2003/081

Rapport

Verzoeker, die door de gemeentelijke Cliëntenraad ter benoeming als voorzitter van deze raad aan het gemeentebestuur was voorgedragen maar vervolgens niet als voorzitter werd benoemd, klaagt erover dat het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn niet bereid is hem de bij de functie van voorzitter behorende onkostenvergoeding toe te kennen over de periode van drie maanden waarin hij, hoewel niet benoemd, feitelijk wel in de Cliëntenraad actief is geweest door diverse vergaderingen bij te wonen.

Beoordeling

1. Verzoeker is door de Cliëntenraad van de gemeente Apeldoorn, een door de gemeente Apeldoorn ingestelde adviescommissie, bij brief van 12 oktober 2001 aan het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (hierna: het college) voorgedragen als de door haar beoogde nieuwe voorzitter, met het verzoek aan het college hem zo spoedig mogelijk als voorzitter te benoemen. Ingevolge het Reglement voor de Cliëntenraad (zie Achtergrond, onder 2.) dient het college te beslissen over een benoeming van de voorzitter en de leden, op voordracht van de Cliëntenraad. Het college besloot in verband met het voornemen tot herstructurering van de Cliëntenraad evenwel verzoeker niet als voorzitter te benoemen. Volgens het college heeft de betrokken wethouder verzoeker op 9 november 2001 mondeling geïnformeerd over de herstructureringsplannen. Van het besluit dat hij niet zou worden benoemd is verzoeker mondeling, op 28 januari 2002, en schriftelijk, per brief van het college van 21 februari 2002, in kennis gesteld.

2. Verzoeker stelde in zijn brief aan de burgemeester van Apeldoorn van 31 januari 2002 aan de orde dat hij al een aantal vergaderingen van de Cliëntenraad had bijgewoond, onder verwijzing naar het gesprek van 28 januari 2002, waarin de betrokken wethouder hem had meegedeeld geen reden tot toekenning van een vergoeding te zien, maar dat hij dit nog in het college zou bespreken. In de brief van 21 februari 2002 deelde het college verzoeker mee, zijn betrokkenheid bij de Cliëntenraad zeer op prijs te stellen, maar, gelet op het vrijwillige karakter van zijn inspanningen, geen aanleiding te zien om hem daarvoor een vergoeding toe te kennen. Ook nadat verzoeker nadere argumenten voor een vergoeding had aangevoerd zag de burgemeester geen aanleiding het standpunt van het college te heroverwegen. Daaromtrent is verzoeker bij brief van 4 juli 2002 geïnformeerd.

Verzoekers klacht betreft de omstandigheid dat het college niet bereid is hem de bij de functie van voorzitter behorende onkostenvergoeding toe te kennen hoewel hij diverse vergaderingen van de Cliëntenraad heeft bijgewoond.

3. Ingevolge de Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden (zie Achtergrond, onder 1.) komen leden van een commissie in de zin van deze verordening, waaronder de Cliëntenraad, in aanmerking voor een vergoeding. Ingevolge het Reglement voor de Cliëntenraad Apeldoorn (zie Achtergrond, onder 2) geschiedt de benoeming van de voorzitter en de leden door het college, op voordracht van de Cliëntenraad. Verzoeker is door de Cliëntenraad weliswaar voorgedragen als beoogd voorzitter, maar deze voordracht is door het college niet gevolgd, zodat verzoeker niet is benoemd als lid van een commissie in de zin van de Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden. Het college kan dan ook worden gevolgd in zijn standpunt dat bedoelde verordening geen grondslag biedt voor toekenning van een vergoeding aan verzoeker.

4. In het Reglement voor de Cliëntenraad Apeldoorn is eveneens een bepaling, te weten artikel 22, opgenomen met betrekking tot een onkostenvergoeding aan de commissie-leden. In artikel 23 van het reglement is bepaald dat bij een geschil over de toepassing van dit reglement, en in de gevallen waarin het reglement niet of niet voldoende voorziet, de Cliëntenraad beslist.

Verzoeker was echter geen benoemd lid van de Cliëntenraad, zodat dit reglement evenmin een grondslag biedt voor toekenning van een vergoeding.

