2002/130

Rapport

Verzoekers klagen over de manier waarop een met naam genoemde ambtenaar van het regionale politiekorps Twente hen heeft bejegend tijdens een gesprek dat op 9 november 1999 plaatsvond in de woning van verzoekers.

Met name klagen zij erover dat deze politieambtenaar heeft gesuggereerd dat zij veelvuldig (seks)telefoonlijnen en TV-spelletjes bellen en dat verzoeker 's nachts porno-sites op internet bezoekt.

Ook klagen verzoekers erover dat deze politieambtenaar tijdens het gesprek tegen hen heeft geschreeuwd en daarbij hun dochter heeft belasterd.

Verder klagen verzoekers erover dat deze politieambtenaar in het door hem opgemaakte proces-verbaal naar aanleiding van een onderzoek naar de pc van hun dochter, opzettelijk verkeerde informatie heeft vastgelegd.

Tevens klagen zij erover dat de bij het gesprek op 9 november 1999 aanwezige chef van de politieambtenaar zijn ondergeschikte niet heeft gecorrigeerd.

Ten slotte klagen verzoekers erover dat de beheerder van het regionale politiekorps Twente hun klacht van 19 december 1999 over de manier waarop politieambtenaren hen op 9 november 1999 hebben bejegend ongegrond heeft verklaard.

Beoordeling

Algemeen

In de zomer van 1999 heeft B. junior, de dochter van verzoekers, destijds als administratief medewerkster werkzaam bij het regionale politiekorps Twente, haar toenmalige werkgeefster gemeld dat zij problemen ondervond bij het bedienen van haar computer en dat deze problemen verband hielden met het optreden van enkele hackers, onder wie haar ex-echtgenoot.

Medewerkers van het regionale politiekorps Twente, met kennis van zaken op automatiseringsgebied en vervolgens het Interregionaal Bureau Digitale Expertise Oost-Nederland te Nijmegen, onderdeel van het regionale politiekorps Gelderland-Zuid, hebben de computer onderzocht, en geen bijzonderheden aangetroffen.

Omdat B. junior onverminderd problemen bleef ondervinden bij het bedienen van haar computer, zijn drie ambtenaren van het regionale politiekorps Twente, M., V. en CB., op 9 november 1999 naar de woning van verzoekers gekomen om te bezien welke bedieningsproblemen de dochter van verzoekers ondervond.

Verzoeker was tijdens dit bezoek niet aanwezig.

I ten aanzien van het regionale politiekorps Twente

1.1. Verzoekers klagen er in de eerste plaats over dat een van de politieambtenaren die hen bezocht, V., heeft gesuggereerd dat zij veelvuldig (seks)telefoonlijnen en TV-spelletjes belden en dat verzoeker 's nachts porno-sites op internet bezocht.

1.2. V. heeft hierover opgemerkt dat verzoekster of B. junior hem tijdens het gesprek op zijn verzoek een overzicht van met hun telefoon gekozen telefoonnummers hebben overhandigd. Uit dat overzicht, dat hem overigens door eerdere onderzoekshandelingen al bekend was, was hem gebleken dat vanuit de woning van verzoekers veelvuldig werd gebeld met drie specifieke telefoonnummers. Eén daarvan betrof de internetprovider. De andere nummers waren die van een telefoonspel, respectievelijk van een 'gayline'.

V. heeft gesteld deze constatering onder de aandacht van verzoekster en B. junior te hebben gebracht, maar absoluut niet op een manier als door verzoekers wordt gesuggereerd.

M. verklaarde dat verzoekster, in reactie op de constatering van V., hem had gevraagd of hij bedoelde dat haar man de desbetreffende nummers had gebeld. V. zou hierop hebben gezegd dat hij dit niet had bedoeld. Zowel M. als CB. hebben verklaard dat tijdens dit gesprek de term 'porno' niet is gevallen.

1.3. Verzoekers hebben niet weersproken dat op het besproken nummeroverzicht veelvuldig het telefoonnummer van een telefoonspel en van een 'gayline' staan vermeld. Hoewel deze nummers op zich los staan van het door verzoekers dochter aan de orde gestelde computerprobleem en dus ook van het doel van het gesprek, bestaat er begrip voor dat politieambtenaar V. een opmerking heeft gemaakt over de inhoud van het nummeroverzicht. Dat hij hierbij grenzen zou hebben overschreden, is niet aannemelijk.

Op dit punt is de onderzochte gedraging behoorlijk.

2.1. Ook klagen verzoekers erover dat V. tijdens het gesprek heeft geschreeuwd en hun dochter heeft belasterd.

2.2.1. Reeds vóór 9 november 1999 hebben B. junior en politieambtenaar V. min of meer uitgebreid gecommuniceerd over het door B. junior aan de orde gestelde computerprobleem.

Het staat vast dat B. junior het geheel niet eens was met de opvatting van V. dat haar computer geen mankement(en) vertoonde, en dat het probleem wellicht moest worden gezocht bij degene die de computer bediende, zijnde B. junior zelf.

Dit meningsverschil is ook tot uiting gekomen tijdens het bezoek van de politieambtenaren V., M. en CB. aan verzoekster en haar dochter op 9 november 1999.

Tegenover de stelling van verzoekers dat politieambtenaar V. tijdens het bezoek zou hebben geschreeuwd, hebben de politieambtenaren M., CB. en V. verklaard dat verzoekster en B. junior bij herhaling lacherig en enigszins cynisch reageerden op opmerkingen van de politieambtenaren en dat daardoor ook bij hen enige irritatie was ontstaan, maar dat deze irritatie niet heeft geleid tot het door verzoekers beweerde gedrag van V.

In het algemeen onthoudt de Nationale ombudsman zich van het geven van een oordeel over een (onderdeel van een) klacht, als de stellingen van verzoeker (op dat punt) lijnrecht staan tegenover de stellingen van het bestuursorgaan. Die situatie doet zich niet voor als er sprake is van omstandigheden op grond waarvan aan de ene stelling meer geloof kan worden gehecht dan aan de andere stelling.

In dit geval staat de lezing van verzoekster over de gang van zaken tijdens het gesprek op 9 november 1999 lijnrecht tegenover de lezing daarover van de korpsbeheerder, respectievelijk van de ambtenaren M., CB. en V.

Echter, de Nationale ombudsman kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verzoeksters weergave van het gesprek met V. op 9 november 1999 en de wijze waarop verzoekster zich op tal van plaatsen, zowel in het kader van de politieklachtprocedure als in het kader van dit onderzoek, heeft uitgelaten over het regionale politiekorps Twente in het algemeen, en de betrokken politieambtenaren in het bijzonder (mede) is gebaseerd op verzoekers gevoelens van onvrede over het verloop van de contacten met onder meer V. over het door haar dochter ervaren computerprobleem en de weigering van V. om een door hem opgemaakt proces-verbaal aan te passen. Geoordeeld wordt dat in dit geval meer waarde moet worden gehecht aan de lezingen van V., M. en CB. en van de beheerder van het regionale politiekorps Twente, dan aan de lezing van verzoekers.

Op dit punt is de onderzochte gedraging behoorlijk.

2.2.2. V. heeft voorts te kennen gegeven dat de dochter van verzoekers in de loop van het gesprek de computer heeft ingeschakeld om te kunnen tonen waar volgens haar de problemen zaten. V. kreeg toen de indruk dat de computer niet goed was opgebouwd en maakte hierover een opmerking in de richting van B. junior. Hoewel een opmerking van V. over haar computervaardigheid door B. junior mogelijk als onaangenaam werd ervaren, kan daarmee niet worden gesteld dat V. haar heeft belasterd.

Van laster zou slechts kunnen worden gesproken als V. met opzet en in strijd met de waarheid de eer of goede naam van B. junior had aangerand met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven. Deze situatie doet zich hier niet voor.

Ook op dit punt is de onderzochte gedraging behoorlijk.

3.1. Verder hebben verzoekers erover geklaagd dat politieambtenaar V. in een door hem, van het onderzoek aan de computer van hun dochter, opgemaakt proces-verbaal opzettelijk verkeerde informatie heeft vastgelegd.

3.2. V. heeft met klem ontkend ooit een proces-verbaal valselijk te hebben opgemaakt.

3.3. In het dossier werd aangetroffen een door politieambtenaar V. opgestelde rapportage van 23 september 1999 (zie onder Bevindingen E.2.). Hierin deed hij verslag van een op 3 augustus 1999 door hem verricht onderzoek aan de computer van B. junior. Verzoekers hebben hun stelling dat V. in zijn verslag opzettelijk onjuiste informatie heeft vastgelegd niet nader onderbouwd.

De inhoud van deze rapportage, afgezet tegen de lezing van verzoekers over de gestelde problemen met de computer en het onderzoek van V. daarnaar, geeft geen aanleiding voor de veronderstelling dat V. opzettelijk onjuiste informatie zou hebben vastgelegd.

Op dit punt is de onderzochte gedraging behoorlijk.

4.1. Ten slotte klagen verzoekers erover dat politieambtenaar M., de leidinggevende van V., tijdens het gesprek op 9 november 1999 V. niet heeft gecorrigeerd.

4.2. M. heeft hierover opgemerkt dat V. en B. junior met elkaar discussieerden, zonder dat daarbij sprake was van agressie. Er bestond dan ook geen enkele reden om in te grijpen.

Politieambtenaar CB. merkte op dit punt op dat tijdens het gesprek een enigszins gespannen sfeer was ontstaan, maar dat dit slechts verzoekster en haar dochter B. junior kan worden aangerekend.

Politieambtenaar V. gaf op dit punt te kennen dat B. junior tijdens het gesprek herhaaldelijk fel had gereageerd op zijn opmerkingen.

4.3. Het staat vast dat tijdens het gesprek een gespannen sfeer is ontstaan.

Het is aannemelijk dat dit mede is veroorzaakt door de bij V. ontstane irritatie over de aantijging dat hij opzettelijk verkeerde informatie had vastgelegd in een proces-verbaal.

Het is echter niet aannemelijk dat V.'s irritatie zodanige vorm heeft aangenomen dat van M. handelend optreden tegen V. had mogen worden verwacht.

Ook op dit punt is de onderzochte gedraging behoorlijk.

II ten aanzien van de beheerder van het regionale politiekorps Twente

1. Verder klagen verzoekers erover dat de beheerder van het regionale politiekorps Twente hun klacht van 19 december 1999 over het optreden van V. en M. op 9 november 1999 niet gegrond heeft verklaard.

2. Onder verwijzing naar het hiervoor onder I gestelde, is het begrijpelijk dat de korpsbeheerder de klachten van verzoekers heeft afgewezen.

De onderzochte gedraging is behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Twente, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Twente (de burgemeester van Enschede), is niet gegrond.

De klacht over de onderzochte gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Twente is niet gegrond.

Onderzoek

Op 24 oktober 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer en mevrouw B. te Enschede, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Twente.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Twente (de burgemeester van Enschede), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werden enkele betrokken politieambtenaren naar aanleiding van de klacht gehoord.

Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoekers de gelegenheid om op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoekers gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen of aan te vullen. De korpsbeheerder berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. In de zomer van 1999 ontstond bij de dochter van verzoekers, verder te noemen B. junior, de indruk dat de computer bij haar thuis via het internet werd gekraakt. Zij was destijds werkzaam bij het regionale politiekorps Twente in de functie van administratief medewerkster.

Een door haar ingeschakelde computerdeskundige stelde vast dat haar computer een trojaan, zijnde een bepaald soort computervirus, bevatte. Daarop hebben computerdeskundigen van het regionale politiekorps Twente de computer van B. junior onderzocht op de aanwezigheid van virussen. Zij hebben daarbij geen computervirus aangetroffen. Desalniettemin hebben zij nieuwe software geïnstalleerd. B. junior bleef echter onverminderd problemen ondervinden bij het werken met haar computer.

In verband hiermee voerde zij op 26 augustus 1999 een gesprek met haar chef over de bevindingen van de computerdeskundigen. Dat gesprek had een voor verzoekers dochter onbevredigend verloop.

Weer thuis constateerde zij dat de computer toch niet naar behoren functioneerde. Daarop is de computer onderzocht door een medewerker van het interregionaal Bureau Computercriminaliteit Oost-Nederland te Nijmegen. Dit onderzoek bracht geen computervirus(sen) aan het licht.

Op 9 november 1999 hebben drie ambtenaren van het regionale politiekorps Twente B. junior thuis bezocht teneinde waar te nemen welke problemen zij bij het werken met haar computer ondervond. Hierbij was ook verzoekster, de moeder van B. junior, aanwezig.

2. Bij brief van 19 december 1999 dienden verzoekers een klacht in bij het regionale politiekorps Twente over de manier waarop dit korps de door hun dochter geconstateerde computerproblematiek had aangepakt. In deze brief deelden verzoekers het volgende mee:

"Verwijzend naar het gesprek van 9 november jl. kunnen wij u het volgende meedelen. Bij dit gesprek was een van ons beiden thuis, onze dochter is inwonend. Ik, (verzoekster; N.o.), heb gehoord van dhr. M. wat er in het verbaal van de CRI staat over het eerste onderzoek; ook heb ik gehoord wat er in het verbaal van dhr V. stond n.a.v. zijn onderzoek bij ons thuis van de pc op 29 juli jl. en moest daaruit concluderen dat deze op leugens gebaseerd is. Ik was daar namelijk ook bij. Het gesprek nam een vreemde wending omdat dhr. V. steeds feller werd naar mijn dochter toe. Ik werd compleet genegeerd in mijn huis en heb zelfs enkele keren dhr. V. moeten verzoeken om het rustiger aan te doen. Het liep uit op een soort van verhoormethode waarbij mijn dochter als verdachte zich moest verdedigen voor iets dat zij niet gedaan heeft, namelijk haar pc kraken. Op haar pc staat een internetprogramma dat `netmeeting' heet. Op een moment dat zij het net nog op kon, in september van dit jaar (1999; N.o.), heeft zij geconstateerd dat zij op haar naam er niet in kon komen maar wel haar accountnaam in combinatie met enkele medewerkers van de Hogeschool Enschede kon gebruiken hoe dit programma is ingesteld. Tot haar en onze verbazing waren er alleen maar kontakten over extreme harde porno en kinderporno. Mijn man werd er door dhr. V. van beschuldigd dat hij dit zou doen 's nachts. Mijn man werkt al bijna 40 jaar bij (…) en zit in de dagdienst, dus u zult begrijpen dat hij, bijna 60 jaar oud, 's nachts slaapt. Daarnaast weet hij niet hoe hij met de pc gebruik moet maken van het internet. Ook ik weet niet hoe ik iets moet doen met het internet. Daar ben ik niet in geïnteresseerd en daarvoor eigenlijk ook te ziek, ik ben hart- en vaatpatiënt, zwaar rugpatiënt en kan dus niet uren achter de pc gaan zitten. U zult begrijpen dat haar klacht over het gesprek bij ons thuis terecht is. Een verbaal gebaseerd op leugens, een Zaanse verhoormethode, een teamchef die niet ingrijpt en reageert, een kwade moeder en een zichzelf moeten verdedigende dochter.

Zij kan zich overigens heel goed verdedigen, zij studeert namelijk niet voor niets Rechten waarbij haar geleerd wordt om bepaalde argumenten goed onderbouwd te kunnen formuleren en verdedigen. Van huis uit heeft zij geleerd boven alles eerlijk te zijn en niet te oordelen alvorens zij de waarheid kent. U zult nu wel kunnen concluderen dat wij met deze behandeling van dhr. V. en het verbaal dat op leugens gebaseerd is het niet eens zijn en hierbij ons beklag daarover doen. De leiding mag weliswaar van mening zijn dat het probleem bij B. junior ligt maar het probleem ligt bij dhr. V., die inderdaad niet functioneert zoals het hoort.

Daarom vragen wij ons af waarom B. junior van de ene psychiater naar de ander wordt gestuurd, gesprekken moet aangaan met psychologen, moet meewerken aan testen terwijl zij thuis zit met een tennisarm en nota bene door haar leidinggevenden gedwongen is haar eigen pc te onderzoeken. Dat zij haar bevindingen en gevoelens ten opzichte van het gedrag naar haar toe, op waarheid gebaseerd, niet op het bureau mag inleveren, wel door de bus mag gooien, is één. Maar dat zij beschuldigd wordt over het niet functioneren van haar is twee. Hoe kan men een oordeel vellen over iemand die thuis zit en die beschuldigt van het feit dat wij een jurist hebben die onze privaatrechtelijke beslommeringen ten opzichte van de KPN en de Hogeschool Enschede behartigt.

Wij vragen u dan ook om een persoonlijk gesprek met u, op korte termijn, zodat niet B. junior maar de daadwerkelijk niet functionerende mensen binnen uw Korps aangepakt kunnen worden en wij u in vertrouwen kunnen vertellen wat er daadwerkelijk aan de hand is. Gaarne zouden wij als het enigszins kan voor de Kerst willen spreken. Niet alleen vanwege onze klacht naar dhr. V. toe maar om een einde te maken aan de situatie waarin wij al ruim 2 jaar zitten en waarnaar, behalve onze jurist, nog nooit iemand iets op uit heeft gedaan. De Hogeschool geeft grif toe dat er vanuit hun systeemnetwerk onze lijn gekraakt is. Daarnaast vragen wij ons ook af waarom dr. Ek. iedere keer heeft benadrukt dat B. junior psychisch niets mankeert en zij nu in een keer ervan beticht wordt dat zij misschien wel eens een psychiatrische patiënt zou kunnen zijn. Van B. junior hebben wij begrepen dat het Korps een zeer goede maatschappelijk werker heeft, waarom is zij niet doorgestuurd naar deze man zodat hij een oordeel kon vellen of B. junior wel of geen psychologisch onderzoek nodig heeft. Maar nee het Korps oordeelt aan een kant en niet aan twee kanten. Buiten haar om werd er gewoon besloten dat zij niet functioneert en onderzocht moet worden. Wel vreemd overigens dat zij dit van dr. Ek. moet vernemen want nogmaals de gemaakte afspraak met haar op 1 december is een gesprek met dr. Ek. en niet meer dan dat.

Wij hebben besloten dat B. junior niet meer met het onderzoek meedoet totdat wij met u gesproken hebben en er meer duidelijkheid is en komt over wat er gaande is. U weet dat het starten van een procedure tegen haar geen schijn van kans maakt en wij zullen dit meenemen in ons gesprek met onze jurist op 20 december a.s. Wij bellen de afspraak voor 23 december a.s. af voor B. junior en wachten uw bericht af. Mocht u hier problemen mee hebben, verwijzen wij u naar de NPB (Nederlandse Politiebond; N.o.) die door B. junior is ingeschakeld en onze jurist."

3. In reactie op de brief van verzoekers van 19 december 1999 deelde de waarnemend chef van het district Zuid-Twente, verzoekers op 21 december 1999 het volgende mee:

"Op 1 december jl. sprak ik met uw dochter B. junior. In dit gesprek heb ik B. junior medegedeeld dat haar gedrag op een aantal punten niet passend was voor een werkneemster van het politiekorps Twente. Dit werd door haar - in ieder geval deels - onderkend. In het gesprek is ook een scheiding gemaakt voor wat betreft het gedrag van B. junior en de problemen die bestaan rond haar computer. Het gedrag van B. junior geeft op zich aanleiding om daar rechtspositioneel naar te kijken. Belangrijk daarbij is het antwoord op de vraag of de oorzaak misschien ligt in het gegeven dat B. junior veel gebeurtenissen tegelijkertijd heeft moeten verwerken. In ons gesprek gaf zij toe dat er veel op haar is afgekomen. Als de oorzaak van haar gedrag gelegen is in een tijdelijk 'te hoge druk', staan er andere oplossingsrichtingen open dan wanneer blijkt dat hier sprake is van een structurele situatie. In ons gesprek onderschreef B. junior bovenstaande probleembeschrijving en wij zijn een oplossingsrichting overeengekomen.

Het spijt mij dat ik via u moet vernemen dat er iets is veranderd. Hoewel ik natuurlijk begrip heb voor uw ouderlijk verantwoordelijkheidsgevoel, vind ik het lastig om met u te communiceren over zaken waarover ik met uw dochter afspraken heb gemaakt. In dit stadium beperk ik mij tot contacten met B. junior en vind ik het niet noodzakelijk om met u een aparte afspraak te maken. Vooralsnog wil ik mij dan ook beperken tot deze korte reactie waarvan ik een afschrift aan uw dochter zend."

4. Bij bief van 23 december 1999 reageerden verzoekers als volgt:

"Vandaag ontvingen wij uw brief van 21 december jl. waar wij toch nog op terug willen komen.

Uw antwoord is niet helemaal dat wij hadden verwacht. U schrijft alleen maar over onze dochter terwijl wij in de brief ook een duidelijke klacht naar voren brengen over het gedrag van dhr. V. bij ons thuis op 9 november 1999 jl. Het is vreemd om te moeten lezen dat onze dochter een gedrag vertoont dat niet hoort bij een medewerker van de Politie Twente terwijl er bij ons in huis woorden zijn gevallen door een andere medewerker van de Politie Twente dat schijnbaar wel mag.

