1998/407

Rapport
Op 14 maart 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer W. te Dordrecht, ingediend door VluchtelingenWerk Den Haag, met een klacht over een gedraging van de Koninklijke marechaussee. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Defensie, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de namens verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker, een asielzoeker uit Irak, klaagt erover dat de Koninklijke marechaussee:- hem op 6 november 1996, na zijn aankomst op Schiphol vanuit Roemeni , met hetzelfde vliegtuig heeft teruggestuurd, ondanks het feit dat hij meermalen had aangegeven dat hij politiek asiel wilde aanvragen; - hardhandig is opgetreden toen hij wilde opstaan uit zijn stoel; - hem heeft opgedragen niet te spreken; - geen tolk heeft laten komen. ONDERZOEK In het kader van het onderzoek werd de Minister van Defensie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Ook een aantal betrokken ambtenaren van de Koninklijke marechaussee werd om inlichtingen verzocht. Verzoeker werd in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De Minister en twee betrokken ambtenaren van de Koninklijke marechaussee deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Noch verzoeker noch twee andere betrokken ambtenaren van de Koninklijke marechaussee gaven binnen de gestelde termijn een reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:1. De feiten1.1. Op 6 november 1996 arriveerde verzoeker met een vlucht vanuit Roemeni op de luchthaven Schiphol. De reizigers van deze vlucht werden tijdens een zogenoemde "gate-controle" gecontroleerd door ambtenaren van de Koninklijke marechaussee. Bij deze controle bleek dat verzoeker niet over de vereiste documenten voor toelating tot Nederland beschikte. In verband daarmee werd hem de toegang tot Nederland geweigerd, en werd hij teruggeplaatst aan boord van het vliegtuig waarmee hij naar Nederland was gereisd. Dit vliegtuig vertrok ongeveer een uur na aankomst op Schiphol naar Roemeni .1.2. Een aantal dagen later reisde verzoeker opnieuw per vliegtuig, vanuit Roemeni , naar Nederland. Deze keer werd hij in verband met een door hem ingediend verzoek om asiel toegelaten tot Nederland, en werd hij opgenomen in de asielprocedure.1.3. Bij brief van 5 december 1996 diende VluchtelingenWerk Den Haag bij de Commandant van de Koninklijke marechaussee een klacht in over de wijze waarop verzoeker op 6 november 1996 was behandeld. Met name betrof de klacht het feit dat verzoeker op die dag was teruggestuurd naar Roemeni . In de klachtbrief verwees VluchtelingenWerk naar het verslag van het eerste gehoor, dat inmiddels in het kader van de behandeling van verzoekers asielaanvraag was afgenomen door een ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het Ministerie van Justitie. In het verslag van dit eerste gehoor is onder meer het volgende opgenomen:"...Om 09.00 uur op woensdag (6 november 1996; N.o.) vertrok het vliegtuig van Boekarest naar Amsterdam, ik was op doorreis in Boekarest. Ik had gehoord dat er in Nederland niet zo veel discriminatie bestaat en dat Nederland Irakezen ontvangt, ik wilde hier komen om te leven in vrijheid en te denken aan de toekomst. Ik werd opgepakt bij de uitgang van het toestel en ik werd teruggestuurd naar Boekarest. Precies weet ik niet meer hoe laat ik aangekomen was. De vlucht had een paar uur geduurd. Na ongeveer 3 kwartier werd ik met hetzelfde toestel teruggestuurd. Ik heb gezegd dat ik Irakees ben en dat ik hier kwam om politiek asiel aan te vragen, maar zij hebben niet naar mij geluisterd. Ik heb het geprobeerd om in het Engels te zeggen, ik zei: "I am Iraqi and I need refugerie here in Holland". Zij hebben niet naar mij geluisterd en zij namen mijn koffer mee en namen mij mee naar het vliegtuig. Ik heb de zin ongeveer 5 tot 6 keer herhaald, de laatste keer werd ik vastgehouden aan mijn kleding en moest ik in het vliegtuig gaan zitten.

