2004/137

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat het arrondissementsparket te 's-Hertogenbosch hem naar aanleiding van zijn klacht van 24 juni 2003, en ondanks zijn rappelbrief van 6 juli 2003, geen ontvangstbevestiging heeft gestuurd en de klacht evenmin inhoudelijk heeft behandeld.

Beoordeling

Algemeen

Verzoeker deed bij brief van 17 september 2002 aan de hoofdofficier van justitie te 's-Hertogenbosch aangifte tegen de gemeente Eindhoven wegens opzettelijke schending van zijn auteursrecht. Omdat verzoeker hierop geen reactie had ontvangen, stuurde hij de hoofdofficier op 28 oktober 2002 een rappelbrief.

Op 1 december 2002 diende verzoeker bij het arrondissementsparket 's-Hertogenbosch een klacht in over het uitblijven van een reactie op brieven die hij het parket had gestuurd ter zake het doen van aangifte.

Nadat verzoeker nog een aantal rappelbrieven had gestuurd, liet de behandelend officier van justitie verzoeker bij brief van 26 februari 2003 weten dat er naar zijn mening geen sprake was van een opzettelijke inbreuk op verzoekers auteursrecht, waardoor er geen sprake kon zijn van een strafbaar feit.

Bij brief van 2 mei 2003 liet de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket 's-Hertogenbosch verzoeker weten zijn klacht over het uitblijven van een reactie op zijn brieven gegrond te achten. De hoofdofficier had geconstateerd dat er bij de overdracht van verzoekers dossier iets mis was gegaan, waardoor de zaak vertraging had opgelopen en verzoekers rappelbrieven niet waren beantwoord.

Bij brief van 24 juni 2003 diende verzoeker een klacht in bij het arrondissementsparket 's-Hertogenbosch over de wijze waarop zijn eerdere klacht was afgehandeld. Verzoeker klaagde erover dat de hoofdofficier de oorzaken of redenen die ten grondslag lagen aan de foute overdracht niet in zijn brief van 2 mei 2003 heeft vermeld, aldus verzoeker.

Omdat verzoeker geen ontvangstbevestiging van zijn klacht had ontvangen, diende hij bij brief van 6 juli 2003 aan het arrondissementsparket 's-Hertogenbosch een klacht in over het uitblijven hiervan.

De hoofdofficier van justitie van het parket 's-Hertogenbosch berichtte verzoeker bij brief van 13 augustus 2003 dat een negental brieven van verzoeker in goede orde was ontvangen, waaronder de brieven van 24 juni en 6 juli 2003. De hoofdofficier liet verzoeker onder meer weten dat deze twee brieven geen aanleiding vormden om hierop inhoudelijk te reageren en dat verzoeker met zijn klachten over klachtafhandeling terecht kon bij de Nationale ombudsman.

De hoofdofficier deelde verzoeker voorts mee dat hij zich het recht voorbehield om in de toekomst niet meer op verzoekers brieven te reageren, tenzij hij van mening zou zijn dat verzoeker nieuwe feiten of omstandigheden aanvoert die van zodanig belang zijn dat een reactie is gerechtvaardigd.

I. Bevindingen

1. Verzoeker klaagt erover dat het arrondissementsparket 's-Hertogenbosch hem naar aanleiding van zijn klacht van 24 juni 2003, en ondanks zijn rappelbrief van 6 juli 2003, geen ontvangstbevestiging heeft gestuurd en de klacht evenmin inhoudelijk heeft behandeld.

2. De minister van Justitie heeft de Nationale ombudsman bij brief van 5 februari 2004 laten weten dat de hoofdofficier van justitie te 's-Hertogenbosch verzoeker in zijn brief van 13 augustus 2003 heeft aangegeven welke brieven hij tussen 22 mei 2003 en 10 juli 2003 van verzoeker had ontvangen. De brieven van 24 juni en 6 juli 2003 zijn hierin genoemd, aldus de minister. De minister stelt zich op het standpunt dat de brief van 13 augustus 2003 kan worden aangemerkt als ontvangstbevestiging van onder meer die brieven. Omdat deze ontvangstbevestiging niet tijdig was verstuurd, is dit onderdeel van de klacht gegrond, aldus de minister.

De klacht dat verzoekers klacht van 24 juni 2003 niet inhoudelijk is behandeld, acht de minister ongegrond. Verzoeker heeft een grote hoeveelheid brieven aan onder meer het arrondissementsparket 's-Hertogenbosch en het College van procureurs-generaal gestuurd. Om enige duidelijkheid te scheppen, heeft de hoofdofficier van justitie verzoeker bij brief van 13 augustus 2003 uitgebreid geïnformeerd. Verzoekers brief van 24 juni 2003 heeft betrekking op de brief van de hoofdofficier van 2 mei 2003, in welke brief de hoofdofficier op diverse klachten van verzoeker heeft gereageerd. Tevens heeft de hoofdofficier verzoeker erop gewezen dat de behandelend officier van justitie hem al bij brief van 26 februari 2003 inhoudelijk had geantwoord. Omdat de hoofdofficier van mening was dat deze inhoudelijke reactie zorgvuldig en behoorlijk was geweest, zag hij geen aanleiding om opnieuw inhoudelijk op verzoekers brief van 24 juni 2003 te reageren, aldus de minister.

