapportages (memo's) zijn bij deze brief gevoegd. De namen van de politiemedewerkers zijn uit privacyoverwegingen onleesbaar gemaakt.

• In memo (…) van 26 juni 2003, 14.15 uur. Hierin wordt aangeven dat uw cliënte zich bijzonder opwond over de aandachtvestiging die aan de binnenzijde van de toegangsdeur van de bewakingscontainer was bevestigd.

• In memo (…) van vrijdag 4 juli 2003, 17:30 uur wordt gesproken over een incident waaruit blijkt dat uw cliënte een fotografische dan wel een digitale opname heeft gemaakt van de binnenzijde van de toegangsdeur van de bewakingscontainer voor de Ambassade van de Verenigde Staten van Amerika.

Ingaande op de grieven van uw cliënte:

Het verspreiden van een aandachtsvestiging betreffende uw cliënte, waarbij meerdere personen het betreffende plakkaat hebben gezien in het wachthuisje van de politie bij de Ambassade van de Verenigde Staten van Amerika te Den Haag.

Zoals uit het onderzoek mag blijken is in dit geval geen sprake van verspreiden, in die zin dat niet in het in algemeen voor publiek toegankelijke plaatsen of in het openbaar de aandachtvestiging is bevestigd of anderszins is bekendgemaakt.

In het onderhavige geval is op twee mogelijk drie plaatsen en uitsluitend bestemd voor de ogen van politiepersoneel aandacht gevraagd voor de aanwezigheid van uw cliënte ter voorkoming van het verstoren van de rust van personeel van de ambassade en of ambtswoning van de Verenigde Staten van Amerika, of ter voorkoming van beschadiging van de gebouwen van de Ambassade van de Verenigde Staten van Amerika, waartoe de politie de plicht heeft deze rust te bewaken en/of beschadiging van de gebouwen van deze ambassade te voorkomen.

Het mag enigszins ongelukkig worden genoemd dat de aandachtvestiging aan de binnenzijde van de toegangsdeur van genoemde container was bevestigd. Ik kan toezeggen dat in het vervolg meer zorgvuldig zal worden bekeken waar deze aandachtsvestigingen worden bevestigd zodat in ieder geval kan worden voorkomen dat anderen dan politiepersoneel zicht hebben op deze aandachtsvestigingen.

Ik onthoud mij op dit punt van een oordeel.

Uw cliënte acht bedoelde aandachtsvestiging zeer onbehoorlijk en gevaarlijk jegens haar persoon en goede naam.

Het mag hierbij duidelijk worden verondersteld dat aandachtvestiging ter voorkoming van hierna genoemde praktijken niet zeer onbehoorlijk of gevaarlijk kunnen worden genoemd maar meer logisch in het kader van de uitvoering van de taak van de politie.

• Omdat uw cliënte zoals bij u bekend mag worden geacht, in het verleden de aandacht op zich heeft gevestigd door het bekladden van gebouwen met leuzen of daar pogingen toe te doen.

• En door het betreden van plaatsen door uw cliënte die waren afgeschermd voor publiek ter beveiliging en/of bewaking van de rust van personeel van ambassades of ter bescherming van gebouwen van diplomatieke vestigingen tegen terroristische aanslagen.

Op dit punt acht ik de klacht ongegrond.

Uw cliënte acht het voorts buiten elke proportionaliteit.

Het is gebleken en bekend bij uw cliënte dat zij 10-tallen malen voor meergenoemde feiten voorkomt in de politieregisters en ik ben dan ook van mening dat de gewraakte aandachtvestiging niet buiten proportioneel moet worden geacht.

Op dit punt acht ik de klacht ongegrond."

B. Standpunt verzoekster

Het standpunt van verzoekster staat samengevat weergegeven onder Klacht.

C. Standpunt KORPSBEHEERDER

1. De korpsbeheerder deelde op 8 maart 2004 onder meer het volgende mee in reactie op verzoeksters klacht:

"Ik heb de chef van het bureau Orde en Bewakingsdiensten gevraagd mij te informeren over de door u in onderzoek genomen klachtelementen.

Ik heb kennisgenomen van de reactie d.d. 21 januari jl. Kortheidshalve verwijs ik naar de inhoud van die brief. Ik kan mij daarin vinden. Ik acht het eerste klachtelement niet gegrond. Het tweede element daarentegen, acht ik wel gegrond.

Ten overvloede merk ik op dat de Wet politieregisters van toepassing is op de betreffende aandachtsvestiging. De kennisneming en verstrekking van dergelijke informatie is slechts voorbehouden aan een beperkt aantal in de wet genoemde personen, met name o.a. opsporingsambtenaren. De algemene verstrekking en bekendmaking aan personen is echter niet toegestaan."

