2003/269

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat:

1. een met naam genoemde verzekeringsarts van het UWV (tot 1 januari 2003; UWV Gak) te Amsterdam dreigde hem voor meer uren belastbaar te achten dan zij van plan was, indien hij niet instemde met het aantal uren dat zij hem belastbaar achtte;

2. het UWV zijn klachten hierover op 9 en 21 oktober 2002 niet gegrond heeft geacht.

Beoordeling

I. Ten aanzien van de houding van de verzekeringsarts met betrekking tot de belastbaarheid van verzoeker

1. Verzoeker werd tot aan de medische keuring op 18 juli 2002 door het UWV (tot 1 januari 2003: UWV Gak te Amsterdam) voor twintig uur per week belastbaar geacht.

Volgens verzoeker gaf een met naam genoemde verzekeringsarts van UWV Gak tijdens de betreffende medische keuring aan, hem voor meer uren (veertig uur per week) belastbaar te achten dan zij in eerste instantie van plan was, namelijk voor dertig uur per week, indien hij niet instemde met haar voorstel voor dertig uur per week.

2. In reactie op de klacht gaf de verzekeringsarts aan dat zij in eerste instantie aan verzoeker had meegedeeld dat zij hem volledig belastbaar achtte. Omdat verzoeker daar bezwaar tegen maakte, kwam zij hem tegemoet door een voorlopige urenbeperking van dertig uur per week voor te stellen. Nadat verzoeker ook daartegen bezwaar maakte, wilde zij verzoeker alsnog volledig belastbaar achten, omdat het voor verzoeker kennelijk niet uitmaakte of hij voor dertig uur of volledig belastbaar werd geacht. Toen verzoeker daaropvolgend haar verzocht om hem alsnog voor dertig uur per week belastbaar te achten, ging zij daarmee akkoord.

3. Verder gaf het UWV in reactie op de klacht aan uit te gaan van de integriteit van de betreffende verzekeringsarts. Er was volgens het UWV geen sprake van dat verzoeker door de verzekeringsarts voor de keus was gesteld om akkoord te gaan met een urenbeperking van dertig uur (dus om geen bezwaar daartegen aan te tekenen), zo niet, dan zou verzoeker volledig arbeidsgeschikt worden geacht.

4. De vraag of de verzekeringsarts in eerste instantie aan verzoeker had meegedeeld dat zij geen reden zag voor een urenbeperking, is niet relevant. Betrokkenen zijn het er immers over eens dat de verzekeringsarts (vervolgens) haar voorstel om verzoeker voor dertig uur per week belastbaar te achten, introk, en in plaats daarvan aangaf van plan te zijn om verzoeker volledig belastbaar te achten. Dit omdat verzoeker protesteerde tegen een urenbeperking van dertig uur per week. Toen verzoeker aangaf alsnog akkoord te kunnen gaan met een urenbeperking van dertig uur, ging de verzekeringsarts daarin mee.

Op zich valt het te begrijpen dat de betreffende verzekeringsarts probeerde om een voorstel met betrekking tot verzoekers arbeidsongeschiktheid te doen, waarin verzoeker zich kon vinden. Het valt echter niet te rechtvaardigen dat de verzekeringsarts, toen dat niet mogelijk bleek, verzoeker meedeelde dat zij hem dan als volledig arbeidsgeschikt zou beschouwen. Het valt niet in te zien waarom de verzekeringsarts toen niet bij haar standpunt, dat verzoeker (voorlopig) voor dertig uur arbeidsgeschikt was, bleef. Voor verzoeker maakt het verschil voor de hoogte van zijn uitkering of hij voor dertig uur of volledig arbeidsgeschikt wordt geacht.

Hoewel verzoeker formeel de mogelijkheid had om bezwaar aan te tekenen tegen elke beslissing, die zou worden genomen op basis van de conclusies van de verzekeringsarts, wekte de verzekeringsarts door de gang van zaken de indruk dat verzoeker de keus had tussen akkoord gaan met een urenbeperking van dertig uur (dus om daar geen bezwaar tegen aan te tekenen) of om zich volledig arbeidsgeschikt te laten verklaren. Hoewel het misschien niet de bedoeling zal zijn geweest van de verzekeringsarts om verzoeker onder druk te zetten, heeft zij door haar manier van handelen wel die indruk bij verzoeker kunnen wekken. In zoverre is zij in de bejegening van verzoeker te kort geschoten in het tonen van de vereiste professionaliteit.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

II. Ten aanzien van de ongegrond verklaring van verzoekers klachten

Nu onder I. is geconcludeerd dat verzoekers klacht gegrond is, is het niet juist dat het UWV bij de klachtafwikkeling tot het oordeel niet gegrond is gekomen.