Kunt u ons uitleggen hoe het mogelijk is dat wij beschuldigd worden van het bellen van geblokkeerde TV spelletjes en sekslijnen? En hoe wij, met name B., 's nachts het internet opgaan om extreme harde porno en kinderporno te bekijken? Dit is ons voor de voeten gesmeten door dhr. V. Ook is onze dochter als verdachte door hem gehoord op een dermate manier dat ik, (verzoekster; N.o.)., hem diverse keren tot de orde heb moeten roepen terwijl er een teamchef van hem aanwezig was. Dat terwijl wij de pc van B. junior niet gebruiken en zij van haar eigen account geen gebruik kan maken? Kunt u ook ons uitleggen hoe er dan toch porno en waarschijnlijk ook kinderporno op haar pc zit? Kunt u ons ook vertellen waarom de pc, sinds zij deze terug heeft gekregen van dhr. Vo., dermate vreemd gedrag en internetgedrag vertoont terwijl de pc (vanwege de tennisarm van B. junior) nauwelijks gebruikt wordt? Kunt u ook ons vertellen waarom er een zender in zit sinds 12 augustus 1999, terwijl wij toen op vakantie waren? Kunt u ons ook uitleggen waarom de KPN Telecom ons doorverwijst naar de Hogeschool Enschede en de Politie n.a.v. een intern onderzoek van hen en kunt u ons ook uitleggen waarom vervolgens de Hogeschool Enschede grif toegeeft dat de pc bij ons in huis en de pc van vrienden van ons in Borculo bij hen op het systeemnetwerk staat? Kunt u ons ook uitleggen waarom de Hogeschool Enschede bereid is toe te geven dat (volgen diverse namen; N.o.) gebruik maken van hetzelfde netwerk en onze pc voor communicatiedoeleinden gebruikt? (SMS berichten; drugsdeals via chatprogramma's etc).

Bovenstaande klacht van dhr. V. hebben wij ons dermate aangetrokken omdat wij beschuldigd worden van strafbare feiten. Dit is pure smaad en laster gepleegd door een medewerker van de Politie Twente. Daarnaast heeft deze zelfde man een verbaal opgemaakt dat gebaseerd is op leugens. Kunt u ons uitleggen waarom dit wel mag en onze dochter beticht wordt van handelingen terwijl zij al maanden met een tennisarm thuiszit? Kunt u zich nu wel voorstellen dat met name deze klacht voor ons dermate belastend is dat wij graag zien dat deze opgepakt wordt? Wij denken van wel, als u zich in deze situatie verplaatst zou u ook actie ondernomen hebben want wij kunnen ons niet voorstellen dat u ook zo behandeld wilt worden door medewerkers van de Politie Twente. Dit gedrag van dhr. V. is namelijk dermate buitensporig dat men daar beter een oordeel over kan vellen en over dat gedrag willen wij graag met u een gesprek, niet over de situatie met onze dochter. Zij is prima in staat om dit met u op te lossen. Hopelijk neemt u onze klacht nu wel serieus en wilt u over de klacht over dhr. V. wel een gesprek met ons aangaan en ons uitleggen wat er met onze aangiftes wordt gedaan op korte termijn graag. Onze jurist heeft al een civiele rechtszaak aangevraagd, op korte termijn, in Almelo.”

5. Bij brief van 24 maart 2000 besliste de korpsbeheerder als volgt op de klacht:

“Hierbij deel ik u mee dat ik uw klacht tegen het optreden van de politie Twente als ongegrond heb aangemerkt.

Ik heb mijn beslissing genomen op basis van het resultaat van onderzoek, dat als volgt kan worden samengevat.

U zou tijdens een bezoek aan uw woning onheus bejegend zijn door een politiefunctionaris. Deze politiefunctionaris zou u beschuldigd hebben van het bellen naar telefoonlijnen van TV-spelletjes en sekslijnen. Ook zou hij uw man hebben beschuldigd dat hij 's nachts het internet opging om extreem harde porno en kinderporno te gaan bekijken. Vervolgens zou uw dochter op een onbetamelijke wijze door de politiefunctionaris zijn verhoord. Tevens zou deze politiefunctionaris valselijk een proces-verbaal hebben opgemaakt.

Uw dochter is werkzaam bij de Politie Twente. Uw dochter had moeilijkheden met haar computer. Uw dochter vermoedde dat haar computer werd gehackt. Mede als gevolg daarvan vermoedde u dat uw telefoonlijn door onbekenden werd afgetapt. Door het bureau computercriminaliteit werd o.a. op aangeven van uw dochter een gericht onderzoek ingesteld naar de computer.

De klachtonderzoekers hebben met u en uw dochter gesproken. Daarbij werd voorafgaand aan het gesprek medegedeeld dat er alleen inhoudelijk zou worden gesproken over de wijze van bejegening door de politiefunctionaris V. Er zou nadrukkelijk niet worden gesproken over de problemen rondom de computer. Daarbij bleek dat uw man niet bij het voorval aanwezig was geweest waarover de klacht handelde.

Uit de klacht en gesprekken tussen klachtonderzoekers en u en uw dochter is het volgende gebleken.

De uitslag van het onderzoek naar de computer werd uw dochter thuis medegedeeld door een teamchef in aanwezigheid van de politiefunctionarissen V. en CB. De politiefunctionaris V. had eerder een onderzoek naar betreffende computer ingesteld. Deze politiefunctionaris kreeg van u inzage in de telefoonrekening om het belgedrag te bestuderen. De politiefunctionaris CB. opperde dat de veelvuldige telefonische contacten met de internetprovider te maken hadden met een specifiek softwareprogramma. Volgens u beschuldigde de politiefunctionaris V. hen dat met betrekking tot de andere telefoonnummers, namelijk een TV-belspel en een sekslijn, de familie zelf schuldig was aan het belgedrag. U gaf daarbij aan dat u voor dergelijke telefoonnummers een blokkade had aangevraagd. Ook had u aangeven dat op de computer extreem harde porno en kinderporno was aangetroffen. Daarbij zou de politiefunctionaris V. hebben gezegd dat uw man dat misschien 's nachts zou doen als hij op het internet ging. Toen de politiefunctionarissen de werkwijze van uw dochter over haar gebruik van de computer bespraken, stelde de politiefunctionaris V. op een dusdanige wijze vragen aan uw dochter, zodat het u leek alsof er gebruik werd gemaakt van een "Zaanse verhoormethode". U gaf daarbij aan dat u de politiefunctionaris hierop had aangesproken, terwijl u verwacht had dat dit de teamchef gedaan zou hebben. Verder was u van mening dat de politiefunctionaris V. een proces-verbaal op één grote leugen had gemaakt. Het proces-verbaal zou niet overeenkomen met de werkelijkheid volgens uw dochter en volgens u kwam het niet overeen wat hij eerder mondeling naar u beiden had verwoord.

De betrokken politiefunctionarissen verklaarden dat de teamchef de uitslag van het bureau computercriminaliteit aan u en uw dochter had medegedeeld. Uit het onderzoek was gebleken dat de computer niet besmet was of was geweest door een hacker. De teamchef merkte daarbij op dat u en uw dochter aangaven dat zij twijfelden aan de deskundigheid van genoemd bureau. De politiefunctionaris V. vroeg hierna aan u of hij inzage mocht hebben in de telefoonrekeningen, omdat deze een inzicht gaven -vanwege het overzicht van gebelde telefoonnummers - van het belgedrag. U had op deze rekeningen aangegeven wat u als onbekend voorkwam. Het bleek de politiefunctionaris V. dat hij al kennis had vanwege een eerder ingesteld onderzoek van de voor u onbekende telefoonnummers. De politiefunctionaris V. constateerde dat een veel voorkomend nummer het nummer betrof van een internetprovider. Een ander veel voorkomend en u onbekend nummer betrof een nummer van een belspel (…). De tenaamstelling van het andere onbekende nummer betrof een zogenaamde 'Gayline'. V. constateerde dat gezien de uitslag van het bureau computercriminaliteit en zijn eigen onderzoek dat het voor hem vast stond dat bedoelde nummers niet waren gebeld door de computer. De nummers waren gebeld met uw telefoonaansluiting. V. constateerde dat hij niet kon aangeven wie gebruik had gemaakt van uw telefoonaansluiting. De politiefunctionaris V. had zijn conclusies uitgesproken in uw richting. Daarbij waren u en uw man niet aangemerkt als degenen die de betreffende telefoonnummers zouden bellen. De politiefunctionarissen verklaarden dat er niet gesproken was over `harde porno' en `kinderporno'.

Wel bleek dat de uitkomsten van het onderzoek en de eigen interpretaties van u en uw dochter - wat een verschil van inzicht gaf - leidden tot een wat gespannen sfeer. In die omgeving gebruikte uw dochter, in aanwezigheid van de politiefunctionarissen, haar computer. Zij gaf daarbij een aantal malen aan dat haar computer naar haar mening niet goed functioneerde. De beide politiefunctionarissen gaven daar meerdere verklaringen voor. Voor V. werd het duidelijk dat de computer voor uw dochter niet goed was opgebouwd en dat gebruikers die niet voldoende op de hoogte waren voor verrassingen konden komen te staan. Hij opperde dit in de richting van uw dochter die daarop fel reageerde met de opmerking dat zij wel verstand van computers had. De teamchef had geen aanleiding gezien om in te grijpen omdat naar zijn mening er geen situatie aanwezig was om zoiets te doen. Hoewel u en uw dochter het niet met de politiefunctionarissen eens waren verliepen de gesprekken volgens hem in een redelijk normale sfeer. Tussen u en uw dochter was er wel een woordenwisseling geweest met de politiefunctionaris V. U was van mening dat V. een andere versie van een eerder door hem afgelegde verklaring over de werking van de computer had gegeven. V. had zijn gelijk aangetoond door te citeren uit een door hem opgemaakte rapportage naar aanleiding van een eerder bezoek aan u. De politiefunctionaris V. stelde dat hij in zijn gehele loopbaan nog nooit een valselijk rapport of proces-verbaal had opgemaakt.

U heeft inzage gehad in de rapportages van de politiefunctionarissen. U was van mening dat de rapportages niet klopten. De politiefunctionaris had uw man wel beschuldigd en dergelijke woorden uitgesproken. U bleef van mening dat u en uw man onheus waren bejegend.

Om de grootst mogelijke zorgvuldigheid te betrachten was de teamchef met twee politiefunctionarissen naar u en uw dochter gegaan. Tussen u en de politie was er over en weer al veel geschreven en gesproken. De perceptie van u is duidelijk een andere dan die van de politiefunctionarissen. Het is mij uiteindelijk niet gebleken dat de politiefunctionarissen en in het bijzonder V. onzorgvuldig en incorrect zouden hebben gehandeld. Daarnaast hebben meerdere instanties bemoeienis met u en uw dochter gehad in verband met de problemen rondom de computer en de telefoonverbinding. U bent en blijft ervan overtuigd dat er iets mis is met de computer. Gezien de rapportages en speciale aandacht die u en uw dochter hadden gekregen ben ik van mening dat de politiefunctionarissen in deze niets te verwijten valt.

Ik merk de klacht in zijn geheel als ongegrond aan.”

B. STANDPUNT VERZOEKERS

1. Het standpunt van verzoekers staat - verkort weergegeven onder Klacht.

2. Ter onderbouwing van hun klacht deelden verzoekers in hun brief van 21 oktober 2000 aan de Nationale ombudsman onder meer het volgende mee:

“In deze brief zullen wij nader toelichten wat er precies op 9 november 1999 bij ons thuis is gebeurd. Op die dag zouden er twee politiefunctionarissen bij ons thuis komen voor een (…) onderzoek naar aanleiding van de aangifte over de computer. Deze afspraak is gemaakt door onze dochter, zij sprak met teamchef M. (AJZ Zuid-Twente) af dat hij te samen met CB. (Divisie Recherche) om 11 uur bij ons thuis zou komen.

