1998/531

Rapport
Op 14 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer C. te Almere, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Flevoland. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland (de burgemeester van Lelystad), werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:         Verzoeker klaagt erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Flevoland op 13 juni 1997 zijn woning zijn binnengetreden zonder dat hij daarvoor toestemming had gegeven.          Daarnaast klaagt verzoeker erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Flevoland hem geen uitleg heeft gegeven over het binnentreden, toen verzoeker hem/haar daar op 15 juni 1997 op het politiebureau om vroeg.          Voorts klaagt verzoeker erover dat de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland zijn klacht van 20 juni 1997 over het binnentreden, niet binnen de daarvoor gestelde termijn van tien weken heeft afgehandeld. ACHTERGROND Zie de BIJLAGE

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd de betrokken ambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Zij maakten van deze gelegenheid geen gebruik. In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Zwolle over de klacht ge nformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier van justitie maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Tevens werd de korpsbeheerder een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:. De feiten1. Op vrijdag 13 juni 1997 plaatste een medewerker van Firma B., in opdracht van Woningbouwvereniging A., een c.v-ketel in verzoekers huis. De medewerker constateerde dat de gasmeter en gasleiding niet correct waren aangesloten.2. In een proces-verbaal van aangifte door de benadeelde, de NV Gamog, opgemaakt door politieambtenaar D. van de politie Flevoland op 14 juni 1997, staat onder meer het volgende vermeld:"Op vrijdag, 13 juni 1997 te 17.00 uur, hoorde ik, verbalisant, in perceel K. te A. (verzoekers woning; N.o.) een persoon, die mij opgaf te zijn:Naam : J. (...) Hij deed aangifte ter zake overige (eenvoudige diefstal namens de benadeelde (...) NV Gamog (...) en verklaarde het volgende:(...) Ik ben werkzaam bij de Gamog te Lelystad. Ik doe hierbij aangifte van diefstal van gas. De bewoner van K. heeft de gasleiding zo verplaatst dat ze gas wegnemen zonder dat dit wordt waargenomen door de gebruikelijke gasmeter."3. In een proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 1997, opgesteld door de ambtenaren van de politie Flevoland, Bk. en D., staat onder meer het volgende vermeld:"Op vrijdag 13 juni 1997, omstreeks 16.30 uur, bevonden wij ons voor perceel K. te Almere. Daar werden wij aangesproken door een man genaamd J., werknemer van het nutsbedrijf de firma Gamog te Lelystad. Deze deelde ons mede, dat in de woning aan de K. te A. illegaal gas werd afgenomen. De man wilde dit in de woning vaststellen, doch de bewoner was niet thuis.

Blijkens informatie uit het bedrijfsprocessen-systeem van de regiopolitie Flevoland, district A. was op voornoemd adres woonachtig een man genaamd: C. Op aanbellen en aankloppen aan de deur bij de K. te A. werd niet gereageerd. De deur werd niet geopend en wij vermoedden, dat er niemand in de woning aanwezig was. Hierop hebben wij ons de toegang tot de woning verschaft. Wij waren hierbij voorzien van een schriftelijke Machtiging tot binnentreden in een woning, afgegeven door de hulpofficier van justitie, de inspecteur van politie B. De deur van de woning werd verbroken middels een medewerker van de firma H. (...). Deze verwijderde het slot van de toegangsdeur. Op vrijdag 13 juni 1997 omstreeks 17.50 uur betraden wij tegen de wil van de bewoner de woning aan de K. te A. In de woning werd door ons niemand aangetroffen. Bij onderzoek van de medewerker van het Nutsbedrijf de firma Gamog uit Lelystad bleek, dat de beide uiteinden van de gasleiding in de meterkast van de woning middels een slang en slangklemmen met elkaar verbonden waren. Er bevond zich geen gasmeter ten behoeve van het opnemen van de gebruikte hoeveelheid gas in de leiding. Wij constateerden, dat de bewoner op niet legale wijze gas verbruikte dan wel afnam van het nutsbedrijf Gamog. De bewoner nam enig goed weg, dat geheel niet z'n eigendom was. Door de medewerker van het nutsbedrijf (...) werd vervolgens de slang tussen de uiteinden verwijderd en tevens werd een drukregelaar gedemonteerd. Hierna werden de beide uiteinden afgedicht. Op vrijdag 13 juni 1997, te 18.30 uur hebben wij de woning weer verlaten, nadat de medewerker van de firma H. een nieuw slot in de toegangsdeur had gemonteerd."4. In een mutatierapport dat ter zake van het gebeuren op 13 juni 1997 op 15 juli 1997 is opgemaakt door ambtenaar Bk. van de politie Flevoland, staat onder meer het volgende vermeld:"Op verzoek van medewerker van de Gamog ter plaatse gegaan. Bewoner, C. (verzoeker; N.o.) zou illegaal gas afnemen. Met machtiging en H. naar binnen gegaan. C. bleek niet thuis. In de meterkast was de gasmeter reeds verwijderd door de Gamog. Nu echter waren de leidingen middels een slang met elkaar verbonden. Hierdoor betrok C. daadwerkelijk gas van de Gamog.