5. Feit is, dat verzoeker in de periode van 19 oktober 2001 tot 7 januari 2002 de vergaderingen van de Cliëntenraad heeft bijgewoond. Hij heeft zich dus in de periode vanaf het besluit van de Cliëntenraad om hem als voorzitter voor benoeming voor te dragen tot de mondelinge mededeling op 28 januari 2002 dat die voordracht niet zou worden gevolgd, ingespannen om zich zo snel mogelijk op de hoogte te stellen van de activiteiten van de raad en zijn rol daarin. Daarmee was het belang van het goed functioneren van de Cliëntenraad gediend. Het college heeft in de brief van 21 februari 2002 ook zijn waardering uitgesproken over verzoekers betrokkenheid.

Voorts is van belang dat weliswaar op 9 november 2001 met verzoeker is gesproken over de voorgenomen herstructurering, maar over de concrete gevolgen daarvan voor verzoekers kandidatuur als voorzitter heeft het college pas op 16 januari 2002 een besluit genomen.

6. Gelet op de feiten en omstandigheden van dit geval mag redelijkerwijs worden verondersteld dat het college de voordracht van de Cliëntenraad tot benoeming van verzoeker tot voorzitter zou hebben gevolgd, ware het niet dat na het gesprek van 9 november 2001 het inzicht is gegroeid dat in het kader van de voorgenomen herstructurering de benoeming van verzoeker als, vaste, voorzitter niet paste. Het is echter jegens verzoeker niet billijk de gevolgen van dat voortschrijdend inzicht geheel voor zijn rekening te laten door hem te onthouden wat hem onder ongewijzigde omstandigheden zou zijn toegekend.

Nu de betreffende regelingen voor een vergoeding voor raads- en commissiewerk niet voorzien in een vergoeding had een afweging van de omstandigheden van dit geval het college er in redelijkheid toe moeten brengen om verzoeker uit overwegingen van coulance voor de door hem op uitnodiging van de Cliëntenraad bijgewoonde vergaderingen een vergoeding toe te kennen. Dit is echter niet gebeurd.

De onderzochte gedraging van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn is niet behoorlijk.

Deze overweging geeft aanleiding tot het doen van een aanbeveling.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn is gegrond.

Aanbeveling

Het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn wordt in overweging gegeven om uit overwegingen van coulance verzoeker alsnog een redelijke vergoeding toe te kennen voor de door hem op uitnodiging bijgewoonde vergaderingen van de Cliëntenraad.

Onderzoek

Op 10 juni 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer R. te Apeldoorn, met een klacht over een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.

Naar deze gedraging werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

Verzoeker deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

De reactie van het college van burgemeester en wethouders gaf aanleiding het verslag op een enkel punt aan te vullen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. De Cliëntenraad van de gemeente Apeldoorn riep via een advertentie in een lokaal weekblad van 31 augustus 2001 kandidaten op voor de functie van voorzitter van de raad. Na afronding van de selectieprocedure schreef de sollicitatiecommissie van de Cliëntenraad verzoeker per brief van 12 oktober 2001 onder meer het volgende:

“Wij hebben de eer u mede te delen dat u door de commissie unaniem aan de Cliëntenraad bent voorgedragen als de nieuwe voorzitter van de Cliëntenraad Apeldoorn.

De benoeming zal zijn voor een jaar met een proefperiode van 6 maanden.

Wij gaan er van uit dat u bij uw sollicitatie blijft en willen u van harte uitnodigen om onze agendacommissievergadering d.d. 19 oktober a.s. bij te wonen.”

2. De Cliëntenraad deelde het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn via een brief, gedateerd oktober 2001, onder meer het volgende mee:

“Na het afscheid van onze voorzitter, Mw K. zijn wij op zoek geweest naar een nieuwe voorzitter.

Middels advertenties in diverse kranten heeft de Cliëntenraad kandidaten opgeroepen te solliciteren naar de functie van voorzitter.

Een ad hoc uit de Cliëntenraad samengestelde sollicitatiecommissie, met als voorzitter dhr. K., voormalig voorzitter van de Cliëntenraad, heeft een kandidaat voor een gesprek uitgenodigd.

In het besloten deel van de Cliëntenraadsvergadering op 8 oktober 2001 heeft de raad, na het horen van de aanbeveling van bovengenoemde commissie, de aan uw college voor te dragen kandidaat tot voorzitter gekozen.

De Cliëntenraad verzoekt u, (verzoeker; N.o.), zo spoedig mogelijk te benoemen als voorzitter van de raad.”

3. Verzoeker wendde zich per brief van 31 januari 2002 tot de burgemeester van Apeldoorn. Hij schreef onder meer:

“Reden van deze brief is dat ik mij geschoffeerd voel door het lid van uw college (de betrokken wethouder; N.o.)