Om omstreeks 11 uur ging de bel en V. (rechercheur van AJZ Zuid-Twente) meldde zich via de huistelefoon. V. had al eerder een onderzoek verricht aan de computer op 29 juli 1999. Hij trof bij dat onderzoek een Trojaan virus aan op de computer. Hij zou bij dit tweede onderzoek op 9 november 1999 niet aanwezig zijn en wij waren dan ook zeer verbaasd. Met z'n drieën kwamen ze binnen en gingen zitten. Tijdens de koffie las M. een gedeelte voor uit het rapport van de CRI (die in augustus 1999 een onderzoek naar de computer heeft verricht). (…) Daarna vroeg V. aan mij (verzoekster; N.o.) of hij de specificatie van de telefoonnota mocht zien. Hij heeft mij gedurende het hele gesprek niet aangekeken. Na bestudering van de specificatie van de telefoonnota met CB. zei hij tegen mij: `u zult deze nummers zelf wel gebeld hebben'. Nadat ik hem vertelde dat wij al sedert 1996 een blokkade hebben op sekslijnen en overige 0909-, 0906-nummers, bleef hij herhalen dat ik deze nummers gebeld heb. Mijn dochter liet hem toen de brieven van KPN Telecom zien waarop staat dat wij de blokkades hebben. Ook daarna bleef hij tegen mij zeggen dat ik midden in de nacht televisiespelletjes en sekslijnen belde. Ik reageerde fel terug met de mededeling dat ik met een blokkade deze nummers niet kan en ook niet wil bellen omdat ik dan slaap. V. bleef bij het standpunt dat ik toch midden in de nacht sekslijnen en spelletjes bel. Op diezelfde specificatie van de telefoonnota staat ook veelvuldig het nummer van de internetprovider van mijn dochter. Op het moment dat haar pc stuk was, is er volgens de specificatie met name 's nachts en op een bepaald moment ongeveer 36 uur achtereen geïnternet. CB. dacht dat er misschien een of ander bestand in de pc kon zitten die de pc het commando geeft om in te bellen zodra er een mailtje is. Hij zocht deze op, op de computer en trof deze aan. Hij vroeg mijn dochter of zij haar internetaccount zo had ingesteld. Zij vertelde dat zij dat niet had gedaan. Wel vertelde zij dat zij op haar pc kinderporno had aangetroffen en dat zij een keer bij het internetten op een pagina zat van de Koninklijke Universiteit Leuven en daarbij ook zeer harde porno op het scherm zag, hier was ik bij aanwezig omdat zij hier hevig van was geschrokken. Ik zag met mijn eigen ogen de verboden porno op het scherm en was erbij toen mijn dochter de Kinderporno aantrof op haar pc. Hierop las V. een stuk voor van zijn rapport n.a.v. het eerder door hem gedane onderzoek op 29 juli 1999. Hij las voor dat er niets was aangetroffen. Ik wees hem erop dat hij toen een trojaan had aangetroffen waarbij hij toen meerdere malen herhaalde dat de trojaan met P. te maken had. Ik herhaalde tegen hem dat hij toen mij had verteld dat de ex van mijn dochter een (volgt een naam die erg op P. lijkt; N.o.) was. Hij ontkende dit en ik herhaalde het nog een keer. Hierop reageerde hij door fel uit te halen naar mijn dochter van: `je liegt, ik heb dat niet gezegd, ik heb niets gevonden op de pc'. Ik wees hem erop dat ik ook aanwezig was en zei dat hij wel wat had gevonden. Hij begon daarop mijn dochter weer aan te vallen. Mijn dochter verweet hem toen dat hij loog en vroeg hoe het mogelijk is om spontaan kinderporno aan te treffen op de pc. Zij probeerde te sussen door deze vraag ook aan CB. te stellen. De Teamchef hield zich al die tijd stil, zij niets en greep ook niet in. Nadat mijn dochter voor de derde keer had gevraagd hoe er spontaan kinderporno op de pc kon staan, antwoordde V.: 'och, dat zal uw man 's nachts wel doen'. Ik stond perplex en vroeg of hij wilde herhalen wat hij gezegd had en tot mijn stomme verbazing bleef hij herhalen dat mijn man 's nachts aan het internetten is en kinderporno bekijkt.

Mijn man weet niet eens hoe hij met een pc om moet gaan of aan moet zetten! Laat staan dat hij weet hoe hij van het internet gebruik moet maken.

Ik vroeg mij toen hardop af hoe het mogelijk is, om met een analoge lijn, dat er een `s nachts aan het bellen is en de ander aan het internetten. V. wou daarop niet meer met mij praten en begon mijn dochter uit te schelden over de computer. Zij was dom, achterlijk, wist niet hoe ze de computer moest bedienen, was brutaal..... Mijn dochter reageerde verbaasd, maar verdedigde zich wel. De sfeer werd steeds grimmiger en ik kreeg het gevoel naar Peter R. de Vries te kijken die beelden liet zien van een Zaanse Verhoormethode. Het schelden was erger, alleen de klappen ontbraken. Tot op de dag van vandaag heb ik er spijt van dat ik deze drie politiemannen er niet uitgetrapt heb. De Teamchef M. greep niet in bleef stil staan kijken. CB. had zijn hoofd gebogen en deelde mee zich er niet mee te willen bemoeien en V. begon steeds harder te schreeuwen. Zo hard dat onze buren er ons enkele dagen later op aan spraken waarom er zo bij ons thuis geschreeuwd werd om een computer. Ik moest hen vertellen dat dit een rechercheur van de politie (was; N.o.) die zo schreeuwde bij ons thuis. V. bleef doorgaan met schreeuwen waarop ik hem op een gegeven moment heb gevraagd waar hij mee bezig was en of hij zich normaal bij mij thuis wilde gedragen. Hij bleef doorgaan met schreeuwen tot het moment dat mijn dochter tegen M. zei dat ze er schoon genoeg van had en vroeg wat ze nu verder van plan waren. M. vroeg of de pc weer mee terug kon naar het bureau. Mijn dochter aarzelde na de behandeling van V. en zei dan ook: `niet op deze manier'. Hierop trok V. zijn jas aan en verliet schreeuwend ons huis met de mededeling: `zoek het allemaal maar uit, ik ga!'. Hierop liep hij weg, M. en CB. achterlatend. Mijn dochter sprak met CB. af de pc toch mee te geven en pakte deze in. Zij liet de twee uit terwijl V. bij de lift (ongeveer 50 meter verderop) stond te schreeuwen: `komen jullie nou nog of niet!'. Hierop gingen ze weg.

Die avond belde M. mijn dochter op waarop zij hem aansprak op het gedrag van V. Zij heeft geprobeerd om dit bovenstaande verhaal van een schreeuwende, brutale, agressieve gedrag van V. te bespreken met de afdelingschef. Dit is niet gelukt waarop wij, veel te laat, alsnog een klacht hebben ingediend over dit gedrag. U heeft kunnen lezen dat wij het computerverhaal niet helemaal van de klacht kunnen loskoppelen omdat er twee rapporten zijn besproken, rapporten die wij later hebben ingelezen bij bureau Interne Zaken waarbij wij lazen dat hetgeen dat bij ons thuis is voorgelezen gelogen is. De rapporten bleken achteraf een hele ander inhoud te hebben dan de bla, bla, bla van M. en het "ik heb niets aangetroffen" van V.

Wat onze concrete vraag aan u dan ook is, is of het normaal is dat een rechercheur (V.) mij en mijn man vals mag beschuldigen van het bellen van sekslijnen en televisiespelletjes en het bekijken van kinderporno. Daarnaast of het normaal is dat een rechercheur, schreeuwend (voor iedereen hoorbaar) mijn dochter als een verdachte, op z'n Zaans verhoort. Tevens vragen wij ons af of de aanwezige teamchef (M.) niet in moet grijpen als een gesprek uit de hand loopt."

C. STANDPUNT KORPSBEHEERDER

1. In reactie op de klacht van verzoekers deelde de beheerder van het regionale politiekorps Twente de Nationale ombudsman bij brief van 10 januari 2001 mee onverminderd van mening te zijn dat verzoekers klacht niet gegrond is. Bij de brief was een aantal bijlagen gevoegd.

2. Als bijlage was bijgevoegd een rapportage van 10 januari 2001 van inspecteur van politie H., werkzaam bij het Bureau Interne Zaken van de Stafafdeling Korpsleiding van het regionale politiekorps Twente. Hierin werd onder meer het volgende meegedeeld:

"De Nationale ombudsman vraagt de korpsbeheerder om een reactie op de klacht. Voort verzoekt de Nationale ombudsman om kopieën van de stukken die op deze zaak betrekking hebben.

De zaak werd als klacht in behandeling genomen naar aanleiding van een brief van verzoekers d.d. 23 december 1999.

Verzoekers werden vervolgens schriftelijk uitgenodigd waarbij hen, van te voren, werd meegedeeld dat het klachtonderzoek zich zou beperken tot het gedrag en de uitlatingen van de politiefunctionaris V.

Er zou inhoudelijk niet met hen gesproken worden over de problematiek rond de computer van hun dochter noch over haar arbeidsrelatie met de politie Twente.

Voorts werd besloten, in tegenstelling tot de gebruikelijke gang van zaken inzake een klacht, dat het klachtonderzoek - in verband met het speciale karakter van deze klacht - zou worden uitgevoerd door medewerkers van het Bureau Interne Zaken van de politie Twente. Verzoekers dochter had op dat moment namelijk een arbeidsconflict met de politie Twente.

De klacht werd met grote zorgvuldigheid strikt conform de procedure behandeld. Dat impliceerde dat er ruim aandacht werd geschonken aan de aspecten hoor en wederhoor. Verzoekers hebben daarbij inzage gehad in de door betrokkenen opgemaakte rapporten. De klacht was voorts binnen de daarvoor geldende termijnen afgedaan.

De klacht van 21 oktober 2000, zoals deze is gedeponeerd bij de Nationale ombudsman, is inhoudelijk vergelijkbaar met de eerder genoemde klacht van 23 december 1999.

Echter op de merites beschouwd, kan worden gezegd dat de klacht van 21 oktober 2000, in vergelijking met de oorspronkelijke klacht, op details lijkt te zijn 'aangedikt'.

Zo is het opmerkelijk dat er nu blijkt dat verzoekers 'door de buren zouden zijn aangesproken' terwijl zulks niet in de uitgebreide gesprekken tijdens het klachtonderzoek met verzoekers naar voren werd gebracht.

De klacht van 21 oktober 2000 bevat mijns inziens geen nieuwe aspecten die een nadere visie op de gehele gang van zaken zou rechtvaardigen."

