2004/258

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer hem geen verslag van de hoorzitting van 3 september 2002 heeft toegestuurd.

Beoordeling

1. Op 10 mei 2002 diende verzoekers schoonvader een aanvraag in om subsidieverlening voor de sanering van zijn drinkwaterleiding.

Op 19 juni 2002 wees het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) deze aanvraag af.

Op 26 juni 2002 diende verzoekers schoonvader tegen deze afwijzing een bezwaarschrift in. In het kader van de behandeling van dit bezwaarschrift vond op 3 september 2002 een hoorzitting plaats.

Bij beschikking van 1 oktober 2002 verklaarde het Ministerie van VROM het bezwaar ongegrond. Bij deze beschikking zond het Ministerie geen verslag van de hoorzitting mee. Daarover klaagt verzoeker.

2. De minister deelde tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman mee dat zij de klacht ongegrond achtte, omdat artikel 7:7 Awb (zie Achtergrond) niet voorschrijft dat een verslag naar de bezwaarde wordt verzonden. De minister erkende echter wel dat het beter was geweest om het verslag bij de beslissing op bezwaar mee te sturen.

3. In artikel 7:7 Awb is alleen bepaald dat een verslag van het horen wordt gemaakt.

De minister kan dan ook worden gevolgd in haar standpunt dat artikel 7:7 Awb niet dwingend voorschrijft dat dit verslag ook aan de bezwaarde wordt gezonden. De minister kan echter niet in haar standpunt worden gevolgd dat daarmee de klacht niet gegrond is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van 12 juni 1997 (zie Achtergrond, onder 2.) overwogen dat het, gelet op de betekenis van de hoorzitting, voor de hand ligt dat het verslag daarvan uiterlijk gelijktijdig met het besluit aan belanghebbenden wordt toegezonden. Indien het verslag voorafgaand aan het besluit aan belanghebbenden wordt toegezonden, wordt hen daarmee de mogelijkheid geboden aan het desbetreffende bestuursorgaan kenbaar te maken of het verslag naar de mening van de betrokkene een juiste weergave bevat van de hoorzitting. Uit een oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding zal dat ook veelal de voorkeur genieten, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak, die op dit punt concludeerde dat het betrokken bestuursorgaan, door pas na het nemen van het besluit het verslag toe te zenden, niet zorgvuldig had gehandeld.

4. In het geval van verzoeker heeft het ministerie wel een verslag van de hoorzitting gemaakt, maar dit niet toegezonden, ook niet nadat de beslissing op het bezwaarschrift was genomen.

Mede gezien bovengenoemde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is daarmee uit een oogpunt van adequate informatieverstrekking, onvoldoende zorgvuldig gehandeld.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, is gegrond.

Onderzoek

Op 3 januari 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer Z. te Hoofddorp, met een klacht over een gedraging van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). Nadat de Nationale ombudsman het verzoekschrift had doorgezonden aan de minister van VROM omdat verzoeker de klacht nog niet aan de minister had voorgelegd, deelde verzoeker op 24 juni 2003 mee dat hij nog geen reactie op zijn klacht had ontvangen van het Ministerie. Dit vormde voor de Nationale ombudsman aanleiding naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, een onderzoek in te stellen.

In het kader van het onderzoek werd de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Tijdens het onderzoek kregen de minister en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

Noch de minister noch verzoeker gaf binnen de gestelde termijn een reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 10 mei 2002 diende verzoekers schoonvader een aanvraag om subsidieverlening in voor de sanering van zijn drinkwaterleiding.

Op 19 juni 2002 wees het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) deze aanvraag af.

Op 26 juni 2002 diende verzoekers schoonvader tegen deze afwijzing een bezwaarschrift in. In het kader van de behandeling van dit bezwaarschrift vond op 3 september 2002 een hoorzitting plaats.

2. Bij beschikking van 1 oktober 2002 verklaarde het Ministerie van VROM het bezwaar ongegrond. In deze beschikking werd ingegaan op hetgeen tijdens de hoorzitting naar voren was gebracht.

3. Vervolgens diende verzoeker namens zijn schoonvader op 30 december 2002 bij de Nationale ombudsman de volgende klacht in:

Feiten

- Op 14 maart 2002 ontdekken mijn schoonouders een lekkage in de kelder die noopt tot snel handelen. Onmiddellijk is dan ook contact opgenomen met de Fa. X (installateur) voor een prijsopgave voor de vervanging van de waterleiding. De urgentie kan onder andere worden afgeleid uit een meerverbruik van water van circa 350 m3 in ongeveer anderhalfjaar tijd.

- Op 29 maart 2002 is de op 25 maart 2002 gestarte sanering voltooid. Gedurende de periode 14 maart - 28 maart 2002 hebben mijn schoonouders zonder water gezeten met alle gevolgen van dien. 18 april 2002 wordt het besluit tot subsidieverlening aan mijn schoonvader toegezonden.

- 10 mei 2002 dient mijn schoonvader de aanvraag om Subsidievaststelling in, waarbij hij eerlijkheidshalve aangeeft dat de sanering is gestart op 25 maart 2002.

- Met de brief van 19 juni 2002 stuurt VROM mijn schoonvader het besluit tot afwijzing van de aanvraag tot Subsidievaststelling op grond van de subsidieregeling sanering loden drinkwaterleidingen. Reden hiervoor is dat met de sanering is begonnen voordat het besluit tot subsidieverlening is ontvangen.