Even zéér in het kort de voorgeschiedenis.

(Hiervoor, onder 1. en 2. weergegeven; N.o.)

9 november Bezoek aan Wethouder O. (na herhaald informeren door dhr. W., waarnemend Voorzitter Cliëntenraad)

8 okt./7 jan. Bijgewoond 2x openbare verg. op publieke tribune, 4x besloten verg. als deelnemer, 3x agendacomm., verg. als deelnemer.

28 januari 2002 Wethouder O. nodigt mij voor een tweede gesprek uit en deelt mij mede dat B&W besloten heeft de Cliëntenraad op te laten gaan in een groter geheel met een ambtelijk voorzitter. Ik heb daarop geantwoord dat ik het bijzonder op prijs gesteld zou hebben om mijn bestuurlijke carriére (...) af te kunnen sluiten en te bekronen met het voorzitterschap van de Cliëntenraad. Ik heb hieraan toegevoegd dat ik e.e.a. dus niet nastreefde vanwege de revenuen, (Het zal u bekend zijn dat die omstreeks fl. 400,- per maand zijn). maar dat mij door deze boude afwijzing wél fl 1.200,- door de neus geboord wordt. Ik heb hem gevraagd wat hij hieraan dacht te doen en kreeg te horen dat zulks een erkenning van schuld namens B&W zou betekenen en dat hij er niets in zag!

Op mijn vraag dit gesprek schriftelijk te willen bevestigen werd ook al niet ingegaan.

Uiteindelijk zegde de wethouder toe e.e.a. in B&W te zullen bespre-

ken. Na het voorgaande zult u begrijpen dat ik hier niet erg veel fiducie in heb, hetgeen dan ook de reden is van dit schrijven. Hans Wiegel heeft indertijd gezegd; “Zo gaan wij niet met mensen om”. Waarvan akte.”

4. Het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn deelde verzoeker per brief van 21 februari 2002 onder meer het volgende mee:

“Naar aanleiding van een oproep (...) heeft u belangstelling getoond voor de functie van voorzitter van de Cliëntenraad Apeldoorn.

Na beraadslaging binnen ons college hebben wij evenwel besloten u niet te benoemen in deze functie. De redenen hiervan zijn u reeds mondeling meegedeeld door wethouder O.

Ten aanzien van uw brief van 31 januari 2002 (...) willen wij het volgende onder uw aandacht brengen. In de afgelopen periode heeft u vooruitlopend op een eventuele benoeming door ons college op vrijwillige basis een aantal vergaderingen van de Cliëntenraad bijgewoond en bent u ook enkele keren aanwezig geweest bij de agendacommissie ter voorbereiding van de openbare vergaderingen van de Cliëntenraad. Uw betrokkenheid in deze stellen wij zeer op prijs. Wij zijn echter niet van mening dat u op basis hiervan voor een vergoeding in aanmerking zou moeten komen dan wel dat er sprake is van onzorgvuldig handelen van onze zijde.”

5. Verzoeker reageerde per brief van 11 maart 2002, waarin hij de burgemeester van Apeldoorn onder meer het volgende schreef:

“Uw (...) opmerking dat er geen sprake is van onzorgvuldig handelen door het College van B&W, is, mijns inziens, toch wat te kort door de bocht. De Cliëntenraad is immers in het leven geroepen om, en ik citeer uit de advertentie: “het gevraagd en ongevraagd adviseren van het College van B&W en/of politieke partijen over alle onderwerpen die betrekking hebben op het gemeentelijk beleid van de Sociale Zekerheid.” De Cliëntenraad resideert in het gemeentehuis en declareert zijn kosten bij de gemeente. Uw College heeft in deze kwestie dus beslist onzorgvuldig gehandeld.“

Verzoeker zond de burgemeester per aangetekende brief van 20 mei 2002 een herinnering aan zijn brief van 11 maart 2002, met het verzoek om binnen twee weken te reageren.

6. De burgemeester van Apeldoorn reageerde per brief van 4 juli 2002, waarin hij verzoeker onder meer het volgende meedeelde:

“Met belangstelling heb ik kennisgenomen van uw brief van 11 maart 2002. U geeft aan, dat u door de Cliëntenraad tot voorzitter bent gekozen en daarna uitgenodigd bent om aan de beraadslagingen deel te nemen. Dezerzijds heb ik de behoefte om op te merken, dat krachtens artikel 3 van het reglement van de Cliëntenraad de benoeming van de voorzitter en de leden geschiedt door burgemeester en wethouders, op voordracht van de Cliëntenraad. Nergens in het reglement staat vermeld, dat de voordracht van de Cliëntenraad bindend is voor het college. Het feit, dat u gedurende de periode tussen de voordracht en het collegebesluit inzake uw voordracht deel heeft genomen aan het agenda-overleg van het Dagelijks Bestuur van de Cliëntenraad wordt door mij en het voltallig college zeer gewaardeerd, maar u kunt hieraan geen rechten ontlenen ten aanzien van presentie- en vacatiegelden.