De onderzochte gedraging is ook op dit punt niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van een verzekeringsarts van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Amsterdam en over de gedraging van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Amsterdam, die worden aangemerkt als gedragingen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, is gegrond.

Onderzoek

Op 4 november 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 30 oktober 2002, van de heer V. te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van een verzekeringsarts van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Amsterdam (hierna: UWV, tot 1 januari 2003: UWV Gak te Amsterdam) en het UWV, kantoor Amsterdam.

Naar deze gedragingen, die worden aangemerkt als gedragingen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Amsterdam, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd het UWV verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd de betrokken verzekeringsarts de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Tevens werd het UWV en de betrokken verzekeringsarts een aantal specifieke vragen gesteld.

Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De betrokken verzekeringarts deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. Het UWV gaf binnen de gestelde termijn geen inhoudelijke reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 18 juli 2002 werd verzoeker medisch onderzocht door een verzekeringsarts van het UWV te Amsterdam om te bezien of zijn WAO-percentage van 45-55%, waarbij verzoeker belastbaar werd geacht voor 20 uur per week, diende te worden herzien.

2. Bij brief van 24 juli 2002 diende verzoeker een klacht in tegen de betreffende verzekeringsarts. Hij bracht daarbij het volgende naar voren:

“Nadat wij aanvankelijk tamelijk ontspannen met elkaar hadden gesproken, verklaarde zij dat zij mijn belastbaarheid voor arbeid zou verhogen van 20 naar 30 uur per week. Toen ik aangaf dat ik dat gezien mijn spanningsklachten niet raadzaam achtte en daar dus ook niet akkoord mee kon gaan, zei ze dat indien ze daar met mij niet terstond een overeenkomst over kon sluiten, zij mijn belastbaarheid zou verhogen van 20 naar 40 uur per week. Ik gaf daarop aan dat ik mij gechanteerd voelde, waarop ze zei dat de keus aan mij was, en ze een formulier uitschreef waarop ze me belastbaar voor arbeid verklaarde voor 40 uur per week. Toen ik haar vroeg dan toch maar een verklaring voor 30 uur belastbaarheid voor arbeid te tekenen, moest ik haar toezeggen geen beroep aan te tekenen tegen haar beslissing, alvorens ze mij dat formulier overhandigde.

Ik heb daar later op die dag nog met (een claimbeoordelaar van het UWV; No) over gesproken en zij zei mij dat het geen normale gang van zaken is en dat ik te allen tijde beroep aan kan tekenen tegen een dergelijke beslissing. Het lijkt mij dan ook dat dergelijke praktijken van (de verzekeringsarts; No) niet acceptabel kunnen worden genoemd en daarmee wil ik u verzoeken mij te laten herkeuren door een arts die zich niet bezig houdt met voornoemde activiteiten...”

Op 3 september 2002 liet verzoeker in aanvulling op zijn klacht van 24 juli 2002 nog weten dat hij al geruime tijd wegens rugklachten onder behandeling is bij een manueel orthopeed. Hij had deze klachten in het gesprek op 18 juli 2002 ook aan de betreffende verzekeringsarts gemeld, maar zij had daarvoor weinig aandacht gehad.

3. In reactie op verzoekers klacht berichtte de manager claim afdeling arbeidsgeschiktheid van het UWV te Amsterdam verzoeker bij brief van 9 oktober 2002 onder meer het volgende:

“Naar aanleiding van uw schrijven heb ik uw klacht met Y (de verzekeringsarts; N.o.) besproken. In uw schrijven beticht u Y (de verzekeringsarts; N.o.) van chantage m.b.t. het onderhandelen over belastbaarheid. Dit is bij Y (de verzekeringsarts; N.o.) in het verkeerde keelgat geschoten en zij vindt dat haar persoonlijke integriteit in diskrediet is gebracht en herkent de door u geuite kritiek niet.