3. Verzoeker heeft de Nationale ombudsman bij brief van 19 februari 2004 laten weten bij zijn standpunt te blijven.

II. Beoordeling

4.1 De Nationale ombudsman overweegt het volgende.

Ingevolge de klachtenregeling van het Openbaar Ministerie dient de hoofdofficier van justitie de ontvangst van een klacht binnen drie weken na ontvangst ervan te bevestigen (zie Achtergrond, onder 1.). De Nationale ombudsman is het niet met de minister van Justitie eens dat de brief van de hoofdofficier van 13 augustus 2003 als ontvangst-bevestiging op de brieven van 24 juni en 6 juli 2003 kan worden beschouwd. De brief van 13 augustus 2003 geeft een inhoudelijk reactie op de negen brieven die verzoeker het arrondissementsparket had gestuurd, en houdt dan ook meer in dan een ontvangst-bevestiging. Bovendien heeft verzoeker deze brief niet binnen een termijn van drie weken na het indienen van de klacht ontvangen, maar pas na zeven weken. Hiermee kan niet worden gezegd dat verzoeker een ontvangstbevestiging heeft ontvangen op zijn klacht over de klachtbehandeling. Dat het arrondissementsparket de ontvangst van verzoekers klacht niet heeft bevestigd, acht de Nationale ombudsman niet juist.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

4.2 Ten aanzien van de klacht dat het arrondissementsparket verzoekers klacht niet inhoudelijk heeft behandeld, overweegt de Nationale ombudsman het volgende.

Met de beantwoording van verzoekers brieven van 24 juni en 6 juli 2003 heeft de hoofdofficier van justitie verzoekers brieven weliswaar inhoudelijk beantwoord, maar heeft hij de brieven echter niet conform de klachtenregeling behandeld. Uit de inhoud van de brieven bleek duidelijk dat verzoeker een klacht wilde indienen, zodat de klachtenregeling van toepassing was en verzoekers klacht in beginsel voor klachtbehandeling in aanmerking kwam.

Nu de hoofdofficier heeft geoordeeld dat verzoekers klacht van 1 december 2003 gegrond was, en hij in zijn brief van 2 mei 2003 de reden van de vertraging en het niet beantwoorden van verzoekers brieven had aangegeven, is de Nationale ombudsman van oordeel dat verzoeker vervolgens onvoldoende belang had bij de behandeling van zijn klacht van 24 juni 2003. Op grond hiervan had de hoofdofficier van justitie ertoe kunnen besluiten verzoekers klacht niet in behandeling te nemen (zie Achtergrond, onder 2.). Ingevolge de klachtenregeling had de hoofdofficier verzoeker evenwel wel binnen vier weken na ontvangst van de klacht schriftelijk en gemotiveerd in kennis moeten stellen van het feit dat zijn klacht niet in behandeling zou worden genomen (zie Achtergrond, onder 3.). Dat de hoofdofficier van justitie dit heeft nagelaten, acht de Nationale ombudsman niet juist.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het arrondissementsparket 's-Hertogenbosch, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Justitie, is gegrond.

Onderzoek

Op 8 juli 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer P. uit Eindhoven, met een klacht over een gedraging van het arrondissementsparket 's-Hertogenbosch. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Justitie, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de minister verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens kreeg verzoeker de gelegenheid op de door de minister verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De reactie van de minister van Justitie gaf aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen.

Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

Zie onder Beoordeling.

Informatieoverzicht

De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie:

1. Verzoekschrift van 6 juli 2003 met bijlagen, waaronder op deze zaak betrekking hebbende correspondentie tussen verzoeker en het arrondissementsparket  's-Hertogenbosch.

2. Openingsbrieven van de Nationale ombudsman van 10 december 2003.

3. Standpunt van de minister van Justitie van 5 februari 2004, met bijlagen, waaronder aanvullende correspondentie tussen verzoeker en het arrondissementsparket 's-Hertogenbosch.

4. Reactie van verzoeker van 19 februari 2004.

Achtergrond

Klachtenregeling Openbaar Ministerie:

1. Artikel 9:

"De hoofdofficier van justitie bevestigt binnen drie weken na ontvangst de ontvangst van het klaagschrift schriftelijk."

2. Artikel 12, tweede lid:

"De hoofdofficier van justitie is niet verplicht om een klaagschrift in behandeling te nemen indien het belang van de klager dan wel het gewicht van de klacht kennelijk onvoldoende is."

3. Artikel 13, eerste lid:

"Van het (nog) niet in behandeling nemen van een klaagschrift stelt de hoofdofficier van justitie klager zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift schriftelijk en gemotiveerd in kennis."

Instantie: Arrondissementsparket 's-Hertogenbosch

Klacht:

N.a.v. klacht, en ondanks rappelbrief, geen ontvangstbevestiging gestuurd en de klacht evenmin inhoudelijk behandeld.

Oordeel:

Gegrond