In de slurf was ik al tegengehouden en ik heb het zo vaak gezegd maar zij wilden niet luisteren. Ik werd teruggebracht naar het vliegtuig. Toen ik tegengehouden werd, was ik aan het eind van de slurf en bijna in de transithal. Voor de slurf stonden drie personen en ik heb het tegen hen gezegd, in het toestel kwamen er nog twee bij en toen waren er vijf. Ik heb het toen nog twee keer gezegd, n van de vijf toonde een beetje begrip voor mij en wilde mij meenemen. Waarschijnlijk was zijn rang niet hoog genoeg en mocht hij niet beslissen, hij probeerde de anderen te overtuigen. Dat begreep ik van zijn gebaren en gezichtsuitdrukking. Hij moest glimlachen om mijn uitspraak van het woord refugie. Althans dat denk ik. Van de drie personen voor de slurf waren twee mannen en n vrouw en later kwamen er nog twee mannen bij, zij droegen allen een uniform. Zij hebben er geen tolk bij gehaald. Ik zou n van hen wel kunnen herkennen aan zijn bril. De man met de bril was hardhandig, hij zei: "don't speak" toen ik iets wilde zeggen en toen ik probeerde op te staan mocht dat ook niet. Hij deed zijn hand op mijn borst om mij te verhinderen op te staan..."1.4. De Commandant van Koninklijke marechaussee verklaarde de klacht bij brief van 7 januari 1997 ongegrond. In zijn brief aan VluchtelingenWerk Den Haag stelde hij het volgende:"...(Verzoeker; N.o.) werd bij het verlaten van het vliegtuig aan de gate gecontroleerd op het in zijn bezit hebben van reisdocumenten door ambtenaren van mijn dienst. Tijdens bedoelde controle heeft (verzoeker; N.o.) aan de controlerende ambtenaren medegedeeld dat hij niet in het bezit was van reisdocumenten. De conversatie tussen de ambtenaren van mijn dienst en (verzoeker; N.o.) vond plaats in de voor hem begrijpelijke Engelse taal. Toevoeging van een tolk werd dan ook niet noodzakelijk geacht en daar werd door (verzoeker; N.o.) ook niet om gevraagd. Aan (verzoeker; N.o.) werd door de controlerende ambtenaren medegedeeld dat indien hij niet in het bezit was van reisdocumenten aan hem de toegang tot Nederland niet kon worden verschaft en zijn inreis werd geweigerd. Het feit dat (verzoeker; N.o.) ongedocumenteerd bij de gate van het vliegtuig was aangetroffen is door de controlerende ambtenaren van mijn dienst medegedeeld aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het Ministerie van Justitie. Door de dienstdoende ambtenaar van de IND werd hierop beslist dat de inreis aan (verzoeker; N.o.) diende te worden geweigerd op grond van het feit dat deze ongedocumenteerd was en dat (verzoeker; N.o.) op geen enkele wijze aangaf asiel te willen aanvragen in Nederland. Nadat de overige passagiers genoemd vliegtuig hadden verlaten is aan (verzoeker; N.o.) medegedeeld dat hij per kerende vlucht terug diende te reizen naar Roemeni . Vervolgens is (verzoeker; N.o.) door twee ambtenaren van mijn dienst teruggeleid in het vliegtuig en heeft aldaar plaatsgenomen. Betrokkene heeft tegenover de dienstdoende ambtenaren op geen enkele wijze door woord of gebaar kenbaar gemaakt dat hij in Nederland asiel wenste aan te vragen. Hij heeft aan de ambtenaren te kennen gegeven dat hij in Nederland een broer van hem wilde bezoeken. Het opleggen van een "spreekverbod" voor (verzoeker; N.o.) wordt door de betrokken ambtenaren ten stelligste ontkend. Integendeel, er heeft zelfs nog een gesprek met (verzoeker; N.o.) plaatsgevonden waarbij door hem nogmaals werd aangegeven of het niet mogelijk was om zijn broer te bezoeken. Ook is het (verzoeker; N.o.) niet belet om op te staan vanuit zijn stoel. Conform de vigerende regelgeving is (verzoeker; N.o.) daarna per kerende vlucht teruggereisd naar Roemeni . Van het vorenstaande is door de betrokken ambtenaren een mutatie gesteld in het bij mijn dienst op de Luchthaven Schiphol in gebruik zijnde geautomatiseerde systeem PAS. Ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee op de Luchthaven Schiphol zijn ondermeer belast met de uitoefening van de grensbewaking. In overleg met de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie zijn er zogenaamde "Gatecontroles" ingesteld. Met betrekking tot het aanvragen van asiel is mijn dienst op duidelijke wijze ge nstrueerd. Indien door vreemdelingen op enigerlei wijze door woord en/of gebaar wordt aangegeven dat zij asiel in Nederland willen aanvragen worden er terstond maatregelen genomen om hen de gelegenheid daartoe te bieden. Hiervoor zijn vaste procedures ingesteld. Aan het volgen van deze procedures wordt strikt de hand gehouden. Personeel belast met gatescontroles heeft over het algemeen een ruime ervaring in het onderkennen van vreemdelingen die asiel wensen aan te vragen. Uit het ingestelde onderzoek heb ik niet vast kunnen stellen dat door (verzoeker; N.o.) op enigerlei wijze aan de betrokken ambtenaren van mijn dienst kenbaar is gemaakt dat hij in Nederland asiel wilde aanvragen. Ook het alsnog voorleggen aan een ambtenaar van de IND van het aantreffen van (verzoeker; N.o.) sterkt mij in die overtuiging. De betrokken ambtenaren van mijn dienst hebben zich ten aanzien van (verzoeker; N.o.) op een correcte en juiste wijze gedragen en daarbij uitvoering gegeven aan de vigerende regelgeving ten aanzien van ongedocumenteerde vreemdelingen die Nederland willen inreizen. De door U gebruikte bewoordingen, "volstrekt onverantwoorde handelwijze en menselijke onverschilligheid", acht ik in het onderhavige geval niet terecht door U gebruikt. Het behoort

niet tot het gedrag van ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee om zich op de door U beschreven wijze te gedragen tegenover het publiek. Ik beoordeel U klacht dan ook als ongegrond..."2. Het standpunt van verzoekerVerzoekers standpunt is weergegeven onder

Klacht

.3. Het standpunt van de Minister3.1. In zijn reactie op de klacht onderschreef de Minister van Defensie het standpunt van de Commandant van de Koninklijke marechaussee, zoals weergegeven in zijn brief van 7 januari 1997 (zie onder 1.4.).3.2. De Minister stuurde bij zijn reactie een aantal achterliggende stukken mee. Het ging onder meer om de volgende stukken:a. een kopie van een overzicht van de Koninklijke marechaussee van bijzonderheden met betrekking tot de binnenkomende vluchten op onder meer 6 november 1996. In dit overzicht is ten aanzien van de vlucht waarmee verzoeker op die dag op Schiphol arriveerde het volgende opgemerkt:"...Bij gate-controle 1 ongedocumenteerde onderdaan van Iraq aangetroffen. Komende vanuit Boekarest is betrokkene en na toestemming van Hfd dlp (hoofd doorlaatpost; N.o.) geweigerd en aan boord gehouden..." b. een kopie van een mutatieverslag van het hoofd doorlaatpost van de Koninklijke marechaussee met betrekking tot de bijzonderheden op Schiphol op 6 november 1996. In dit verslag is met betrekking tot verzoeker het volgende gesteld:"...Door gatecontrole werd ongedocumenteerde persoon aangetroffen op de RO 361. Betrokkene sprak goed Engels en hem werd meegedeeld dat hij geweigerd werd en terug zou gaan naar Roemeni . Betrokkene reageerde hierop gelaten. IND, hr. (...), in kennis gesteld. Betrokkene is met dezelfde vlucht weer vertrokken..." c. een kopie van een brief d.d. 19 december 1996 van de betrokken brigadecommandant van de Koninklijke marechaussee aan de Commandant District Koninklijke marechaussee, District Luchtvaart. In deze brief, die was opgesteld in het kader van de behandeling van de klacht van VluchtelingenWerk Den Haag van 5 december 1996, is onder andere het volgende gesteld:"...Op 6 november 1996 omstreeks 11.00 arriveerde betrokkene met vlucht RO 361 