De Cliëntenraad is door de gemeenteraad in het leven geroepen en de leden (inclusief de voorzitter) worden benoemd door het college van burgemeester en wethouders.

De Cliëntenraad adviseert ongevraagd en gevraagd het college van b en w over alle onderwerpen die betrekking hebben op de sociale zekerheid en die raakvlakken hebben met het door de dienst Samenleving gevoerde beleid ten aanzien van cliënten die een beroep doen op Algemene bijstandswet c.a. De Cliëntenraad heeft een eigen budget ter beschikking, dat jaarlijks wordt vastgesteld door de raad van de gemeente Apeldoorn. Uit deze gelden worden onder meer de presentie- en vacatiegelden van de door het college benoemde leden betaald.

Concreet vraagt u aan mij om het besluit te heroverwegen. Uit het bovenstaande zal u duidelijk geworden zijn, dat er voor mij geen redenen zijn om het college van b en w te verzoeken hun besluit in heroverweging te nemen. Temeer daar de huidige Cliëntenraad geherstructureerd gaat worden en er een bredere vorm van cliëntenparticipatie gestalte zal gaan krijgen. In dit verband is er inmiddels een voorzitter ad interim benoemd.

Ik ben met u van mening dat de procedure al met al te lang heeft geduurd, maar dit heeft er wel in geresulteerd, dat er zorgvuldig naar de belangen van een ieder in het proces is gekeken. Een gepland gesprek met u is destijds door u uitgesteld naar een later tijdstip. Uiteindelijk is op 28 januari 2002 met u gesproken en is aan u uitleg gegeven waarom u niet door het college benoemd bent tot voorzitter. Ik heb er begrip voor, dat het besluit van het college u teleurgesteld heeft.”

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker is weergegeven in de klachtsamenvatting onder Klacht.

C. Standpunt College van burgemeester en wethouders van Apeldoorn

In reactie op de klacht en de in verband daarmee gestelde vragen deelde de gemeente Apeldoorn bij brief van 5 augustus 2002 onder meer het volgende mee:

1. betreffende het voornemen tot herinrichting van de cliëntenparticipatie

“Het voornemen om de Cliëntenraad op te laten gaan in een groter geheel is genomen in de vergadering van b&w op 17 juli 2001 naar aanleiding van de benoeming door b&w van twee nieuwe leden. Destijds is conform besloten ten aanzien van de benoeming van de leden, met dien verstande dat het college een voorstel inwacht over een vernieuwende aanpak betreffende cliëntenparticipatie mede in relatie tot de ontwikkelingen op dit terrein bij de CWI's.

(...)

De ambtelijk secretaris van de Cliëntenraad heeft het besluit van b&w ontvangen. Met de door de Cliëntenraad voorgedragen kandidaat is op 9 november 2001 een gesprek gevoerd waarin dit onderdeel van het gesprek is geweest. Eveneens is dit onderwerp in het gesprek van 28 januari 2002 ter sprake gekomen.”

2. betreffende verzoekers aanspraken op een vergoeding

Ingevolge artikel 1, onder b, van de Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden wordt onder commissie verstaan: vaste commissie van advies volgens de Verordening op de vaste commissies van advies aan burgemeester en wethouders, alsmede een commissie in de bij deze verordening behorende lijst. Ingevolge artikel 3, derde lid, van deze verordening wordt voor de onderscheidene commissies, vermeld in de bij deze verordening behorende lijst, de hoogte van de vergoeding vastgesteld door b&w. Er is geen sprake van een onkostenvergoeding, maar van vacatie- en presentiegelden. De voorzitter van de Cliëntenraad dient zijn onkosten te voldoen uit het vacatie- en presentiegeld.

Aangezien verzoeker door b&w nog niet formeel benoemd was, kan hij niet in aanmerking komen voor enige vergoeding.

(...)