2. In de brief van 21 januari 2004 van de chef van het bureau Orde- en Bewakingsdiensten, waarnaar de korpsbeheerder in bovenstaande brief verwijst, staat onder meer het volgende vermeld:

"Beantwoording vragen van de Nationale Ombudsman:

Bestaat er beleid en/of (interne-)regelgeving met betrekking tot het opstellen en gebruik maken van aandachtsvestigingen?

Zo ja, hoe luidt dit beleid/regelgeving? Indien hieromtrent iets op schrift is gesteld, ontvang ik daarvan graag een afschrift.

• Er is geen interne regelgeving met betrekking tot het opstellen en gebruik maken van aandachtsvestigingen.

In de Wet politieregisters is geregeld hoe de politie dient om te gaan met gegevens die ter uitvoering van hun taak aan hen ter beschikking staan. In het kader van uw vraag wil ik u naar deze wetgeving verwijzen.

In het algemeen is het gebruikelijk en in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Wet politieregisters, niet meer dan logisch, dat gegevens uit de politieregisters niet zichtbaar zijn in de voor de publiek toegankelijke ruimten. Aandachtsvestigingen worden over het algemeen uitsluitend bevestigd op plaatsen die niet voor het publiek maar uitsluitend voor bevoegd politiepersoneel toegankelijk zijn.

Wanneer is verzoeksters aandachtsvestiging opgemaakt?

• Alhoewel niet meer te achterhalen, lijkt het gezien de kop van de aandachtsvestiging aannemelijk dat deze is vervaardigd rond de tijd dat de Biodiversiteit Conferentie is gehouden in het Nederlands Congresgebouw.

Op welke wijze, wanneer en op welke plaatsen is door het regionale politiekorps Haaglanden gebruik gemaakt van verzoeksters aandachtsvestiging?

• Niet bekend en niet te achterhalen is de wijze waarop gebruik is gemaakt van deze aandachtsvestiging door het regionaal politiekorps Haaglanden.

Aan de tekst is af te leiden dat de aandachtsvestiging is gebruikt in het kader van de bewaking van diplomatieke objecten en ter voorkoming van verstoring van de rust van de ambassadeur en zijn personeel van de Ambassade van de Verenigde Staten van Amerika. In antwoord op de klacht van verzoekster is hieraan ruim aandacht besteed. Ik zou u naar de beantwoording van deze klacht willen verwijzen.

In het algemeen is in het antwoord op de klacht van verzoekster door mij aangegeven dat het enigszins ongelukkig mag worden genoemd dat de gewraakte aandachtsvestiging aan de binnenzijde van de toegangsdeur van de bewakingscontainer was bevestigd. Voorts is toegezegd meer zorgvuldig te kijken waar dergelijke aandachtsvestigingen in het vervolg worden bevestigd. In dit geval is de bewuste aandachtsvestiging onmiddellijk verwijderd van deze plaats.

Ter voldoening aan uw verzoek kopieën toe te sturen van de stukken die op deze zaak betrekking hebben en met name die betrekking hebben op de "10 tallen malen" die verzoekster in de politieregisters voorkomt, voeg ik een lijst met verkorte opsomming van de feiten aan deze brief als bijlage toe."

3. Bij het standpunt van de korpsbeheerder waren als bijlage gevoegd 44 mutatierapporten van het regionale politiekorps Haaglanden die betrekking hebben op activiteiten in Den Haag waarbij verzoekster als vredes- of milieuactiviste was betrokken. Deze mutaties bestrijken de periode van 6 juni 1998 tot en met 4 juli 2003 en maken in totaal melding van 37 verschillende aanhoudingen van verzoekster. Twintig mutaties hebben betrekking op activiteiten van verzoekster bij de Amerikaanse ambassade, waarbij verzoekster 15 keer is aangehouden. Deze mutaties bestrijken de periode 17 december 1998 tot en met 4 juli 2003 en maken onder meer melding van de volgende gedragingen: demonstreren bij de ambassade, klimmen over de hekken rondom de ambassade, bekladden van de ambassade, zich vastketenen voor de ingang van de ambassade, op de grond liggen voor de ingang van de ambassade, ophangen van bordjes en spandoeken, plakken van stickers, en bijten door verzoekster van een politieambtenaar die haar onder controle wilde brengen.

4. In het kader van het onderzoek heeft de hoofdofficier van justitie te Den Haag de Nationale ombudsman desgevraagd een uittreksel verstrekt van verzoeksters justitiële documentatie. Het oudste feit op de documentatie is van 23 november 1995 en het jongste feit is van 9 januari 2004.