De monteur, aangever, heeft de drukregelaar verwijderd, waardoor geen gas meer betrokken kon worden. Door H. is een nieuw slot in de toegangsdeur gezet. De sleutels liggen in het bakje op de balie van de wcdt. Daarbij zit ook een bon van H. Bij ophalen sleutel svp mededelen, dat men een rekening van H. gaat krijgen. Pvb zal worden opgemaakt."5. In de machtiging tot binnentreden, ondertekend door de hulpofficier van justitie B. van de politie Flevoland op 13 juni 1997, staat onder meer het volgende vermeld:"De hulpofficier van justitie (...) B. geeft, gelet op de artikelen 53 en 55 lid 2 Wetboek van Strafvordering (...); machtiging aan:verbalisanten (...) Bk. (...) en de hem vergezellende persoon D. voor de aanhouding van C. (verzoeker; N.o.) (...) zonder toestemming van de bewoner binnen te treden, in de woning gelegen aan de K. te A. (...) Deze machtiging is van kracht op de dag waarop zij is afgegeven tot:3 dagen na dagtekening."6. In de nacht van 14 op 15 juni 1997 constateerde verzoeker bij thuiskomst, dat het slot van zijn deur vermoedelijk was vervangen. Daarop ging verzoeker naar het politiebureau in Almere –stad. Daar informeerde hij bij politieambtenaar N. naar het binnentreden.7. In een proces-verbaal van verhoor van verzoeker van 15 januari 1998, opgemaakt door ambtenaar M. van de politie Flevoland, staat onder meer het volgende vermeld:"Ik heb een zakelijk verschil met de NV Gamog, zij hebben mij ongeveer een jaar voor deze aangifte afgesloten van het gasleidingnet, in verband met achterstallige betalingen. Men heeft mijn woning betreden en wederrechtelijk mijn gasmeter weggehaald. Ik heb hiertegen bezwaar gemaakt bij de NV Gamog. Enkele maanden voor de aangifte, kreeg ik bericht van mijn huisbaas, de Woningbouw Vereniging A., dat er een nieuwe CV ketel bij mij geplaatst zou worden. Aangezien ik was afgesloten van het gas heb ik zelf een verbinding tot stand gebracht waardoor er wederom gastoevoer mogelijk was. De reden waarom ik dit heb gedaan, is dat als er geen gas was, er ook geen installatie van een CV ketel mogelijk zou zijn. Ik heb een uiteinde van een rubberslang bevestigd aan de toevoerleiding van het gas en het andere uiteinde aan de afvoerleiding, ik heb hiertoe een schroefdop verwijderd, dat was niet verzegeld.

Er werd toen een nieuwe CV ketel ge nstalleerd in de ochtenduren van 13 juni 1997. Ik heb na de installatie de woning verlaten. Toen ik 3 dagen later bij mijn woning terugkwam, op zondag, was er een ander slot in de voordeur geplaatst. Ik ontken wederrechtelijk gas te hebben weggenomen van dit bedrijf, ik heb alleen die verbinding tot stand gebracht om de installatie van de ketel mogelijk te maken."8. Verzoeker diende per brief van 20 juni 1997 een klacht in bij de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland.9. Per brief van 5 oktober 1997 verzocht verzoeker de korpsbeheerder te reageren op zijn brief van 20 juni 1997. Daarop deelde een medewerkster van de korpsbeheerder in een brief van 7 oktober 1997 aan verzoeker onder meer mee dat het onderzoek naar de klacht van verzoeker nog niet was afgerond en dat evenmin een precieze datum van afronding ervan kon worden genoemd.10. Op 12 oktober 1997 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman.11. Op 22 juli 1998 werd de zaak geseponeerd wegens te verwachten niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.. Het standpunt van verzoeker 1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder

Klacht

.2. In zijn verzoekschrift van 12 oktober 1997 deelde verzoeker onder meer nog het volgende mee:"Vanaf dat moment (1 april 1993; N.o.) tot op heden (12 oktober 1997; N.o.) ben ik afgesloten geweest van gasleverantie. (...) Van de woningbouwvereniging ontving ik enige tijd geleden een bericht dat de bestaande CVinstallatie zou worden vervangen in de week van 9 juni 1997. Gezien het voorgaande heb ik enige dagen hiervoor zelf eigenmachtig de gasleverantie hersteld om deze installatie mogelijk te maken. (...) Op 13 juni 1997 wordt door de installateur gekonstateerd dat de gasmeter en aansluiting niet korrekt zijn. Direkt nadat de installateur gereed is met zijn werkzaamheden (ca. 12.00 uur) vertrek ik gehaast naar elders. Ik heb geen tijd meer om de gasaansluiting weer ongedaan te maken, hetgeen wel de bedoeling was geweest.(...)