3. Verder was als bijlage bijgevoegd een rapportage van 7 maart 2000 van de heer S.,

werkzaam bij het Bureau Interne Zaken van de Stafafdeling Korpsleiding van het regionale politiekorps Twente aan de chef van het district Zuid-Twente. Hierin rapporteerde S. onder meer als volgt:

“Hierbij zend ik u het verslag van onderzoek naar de klacht van de heer en mevrouw B.

Klaagster zou tijdens een bezoek aan haar woning onheus bejegend zijn door een politiefunctionaris. Deze politiefunctionaris zou haar beschuldigd hebben van het bellen naar telefoonlijnen van TV-spelletjes en sekslijnen. Ook zou hij klaagsters man hebben beschuldigd dat hij 's nachts het internet opging om extreem harde porno en kinderporno te gaan bekijken. Vervolgens zou klaagsters dochter op een onbetamelijke wijze door de politiefunctionaris zijn verhoord. Tevens zou deze politiefunctionaris valselijk een proces-verbaal hebben opgemaakt.

Klaagsters dochter is werkzaam bij de Politie Twente. Haar dochter had moeilijkheden met haar computer. Haar dochter vermoedde dat haar computer werd gehackt. Mede als gevolg daarvan vermoedde klaagster dat haar telefoonlijn door onbekenden werd afgetapt. Door het bureau computercriminaliteit werd o.a. op aangeven van klaagsters dochter een gericht onderzoek ingesteld naar de computer.

De klachtonderzoekers hebben met klagers en hun dochter gesproken. Daarbij werd voorafgaand aan het gesprek medegedeeld dat er alleen inhoudelijk zou worden gesproken over de wijze van bejegening door de politiefunctionaris V. Er zou nadrukkelijk niet worden gesproken over de problemen rondom de computer. Daarbij bleek dat klaagsters man niet bij het voorval aanwezig was geweest waarover de klacht handelde.

Uit de klacht en gesprekken tussen klachtonderzoekers en klagers en klaagsters dochter is het volgende gebleken.

De uitslag van dat onderzoek werd klaagsters dochter thuis medegedeeld door een teamchef in aanwezigheid van de politiefunctionarissen V. en CB. De politiefunctionaris V. had eerder een onderzoek naar de betreffende computer ingesteld. Deze politiefunctionaris kreeg van klaagster inzage in de telefoonrekening om het belgedrag te bestuderen. De politiefunctionaris CB. opperde dat de veelvuldige telefonische contacten met de internetprovider te maken had met een specifiek softwareprogramma. Volgens klaagster beschuldigde de politiefunctionaris V. hen dat met betrekking tot de andere telefoonnummers, namelijk een TV-belspel en een sekslijn, de familie zelf schuldig was aan het belgedrag. Klaagster gaf daarbij aan dat zij voor dergelijke telefoonnummers een blokkade had aangevraagd. Ook had klaagster aangegeven dat op de computer extreem harde porno en kinderporno was aangetroffen. Daarbij zou de politiefunctionaris V. hebben gezegd dat klaagsters man dat misschien 's nachts zou doen als hij op het internet ging. Toen de politiefunctionarissen de werkwijze van klaagsters dochter over haar gebruik van de computer bespraken, stelde de politiefunctionaris V. op een dusdanige wijze vragen aan klaagsters dochter, zodat het klaagster leek alsof er gebruik werd gemaakt van een 'Zaanse verhoormethode'. Klaagster gaf daarbij aan dat zij de politiefunctionaris hierop had aangesproken, terwijl zij verwacht had dat dit de teamchef gedaan zou hebben. Verder was klaagster van mening dat de politiefunctionaris V. een proces-verbaal op één grote leugen had gemaakt. Het proces-verbaal zou niet overeenkomen met de werkelijkheid volgens klaagsters dochter en volgens klaagster kwam het niet overeen met wat hij eerder mondeling naar hen had verwoord.

De betrokken politiefunctionarissen verklaarden dat de teamchef de uitslag van het bureau computercriminaliteit aan klaagster en haar dochter had medegedeeld. Uit het onderzoek was gebleken dat de computer niet besmet was of was geweest door een hacker. De teamchef merkte daarbij op dat klaagster en haar dochter aangaven dat zij twijfelden aan de deskundigheid van genoemd bureau.

De politiefunctionaris V. vroeg hierna aan klaagster of hij inzage mocht hebben in de telefoonrekeningen, omdat deze een inzicht gaven - vanwege het overzicht van gebelde telefoonnummers - van het belgedrag. Klaagster had op deze rekeningen aangegeven wat haar als onbekend voorkwam. Het bleek de politiefunctionaris V. dat hij al kennis had vanwege een eerder ingesteld onderzoek van de voor klaagster onbekende telefoonnummers. De politiefunctionaris V. constateerde dat een veel voorkomend nummer het nummer betrof van een internetprovider. Een ander veel voorkomend en klaagster onbekend nummer betrof een nummer van een belspel (…). De tenaamstelling van het andere onbekende nummer betrof een zogenaamde 'Gayline'. V. constateerde dat gezien de uitslag van het bureau computercriminaliteit en zijn eigen onderzoek dat het voor hem vaststond dat bedoelde nummers niet waren gebeld door de computer. De nummers waren gebeld met de telefoonaansluiting van klaagster. V. constateerde dat hij niet kon aangeven wie gebruik had gemaakt van de telefoonaansluiting van klaagster. De politiefunctionaris V. had zijn conclusies uitgesproken in de richting van klaagster. Daarbij waren klaagster en haar man niet aangemerkt als degenen die de betreffende telefoonnummers zouden bellen.

De politiefunctionarissen verklaarden dat er niet gesproken was over 'harde porno' en 'kinderporno'.

Wel bleek dat de uitkomsten van het onderzoek en de eigen interpretaties van klaagster en haar dochter - wat een verschil van inzicht gaf - leidde tot een wat gespannen sfeer. In die omgeving gebruikte klaagsters dochter, in aanwezigheid van de politiefunctionarissen, haar computer. Zij gaf daarbij een aantal malen aan dat haar computer naar haar mening niet goed functioneerde. De beide politiefunctionarissen gaven daarbij meerdere verklaringen voor. Voor V. werd het duidelijk dat de computer voor klaagster dochter niet goed was opgebouwd en dat gebruikers die niet voldoende op de hoogte waren voor verrassingen konden komen te staan. Hij opperde dit in de richting van klaagster dochter die daarop fel reageerde met de opmerking dat zij wel verstand van computers had.

De teamchef had geen aanleiding gezien om in te grijpen omdat naar zijn mening er geen situatie aanwezig was om zoiets te doen. Hoewel klaagster en haar dochter het niet met de politiefunctionarissen eens waren verliepen de gesprekken volgens hem in een redelijk normale sfeer. Tussen klaagster en haar dochter was er wel een woordenwisseling geweest met de politiefunctionaris V. Zij waren van mening dat V. een andere versie van een eerder door hem afgelegde verklaring over de werking van de computer had gegeven. V. had zijn gelijk aangetoond door te citeren uit een door hem opgemaakte rapportage naar aanleiding van een eerder bezoek aan klaagster. De politiefunctionaris V. stelde dat hij in zijn gehele loopbaan nog nooit een valselijk rapport of proces-verbaal had opgemaakt.

Klaagster heeft inzage gehad in de rapportages van de politiefunctionarissen. Klaagster was van mening dat de rapportages niet klopten. De politiefunctionaris had haar man wel beschuldigd en dergelijke woorden uitgesproken. Zij bleef van mening dat zij en haar man onheus waren bejegend.

Om de grootst mogelijke zorgvuldigheid te betrachten was de teamchef met twee politiefunctionarissen naar klaagster en haar dochter gegaan. Tussen hen was er over en weer al veel geschreven en gesproken. De perceptie van klaagster is duidelijk een andere dan die van de politiefunctionarissen. Het is mij uiteindelijk niet gebleken dat de politiefunctionarissen en in het bijzonder V. onzorgvuldig en incorrect zouden hebben gehandeld. Daarnaast hebben meerdere instanties bemoeienis met klaagster en haar dochter gehad in verband met de problemen rondom de computer en de telefoonverbinding. Klaagster is en blijft ervan overtuigd dat er iets mis is met haar computer. Gezien de rapportages en speciale aandacht die klaagster en haar dochter hadden gekregen ben ik van mening dat de politiefunctionarissen in deze niets te verwijten valt.

Ik adviseer u de klacht in zijn geheel als ongegrond aan te merken.”

4. Een verdere bijlage betrof een rapportage van 18 februari 2000 van de heer M., teamchef op de Afdeling Justitiële Zaken van het district Zuid-Twente. Hierin rapporteerde M. onder meer als volgt:

“Mw. B. junior werkt als administratieve kracht bij deze afdeling.

Sinds ongeveer juni 1999 is zij ziek thuis i.v.m. een zogenaamde tennisarm.

INLEIDING

In het verleden heeft B. junior mij meermalen verteld, dat zij sinds haar echtscheiding door haar ex-man wordt bedreigd, gevolgd en gebeld. Ook zou hij 's nachts vaak rond haar woning zwerven.

Ongeveer medio 1999 gaf zij aan dat zij op haar privé-computer last had van een `hacker'. Zij vermoedde, dat dit werd veroorzaakt door haar ex-man (…). Hij zou dit doen vanaf de Hogeschool (…) te Enschede, waar hij werknemer is.

ONDERZOEK PC B. junior

In eerste instantie heb ik omstreeks begin juli 1999 de collega V., eveneens medewerker-brigadier van eerder genoemde Afdeling Justitiële Zaken, als kenner van computer software, gevraagd in haar woning - zij was immers ziek thuis - haar PC te bekijken. Na afloop deelde V. mij mede, dat hij geen virus in haar computer had kunnen ontdekken .

Op 2 augustus 1999 belde B. junior mij 's avonds thuis via mijn antwoordapparaat en verzocht mij terug te bellen. Die dag omstreeks 22.30 - 23.00 uur belde ik haar terug. Zij vertelde dat er op dat moment weer een `hacker' op haar PC bezig was, dat het niet anders kon dan dat dit werd gedaan door haar ex-man en dat wij hem meteen konden arresteren op de Hoge School. (…)

N.a.v. het onderzoek door de Regiopolitie Gelderland Zuid, Divisie Centrale Operationele Zaken, Korpsonderdeel: Interregionaal Bureau Digitale Expertise Oost-Nederland (computercriminaliteit) zoals vermeld in het hiervoor genoemde en bijgevoegde rapport, ontving ik van dat bureau een brief met bijlage, zijnde een rapport van het onderzoek. Deze brief met bijlage voegde ik eveneens als bijlage bij dit rapport. Uit e.e.a. bleek, dat er geen problemen leken te zijn met de computer van B. junior. Daarmee hield voor mij eigenlijk elke bemoeienis met de problemen die B. junior leek te hebben op.

AANHOUDENDE KLACHTEN DOOR B. junior OVER HAAR COMPUTER

Ondertussen ontving ik, ondergetekende, van B. junior, nadat collega V. haar computer bij haar thuis had onderzocht en ook nadat de afdeling Computercriminaliteit haar computer had onderzocht, regelmatig brieven met bijlagen, zoals computerjournaals en kopieën van KPN-rekeningen enz. Daarin gaf zij telkens aan, dat er nog steeds in haar computer werd `gehackt' en via haar telefoonlijn en dus op haar kosten werd geïnternet door een `Hacker'.