- Met zijn brief van 26 juni 2002 tekent schoonvader bezwaar aan tegen het besluit (…).

- Op 3 september 2002 hebben mijn schoonvader en ik tijdens de mondelinge toelichting (hoorzitting) de gang van zaken nog eens toegelicht.

- Met de brief van l oktober 2002 stuurt VROM haar besluit aan schoonvader toe met de mededeling dat het bezwaar ongegrond is en de bestreden beschikking wordt gehandhaafd (…).

Klachten

Met betrekking tot VROM

Er is enig begrip getoond tijdens de hoorzitting van 3 september 2002. Echter in hoeverre dat is gecommuniceerd, kan niet worden vastgesteld aangezien een verslag hiervan wij niet hebben mogen ontvangen.”

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker staat weergegeven onder Klacht.

C. Standpunt minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

1. De minister van VROM deelde onder meer het volgende mee:

“U hebt een klacht in onderzoek genomen van (verzoeker; N.o.) te Hoofddorp. Op 13 augustus 2003 hebt u mij hierover geïnformeerd en hebt u mij een afschrift toegezonden van de brief van betrokkene gedateerd 30 december 2002. Deze brief is op grond van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als klaagschrift aangemerkt en dienovereenkomstig afgehandeld. Een afschrift van de afdoeningsbrief treft u hierbij voor de goede orde aan (deze brief is, voor zover hiervan belang, inhoudelijk gelijk aan de antwoorden van de minister in deze reactie, en is daarom hier niet apart opgenomen; N.o.). Tevens heb ik het verslag van de hoorzitting en de Subsidieregeling sanering loden drinkwaterleidingen bijgesloten. Voor het feit dat uw brief pas nu wordt beantwoord bied ik u mijn verontschuldigingen aan.

(…)

Allereerst klaagt betrokkene erover dat hem geen afschrift is toegezonden van het verslag van de op 3 september 2003 gehouden hoorzitting. Deze klacht is ongegrond. De Awb schrijft niet voor dat een verslag naar de bezwaarde wordt toegezonden. Uit de bijgevoegde beslissing op bezwaar en het verslag van de hoorzitting kunt u afleiden, dat hetgeen tijdens de hoorzitting is besproken in de beslissing op bezwaar tot uitdrukking komt. Aan het vereiste van artikel 7:7 Awb (zie Achtergrond; N.o.) wordt naar mijn mening dus voldaan. Wel ben ik van mening, dat het beter was geweest om het verslag bij de beslissing op bezwaar mee te sturen. De klacht van belanghebbende had dan kunnen worden voorkomen.”

2. Bij de reactie had de minister het verslag van de hoorzitting gevoegd van 3 september 2002.

D. Reactie verzoeker

In reactie op het standpunt van de minister liet verzoeker weten dat hij zijn klacht handhaafde.

Achtergrond

1. Algemene wet bestuursrecht

1.1. Artikel 7:6, eerste lid

“ Belanghebbenden worden in elkaars aanwezigheid gehoord.”

1.2. Artikel 7:7

“Van het horen wordt een verslag gemaakt.”

1.3. In Tekst en Commentaar AWB door M. Scheltema, F.A.M. Stroink e.a. is in de toelichting op dit artikel onder meer het volgende vermeld:

“4 Toezending

Artikel 7:7 schrijft niet uitdrukkelijk voor dat het verslag moet worden toegezonden aan belanghebbenden. Dat het verslag - tijdig - wordt toegezonden aan belanghebbenden, ligt wel voor de hand. Hier moge worden volstaan met een verwijzing naar de overwegingen ter zake in ABRS 12-6-1997, JB 188.”

2. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juni 1997, JB 1997/1887

Deze uitspraak luidt onder meer als volgt:

“De Afdeling overweegt dat in artikel 7:7 van de Algemene wet bestuursrecht weliswaar de verplichting is opgenomen om een verslag van de hoorzitting te maken, maar dat in deze wet geen verplichting is opgenomen om alvorens een besluit te nemen een conceptverslag van de hoorzitting ter goedkeuring aan belanghebbenden toe te zenden en dit verslag vervolgens vast te stellen. Evenmin is in deze wet neergelegd op welk moment het verslag aan de belanghebbenden dient te worden toegezonden. Gelet op de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het evenwel voor de hand dat het verslag van de hoorzitting uiterlijk gelijktijdig met het bestreden besluit aan belanghebbenden wordt toegezonden. Indien het verslag van de hoorzitting voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit aan belanghebbenden wordt toegezonden, wordt hen daarmee de mogelijkheid geboden aan het desbetreffende bestuursorgaan kenbaar te maken of het verslag naar de mening van betrokkenen een juiste weergave gevat van de hoorzitting. Uit het oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding zal dat ook veelal de voorkeur genieten. In dat geval kan immers het bestuursorgaan bij het nemen van de beslissing op het bezwaarschrift met eventuele opmerkingen rekening houden.”

Instantie: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Klacht:

Geen verslag toegezonden van hoorzitting in het kader van afwijzing bezwaarschrift tegen afwijzing aanvraag om subsidieverlening voor sanering drinkwaterleiding.

Oordeel:

Gegrond