Kennelijk heeft de installateur (van Firma B. die de c.v. ketel bij verzoeker thuis heeft ge nstalleerd; N.o.) de ongewenste aansluiting gemeld aan de GAMOG welke op zijn beurt zich tot de politie heeft gewend met een aangifte en verzoek om binnentreding om dit ongedaan te maken." C. Het standpunt van de korpsbeheerder 1. In zijn brief van 14 januari 1998 deelde de korpsbeheerder als zijn reactie op het standpunt van verzoeker onder meer het volgende mee:"1. Binnentreden zonder dat daarvoor toestemming was gegeven Klager (verzoeker; N.o.) werd ervan verdacht illegaal gas af te nemen. Bij de politie was aangifte gedaan van diefstal van gas. In het kader van het strafrechtelijk onderzoek is vervolgens binnengetreden ter aanhouding van klager. Voordat tot binnentreding werd overgaan is aangebeld. Op het aanbellen werd niet opengedaan. Vergezeld van een schriftelijke machtiging tot binnentreden werd de woning betreden. Hierbij werd de hulp ingeroepen van een professionele sleutelmaker, dit om de schade tot een minimum te bespreken. In de woning bevond zich een niet toegestane constructie voor het afnemen van gas. Mijns inziens was de binnentreding rechtmatig en was het vooraf toestemming vragen aan klager niet nodig. Ik acht dit onderdeel ongegrond. (...)2. Geen uitleg over het binnentredenKlager heeft zijn nieuwe huissleutel aan het bureau opgehaald. Daar is hij wel degelijk ge nformeerd over de wijze en de reden van binnentreding. Aan klager is verder meegedeeld dat de kosten voor een nieuw slot door klager zelf dienen te worden betaald aangezien het hier ging om een rechtmatig politieoptreden. Ik acht dit onderdeel van de klacht ongegrond.3. Klacht niet binnen 10 weken afgehandeldDe klacht is ontvangen op 24 juni 1997. De procedure op grond van de klachtenregeling is thans nog niet afgerond. Het is derhalve juist dat de termijn van de klachtenregeling overschreden is. Dit onderdeel van de klacht acht ik gegrond."2. De korpsbeheerder voegde bij zijn brief van 14 januari 1998 een rapport van 11 december 1997 van inspecteur van politie L. van de politie Flevoland. Deze deelde daarin onder meer het volgende mee:

"Bij de politie Flevoland (...) was door J., werknemer bij de firma GAMOG te Lelystad, namens laatst genoemde aangifte gedaan van diefstal van gas door de bewoner van perceel K. J. verklaarde dat de bewoner van perceel K. illegaal gas afnam. Hem was bekend dat er in eerder genoemd perceel geen gasmeter was geplaatst. De gasmeter was in 1993 uit de woning gehaald. Door een installateur die namens de woningbouw de cv installatie op 13 juni 1997 kwam controleren was die dag melding gemaakt dat er vanuit eerder genoemd perceel illegaal gas werd afgenomen. Van onze komst is aanklager geen bericht verzonden. Het betrof hier ontdekking van een strafbaar feit op heterdaad. Voordat de woning werd betreden is er eerst aangebeld. De collega's constateerden dat er mogelijk niemand thuis was. Hierop werd de woning door bovengenoemde collega's, ter aanhouding van een mogelijke verdachte en vergezeld van een schriftelijke machtiging tot binnentreden in de woning, afgegeven door de hulpofficier van justitie, de inspecteur B., betreden. Om de toegangsdeur van de woning te openen, werd een beroep gedaan op een professionele sleutelmaker van de firma H., dit om de eventuele schade tot een minimum te beperken. In de woning werd niemand aangetroffen. Bij onderzoek door J. van de firma GAMOG, uitgevoerd in het bijzijn van genoemde collega's, bleek dat de beide uiteinden van de gasleiding in de meterkast van de woning middels een slang en slangklemmen met elkaar verbonden waren. Er bevond zich tussen beide slangen geen gasmeter ten behoeve van het meten van de verbruikte hoeveelheid gas. De aangetroffen constructie was derhalve niet conform de voorschriften en voldeed niet aan de gestelde veiligheidseisen. De constructie was kennelijk door de bewoner aangebracht. Door Bk. en D. werd geconstateerd dat de bewoner op illegale wijze gas verbruikte ten nadele van eerder genoemd nutsbedrijf. Door de medewerker van de firma Gamog werd vervolgens de slang tussen de beide uiteinden verwijderd en tevens werd een drukregelaar gedemonteerd. Hierna werden de beide uiteinden afgedicht. Op vrijdag 13 juni 1997, te 18.30 uur werd de woning door eerder genoemde Bk. en D. verlaten en de toegangsdeur middels het plaatsen van een nieuw slot afgesloten. De sleutels werden voorzien van een label en op de gebruikelijke wijze bewaard in een daar-

voor bestemde bak in de wachtcommandantenruimte aan het politiebureau Almere-stad, ten behoeve van klager. Op de toegangsdeur van klager is geen bericht aangebracht waarin werd aangegeven dat er een nieuw slot was geplaatst en dat de sleutels konden worden opgehaald in het politiebureau Almere-stad. Het achterlaten van een bericht was best mogelijk geweest. Aanklager is geen proces-verbaal van binnentreden van de woning tegen de wil van bewoner uitgereikt cq gestuurd. Dit is door eerder genoemde collega's vergeten. Dit politieoptreden is dan ook onjuist geweest. (...) Naar mijn oordeel waren de ambtenaren bevoegd en was de wijze van binnentreden rechtmatig en proportioneel. Het betrof een rechtmatig optreden."3. De korpsbeheerder voegde bij zijn brief van 14 januari 1998 tevens een rapport van 12 december 1997 van inspecteur N. van de politie Flevoland. Deze deelde daarin onder meer het volgende mee:"In de nacht van zaterdag 14 op zondag 15 juni 1997, deed ik dienst als wachtcommandant. In die nacht vervoegde zich een man aan het bureau en verzocht om informatie. Door mij werd de man, die zich kenbaar maakte als zijnde C. (verzoeker; N.o.), wonende K., te woord gestaan. Hij deelde mij mede dat hij bij thuiskomst niet zijn eigen woning kon betrekken vermoedelijk omdat er een ander slot in de deur was gedaan. Hij had eerder, zo deelde hij mij mede, telefonisch contact gehad met de politie die hem had medegedeeld dat de sleutels van zijn woning aan het bureau van politie in Almere-stad waren. Daar ik op de hoogte was van het feit dat eerder tegen C., aangifte was gedaan door de Gamog betreffende het illegaal aftappen van gas en dat in zijn woning was binnengetreden ter aanhouding van C., kon ik hem van de juiste informatie voorzien. Ik deelde de man, mede aan de hand van de door hem aan mij gestelde de vragen, het volgende mee:Dat er tegen de man (C.) aangifte was gedaan door de Gamog betreffende het door mij bovengenoemde feit en dat hij zich schuldig had gemaakt aan een misdrijf. Dat er door de politie in zijn woning was binnengetreden ter aanhouding van hem, als zijnde verdachte van een strafbaar feit. Dit in het bijzijn van een man van de Gamog.