Om nu nog eenmaal te bekijken of er hier sprake was van computercriminaliteit danwel van een verkeerd gebruik van de computer besloot ik met een terzake deskundige naar de woning van B. junior te gaan om ter plaatse te kunnen bekijken wat er nu werkelijk in de praktijk aan de hand was.

Ik zocht daartoe contact met de heer K. van computercriminaliteit en genoemd in bijgevoegde brief. Ik legde hem uit dat de klachten door B. junior aanhielden en vroeg hem om een deskundige van hun bureau naar Enschede te laten komen teneinde nog eenmaal en in de praktijk te bekijken wat er allemaal mis ging op de PC van B. junior.

K. deelde mede, dat haar PC grondig was onderzocht, waarbij niets bijzonders werd geconstateerd. Wel had B. junior hen ervan beschuldigd de PC min of meer vernield te hebben, althans de verkeerde software geïnstalleerd te hebben. Om die redenen wenste de heer K., op mijn verzoek, niet mee te gaan naar de woning van B. junior teneinde daar haar computer in haar aanwezigheid nog eens te onderzoeken.

Vervolgens verzocht ik de heer CB., medewerker van Regiopolitie Twente, Divisie Recherche en contactpersoon van Bureau Computercriminaliteit voor Politie Twente, met mij mee te gaan naar de woning van B. junior. Na aanvankelijke weigering zegde hij toe wel mee te willen gaan mits hij zelf geen handelingen aan de PC van B. junior hoefde uit te voeren. Hij wilde wel kijken hoe zij er mee omging.

Daarnaast verzocht ik tevens collega V., medewerker van Regiopolitie Twente, afdeling justitiële zaken om mee te gaan naar B. junior. V. heeft een behoorlijke kennis van PC-software en het gebruik ervan.

Omstreeks begin november 1999 gingen wij, CB., V. en ondergetekende naar de woning van (verzoekers; N.o.), nadat wij daartoe een afspraak hadden gemaakt met B. junior.

In de woning waren aanwezig collega B. junior en haar moeder (verzoekster; N.o.).

Allereerst deelde ik hen het resultaat mede van het onderzoek door het Bureau Computercriminaliteit van haar computer.

Tijdens mijn uitleg stootten B. junior en haar moeder elkaar enkele malen aan en maakten wat afkeurende opmerkingen. Zij gaven aan dat het onderzoek door bureau computercriminaliteit niet deugde en dat zelfs de computer kapot terug was gekomen. Zij twijfelden aan de deskundigheid van dat bureau. Volgens de moeder van B. junior waren het net zulke kneuzen als die van KPN, die onlangs ook bij hen waren geweest en die er kennelijk voor gestudeerd hadden om kneus te worden. Wij, CB., V. en ondergetekende hebben op al die opmerkingen niet gereageerd.

Tijdens het gesprek vroeg V. op enig moment om de telefoonuitdraaien eens te mogen bekijken. Na bestudering daarvan gaf hij aan dat het eigenlijk onmogelijk was dat een `hacker' via de computer van B. junior al die telefoongesprekken had gepleegd. Bij de op de lijsten vermelde telefoongesprekken waren ook veelvuldig nummers van telefoonspelletjes en van een zogenaamde `GAYLIJN' en uiteraard de meeste waren internetverbindingen. V. merkte op dat het bijna niet anders kon, dan dat al die nummers vanuit de woning van B. junior waren gebeld. B. junior en haar moeder ontkenden dat onmiddellijk. V. gaf aan dat het volgens hem onmogelijk anders kon zijn. Daarop zei (verzoekster; N.o.) zoiets als: `Of wil je beweren, dat mijn man die nummers allemaal heeft gebeld?' V. gaf aan dit niet te beweren, maar het allemaal wel vreemd te vinden. O.a. beweerde B. junior, dat haar computer op dat moment werd gebruikt als server voor de Hoge School te Enschede. V. deelde haar mede, dat dit onmogelijk was, omdat zo'n klein notebook dit natuurlijk nooit zou kunnen bevatten. Dit waren korte mededelingen over en weer, zonder enige agressie in welke vorm ook. Termen als `harde porno' en `kinderporno' zijn voorzover ik mij herinner tijdens geen enkele discussie als zodanig uitgesproken of anderszins aan de orde geweest.

Daarna verzocht ik B. junior haar computer, hetgeen een zogenaamd notebook bleek te zijn, aan te zetten om ons te laten zien wat er volgens haar allemaal mis bleek te zijn.

Zij zette de computer aan en toonde het e.e.a. aan collegae CB. en V.

B. junior gaf daarbij telkens aan wat er volgens haar niet deugde en zowel CB. als V. legden haar uit wat zij ervan vonden. Regelmatig mengde (verzoekster; N.o.) zich tussen die gesprekken. Meermalen gaf zij aan, dat zij totaal geen verstand van computers had, maar dat zelfs zij wel kon zien, dat bepaalde dingen in de computer gebeurden, die op afstand door `hacker' gedaan moesten zijn.

De algemene indruk die ik kreeg n.a.v. de opmerkingen van V. en CB. op hetgeen werd getoond door B. junior op haar computer, was, dat veel zogenaamde `vreemde dingen' goed verklaarbaar waren en mogelijk te maken hadden met de aanwezigheid van de vele verschillende soorten programma's welke elkaar konden beïnvloeden.

Na vele en langdurige discussies over en weer, waarbij V. en CB. aan de ene zijde en (B. junior en verzoekster; N.o.) aan de andere zijde het lang niet altijd met elkaar eens waren, verliepen die gesprekken in een redelijk normale sfeer, die zeker niet escaleerde in agressief verbaal geweld. Er bestond dan ook geen enkele reden voor mij om in de gesprekken in te grijpen of om aanwezigen tot de orde te roepen. Ook V. stelde op een normale wijze vragen of deed op normale wijze mededelingen. Ik ben zeker niet door (verzoekster; N.o.) aangesproken op het gedrag van V. Wel ontstond er even een woordenwisseling tussen B. junior en haar moeder en V. Dit had te maken met iets wat V. bij een eerder bezoek en onderzoek aan de computer gezegd zou hebben en hetgeen hij bij dit bezoek beweerde. V. toonde hen zijn gelijk aan door een passage voor te lezen uit een rapportage die hij van het eerste bezoek had gemaakt."

5. Ook was als bijlage bijgevoegd een rapportage van 24 augustus 1999 van de heer M., Hierin rapporteerde M. onder meer als volgt:

"Op 2 augustus 1999 omstreeks 22.00 uur belde ik B. junior (…). Dit omdat bij mijn thuiskomst bleek, dat mijn in de woning liggende sema die dag omstreeks 20.56 uur over was gegaan en aangaf dat telefoonnummer 06(…) gebeld moest worden. Dit bleek het nummer van B. junior te zijn.

(…) Nadat ik mij bekend had gemaakt deelde zij mij het volgende mede: `Nou, je kunt de hacker nu ophalen.' (ik wist natuurlijk wat zij bedoelde, omdat wij daar eerder over hadden gesproken). `Hij zit op de (…) School (…) en hij is op dit moment nog bezig. Je kunt hem nu ophalen.'

Ik deelde haar daarop mede, dat dat zo niet werkte. Ik zei haar dat ik er te weinig verstand van heb, dat ik het morgen eerst met V. wilde bespreken en dat ik dan wel verder zou kijken wat ik kon doen. Zij deelde mede, dat zij op dat moment aan het pakken was, omdat zij de volgende ochtend op vakantie zou gaan naar Mexico. Verder deelde zij mede, dat e.e.a. allemaal was uitgezocht door een bekende van haar, genaamd: Ha., GSM-nummer 06 (…). Hij zou de hacker op haar PC gelokaliseerd hebben op 3 telefoonnummers: (…)

Vervolgens heb ik, ondergetekende, telefonisch contact gezocht met Ha. en hem gevraagd wat er nu precies met de PC van B. junior aan de hand was. ( …)

Ha. deelde o.a. mede, dat een hacker een file had gezet op de harddisk, de Master Bood Record en dat deze ervoor zorgt, dat een poort wordt opgezet. Hij weet haar paswoord en internetadres en maakt zo haar P.C. leeg. Hij maakt gebruik van een LINUX server, zodat hij niet te traceren is. De PC van B. junior zou nu bij iemand zijn, die hem leeg maakt en vervolgens zou Ha. de PC krijgen om hem opnieuw in te richten.

Vervolgens heb ik telefonisch contact gezocht met het BUREAU COMPUTERCRIMINALITEIT Noord Nederland, de heer Hm., hoofd digitale expertise (…), die mij verwees naar de heer K., hoofd digitale expertise N.O.Nederland (…).

Laatstgenoemde is door mij eveneens gebeld. Met hem afgesproken, dat hij de PC van B. junior op gaat halen bij de heer Ha. Hij deelde n.l. mede, dat, indien een hacker op die PC heeft gezeten, deze altijd sporen achterlaat. De PC mag dan echter niet leeg gemaakt worden. Verder zal hij contact zoeken met CB. (…) van de Regiopolitie Twente, die dan in toekomstige soortgelijke gevallen ons aanspreekpunt voor PC-criminaliteitszaken is. K. zal mij laten weten of en welke eventuele strafbare feiten er in bovenvermelde geval is/zijn gepleegd t.o.v. klaagster B. junior."

6. Als bijlage was verder bijgevoegd een brief van 13 oktober 1999 van de heer K., hoofd bureau Digitale Expertise Oost-Nederland aan de heer M. Hierin deelde de heer K. mee dat tijdens het forensisch onderzoek aan de computer geen aanwijzingen zijn gevonden die erop zouden duiden dat de computer van buitenaf was `gehackt'. Ook deelde hij mee dat tijdens het onderzoek geen gegevens waren toegevoegd of gewist.

7. Verder was als bijlage bijgevoegd een brief van 9 februari 2000 van politieambtenaar CB. aan inspecteur van politie H., werkzaam bij het Bureau Interne Zaken van de Stafafdeling Korpsleiding van het regionale politiekorps Twente. Hierin deelde CB. onder meer het volgende mee:

"Op 9 november 1999 ben ik, CB. op verzoek van en samen met de heer M. en de heer V. meegegaan op huisbezoek bij mevr. B. junior, omdat (zij; N.o.) problemen met haar laptop had. Ik heb mij tijdens dit gehele bezoek zo veel mogelijk op de achtergrond gehouden, tenzij het gesprek de laptop betrof.