op Schiphol. Deze vlucht werd aan een gatecheck onderworpen, hetgeen inhoudt dat de passagiers aan het einde van de slurf bij het betreden van de transithal worden gecontroleerd op hun reisdocumenten. Betrokkene gaf aan niet over reisdocumenten te beschikken waarop aan hem werd meegedeeld dat hem de inreis werd geweigerd en dat hij met dezelfde vlucht terug zou gaan naar Roemeni . Er was met betrokkene conversatie mogelijk in de Engelse taal. Hij gaf aan dat hij een broer in Nederland had die hij wilde bezoeken. Nadat alle passagiers het toestel hadden verlaten is betrokkene weer aan boord geleid. Betrokkene heeft op geen enkele wijze kenbaar gemaakt dat hij asiel wilde. Toen betrokkene in het toestel had plaatsgenomen zijn er tot aan het vertrek ervan 2 ambtenaren aanwezig gebleven. Er is geen sprake geweest van een "spreekverbod" of gedwongen plaatsnemen. Er is zelfs nog een gesprek met hem geweest waarbij hij vroeg of het niet mogelijk was alsnog zijn broer te bezoeken. Kortom, betrokkene heeft alle gelegenheid gehad om door woord of gebaar asiel te vragen. Op zijn weigering tot toelating en terugzending reageerde hij heel gelaten en aanvaardde deze beslissing. Het feit dat betrokkene ongedocumenteerd werd aangetroffen is door C-gatecontrole gemeld aan het Hoofd van de doorlaatpost. Deze heeft op zijn beurt een ambtenaar van de IND hiervan in kennis gesteld. Deze besliste dat betrokkene terug kon naar Roemeni , gezien het feit dat betrokkene ongedocumenteerd was, er een begrijpelijke conversatie mogelijk was tussen betrokkene en de KMAR-ambtenaren en op geen enkele wijze werd aangegeven dat betrokkene asiel wilde. Het is bij alle KMAR-ambtenaren van Dienst Grensbewaking bekend dat wanneer iemand, op welke wijze ook, een beroep doet op asiel dit onverwijld in behandeling moet worden genomen..." d. een kopie van een brief d.d. 23 december 1996 van de Commandant Koninklijke marechaussee, District Luchtvaart aan de Commandant van de Koninklijke marechaussee, waarin laatstbedoelde commandant, onder verwijzing naar de inhoud van de hiervoor genoemde brief van 19 december 1996, werd geadviseerd de klacht van 5 december 1996 ongegrond te verklaren.

4. Nadere informatie van verzoeker Namens verzoeker verstrekte de Stichting Bres te Dordrecht (een stichting voor opvang van nieuwkomers en vluchtelingen) bij brief van 29 augustus 1997 nadere informatie over de gang van zaken op Schiphol op 6 november 1996. Onder andere is in deze brief het volgende gesteld:"...Op Schiphol had (verzoeker; N.o.) geen reisdocumenten meer. Hij had van Syri naar Roemeni w l met geldige reisdocumenten gereisd. In Roemeni had hij een transit. Met dit vliegtuig vloog hij naar Schiphol. Vlak voordat hij op Schiphol landde, verscheurde (verzoeker; N.o.) zijn paspoort en vliegtuigticket. Toen (verzoeker; N.o.) via de slurf van het vliegtuig het vliegtuig wilde verlaten werd hij aan het einde van de slurf door, naar zijn eigen zeggen, drie 'politie-agenten' tegengehouden. Zij praatten tegen hem in het Engels. (Verzoeker; N.o.) kan een beetje Engels en verstond maar een paar woorden, namelijk dat de marechaussee, ik neem aan dat de genoemde 'politie' marechaussee was, zei dat hij Irakees was en geen paspoort en reisdocumenten had. (Verzoeker; N.o.) vroeg de marechaussee herhaaldelijk om asiel met de woorden 'asiel' en 'kamp'. Vervolgens kwamen er nog drie 'politieagenten'. Alle passagiers werden het vliegtuig uitgelaten. (Verzoeker; N.o.) was naar eigen zeggen tijdens dit hele gebeuren onrustig en gespannen en keek steeds naar de grond. Hij kan zich geen mensen herinneren die het hiervoorbeschrevene gezien hebben. Hij heeft met niemand in het vliegtuig naar Schiphol gepraat en kan zich ook niemand herinneren. Dit ook vanwege grote