Dat zijn deur was geforceerd daar er kennelijk op aanbellen niet werd opengedaan. Dat de politie gerechtigd was binnen te treden tegen de wil van de bewoner, daar zij waren voorzien van een schriftelijke machtiging afgegeven door een hulpofficier van justitie. Dat de kosten voor wat betreft het repareren van de deur aan hem zouden worden gedeclareerd. Dat hij te zijner tijd een uitnodiging zou krijgen van de politie Almere om aan het bureau van politie te verschijnen om een verklaring af te leggen. De man deelde mij mede dat hij het niet eens was met de gang van zaken en verliet hierop het bureau. Het gestelde (...) dat hij geen nadere informatie had verkregen is pertinent niet waar."4. Voorts voegde de korpsbeheerder bij zijn brief van 14 januari 1998 een mutatierapport van 15 juli 1997 (zie hiervoor, De feiten, onder A.4.).. De reactie van verzoeker 1. In zijn brief van 12 februari 1998 deelde verzoeker als reactie op het standpunt van de korpsbeheerder het volgende mee:"Aangifte:De aangifte is eerst een dag later, zat. 14-6-97, zelfstandig door de politie opgemaakt. Een dag nadat de Machtiging tot Binnentreding was verstrekt. (...) De aangever is zeer waarschijnlijk niet eens aanwezig geweest bij de vastlegging van de aangifte. De aangever, GAMOG medewerker J., heeft zelf niet kunnen getuigen omdat hij zelf niets heeft kunnen konstateren. Hij heeft zijn informatie van horen zeggen van een derde, tw. de installatie-monteur. Deze installatie-monteur is echter zelf niet bij de aangifte betrokken geweest. De aangever is niet op het bureau doch eerst op de plaats van de aktie gehoord, (...), vrijdag 13-6-97 te 17.00 uur. Toen was echter reeds vooraf een Machtiging tot Binnentreding verstrekt. (...) Machtiging tot Binnentreding Deze is bij voorbaat verstrekt. Voordat er een aangifte bestond.

Voordat aangever zich in persoon tot de politie had gewend. Er is waarschijnlijk alleen telefonisch contact geweest. De Machtiging Binnentreding is verstrekt op basis van informatie van iemand die zelf niets heeft gekonstateerd maar zijn informatie van een derde heeft gehoord. Is deze Machtiging niet voorbarig verstrekt? (...) Proces Verbaal bevindingen:Voor het eerst ontmoet de politie de aangever J. ter plaatse van de aktie, vrijdag 13-6-97, 16.30 uur, (...) De Machtiging Binnentreding is dan echter reeds eerder verstrekt. Er wordt bevestigd dat de aangever veronderstellingen "in de woning wilde vaststellen". De aktie duurde in totaal 2 uur, van 16.30 uur tot 18.30, voor werkzaamheden welke hoogstens 30 minuten in beslag nemen, openen voordeur en verbreken gasaansluiting. Er wordt gesteld dat men gasafname heeft geconstateerd. Men heeft echter uitsluitend een gasaansluiting geconstateerd. Van afname is niet gebleken. (...) Mutatie rapport:Hierin wordt bevestigd dat men gehandeld heeft op basis van "een onderzoek van een Gamog-medewerker", en niet op basis van een gegronde aangifte vooraf. Er wordt bevestigd dat de Machtiging Binnentreding bij voorbaat is verstrekt. Er wordt gesteld dat er gasafname is geconstateerd, terwijl men uitsluitend een gasaansluiting heeft vastgesteld. Rapport L. 11-12-97 Dit rapport geeft een onjuiste weergave van zaken. Er wordt gesteld dat door GAMOG medewerker J. eerst aangifte is gedaan. Dit is niet juist omdat de aangifte eerst achteraf is gedaan en vastgelegd. Ook hier is weer sprake van gasverbruik terwijl uitsluitend een aansluiting is gekonstateerd en geen verbruik. (...) Rapport N., 12-12-97:De in het rapport gestelde mededelingen zijn niet juist. Ik verwijs naar hetgeen ik eerder heb vermeld en naar de aantekeningen op de bijgaande kopie van dit rapport. (...) De installatie-monteur welke als enige getuige is geweest van de aansluiting is niet gehoord of betrokken geweest bij de aangifte. De aangever kan niet worden aangemerkt als persoonlijke getuige.