D. Reactie verzoekster

Verzoekster verklaarde in reactie op het standpunt van de korpsbeheerder op 24 mei 2004 het volgende tegenover twee medewerkers van het Bureau Nationale ombudsman:

"Ik weet het niet zeker, maar ik denk dat dit een van de laatste klachten is die ik zal indienen. Ik krijg de indruk dat met name het korps Haaglanden het vervelend vindt dat ik regelmatig klaag en dat hun houding daardoor ten opzichte van mij minder serieus wordt. Ik heb ook de indruk dat ze m'n klachten niet echt serieus nemen en dat er niets verandert, zelfs als klachten gegrond worden verklaard. Voorts denk ik dat individuele politieambtenaren mij steeds vijandiger bejegenen. Het is ook gebeurd dat de politie Haaglanden uitermate suggestieve informatie heeft doorgespeeld aan mijn werkgever. Naar aanleiding daarvan ben ik enige tijd geschorst. Overigens heb ik die procedure uiteindelijk kort gezegd gewonnen. Ik probeer onder andere bij grote demonstraties deëscalerend op te treden. Het valt mij op dat in de bijlagen bij het standpunt van de korpsbeheerder alleen negatieve dingen staan. Ik heb ook verschillende positieve contacten met de politie gehad. Ter illustratie wijs ik op mijn rol bij de antirepressie demonstratie in 2003. Ik heb toen constructief overleg gevoerd met de politie waardoor de demonstratie zeer vreedzaam is verlopen. Ik heb daar achteraf ook complimenten voor gekregen. Er was alleen een klein incident met een aantal demonstranten die tussen de hekken van de Amerikaanse ambassade doorliepen om sponsjes op te halen die we eerder richting de ambassade hadden gegooid. Daarbij is door een enkeling met een spuitbus de ambassade beklad. Wij hadden alleen ludieke acties gepland. Ik ben de afgelopen jaren regelmatig bij de Amerikaanse ambassade geweest om tegen tal van zaken te demonstreren. Soms een keer per week, soms een paar weken of maanden niet. Vooral na 11 september 2001 ben ik er veel geweest. Het meest heftige wat ik ooit bij de Amerikaanse ambassade heb gedaan, is met krijt de gevel beschrijven met kritische teksten en geketend voor de deur liggen. Voor het beschrijven van de gevel moesten we wel soms over hekken klimmen. Het gaat mij er vooral om om voor mijn recht op demonstratie op te komen. De politie gaat op dit punt echt te ver door bijvoorbeeld ons niet te respecteren als we alleen bij de ambassade staan met een spandoek. Dat heeft ook bijvoorbeeld geleid tot de acties met de krijtjes. We laten ons niet wegpesten. We hadden ook voor verf kunnen kiezen, maar we willen geen vernieling aanrichten; daarom hebben we bewust voor stoepkrijt gekozen. Ik heb ook bloemetjes getekend op de tank voor de ambassade. De betrokken ambtenaren konden er wel om lachen. Maar op hoger niveau is hier een probleem van gemaakt en daarna zijn de pesterijen van de zijde van de politie ook erger geworden. Ik vind ook dat de gemeente het recht op demonstratie te ver inperkt. Er wordt een klein plekje aangewezen waar je mag staan een stuk verwijderd van de Ambassade. Ik vind eigenlijk dat de demonstrant in beginsel zou moeten kunnen bepalen waar hij/zij gaat staan. Het toppunt van wat ik heb meegemaakt, is de situatie waarbij ik door politieambtenaar C. ben weggestuurd toen ik nota bene in het vak stond dat was aangewezen om te demonstreren. De vaste demonstrant die er bijna altijd staat, was hierover ook zeer verbaasd. Opvallend is ook dat de politie op verschillende momenten verschillend reageerde op onze aanwezigheid. De ene keer spraken ze ons gelijk aan en worden we nogal bot bejegend en in sommige gevallen laten ze me gewoon met rust. Ik heb een keer meegemaakt dat ik daar alleen rondfietste en dat er direct meerdere politieauto's op mij af kwamen om mij tegen te houden en/of aan te spreken. Ik onderscheid me van sommige andere met name oudere actievoerders door soms iets feller met de politie in discussie te gaan over mijn recht om te demonstreren. Ik denk ook dat het korps Haaglanden enigszins gefrustreerd is geraakt doordat ik bij demonstraties bij het Congresgebouw steeds naar binnen wist te glippen. In een van de stukken staat: "zij rust niet voordat zij in het celletje heeft gezeten". Dat is zwartmaken van mijn persoon en uitermate suggestief. Die mutaties kunnen natuurlijk door alle politieambtenaren worden geraadpleegd en zo ontstaat een verkeerd beeld. Ik neem wel vaak het initiatief bij acties, maar ben zeker niet agressiever dan andere demonstranten, eerder het tegendeel. Ter illustratie van de wijze waarop het korps Haaglanden mij behandelt, wijs ik op de mutatie opgemaakt naar aanleiding van een kort contact met een politieambtenaar op 27 maart 2002. In de mutatie staat dat ik de leiding had van de aldaar door ons gehouden demo. Dat is volstrekte onzin. Andere demonstranten hebben evenveel te zeggen als ik. Bovendien was er voor deze demo een kennisgeving gedaan aan de gemeente. In de mutatie staat ook dat we geen vergunning hadden, maar die was ook niet nodig; een kennisgeving was voldoende. Voorts staat in de mutatie dat de politie de demo heeft ontbonden. Dat was evenwel niet het geval. We waren nl. op dat moment al zelf aan het opbreken. Dit is slechts een voorbeeld. Ik kan echter ten aanzien van vrijwel alle mutaties een weerwoord geven waaruit blijkt dat mijn persoon erg suggestief wordt neergezet. Met betrekking tot de aandachtsvestiging wil ik nog opmerken dat het mij heeft verbaasd dat er juist alleen van mij een hangt. Ik kan me niet voorstellen dat ze mij zien als een terrorist en alle beveiliging rondom de ambassade is toch juist gericht op het tegengaan van aanslagen. Althans, zo is het mij altijd verteld. Het lijkt erop alsof ze al die maatregelen ook hebben genomen om het recht op demonstratie in te perken. Ik heb al eerder inzage gehad in de politieregisters. Het is mij opgevallen dat de inhoud van deze mutaties binnen het korps Utrecht een stuk neutraler en feitelijk juister is dan in Den Haag. Daar wordt steeds zeer suggestief en negatief over mij geschreven."