In uw schrijven van 3 september geeft u aan dat Y (de verzekeringsarts; N.o.) uw rugklachten niet heeft meegenomen in haar beslissing. Uit de beschouwing in de medische rapportage blijkt dat Y (de verzekeringsarts; N.o.) wel degelijk rekening heeft gehouden met uw rug en knie klachten. Het feit dat er geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden heeft te maken met het feit dat de psychische problematiek de boventoon voert, met name gericht op conflict en stress hantering.

Ik ken Y (de verzekeringsarts; N.o.) als een zeer integere collega die wat mij betreft naar beste weten en kunnen haar werkzaamheden als verzekeringsarts uitoefent.

Naar aanleiding van uw brief en de reactie van Y (de verzekeringsarts; N.o.) ontstaat er bij mij een beeld dat zowel u als Y (de verzekeringsarts; N.o.) zich beiden door elkaar gemanipuleerd voelden.

Het feit blijft dat de communicatie die tussen u beiden heeft plaatsgevonden wederzijds niet als optimaal wordt beschouwd.

Gezien het feit Y (de verzekeringsarts; N.o.) bij haar standpunt blijft en ik van mening ben dat zij op geen enkele manier heeft getracht u te chanteren acht ik uw klacht ongegrond.

Dit betekent dat ik uw verzoek voor een herkeuring afwijs.”

4. Bij brief van 11 oktober 2002 gaf verzoeker aan zijn klacht van 24 juli 2002 te handhaven, en niet tevreden te zijn met de reactie op zijn klacht van 9 oktober 2002.

5. In reactie op verzoekers brief van 11 oktober 2002 deelde de regionaal directeur arbeidsgeschiktheid van het UWV te Amsterdam mee dat de klachtafwikkeling niet correct was verlopen, omdat de directie de klacht had moeten afwikkelen. Ook had de klachtafhandeling te veel tijd in beslag genomen. Inhoudelijk gezien werd de klachtafwikkeling echter wel juist geacht.

B. Standpunt verzoeker

Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtsamenvatting onder Klacht.

C. Standpunt Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

1. In reactie op de klacht deelde het UWV op 27 februari 2003 onder meer het volgende mee:

“1. In onze optiek is de mening van verzekerde en van de verzekeringsarts helder. Beiden zijn geconfronteerd met elkaars uitspraken en beiden blijven bij hun mening. Het horen van betrokkenen zou naar onze mening daarom niets toevoegen.

2. Wij gaan in deze zaak zonder meer uit van de integriteit van de verzekeringsarts zolang het tegendeel niet wordt bewezen.

3. Met betrekking tot de uitspraken over de mogelijkheid om in beroep te gaan is veel onduidelijkheid ontstaan tussen de afdeling B&B (Bezwaar en Beroep) en de afdeling AG (Arbeidsgeschiktheid). Aanvankelijk was de afdeling B&B akkoord met het standpunt dat verzekerde niet de dupe mocht worden van de te late beantwoording van zijn klacht. Dit is vervolgens nogmaals bevestigd in de brief van AG van 21 oktober 2002.

Vervolgens heeft verzekerde formeel bezwaar aangetekend en verloopt dit proces volledig buiten de afdeling AG om en wordt de laatst genoemde afdeling eind januari 2003 geconfronteerd met de uitspraak van B&B dat zij de zaak niet ontvankelijk verklaren omdat verzekerde niet binnen de gestelde termijn bezwaar heeft aangetekend. De communicatie tussen beide afdelingen is in dit geval niet goed verlopen. AG had B&B formeel moeten informeren over het eerder ingenomen standpunt.

Wij vinden het heel vervelend dat verzekerde als gevolg hiervan op twee verschillende wijzen is ingelicht.

Hierbij speelt dat de rechter de door onze afdeling AG aan cliënt voorgehouden coulance niet overneemt. De rechter is vrij direct en geeft aan dat als iemand bij een beslissing informatie heeft gekregen over de procedure om in bezwaar te gaan en deze vervolgens niet toepast het aan hemzelf te wijten is dat zijn bezwaarschrift als niet ontvankelijk wordt beschouwd.

Om nu uit deze impasse te geraken heeft betrokkene van AG inmiddels een oproep ontvangen om op 10 maart 2003 bij een andere verzekeringsarts te verschijnen. Hierbij wordt opnieuw zijn belastbaarheid vastgesteld. Als verzekerde het weer niet eens is met de beslissing kan hij direct bezwaar aantekenen en wordt de zaak alsnog in behandeling genomen. Dit betekent dat de zaak van uit onze afdeling Bezwaar en Beroep opnieuw wordt bekeken. Deze procedure wordt bewaakt door onze afdeling AG.”