De indruk bestaat dat e.e.a. eerst achteraf geproduceerd is om een bij voorbaat onrechtmatig optreden alsnog te rechtvaardigen. Indien ik niet zoveel haast had om de woning te verlaten wegens een afspraak elders, dan was de aansluiting reeds ongedaan gemaakt op het moment dat de politie binnentrad."2. Verzoeker voegde bij zijn brief kopie n van een aantal bijlagen bij de reactie van de korpsbeheerder. Hierop had verzoeker onder meer de volgende opmerkingen geplaatst:"Het enige wat na nadrukkelijk aandringen is meegedeeld is de volgende (te) summiere, minimale informatie:- er is rechtmatig binnengetreden, verder geen uitleg. - er is aangifte gedaan van een misdrijf. Niet door wie of waarom. - er zal later nog een verhoor volgen. Verder geen medelingen of overhandiging van documenten. (...) Voor het eerst melding van een derde welke e.e.a. zelf gekonstateerd zou hebben. Komt echter niet voor in de aangifte. Aangever J. heeft zelf niets gekonstateerd. (...) Geen verbruik (van gas; N.o.), alleen aansluiting. (...) Kennelijk voor het eerst ontmoeting in persoon. Hiervoor g n aangifte. V r binnentreden niet gekonstateerd (dat in de woning aan de K. illegaal gas werd afgenomen; N.o.). (...) Voortijdig verstrekt (de machtiging tot binnentreden; N.o.) (...) Aangifte niet aan bureau, maar n machtiging binnentreden en n uitrukken naar perceel (...) Geen getuige (de aangever; N.o.), heeft zelf niets waargenomen, maar e.e.a. van horen zeggen van een derde.". Aanvullende informatie van de korpsbeheerder1. Per brief van 5 maart 1998 verstuurde de korpsbeheerder zijn eindoordeel van 24 februari 1998 en het advies van de klachtencommissie van 19 februari 1998, over de klacht die verzoeker bij de politie Flevoland had ingediend.2. In zijn eindoordeel deelde de korpsbeheerder overeenkomstig het advies van de klachtencommissie onder meer het volgende mee:"Ik constateer dat na de binnentreding geen bericht dan wel een afschrift van de machtiging tot binnentreding is achtergelaten voor u. Evenmin is voldaan aan de formele plicht binnen vier

dagen na de binnentreding een verslag van binnentreding aan u toe te zenden. Ik meen dat hiermee onjuist is gehandeld. Het spreekt voor zich dat u niet v r de binnentreding in kennis bent gesteld van het op handen zijnde politieoptreden. Dit had immers het belang van het strafrechtelijk onderzoek kunnen schaden. Ik merk hierbij op dat het niet opmaken en niet toezenden van een verslag van binnentreding de binnentreding op zichzelf niet onrechtmatig behoeft te maken. Wel is ten opzichte van u onbehoorlijk gehandeld. Ik acht dit onderdeel (onvoldoende uitleg verschaffen over het binnentreden; N.o.) dan ook gegrond. (...) Ik heb vastgesteld dat u meent dat er onvoldoende gronden aanwezig zijn om het politieoptreden te rechtvaardigen. Bij de politie Almere was door het desbetreffende nutsbedrijf aangifte gedaan van diefstal van gas. De feiten en omstandigheden waren zodanig dat tegen u een redelijk vermoeden van schuld ontstond. In het kader van het strafrechtelijk onderzoek heeft vervolgens de binnentreding plaatsgevonden. Daarbij bleek dat in uw woning een constructie was aangebracht voor het illegaal afnemen van gas. Ik meen op grond hiervan dat er voldoende gronden waren het politieoptreden te rechtvaardigen en acht dit onderdeel dan ook ongegrond.". Aanvullende informatie van verzoeker In zijn brief van 5 maart 1998 stuurde verzoeker de Nationale ombudsman eveneens de hiervoor onder E. genoemde stukken. Hij deelde mee dat hij niets aan zijn eerder gedane op- en aanmerkingen had toe te voegen.. Aanvullende informatie van de korpsbeheerder In zijn brief van 20 mei 1998 deelde de korpsbeheerder in reactie op een aantal vragen dat de Nationale ombudsman hem in zijn brief van 10 maart 1998 had gesteld, mee dat de tijdstippen in het proces-verbaal van bevindingen van 13 juni 1997 de juiste waren: om 16.30 uur bevonden betrokken politieambtenaren zich voor de woning, om 17.00 uur heeft de medewerker van de Gamog voor de woning aangifte gedaan, om 17.50 uur werd binnengetreden en om 18.30 uur is de woning verlaten. Voorts voegde de korpsbeheerder bij zijn brief, op verzoek van de Nationale ombudsman, de kopie n van de originele processen-verbaal. Daarbij bevond zich ook een kopie van een proces-verbaal van verhoor van 15 januari 1998 van verzoeker (zie hiervoor De feiten, onder A.7.).