Tot mijn spijt moet ik u meedelen dat ik geen helder (gedetailleerd) beeld meer heb van de gebeurtenissen zoals die op de betreffende dag hebben plaatsgevonden. Wat mij van dit bezoek is bijgebleven is de enigszins gespannen sfeer van het gesprek, de vreemde gebeurtenissen met de laptop en de hoge telefoonrekening die (mede) veroorzaakt werd door veelvuldig bellen naar 09**-nummers, waar een blokkade op zou zitten. Ik kan mij niet herinneren dat door dhr. V. een direct verband is gelegd tussen het bellen van 09**-nummers, de vader van B. junior en (kinder-)porno. Tevens is het mij een aantal keer opgevallen dat als mevr. B. junior een uitleg/verklaring kreeg welke niet overeenkwam met haar ideeën dat zij dan verontwaardigd vroeg: 'dus ik zit te liegen?'

Er zijn mij voor wat betreft de bejegening geen bijzonderheden opgevallen."

8. Verder was als bijlage bijgevoegd navolgende rapportage van 7 februari 2000 van politieambtenaar V. Hierin rapporteerde V. onder meer als volgt:

"Op dinsdag 3 augustus 1999, heb ik op verzoek van het coördinatieteam A.J.Z. (Afdeling Juridische Zaken; N.o.), een informeel onderzoek ingesteld met betrekking tot een vermeende Hacker in de computer van klaagster B. junior.

Van dit onderzoek is door rapporteur een rapport opgemaakt op 23 september 1999.

Op 9 november 1999, heb ik op verzoek van de teamchef M., hem vergezeld, samen met collega CB., naar de woning van klagers, om opnieuw een onderzoek aan de computer in te stellen, omdat volgens klagers de computer nog steeds gehacked zou worden.

Door collega M. is in de woning van klagers de uitslag van het onderzoek, dat had plaatsgevonden, door een collega van de Afdeling Computer Criminaliteit te Nijmegen, meegedeeld.

Uit dit onderzoek bleek dat de computer niet was besmet of besmet was geweest van een gevreesde Hacker. Wel werd aangegeven door een medewerker van de Afdeling Computer Criminaliteit, dat mogelijk een verkeerde gebruikerswijze door gebruikster werd gehanteerd.

Klagers deden over deze rapportage lacherig en maakten allerlei opmerkingen, die kant noch wal raakten. Onder andere trokken zij de kwaliteit van voornoemde afdeling in twijfel. Wat daar allemaal gezegd is kan ik mij niet meer herinneren, omdat het van mijn kant een onderzoek was om een computer te onderzoeken die toebehoort aan een collega van mij.

Het bezoek is, voor wat betreft mijn aandeel erin, beleefd maar wel duidelijk verlopen.

Op een gegeven moment uitte (…) B. junior , dat zij in het bezit was van een rekening van de PTT m.b.t. de telefoonaansluiting, van ƒ 750,-. Ik heb haar gevraagd, om deze rekening te mogen inzien, om na te gaan, of er m.b.t. de historische gegevens op deze rekening, een afwijkend beeld viel waar te nemen. Na diverse aarzelingen pakte klager deze rekening en overhandigde deze aan mij. Na het overhandigen, zag ik, rapporteur, dat deze rekeningen al in het bezit waren van dhr. M. en dat ik deze al had bestudeerd.

Nergens had ik bij deze rekeningen een rekening van ƒ 750,- aangetroffen. Wel was mij uit het eerder door mij ingesteld onderzoek, met betrekking tot deze rekeningen, waarbij historische gegevens waren opgenomen m.b.t. de telefoonaansluiting, duidelijk geworden, dat bij deze gegevens een grote lijst van twee verschillende nummers voorkwamen, die door klager waren aangestreept met `onbekend'. Ook stond op een pagina van de historische gegevens een ander telefoonnummer, dat een aantal malen voorkwam, met de indicatie `onbekend'. Na onderzoek kwam vast te staan, dat het ene veelvoorkomende nummer het aansluitnummer van de internetprovider betrof en het andere veelvoorkomende nummer een nummer betrof van een (…) `Belspel'. Draait men dit nummer, dan wordt er b.v. geantwoord: 'Jammer u bent de zevende. Bel weer en probeer de tiende beller te worden', of woorden van gelijke strekking. Als tenaamgestelde van het derde nummer kwam een Gayline naar voren.

In dit gesprek is door mij onderstaande conclusie uitgesproken, maar niet zoals verwoord is door klagers.

Ik vond en vind dat deze conclusie gestaafd kan worden op onderzoeksgronden.

Gezien de uitslag van het onderzoek m.b.t. de computer door de Afdeling Computer Criminaliteit, dat de computer niet geïnfecteerd was en ook niet was geweest en het daarbij door mij verrichte onderzoek, is door mij aan klagers meegedeeld, dat het voor mij vaststond, dat voornoemde nummers met de telefoonaansluiting van klagers waren gebeld.

Dit had betrekking op alle op de historische lijst voorkomende telefoonnummers. Dat het telefoonnummer relaterende aan de sexlijn, door een van beide klagers er uit werd gepakt en tegen mij gezegd werd 'Zit mijn man dan achter de computer om sex te bekijken', kwam direct van hun zijde. Ik heb hierop geantwoord, dat ik niet kon vaststellen, wie gebruik maakte van de telefoonaansluiting van klagers. Ik kan u hierbij vermelden, dat ook de lijst m.b.t. de historische gegevens van de telefoonaansluiting van klagers, niet duidelijk zijn bij klagers.

Voor de duidelijkheid kan ik u meedelen, dat de historische lijst met telefoonnummers alleen nummers bevatten, die gebruikt zijn m.b.t. de telefoonaansluiting.

De voornoemde nummers m.b.t. het Belspel en Sexlijn zijn mijn inziens niet via internet bezocht, maar direct gekozen vanaf een telefoontoestel.

Bij onderzoek aan de computer, die door klager B. junior op ons verzoek in bedrijf werd gesteld, viel direct op dat er een programma geïnstalleerd was dat regelmatig contact zocht met het internet, om te kijken of er e-mail berichten aanwezig waren.

Door dit programma is misschien de lijst van telefoonnummers m.b.t. tot de internetprovider te verklaren.

Diverse malen en op een hinderlijke wijze probeerde klager, B. junior, ons telkens weer met iets anders op de computer te confronteren. Als het scherm dat zij had opgeroepen door collega CB. of door mij aan haar duidelijk werd gemaakt, riep zij overheersend en in opwinding: 'En dit dan, is dit normaal', weer een ander scherm oproepend.

Gezien haar reacties werd het mij toen duidelijk, dat de computer voor klager niet goed was opgebouwd en dat gebruikers, die niet voldoende op de hoogte zijn van deze materie, voor verrassingen konden komen te staan m.b.t. de werking van de computer.

Na mededeling dat de computer voor haar kennen en kunnen misschien te moeilijk was opgebouwd, reageerde B. junior heel fel naar rapporteur en deelde mij mee, dat zij er alle verstand van had. Ik heb vervolgens voorgesteld om de computer mee te nemen naar het bureau om de computer van software te voorzien, waar zij mogelijk geen problemen van kon verwachten.

Als laatste wil ik ingaan op de ernstige aantijging, dat ik een proces-verbaal valselijk zou hebben opgemaakt. In de eerste plaats wil ik graag weten welk proces-verbaal dit betreft en ten tweede kan ik u verklaren dat ik nog nooit in mijn gehele loopbaan bij de politie een proces-verbaal of rapport valselijk heb opgemaakt. Mijn ambtseed is mij heilig en daar doe ik het voor.

Door de klacht van klagers voel ik mij gegriefd en ernstig aangetast in mijn eergevoel."

9. Ten slotte was als bijlage bijgevoegd een rapport van 13 oktober 1999 van de heer Be., werkzaam bij het Interregionaal Bureau Computercriminaliteit Oost-Nederland, te Nijmegen. Hierin rapporteerde hij onder meer het volgende:

"Op verzoek van collega M. van de politie regio Twente heb ik, Be, inspecteur van politie, werkzaam als specialist digitale expertise bij het Interregionaal Bureau Digitale Expertise van de politie Gelderland-Zuid een technisch onderzoek ingesteld aan een personal computer (notebook), merk (…), type (…).

Deze personal computer heb ik op 12 augustus 1999 op het hoofdbureau van politie in Nijmegen in ontvangst genomen van dhr. Ha., een medewerker van het automatiseringsbedrijf GKO in Nijmegen. Dhr. Ha. had op verzoek van de eigenaresse van de notebook inmiddels een technisch onderzoek verricht. Zijn aantekeningen en technische informatie heb ik van dhr. Ha. in ontvangst genomen.

Het verzoek van collega M. was een onderzoek in te stellen aan de personal computer omdat er mogelijk sprake was van manipulaties (o.a. via het Internet) op deze personal computer en de daarop opgeslagen gegevens. Het doel van het onderzoek was vast te stellen of er eventueel sporen van strafbare feiten te vinden waren.

Op 13 augustus 1999 en 16 augustus 1999 heb ik. rapporteur, de gegevens, zoals vastgelegd op de, in de personal computer aanwezige, harddisk, op eigen gegevensdragers veiliggesteld. De gegevens op de harddisk van de onderzochte computer zijn hierbij ongewijzigd gebleven. Ik heb daarna een technisch onderzoek uitgevoerd op de veiliggestelde gegevens. Mijn technisch onderzoek richtte zich op het vaststellen van manipulaties van gegevens van deze personal computer op grond van de informatie die ik had ontvangen van collega M. en dhr. Ha.

Dit technisch onderzoek leverde geen sporen en/of bewijzen op wat zou wijzen op strafbare feiten.

Mijn bevindingen uit dit onderzoek heb ik op 17 augustus 1999 telefonisch doorgesproken met collega M. Op 19 augustus 1999 heb ik de onderzochte personal computer aan collega V. van de regio politie Twente, district Zuid, overgedragen voor teruggave aan de eigenaresse. De personal computer is overgedragen in dezelfde, ongewijzigde staat zoals deze door mij in ontvangst was genomen.

Waarvan door mij dit rapport werd opgemaakt, gesloten en getekend te Nijmegen op 13 oktober 1999."

D. REACTIE VERZOEKERS

In reactie op het standpunt van de korpsbeheerder deelden verzoekers bij brief van 7 februari 2001 onder meer mee dat hen het gevoel was bekropen dat het regionale politiekorps de zaak op de spits had gedreven om op die manier een einde te kunnen maken aan het dienstverband van hun dochter. Zij voegden daaraan toe dat de politie inmiddels in die opzet was geslaagd.

Om aan te tonen dat hun dochter wel goed overweg kan met computers, hadden verzoekers bij hun reactie kopieën gevoegd van diploma's en certificaten van door B. junior met goed gevolg doorlopen computercursussen.

E. REACTIE KORPSBEHEERDER

1. Naar aanleiding van de reactie van verzoekers zond de korpsbeheerder de Nationale ombudsman op 20 juni 2001 een briefwisseling toe tussen het regionale politiekorps Twente en verzoekers, respectievelijk hun dochter. Deze briefwisseling had betrekking op de stelling van verzoekers en hun dochter dat de politie hun en de Nationale ombudsman relevante informatie had onthouden. Ter onderbouwing van deze stelling, verwezen verzoekers en hun dochter naar een groot aantal brieven en rapporten.