2. Op verzoek ontving de Nationale ombudsman op 1 april 2003 van het UWV het medisch onderzoeksverslag van 18 juli 2002. Hierin staat onder meer het volgende vermeld:

Onderzoek psyche:

(…) In eerste instantie maakt hij een innemende indruk en komt authentiek over. Hij uit aanvankelijk veel verwijten naar medewerkers van het GAK die volgens hem langs elkaar heen werken en hem benadeeld hebben.

Als ik hem aan het eind van het gesprek probeer duidelijk te maken dat er op dit moment - volgens de huidige standaard urenbeperking - geen aanleiding is om een urenbeperking toe te passen, maar dat ik hem in verband met zijn thans nog afwijkende dag/nachtritme tegemoet wil komen in een overigens voorlopige urenbeperking van 30 uur/week, verandert zijn houding compleet. Hij probeert hier al manipulerend onderuit te komen, en wil ook van deze handreiking niets weten. Als ik hem dan, terugkomend op mijn eerdere voorstel, een gespreksbevestiging overhandig zonder urenbeperking vraagt hij mij deze alsnog te willen verscheuren en te vervangen voor een voor 30 uur en aldus eieren voor zijn geld te kiezen. Dit doe ik dan alsnog als compromis en om hem wat te kalmeren. Vervolgens blijft hij meer dan een uur in de hal op de afdeling zitten, om vervolgens met zachte dwang door de claimbeoordelaar te worden meegenomen naar de uitgang. Hij zegt haar dat er blijkbaar gesjoemeld kan worden met uren.

(…)

3. Diagnose

8P109 Spanningsklacht

8P643 Persoonlijkheidsstoornis (Emotioneel instabiele-)

8L112 Knieklachten links, ongedifferentieerd.

(…)

Onderzoeksbevindingen:

De situatie die bestond per einde wachttijd - 23 04 2001 - zal het meest benaderd worden door het onderzoek van (…), verzekeringsarts op 21 09 2001. Er is toen ook een belastbaarheidspatroon opgesteld voor 20 uur/week.

Thans zie ik in eerste instantie geen aanleiding om van de standaard urenbeperking af te wijken en acht belanghebbende volledig belastbaar. Bij nader inzien en om aan deze nu opgewonden man tegemoet te komen, wordt hem voorgesteld een voorlopige urenbeperking van 30 uur/week toe te passen in verband met het thans nog aanwezige dubieus gestoorde dag/nachtritme.

De beperkingen zijn voorts deels van locomotore aard, uitgaande van de beperkingen aan de rug/linker knie, maar vooral van psychische aard met de nadruk op conflicthantering en stresshantering. De beperkingen zijn vervat in de Functionele Mogelijkhedenlijst.

(…)

Reactie van belanghebbende:

Bovenstaande werd met belanghebbende besproken, deze kon zich hierin vinden.”

D. standpunt verzekeringsarts

In reactie op de klacht deelde de betreffende verzekeringsarts op 22 januari 2003 onder meer mee dat zij de klacht van verzoeker hoog opnam, omdat hij haar beschuldigde van chantage, onacceptabele praktijken en vooringenomen gedrag. Het incident dat verzoeker beschreef heeft zij in het medisch onderzoeksverslag uitvoerig beschreven onder punt 2., onderzoek psyche en punt 4., beschouwing. Onder verzoekers druk en manipulerend gedrag had de verzekeringsarts gepoogd om, in afwijking van de standaard urenbeperking, in vrede tot een compromis te komen, hetgeen nu door toedoen van verzoeker teniet was gedaan door zowel zijn bejegeningsklacht als zijn hernieuwde bezwaarzaak. Zoals uit de beschouwing van het medisch onderzoek blijkt, had de verzekeringsarts de rugklachten van verzoeker wel degelijk meegenomen in de beoordeling. De verzekeringsarts hoopte dat haar naam van iedere blaam kon worden gezuiverd. Zij had naar beste weten en omstandigheden proberen te handelen.

e. Reactie verzoeker

In reactie op de standpunten van het UWV en de verzekeringsarts, en het medisch onderzoeksverslag, deelde verzoeker, voor zover in dit verband relevant, op 6 mei 2003 het volgende mee:

“- Onderzoek psyche;

Y (de verzekeringsarts; N.o.) stelt dat ik tijdens voornoemd onderzoek veel verwijten heb geuit jegens medewerkers van UWV-Gak. Dat is niet korrekt weergegeven door Y (de verzekeringsarts; N.o.). Tijdens het onderzoek heb ik geen persoonlijke verwijten gemaakt naar wie dan ook (behalve Y (de verzekeringsarts; N.o.) zelf) binnen UWV-Gak.