H. Verklaring heer J. Op 24 september 1998 verklaarde de heer J., medewerker van de NV Gamog te Lelystad, telefonisch tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman, het volgende:"Op 12 juni 1997 (13 juni 1997; N.o.) kreeg ik rond 16.30 uur een melding van een medewerker van een c.v. -ketelschoonmaak- en installatiebedrijf. Deze medewerker vertelde mij dat hij die ochtend had gezien dat op het adres van de heer C. door middel van een ge mproviseerde constructie onrechtmatig gas werd afgenomen. Ik kan me niet meer herinneren of hij mij heeft verteld dat hij ook een waakvlam heeft waargenomen of op welke wijze hij anderszins daadwerkelijk gasverbruik had geconstateerd. Omdat hij echter de ketel had schoongemaakt of ge nstalleerd, was het voor mij duidelijk dat hij het een en ander juist had waargenomen. Overigens worden c.v.- ketels meestal alleen geplaatst als deze ook kunnen worden getest, waarvoor gastoevoer nodig is. Indien er geen gastoevoer mogelijk is, wordt de plaatsing van een ketel meestal uitgesteld tot het moment dat de toevoer is hersteld. Na de melding ben ik vrijwel direct naar het betreffende adres gegaan, omdat een ge mproviseerde constructie voor het afnemen van gas natuurlijk levensgevaarlijk kan zijn, zeker in een flatgebouw. Ik heb diverse keren bij het betreffende adres aangebeld, maar niemand deed open. Daarop heb ik met mijn mobiele telefoon de politie gebeld. Ik heb de politie meegedeeld dat op het adres van de heer C. illegaal gas werd afgenomen. Ik heb mijn melding in deze bewoordingen gedaan. De politie heeft mij daarop verzocht aangifte te doen en is vervolgens ter plaatse gekomen. Na de aangifte te hebben gedaan, zijn we binnengetreden en heb ik de constructie ongedaan gemaakt. Dit hield in dat ik de slangverbinding tussen twee gaspijpuiteinden ongedaan heb gemaakt, de toppen heb afgedicht met doppen en deze heb verzegeld. Tevens heb ik de drukregelaar verwijderd. Overigens stond de gaskraan open. Dit betekent niet dat er noodzakelijkerwijs gas werd gebruikt, omdat daarvoor een lichte ontsteking nodig kan zijn. Of de waakvlam heeft gebrand weet ik niet. In elk geval kon er zonder moeite gas worden gebruikt. Ik heb zelf geen waakvlam of anderszins waargenomen. De politie stond in de gang bij de ketel.". Verklaring politieambtenaar B. Op 8 oktober 1998 verklaarde politieambtenaar B. telefonisch tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman het volgende:

"Naar aanleiding van uw vraag hoe wij constateerden dat er illegaal gas werd verbruikt, deel ik u mee dat ik zelf geen verstand heb van gasaansluitingen. De heer van de Gamog, die ons vergezelde, legde ons echter uit dat de gasaansluiting eens door een collega van hem was verwijderd, maar dat dat niet volledig was gebeurd. Er was onder meer een deel van een koppeling blijven zitten. De heer C. had nu zelf een verbindingsslang aangebracht. Daarmee was er voor de heer C. de aanwezigheid alsnog gas via de meter af te tappen, aldus de heer van de Gamog."

Beoordeling

I.Ten aanzien van het binnentreden1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat ambtenaren van het regionale politiekorps Flevoland op 13 juni 1997 zijn woning zijn binnengetreden zonder dat hij daarvoor toestemming had gegeven.2. Het is een opsporingsambtenaar toegestaan een woning zonder toestemming van de bewoner te betreden, in het geval hij daartoe de bevoegdheid heeft en indien hem daartoe een schriftelijke machtiging is afgegeven (zie

Achtergrond

, onder 1, 2 en 5.).3. In dit geval zijn twee politieambtenaren op 13 juni 1997 in aanwezigheid van een medewerker van de Gamog, een gasbedrijf, de woning van verzoeker binnengetreden, zonder de toestemming van verzoeker en, zoals bleek na het binnentreden, bij diens afwezigheid. Zij beschikten over een machtiging tot binnentreden tegen de wil van de bewoner. Deze was door de hulpofficier van justitie afgegeven voor de aanhouding van verzoeker als verdachte bij ontdekking op heterdaad (zie

Achtergrond

, onder 4.). Deze aanhouding is daarmee gehanteerd als bevoegdheidsgrondslag voor het binnentreden en zal om die reden hierna in de beoordeling worden betrokken. Voor deze beoordeling is in de eerste plaats van belang of verzoeker kon worden aangemerkt als verdachte.4. Als verdachte wordt v rdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit (zie

Achtergrond

, onder 3.).5. Vast staat dat de NV Gamog op enig moment v r 13 juni 1997 de gastoevoer naar verzoekers adres had afgesloten en de gasmeter had verwijderd. Op 13 juni 1997 heeft Firma B. in opdracht van de Woningbouwvereniging A. een nieuwe c.v. ketel bij verzoeker thuis ge nstalleerd. Voorts staat vast dat verzoeker voorafgaand aan de plaatsing van de c.v. ketel een gasomleiding met drukregelaar had