Er bestaat geen aanleiding tot het (anderszins) toekennen van enige vergoeding van onkosten. Verzoeker heeft eenmaal op verzoek van de Cliëntenraad een agendacommissievergadering bijgewoond om te kunnen beoordelen of hij een goed beeld had van de werkzaamheden van de Cliëntenraad. De andere agendacommissie vergaderingen heeft verzoeker op eigen initiatief bijgewoond, met dien verstande dat deze commissie eenmaal verzoeker heeft verzocht om de bijeenkomst te verlaten omdat in beslotenheid verder werd vergaderd.

De vergaderingen van de Cliëntenraad zijn openbaar en iedereen kan plaatsnemen op de publieke tribune, zo ook verzoeker.”

3. met betrekking tot de aan verzoeker over de voorgenomen herstructurering gedane mededelingen

De gemeente stelde dat verzoeker in het kennismakingsgesprek met wethouder O. van 9 november 2001 onder meer is geïnformeerd over het voornemen tot herstructurering van de Cliëntenraad. Vervolgens besloot het college op 16 januari 2002 om verzoeker niet te benoemen tot voorzitter, een onderzoek te doen instellen naar de mogelijkheden tot herstructurering en over te gaan tot benoeming van een technisch voorzitter (voorzitter ad interim) voor een periode van 6 tot 12 maanden, om een onderzoek naar een andere opzet van de Cliëntenraad te kunnen afronden.

In een gesprek op 28 januari 2002 deelde wethouder O. verzoeker onder meer het volgende mee:

“Wij (b&w) gaan niet over tot benoeming omdat het college niet weet op welke wijze het traject van herstructurering van de Cliëntenraad gaat lopen. Het traject dat bewandeld gaat worden is naar de mening van het college meer gebaat bij een technisch voorzitter dan bij een vaste voorzitter”.

Met betrekking tot een onkostenvergoeding stelde de gemeente dat verzoeker geen toezeggingen daartoe zijn gedaan.

D. REACTIE VERZOEKER

Verzoeker wees in zijn reactie van 3 september 2002 op het hiervoor, onder C. opgenomen standpunt van de gemeente op onder meer het volgende:

“Punt 4 van de beantwoording is aanwijsbaar onjuist; alle vergaderingen zijn door mij bezocht op uitnodiging van Cliëntenraad, ook besloten vergaderingen. (Zie mijn schrijven aan de Heer Burgemeester d.d. 31 januari 2002)."

Verzoeker voegde met betrekking tot punt 4 toe dat de enige vergadering waarin hem was verzocht de ruimte te verlaten, de vergadering was waarin over zijn benoeming is gesproken.

In een naschrift wees verzoeker voorts nog op de passage uit de hiervoor, onder A. 2. opgenomen brief, waarin de Cliëntenraad stelt dat deze hem tot voorzitter heeft gekozen, waaruit volgens verzoeker kan worden opgemaakt dat hij door de Cliëntenraad is benoemd en dat dit zou inhouden dat hij recht op vacatie- en presentiegelden kan laten gelden.

E. Reactie college van burgemeester en wethouders van apeldoorn

In reactie op enige nadere vragen van de Nationale ombudsman deelde het college onder meer het volgende mee.

De notulen van de collegevergadering van 17 juli 2001 zijn op 30 augustus 2001 definitief vastgesteld. Het besluit om een voorstel in te wachten over een nieuwe aanpak van de cliëntenparticipatie is genomen naar aanleiding van het voorstel tot benoeming van twee nieuwe leden van de Cliëntenraad. Het plan tot benoeming van een interim voorzitter of een technisch voorzitter is verwoord in een ambtelijk voorstel van 11 december 2001.

De ambtelijk secretaris van de Cliëntenraad is, voor zover dat kan worden nagegaan, tussen 30 augustus 2001 (datum definitieve vaststelling notulen) en 9 november 2001 (de datum van het gesprek tussen verzoeker en wethouder O.), een kopie van het collegebesluit van 30 augustus 2001 gezonden.

Onder de gegeven omstandigheden mag worden aangenomen dat verzoeker noch de Cliëntenraad ten tijde van de advertentie en de sollicitatie van het voornemen van het college op de hoogte waren. Of het collegebesluit tijdens de sollicitatiegesprekken en daarna tijdens de selectieprocedure aan de orde is geweest, kan niet worden beoordeeld.