Y (de verzekeringsarts; N.o.) stelt dat zij mij in eerste instantie heeft meegedeeld dat er voor haar geen aanleiding was een urenbeperking toe te passen maar dat zij mij tegemoet wilde komen in een overigens voorlopige urenbeperking van 30 uur per week. In mijn herinnering is dat niet juist. Y (de verzekeringsarts; N.o.) wilde direct een verklaring tekenen van 30 uur per week. Toen ik aangaf dat ik dit gezien de omstandigheden niet raadzaam achtte en zij voet bij stuk hield gaf ik aan dat ik ook al een beroepszaak tegen de afdeling ziektewet had lopen en dat ik hier hoewel ik er doodmoe van werd (word) niet mee akkoord zou gaan. Y (de verzekeringsarts; N.o.) stelde toen dat zij daar met mij terstond een overeenkomst over wilde sluiten omdat zij anders een verklaring met een urenbeperking van 40 uur per week zou tekenen. Als ik dan toch beroep aan zou tekenen maakte dat voor haar niet meer uit. Het is korrekt opgemerkt door Y (de verzekeringsarts; N.o.) dat mijn houding daarop compleet veranderde. Ik voelde mij verraden en had gewenst dat er op dat moment iemand bij me was die als getuige op kon treden. Overigens raakte ik hierdoor eerder in mijzelf gekeerd dan dat ik zoals gesteld door Y (de verzekeringsarts; N.o.) een opgewonden indruk zou hebben gemaakt. Ik besloot mij in eerste instantie niet te laten chanteren en hield vol beroep aan te zullen tekenen. Zij presenteerde mij daarop een verklaring waarin zij mij belastbaar achtte voor arbeid zonder urenbeperking (40). Ik kon mijn m'n ogen niet geloven. Ik vroeg mij daarop af of ik haar nog kon bewegen een urenbeperking van 30 uur te tekenen waarop ik haar uitdrukkelijk moest toezeggen dan geen beroep aan te tekenen tegen voornoemde verklaring. Ik heb haar dat toen toegezegd en kreeg de verklaring met een beperking van 30 uur.

Ik heb Y (de verzekeringsarts; N.o.) in tegenstelling tot wat zij beweert niet gevraagd de verklaring zonder urenbeperking te verscheuren. Zij deed dit uit zichzelf.

Ik heb daarop inderdaad een tijd op de gang gezeten alvorens T (een claimbeoordelaar; N.o.) mij toesprak en voorstelde in de wachtruimte even te praten. Van zachte dwang, zoals gesteld door Y (de verzekeringsarts; N.o.), van T (een claimbeoordelaar; N.o.) heb ik overigens niets gemerkt. Ik heb T (een claimbeoordelaar; N.o) toen in het kort bovenstaand verhaal verteld waarop zij aangaf er niet bij te zijn geweest maar dat het te allen tijde mogelijk is beroep aan te tekenen tegen een dergelijke beslissing van een verzekeringsarts. Ik heb haar ook gevraagd of het een normale gang van zaken is dat dit soort procedures d.m.v. `handjeklap' worden gerealiseerd. Persoonlijk interesseert het mij wel of T (een claimbeoordelaar; N.o.) dit ook in z'n geheel als zodanig zou willen bevestigen.

(…)

Betreft: 4 Beschouwing;

-Reaktie van belanghebbende:

Y (de verzekeringsarts; N.o.) schijft hier het volgende; `Bovenstaande werd met belanghebbende besproken, deze kon zich hierin vinden'.