aangebracht. Naar eigen zeggen had hij dit gedaan ten behoeve van de plaatsing van de c.v. ketel. Na het vertrek van de installateur, om ongeveer 12.00 uur, had verzoeker de gasomleiding niet weer ongedaan gemaakt. De installateur van Firma B. heeft deze gasomleiding bij verzoeker geconstateerd en vervolgens de Gamog daarvan op de hoogte gesteld. Deze medewerker van de Gamog deed vervolgens bij de politie melding van diefstal van gas. De politie is ter plaatse gekomen op verzoek van deze medewerker, die eveneens ter plaatse aanwezig was en daar aangifte deed van de diefstal. Deze feiten en omstandigheden boden, bijeengenomen, de politie voldoende grond om verzoeker aan te merken als verdachte. De mogelijkheid dat verzoeker de gasomleiding slechts tijdelijk en ten behoeve van de installatie van de cv ketel zou hebben aangebracht of dat hij (nog) niet daadwerkelijk gas zou hebben afgenomen, staat daaraan niet in de weg.6. Het doel van het binnentreden was de aanhouding van verzoeker bij ontdekking op heterdaad. Gelet op de verschillende verklaringen, de mutatierapporten en het proces-verbaal van aangifte, is in dit geval komen vast te staan dat de politie voorafgaand aan het binnentreden op de hoogte was gesteld van de aanwezigheid van een illegale gasomleiding in verzoekers huis. Daarnaast had de Gamog de politie meegedeeld dat er illegaal gas werd afgenomen. Gelet op de aard en het onderwerp van de werkzaamheden van het gasbedrijf Gamog, kon de politie op grond van de haar gegeven informatie voorafgaand aan het binnentreden er redelijkerwijs van uitgaan dat verzoeker op het moment dat de installateur in het huis van verzoeker aanwezig was geweest, ook daadwerkelijk gas had betrokken van de Gamog. De tijd die was gelegen tussen de constatering van de gasomleiding en de reactie van de politie op de melding van de Gamog-medewerker, namelijk viereneenhalf uur, was voorts voldoende kort om in dit geval te kunnen concluderen tot een heterdaad situatie. Gelet op deze feiten en omstandigheden was er sprake van een ontdekking op heterdaad.7. Het voorgaande betekent dat de aanhouding van verzoeker als verdachte bij een ontdekking op heterdaad een toereikende bevoegdheidsgrondslag bood voor het binnentreden. De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.8. Ten overvloede wordt overwogen dat de politie zich bij het binnentreden door anderen had kunnen doen vergezellen, voor zover dit voor het doel van het binnentreden redelijkerwijs was vereist en indien dit krachtens een machtiging uitdrukkelijk was bepaald (zie

Achtergrond

, onder 6.). In dit geval is de Gamog-medewerker binnengetreden terwijl zijn naam of functie niet op de machtiging tot binnentreden was vermeld. Dit is niet juist.

II. Ten aanzien van de informatieverstrekking over het binnentreden1. In de nacht van 14 op 15 juni 1997 constateerde verzoeker bij thuiskomst, dat het slot van zijn deur vermoedelijk was vervangen. Daarop ging hij naar het politiebureau in Almere–stad. Daar informeerde hij bij politieambtenaar N. naar het binnentreden. Verzoeker klaagt erover dat de betrokken ambtenaar hem daarover toen geen uitleg heeft gegeven. Het enige dat hem na uitdrukkelijk aandringen en zonder verdere uitleg was meegedeeld, was dat er rechtmatig was binnengetreden, er een aangifte was gedaan van een misdrijf en er later een verhoor zou volgen. Verder waren er geen mededelingen gedaan of documenten overhandigd, aldus verzoeker.2. De korpsbeheerder deelde in zijn reactie op de klacht mee dat verzoeker wel degelijk is ge nformeerd over de wijze en de reden van binnentreding. Voorts was aan verzoeker meegedeeld dat een nieuw slot door hem zelf diende te worden betaald, aangezien het hier ging om een rechtmatig politieoptreden, aldus de korpsbeheerder.3. De betrokken ambtenaar deelde mee dat hij op de hoogte was geweest van het feit dat door de Gamog eerder tegen verzoeker aangifte was gedaan van het illegaal aftappen van gas en dat in zijn woning was binnengetreden om hem te kunnen aanhouden. De betrokken ambtenaar deelde voorts mee dat hij verzoeker had meegedeeld dat de aangifte jegens hem was gedaan wegens voormeld misdrijf en dat hij zich daaraan had schuldig gemaakt. Vervolgens had hij hem meegedeeld dat de politie, in het bijzijn van een medewerker van de Gamog, zijn woning was binnengetreden ter aanhouding van hem en dat zijn deur was geforceerd omdat er niet werd opengedaan nadat was aangebeld. De politie was gerechtigd binnen te treden tegen de wil van de bewoner, nu zij was voorzien van een schriftelijke machtiging afgegeven door een hulpofficier van justitie. De kosten voor het repareren van de deur zouden aan verzoeker worden gedeclareerd. Tot slot deelde de betrokken ambtenaar mee dat het pertinent onwaar was dat hij verzoeker geen nadere informatie had gegeven.4. Op grond van de verschillende verklaringen is komen vast te staan dat verzoeker is meegedeeld dat er een aangifte was gedaan van een misdrijf, dat er rechtmatig was binnengetreden, en dat later een verhoor zou volgen. Over hetgeen verder nog ter sprake is geweest, staan de verklaringen van verzoeker en de betrokken ambtenaar tegenover elkaar. Gelet op het feit dat normaliter binnen vier dagen een verslag van binnentreden wordt toegezonden aan degene wiens woning is binnengetreden (zie

Achtergrond

, onder 8.), is het niet uitgesloten dat de betrokken ambtenaar verzoeker niet (veel) meer heeft meegedeeld dan hiervoor is weergegeven.