gespannenheid. (...) Toen alle passagiers weg waren, werd (verzoeker; N.o.) weer via de slurf naar het vliegtuig, waarmee hij gekomen was, gebracht. Hij moest van de marechaussees op een stoel plaatsnemen. (Verzoeker; N.o.) heeft hierna nogmaals geprobeerd asiel aan te vragen op de manier zoals hiervoor al beschreven. Hij wilde, toen hier weer negatief op gereageerd werd, van zijn stoel opstaan. E n van de aanwezige marechaussees heeft (verzoeker; N.o.) toen hard op zijn stoel teruggeduwd. (Verzoeker; N.o.) beschrijft hem als klein, met rood gezicht en een bril. Hij zegt dat hij het gezicht van deze man nooit zal vergeten. Toen (verzoeker; N.o.) zich wilde verdedigen werden er door middel van telefonisch contact, waarschijnlijk met een chef, nog zeven marechaussees opgeroepen. Dit waren zes mannen en een vrouw. Er volgde een discussie tussen de verschillende beambten. Twee van hen hoorde (verzoeker; N.o.) de woorden 'AZC' en 'kamp' zeggen. Van de andere beambten, met name degene die hem op zijn stoel geduwd had, hoorde hij 'nee', 'nooit', 'mag niet' en 'moet terug'. (Verzoeker; N.o.) kan zich van de andere beambten alleen nog herinneren dat zij lang van stuk waren. Hij kan zich geen gezichten herinneren omdat hij in zijn gespannenheid steeds naar beneden keek. (Verzoeker; N.o.) heeft geen contact gehad met iemand van de IND..."5. Informatie van betrokken ambtenaren5.1. In het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman verstrekte de Minister van Defensie de namen van vier ambtenaren van de Koninklijke marechaussee die volgens hem betrokken waren geweest bij de controle van verzoeker op 6 november 1996.5.2. Ambtenaar T. verklaarde in het kader van onderzoek van de Nationale ombudsman dat zij zich het voorval met verzoeker op 6 november 1996 niet kon herinneren.5.3. Ambtenaar K. verklaarde eveneens dat hij zich het voorval niet kon herinneren.5.4. Ambtenaar V. verklaarde met betrekking tot de gang van zaken het volgende:"...Op 6 november 1996 stonden mijn collega's en ik op Schiphol te controleren bij de gate van het vliegtuig uit Roemeni met vluchtnummer RO 361. Een van de passagiers van die vlucht was verzoeker. Hij had geen papieren bij zich. Hij gaf aan dat hij zijn broer wilde bezoeken. Hij is toen apart gezet tot het vliegtuig leeg was. Ik weet dit van horen zeggen. Ik heb verzoeker niet zelf gecontroleerd. Daarna is de co rdinator gatecontrole, de heer K., gekomen. Deze heeft met verzoeker gesproken. Ik was daar niet bij. Daarna heeft de heer K. telefonisch contact opgenomen met het hoofd doorlaatpost, de heer S. Deze laatste heeft verzoeker, volgens mij, niet zelf gezien. Hij heeft naar aanleiding van de weergave van hetgeen is gebeurd contact opgenomen met de IND. Daarna heeft het hoofd doorlaatpost de beslissing genomen verzoeker te weigeren en hem terug te sturen naar Roemeni . Ik ben de man met de bril die verzoeker hardhandig zou hebben behandeld. Dat heb ik absoluut niet gedaan. Ik ben een van de mensen geweest die verzoeker heeft terugbegeleid naar het vliegtuig. Ik kan mij echter herinneren, en dat weet ik 100% zeker, dat verzoeker tegenover mij niet om asiel heeft gevraagd. Hij heeft alleen maar gezegd dat hij zijn broer wilde bezoeken. Hij reageerde heel rustig en gelaten. Verzoeker sprak goed Engels. Ik ben kort na dit voorval door het hoofd doorlaatpost, de heer S., gevraagd weer te geven wat er volgens mij precies was gebeurd. Ik neem aan dat dit is gebeurd in het kader van de klachtbehandeling door de Koninklijke marechaussee..."5.5. Het betrokken hoofd doorlaatpost, ambtenaar S., verklaarde in het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman het volgende:"... - Een vreemdeling die niet voldoet aan de voorwaarden voor binnenkomst in Nederland wordt de toegang geweigerd