Ik vind dit op z'n minst een opvallende stelling ten aanzien van mijn reaktie op het kontakt wat ik had met Y (de verzekeringsarts; N.o.). Ik meen toch te lezen dat zij zelf van mening is dat ik het met haar bevindingen in z'n geheel niet eens ben geweest. Zij schrijft bovendien dat zij zelfs een compromis met mij heeft gesloten om mij wat te kalmeren. Ik was het niet met haar eens en heb daar ondanks dat ik haar later heb toegezegd geen beroep aan te zullen tekenen nooit een geheim van gemaakt. Van kalmeren is wat mij betreft geen sprake geweest, maar als Y (de verzekeringsarts; N.o.) dit zelf schrijft hoe kan ze dan beweren dat ik mij kon vinden in wat wij hebben besproken?“

f. Nadere reactie Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

De Nationale ombudsman legde het UWV op 8 april 2003 de volgende vraag voor:

“Uit de door de verzoeker en de verzekeringsarts (va) verstrekte gegevens blijkt dat de va in eerste instantie een voorlopige urenbeperking van 30 uur per week aan verzoeker voorstelt. Wanneer blijkt dat verzoeker daarmee niet akkoord wil gaan, komt de va terug op haar voorstel en wil ze verzoeker geen urenbeperking toekennen.

Acht u dit een juiste gang van zaken? Hierbij teken ik aan dat naar mijn idee uit bovenstaande geconcludeerd zou kunnen worden dat verzoeker door de va voor de keus werd gesteld: akkoord gaan met 30 uur (dus daar geen bezwaar tegen aantekenen), zo niet, dan zou hij voor een volledige werkweek arbeidsgeschikt worden geacht.”

In de reactie hierop van 1 mei 2003 verwees het UWV naar de nadere reactie van de verzekeringsarts. Verder deelde het UWV mee dat de verantwoordelijk manager uitgaat van de integriteit van de arts. Hij heeft geen reden om te twijfelen aan het door de verzekeringsarts geschetste verloop van de gang van zaken. De arts heeft het gevoel gehad dat verzoeker in verzet kwam tegen alles wat zij uitsprak. Zij voelde zich onder druk gezet/gemanipuleerd. Het gesprek lijkt hierdoor beïnvloed. Er was naar het gevoel van het UWV geen sprake van een keuze zoals die door de Nationale ombudsman was geformuleerd. Verder liet het UWV het oordeel over aan de Nationale ombudsman.

g. nadere Reactie verzekeringsarts

In reactie op de vraag van de Nationale ombudsman, zoals omschreven onder F., berichtte de verzekeringsarts bij brief van 16 april 2003 het volgende:

“U stelt dat uit de door mij, de verzekeringsarts, verstrekte gegevens blijkt dat ik in eerste instantie een voorlopige urenbeperking van 30 uur per week aan verzoeker voorstel.

Dit is niet juist.

Zie pagina 3, onder onderzoek psyche, 4e regel:

In eerste instantie maak ik duidelijk dat er op dit moment - volgens de huidige standaard urenbeperking - geen aanleiding is om een urenbeperking toe te passen.

Belanghebbende maakt hiertegen bezwaar.

In tweede instantie kom ik hem tegemoet in een overigens voorlopige urenbeperking van 30 uur/week. Ik kan dit verantwoorden in verband met zijn op dat moment nog afwijkende dag/nachtritme.

Belanghebbende komt blijkbaar nog sterker in verzet en de situatie escaleert.

In derde instantie kom ik terug op mijn oorspronkelijke standpunt, daar het voor hem niet uit lijkt te maken, en schrijf een gespreksbevestiging uit waarin staat dat hij voor de eerder genoemde 40 uur/week belastbaar wordt geacht.

Belanghebbende komt ook terug op zijn standpunt en verzoekt mij deze alsnog te willen verscheuren en te willen vervangen door een voor 30 uur/week.

In vierde instantie ga ik alsnog met het compromis akkoord om hem wat te kalmeren.

Zie ook onder 4. Beschouwing. Onderzoeksbevindingen. 4e regel:

Thans zie ik in eerste instantie geen aanleiding om van de standaard urenbeperking af te wijken en acht belanghebbende volledig belastbaar. Bij nader inzien en om aan deze nu opgewonden man tegemoet te komen, wordt aan hem voorgesteld een voorlopige urenbeperking van 30 uur/week toe te passen in verband met het thans nog aanwezige gestoorde dag/nachtritme.”

Instantie: Verzekeringsarts UWV Amsterdam

Klacht:

Gedreigd verzoeker voor meer uren belastbaar te achten dan zij van plan was, indien verzoeker niet instemde met het aantal uren dat zij hem belastbaar achtte.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: UWV Amsterdam

Klacht:

Klachten over bovenstaande niet gegrond geacht.

Oordeel:

Gegrond