Verzoeker is van de wens van het college om te komen tot herstructurering van de Cliëntenraad op de hoogte gesteld in het gesprek van 9 november 2001, en nog eens in het gesprek van 28 januari 2002.

f. Nadere Reactie college van burgemeester en wethouders van apeldoorn

In zijn reactie op het verslag van bevindingen verwees het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn naar het bericht van de Cliëntenraad van 27 februari 2003. Dit bericht betreft onder meer het volgende:

“T.a.v. Bevindingen

A. Feiten

- onder punt 1, 2e alinea: mondeling is (verzoeker; N.o.) al tijdens zijn eerste aanwezigheid duidelijk gezegd dat alles alleen doorgang kon vinden als het college van B&W tot benoeming zou overgaan.

Dat voorbehoud is steeds gemaakt;

- onder punt 3, t.a.v. 8 okt./7 jan.: beschreven staat hier dat (verzoeker; N.o.) vergaderingen als deelnemer heeft bijgewoond. Wij willen uitdrukkelijk stellen dat dit niet is geweest als deelnemer maar als gast. Om u de mogelijkheid te geven e.e.a. na te trekken geven wij u hierbij alle data van zijn aanwezigheid zoals ook in de verslagen is opgenomen:

(betreft een opgave van de aard en de data van de vergaderingen van de Cliëntenraad in de periode van 25 september 2001 tot en met 4 februari 2002, waarin staat dat verzoeker op 19 en 29 oktober, 5 november en 10 december 2001, alsmede op 7 januari en 4 februari 2002 “mede aanwezig” was, en op 19 november en 17 december 2001 “aanwezig”; N.o.)

Toelichting overzicht:

In de verslaglegging van de vergaderingen van de Cliëntenraad is het vast gebruik dat vastgelegd wordt welke door het college benoemde leden van de Cliëntenraad bij een vergadering aanwezig dan wel afwezig zijn geweest. Daarnaast worden gasten (doorgaans ambtenaren die een bepaald onderwerp komen toelichten) als mede aanwezig genotuleerd. Op deze wijze wordt in de notulen een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de aanwezige benoemde leden en de (al dan niet) officiële gasten. De aanwezige door het college benoemde leden ontvangen reglementair een vergoeding voor een bijgewoonde vergadering; de niet aanwezige leden ontvangen geen vergoeding. Ook gasten ontvangen geen vergoeding of dit moet speciaal zijn overeengekomen. Voor zover bekend is er voor (verzoeker; N.o.) geen speciale overeenkomst/afspraak gemaakt. Deze manier van notuleren geeft dus aan dat (verzoeker; N.o.) als gast de vergaderingen heeft bijgewoond en omdat hij ook niet door het college is benoemd komt hij niet in aanmerking voor een vergoeding.

NB. In de verslagen van de agendacommissievergaderingen (19-11-2001 en 17-12-2001) is niet met zoveel woorden vastgelegd dat (verzoeker; N.o.) mede c.q. als gast aanwezig was; hiervan was in feite wel sprake.”

Achtergrond

1. Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden (vastgesteld door de raad van de gemeente Apeldoorn op 29 juni 2000)

Artikel 1, aanhef en onder b

“Deze verordening verstaat onder:

b) commissie:

vaste commissie van advies volgens de Verordening op de vaste commissies van advies aan burgemeester en wethouders, alsmede een commissie in de bij deze verordening behorende lijst.”

Artikel 3, eerste lid

“De leden van een commissie ontvangen per bijgewoonde vergadering een vergoeding.”

Op de lijst als bedoeld in artikel 1, onder b, is onder meer vermeld de Cliëntenraad.

2. Reglement voor de Cliëntenraad Apeldoorn (goedgekeurd door het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn bij besluit van 17 februari 2000)

Artikel 3

“De benoeming van de voorzitter en de leden geschiedt door burgemeester en wethouders op voordracht van de Cliëntenraad.”

Artikel 7

“…De voorzitter wordt benoemd voor een periode van vier jaar, met de mogelijkheid van herbenoeming voor eenzelfde periode…"

Artikel 22

“Aan de leden van de Cliëntenraad wordt een vergoeding van onkosten toegekend, waarvan de hoogte wordt bepaald door het College van Burgemeester en Wethouders, op voorstel van de voorzitter van de Cliëntenraad.”

Artikel 23

“Bij geschil over de toepassing van dit reglement en in die gevallen waarin het reglement niet of niet voldoende voorziet, beslist de Cliëntenraad.”

Instantie: Gemeente Apeldoorn

Klacht:

Niet bereid om onkosten te vergoeden over de periode van drie maanden waarin verzoeker, hoewel niet benoemd, feitelijk wel actief in Cliëntenraad is geweest.

Oordeel:

Gegrond