Wat daar echter ook van zij, ook door enkel de hiervoor genoemde inlichtingen te verstrekken, heeft de betrokken ambtenaar niet onjuist gehandeld. Immers, deze politieambtenaar kon op dat moment er nog van uitgaan dat verzoeker een verslag van binnentreden zou worden toegestuurd. Daaruit had verzoeker meer gedetailleerde informatie kunnen verkrijgen. Om deze reden behoefde de betrokken ambtenaar op het moment dat verzoeker aan het bureau kwam ook geen documenten over te leggen. De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.5. Ten overvloede wordt overwogen dat ambtenaren die buiten de aanwezigheid van de bewoner een binnengetreden woning verlaten, in de woning een bericht dienen achter te laten. In het geval de politie de woning heeft verlaten en tevens een nieuw slot heeft aangebracht, dient het bericht op de deur te worden aangebracht. Voorts dient degene die zonder toestemming van de bewoner in een woning is binnengetreden, op ambtseed of –belofte een schriftelijk verslag op te maken omtrent het binnentreden en dit uiterlijk op de vierde dag na die waarop is binnengetreden toe te zenden aan degene die de machtiging heeft afgegeven, alsmede een afschrift ervan aan de bewoner van de binnengetreden woning (zie

Achtergrond

, onder 7. en 8.). Het is niet juist dat dit niet is gebeurd. III. Ten aanzien van de termijn van afhandeling van verzoekers klacht bij de politie1. Tot slot klaagt verzoeker erover dat het regionale politiekorps Flevoland zijn klacht van 20 juni 1997 over het binnentreden niet binnen de daarvoor gestelde termijn van tien weken heeft afgehandeld.2. Ingevolge de Klachtenregeling optreden politieambtenaren Flevoland geldt voor een afhandeling van een klacht een afdoeningstermijn van tien weken (zie

Achtergrond

, onder 9.).3. De afdoeningstermijn van tien weken eindigde op 2 september 1997. Pas hierna is verzoeker, bij brief van 7 oktober 1997, en slechts in reactie op zijn eigen verzoek, meegedeeld dat de uiterlijke datum van afhandeling niet kon worden gehaald. Uiteindelijk heeft de korpsbeheerder verzoekers klacht na 35 weken afgedaan. Dit is niet juist. De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Flevoland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Flevoland (de burgemeester van Lelystad), is niet gegrond, behalve ten aanzien van de termijn van afhandeling van verzoekers klacht bij de politie; op dit punt is de klacht gegrond. BIJLAGE ACHTERGROND Het binnentreden in een woning ter aanhouding van een verdachte 1. Artikel 12, lid 1 van de Grondwet luidt als volgt:         "Het binnentreden in een woning tegen de wil van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen."2. Ingevolge artikel 55, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan iedere opsporingsambtenaar ter aanhouding van een verdachte elke plaats betreden.3. Artikel 27 Sv luidt, voor zover hier van belang, als volgt:         "1. Als verdachte wordt v rdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan eenig strafbaar feit voortvloeit." Dit artikel stelt aan de mate van verdenking niet de eis van een 'ernstig' vermoeden, maar eist w l dat het vermoeden van schuld (het 'gedaan hebben') moet steunen op feiten of omstandigheden en dat dit vermoeden bovendien naar objectieve maatstaven gemeten 'redelijk' dient te zijn, dat wil zeggen "niet enkel in de oogen van den opsporingsambtenaar doch redelijk op zichzelf" (Memorie van Toelichting). Een redelijk vermoeden alleen op basis van subjectief inzicht is niet voldoende.4. Artikel 53 Sv bepaalt het volgende:"1. Ingeval van ontdekking op heeterdaad is ieder bevoegd den verdachte aan te houden. (...)3. Geschiedt de aanhouding door een anderen opsporingsambtenaar (dan de (hulp)officier van justitie; N.o.) dan draagt deze zorg dat de aangehoudene ten spoedigste voor den officier van justitie of een van diens hulpofficieren wordt geleid." 5. Artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden (Awbi), in werking getreden op 1 oktober 1994, bepaalt het volgende:

"1. Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging vereist,..."6. Artikel 8, tweede lid Awbi bepaalt het volgende:"Degene die bevoegd is zonder toestemming van de bewoner binnen te treden, kan zich door anderen doen vergezellen, voor zover dit voor het doel van het binnentreden redelijkerwijs is vereist en, indien krachtens een machtiging wordt binnengetreden, de machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt." Het schriftelijk verslag van binnentreden7. Ingevolge artikel 12, lid 2 van de Grondwet dient aan de bewoner in wiens woning zonder toestemming is binnengetreden, een schriftelijk verslag van het binnentreden te worden verstrekt.8. Artikel 10 van de Algemene wet op het binnentreden bepaalt dat degene die zonder toestemming van de bewoner in een woning is binnengetreden, op ambtseed of –belofte een schriftelijke verslag opmaakt omtrent het binnentreden. Ingevolge artikel 11 van deze wet wordt het verslag uiterlijk op de vierde dag na die waarop in de woning is binnengetreden, toegezonden aan degene die de machtiging heeft afgegeven. Eveneens wordt uiterlijk op de vierde dag als hiervoor genoemd een afschrift van het verslag aan de bewoner uitgereikt of toegezonden. Klachtenregeling9. Artikel 9 van de Klachtenregeling optreden politieambtenaren Flevoland, bepaalt het volgende:"1. Een klacht wordt afgedaan uiterlijk binnen 10 weken na de indiening.2. indien de afdoening niet binnen de hiervoor genoemde termijn kan plaatsvinden, doet de korpsbeheerder hiervan mededeling aan de indiener van de klacht met opgaaf van de redenen. Daarbij geeft de korpsbeheerder tevens aan binnen welke termijn alsnog afdoening te verwachten valt."

Instantie: Regiopolitie Flevoland

Klacht:

Zonder toestemming verzoeker zijn woning binnengetreden; verzoeker hierover geen uitleg gegeven; klacht niet binnen geldende termijn afgehandeld.

Oordeel:

Niet gegrond