2. Ook zond de korpsbeheerder een rapport van politieambtenaar V. van 23 september 1999. Hierin rapporteerde hij het volgende:

"Op dinsdag 3 augustus 1999, werd door mij, V., brigadier van politie Twente, werkzaam als senior-rechercheur bij de Afdeling Justitiële Zaken van politie Zuid Twente, op verzoek van het coördinatieteam A.J.Z., een informeel onderzoek ingesteld met betrekking tot een vermeende Hacker in de computer van een medewerkster van de Afdeling Jeugd en Zedenzaken, mevrouw B. junior.

Om als Hacker misbruik te maken van een andermans computer wordt door de gedupeerde op een of andere manier onbewust een Netbusvirus binnengehaald, waardoor een Hacker misbruik kan maken van de computer van een ander.

Mevrouw B. junior gaf aan dat er waarschijnlijk een Hacker was gezeteld in haar computer en dat zij daardoor veel hinder ondervond, met betrekking tot het gebruik van de computer. Verder gaf zij aan dat door haar opgestelde en verzonden E-mailberichten door derden verwijderd werden uit het postvak van de computer en dat de cursor een afwijkend gedrag vertoonde. Ook de muis zou niet naar behoren reageren.

Verder gaf mevrouw B. junior aan dat de Hacker via haar computer gebruik maakte van haar telefoonaansluiting. Door het oneigenlijke gebruik van haar telefoonaansluiting, vertoonde de nota van de PTT een onevenredig hoog bedrag ten opzichte van het rechtmatige gebruik van deze telefoonaansluiting.

Naar aanleiding van het vorenstaande heb ik op het Internet naar mogelijke informatie gezocht m.b.t. Hackers.

Onder het trefwoord 'NETBUS' werd door mij informatie gevonden m.b.t. het 'TROJAN HORSE'. dat bekend staat als het Hackervirus.

Ook werd een artikel gelezen in het Algemeen Politie Blad, onder het motto 'Veilig op het Internet', waarin werd beschreven hoe een Hacker de macht over een computer kan overnemen, nadat een onschuldig lijkend E-mailtje wordt geopend.

Verder werd in dat artikel gesproken over het signaleren en verwijderen van een eventueel aanwezig Netbusvirus.

In de woning van mevrouw B. junior is door rapporteur een onderzoek in de computer verricht. Na het scannen op virussen bleek de computer vrij te zijn van virussen, die de virusscanner kon opsporen. Ook na andere methoden van onderzoek bleek niet dat de computer besmet was van een Netbusvirus.

Vervolgens is de computers gescand op de aanwezigheid van SYSÊDIT.EXE, PATCH.EXE, FUNNY.EXE en een bijbehorend KEYHOOK.DLL. welke kunnen voorkomen bij een geïnfecteerde computer, aldus het artikel van het Politieblad. Met uitzondering van de KEYHOOK.DLL kwamen voornoemden niet voor. Mevrouw B. junior deelde rapporteur mee, dat zij in de nachtelijke uren de computer ook had gescand en dat door haar één van voornoemde EXE's was aangetroffen en door haar was verwijderd.

Na deze mededeling en de verkregen informatie, dat de KEYHOOK.DLL een bijbehorend bestand was bij een Netbusvirus als voornoemd, bestond de mogelijkheid, dat de computer besmet was met een virus.

Aan mevrouw B. junior is meegedeeld, dat ik de zaak verder wilde bespreken met de coördinatie van de recherche, waaruit moest blijken wat een eventueel vervolg zou kunnen zijn.

Door mevrouw B. junior werd aan rapporteur ongeveer 85 pagina's overhandigd met afdrukken van gegevens over actieve verbindingen, betrekking hebbende op haar computer. Verder heb ik haar meegedeeld, dat niet eerder dan na het vaststellen van een daadwerkelijk virus, door mij een aangifte zou worden opgenomen. Na rapportage aan een medewerker van het coördinatieteam, dhr. M., is besloten om de computer aan te bieden bij het Regionale bureau Computercriminaliteit, gevestigd in het bureau van politie te Nijmegen, om definitief vast te stellen of de computer besmet was.

Na onderzoek door de medewerker, dhr. Be. van de Afdeling Computercriminaliteit te Nijmegen is door rapporteur de computer opgehaald van genoemde locatie te Nijmegen.

Dhr. Be. deelde mij mee, dat er in de computer van mevrouw B. junior geen enkele aanwijzing aanwezig was die kon duiden op een Hacker, of een ander bekend voorkomend virus. Dhr. Be. achtte het niet onwaarschijnlijk, dat de computer misschien verkeerd gebruikt werd door gebruikster. Ook de aan hem aangeboden bladen met afdrukken van actieve verbindingen vertoonden volgens dhr. Be. geen afwijkend patroon."

F. VERKLARINGEN BETROKKEN AMBTENAREN

1. Op 13 februari 2002 verklaarde politieambtenaar M. telefonisch tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman het volgende:

"Ik kan mij de situatie waarover u wenst te spreken nog herinneren, hoewel het voorval al weer geruime tijd achter ons ligt.

Hoewel eerdere onderzoeken aan de laptop van mevrouw B. junior geen virussen of andere bijzonderheden hadden aangetoond, bleef zij problemen ondervinden bij het werken met haar computer. Daarom ben ik in november 1999 bij haar thuis op bezoek geweest. Ik werd vergezeld door twee collega's met bijzonder veel ervaring en deskundigheid op computergebied.

Mevrouw B. junior is op ons verzoek aan de slag gegaan met haar computer, zodat wij, dat wil vooral zeggen mijn twee collega's, konden zien welke problemen zij nu eigenlijk precies ondervond.

Het staat mij nog goed bij dat de opstelling van moeder B. en dochter B. junior weinig positief was. Veel van onze opmerkingen werden met gegniffel en met enige spot ontvangen. Over het algemeen hadden mijn collega's voor ieder door mevrouw B. aangegeven probleem een plausibele verklaring. Maar zij reageerde dan steeds weer met het aandragen van een nieuw probleem. Zij zei dan iets als: `En dit dan, is dit ook normaal?'

Collega V. heeft op een gegeven moment de uitdraai van de met de telefoon gekozen nummers ter sprake gebracht. Hij heeft daarbij inderdaad gewezen op een aantal veelvuldig voorkomende nummers van een telefoonspelletje en van een Gay-lijn. Hij heeft toen echter op geen enkele wijze gesuggereerd dat deze nummers door de heer B. zouden zijn gebeld.

Uiteindelijk heb ik het voorstel gedaan om de computer nog eens een keer mee te nemen voor het verrichten van een onderzoek. Mevrouw B. junior ging daarmee akkoord.

Volgens mij is de computer toen echter toch niet meegenomen omdat mijn collega's bij nader inzien op korte termijn geen tijd hadden voor een nieuw onderzoek. Het kan ook zijn dat de computer wel is meegenomen maar om genoemde reden nog dezelfde dag is teruggebracht.

Er was duidelijk sprake van een meningsverschil, maar er is absoluut niet geschreeuwd. Er was geen sprake van ruzie. Ik had dan ook geen enkele reden om in te grijpen op een wijze als door mevrouw B. is aangegeven.

Het afscheid verliep volstrekt normaal. We hebben handen geschud en we zijn samen weg gegaan. Het is volstrekt niet zo dat collega V., eerder dan wij, de woning boos heeft verlaten."

2. Op 13 februari 2002 verklaarde politieambtenaar V. telefonisch tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman het volgende:

"In aanvulling op hetgeen ik in deze zaak eerder al schriftelijk heb verklaard, verklaar ik het volgende.

Een collega, mevrouw B. junior, ondervond problemen bij het werken met haar computer. Zij stelde dat er virussen in haar computer waren terechtgekomen en dat haar computer regelmatig werd gehackt.

Omdat ik veel verstand heb van computers en computerprocessen, is mij toen gevraagd een en ander te willen bekijken. Diverse onderzoeken aan de computer, ook door de afdeling computercriminaliteit te Nijmegen, leverden niets op, dat wil zeggen er werden geen virussen aangetroffen.

Omdat de collega volhield problemen te ondervinden bij het werken met haar computer, een laptop, ben ik op een gegeven moment naar haar woning toe gegaan. Ik was toen samen met twee collega's, de heren M. en CB. De bedoeling van het bezoek was dat wij zelf zouden kunnen waarnemen welke problemen mevrouw B. junior ondervond bij het werken met haar computer.

Tijdens ons bezoek was ook de moeder van mevrouw B. junior aanwezig.

Ik herinner mij dat veel van de door mevrouw B. junior getoonde 'problemen' verklaarbaar en oplosbaar waren. Ik herinner mij ook dat de beide dames dan steeds nogal negatief en cynisch reageerden. Ik was ervan overtuigd, en dat heb ik ook gezegd, dat de computer onlogisch en onnodig ingewikkeld was opgebouwd en dat de door mevrouw B. junior ondervonden moeilijkheden daaruit voortvloeiden. De beide dames stonden hier echter niet bijzonder voor open. Toch is er absoluut geen sprake geweest van ruzie. We hadden een meningsverschil, waarbij ik mijn standpunt duidelijk heb geformuleerd, maar daar bleef het bij. Er is door geen van de aanwezigen geschreeuwd of anderszins incorrect opgetreden.

Ik heb de telefoonlijst aan de orde gesteld en opgemerkt dat enkele telefoonnummers vaak waren gebeld. Het betrof nummers van een telefoonspelletje en van een Gay-lijn.

Ik heb het bij die opmerking gelaten en op geen enkele wijze de koppeling gelegd naar de heer B., of enige andere persoon. Het was mevrouw B. die haar man ter sprake bracht. Dat deed zij door mij te vragen of ik soms wilde suggereren dat haar man die nummers had gebeld.

Ik heb haar daarop gezegd dat ik niets wilde suggereren, en dat ik uitsluitend had gewezen op het op het veel op de lijst voorkomen van bepaalde telefoonnummers.

Ik wil nogmaals benadrukken dat geen sprake is geweest van ruzie. Wel was sprake van een meningsverschil tussen collega's (en mevrouw B.), maar een en ander is absoluut binnen de perken gebleven. Het is ook niet zo dat ik op een gegeven moment boos uit het gesprek ben weggelopen.

Ik wil nog opmerken dat ik volslagen perplex was toen ik een tijd later vernam dat de dames B. en B. junior naar aanleiding van ons bezoek een klacht hadden ingediend."

Instantie: Regiopolitie Twente

Klacht:

Manier waarop politieambtenaar verzoekers heeft bejegend: gesuggereerd dat verzoekers veelvuldig (seks)telefoonlijnen en TV-spelletjes bellen en porno-sites bezoeken; tegen hen heeft geschreeuwd en dochter belasterd; opzettelijk verkeerde informatie vastgelegd in het proces-verbaal en chef heeft ondergeschikte niet gecorrigeerd .

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Beheerder regiopolitie Twente

Klacht:

Klacht over manier waarop politieambtenaren verzoekers hebben bejegend ongegrond verklaard.

Oordeel:

Niet gegrond