Achtergrond

1. Politiewet

Artikel 2

"De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven."

Artikel 12, eerste lid

"Indien de politie in een gemeente optreedt ter handhaving van de openbare orde en ter uitvoering van de hulpverleningstaak, staat zij onder gezag van de burgemeester."

Artikel 13, eerste lid

"Indien de politie optreedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dan wel taken verricht ten dienste van de justitie, staat zij, tenzij in enige wet anders is bepaald, onder gezag van de officier van justitie."

2. Modelreglement Aandachtsvestigingen (Stcrt. 1994, 78 en 2002, 243)

Artikel 2, eerste lid

"Het register heeft tot doel de informatievoorziening in het kader van de uitvoering van artikel 2 van de Politiewet 1993 binnen het korps mogelijk te maken voor zover het betreft:

a. de opsporing en aanhouding van personen die als verdachte betrokken zijn of zijn geweest bij strafbare feiten;

b. de voorkoming van strafbare feiten waarbij personen naar redelijkerwijs kan worden vermoed als verdachte betrokken zullen zijn;

c. de voorkoming en bestrijding van verstoringen van de openbare orde;

d. het verlenen van hulp aan personen waarvan aan de hand van gebeurtenissen gebleken is, dan wel te voorzien is, dat de noodzaak zich hiertoe zal voordoen."

Artikel 9, eerste lid

"Verstrekking van gegevens vindt plaats in overeenstemming met de WPolr en het BPolr."

3. Wet politieregisters

Artikel 14, aanhef en onder a

"Uit een politieregister worden gegevens verstrekt aan:

a. ambtenaren van politie, voor zover zij deze behoeven voor de vervulling van de politietaak en zij niet zijn aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie en aan ambtenaren die krachtens artikel 13c, vijfde lid, zijn aangewezen, voor zover zij deze behoeven ter opsporing van strafbare feiten"

Artikel 30, eerste lid

"Een ieder die krachtens deze wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift mededelingen toelaat, dan wel de uitvoering van de taak met het oog waarop de gegevens zijn verstrekt tot het ter kennis brengen daarvan noodzaakt."

4. Ambtenarenwet

Artikel 125a, derde lid

"De ambtenaar is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem in verband met zijn functie ter kennis is gekomen, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt."

5. Bepalingen inzake privacy

Artikel 10, eerste lid Grondwet

"Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer."

Artikel 8 Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden

"1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.

2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen."

Artikel 17, eerste lid Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten

"Niemand mag worden onderworpen aan willekeurige of onwettige inmenging in zijn privéleven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling, noch aan onwettige aantasting van zijn eer en goede naam."

Instantie: Regiopolitie Haaglanden

Klacht:

Aandachtsvestiging over verzoekster opgesteld en binnen korps verspreid;.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Haaglanden

Klacht:

Aandachtsvestiging opgehangen aan binnenzijde van deur bewakingscontainer, waardoor bij geopende deur derden daarvan kennis konden nemen.

Oordeel:

Gegrond