en teruggestuurd naar de plaats waar hij vandaan komt. (Verzoeker; N.o.) was niet in bezit van een reisdokument en voldeed daardoor niet aan de voorwaarden voor toelating tot Nederland. - Ambtenaar K; N.o.) bracht mij op de hoogte van het feit dat er een ongedokumenteerde persoon was aangetroffen op vlucht RO 361. Op mijn vragen deelde hij mij mede dat er met betrokkene conversatie in de Engelse taal mogelijk was en dat betrokkene had aangegeven zijn broer in Nederland te willen bezoeken. Betrokkene vroeg op geen enkele wijze (woord of gebaar) asiel aan. - Verzoeker heb ik niet persoonlijk gesproken. De reden waarom niet is mij na zo lange tijd niet meer bekend. - Conform afspraken is door mij een ambtenaar van IND Schiphol van bovenstaande in kennis gesteld. Deze besliste dat betrokkene met dezelfde vlucht terug kon naar Roemeni gezien de feiten:         -        betrokkene ongedocumenteerd was en aangaf voor familiebezoek te komen.          -        er begrijpelijke conversatie mogelijk was tussen betrokkene en KMAR-personeel          -        betrokkene op geen enkele wijze aangaf asiel te willen..."

Beoordeling

. Ten aanzien van het terugsturen van verzoeker1. Verzoeker heeft er in de eerste plaats over geklaagd dat ambtenaren van de Koninklijke marechaussee hem op 6 november 1996 hebben teruggestuurd naar Roemeni , ondanks het feit dat hij hun meermalen had laten weten dat hij politiek asiel wilde aanvragen. Volgens verzoeker had hij aan de betrokken ambtenaren van de Koninklijke marechaussee die op 6 november 1996 de gate-controle uitvoerden vijf tot zes keer, in het Engels, laten weten dat hij asiel wilde aanvragen.2. Van de zijde van de Koninklijke marechaussee is gesteld dat verzoeker tijdens de gate-controle op 6 november 1996 op geen enkele wijze kenbaar heeft gemaakt dat hij asiel wilde aanvragen. Volgens de Commandant van de Koninklijke marechaussee zou verzoeker bij herhaling hebben meegedeeld dat hij zijn broer in Nederland wilde bezoeken. Omdat hij niet over de vereiste reisdocumenten beschikte, werd hem de toegang tot Nederland geweigerd, en werd hij met hetzelfde vliegtuig teruggestuurd naar Roemeni .3. Van de ambtenaren van de Koninklijke marechaussee die betrokken waren bij de desbetreffende gate-controle op 6 november 1996, heeft er n in het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman verklaard dat hij zich de gang van zaken op die dag kon herinneren. Hij verklaarde dat hij zeker wist dat verzoeker tegenover hem niet om asiel heeft gevraagd.4. Twee andere ambtenaren van de Koninklijke marechaussee die waren betrokken bij de desbetreffende gate-check verklaarden dat zij zich het voorval met verzoeker niet konden herinneren.5. Het betrokken hoofd doorlaatpost verklaarde dat een van de betrokken ambtenaren hem op 6 november 1996 had meegedeeld dat verzoeker niet in het bezit was van reisdocumenten, dat conversatie met hem in het Engels mogelijk was, dat hij had aangegeven dat hij zijn broer in Nederland wilde bezoeken, en dat hij op geen enkele wijze om asiel had gevraagd. In verband daarmee had hij contact opgenomen met een ambtenaar van de IND, waarna was besloten dat verzoeker direct kon worden teruggestuurd naar Roemeni .6. Indien een vreemdeling die op Schiphol aankomt tegenover de grensbewakingsambtenaren om asiel vraagt, dient dat verzoek direct in behandeling te worden genomen. Voor wat betreft de vraag of verzoeker op 6 november 1996 heeft aangegeven dat hij asiel wilde aanvragen, staat zijn lezing echter haaks op die van de zijde van de Koninklijke marechaussee. Het is de Nationale ombudsman niet mogelijk om vast te stellen of verzoeker op 6 november 1996 daadwerkelijk heeft aangegeven dat hij asiel wilde aanvragen. In verband daarmee dient de Nationale ombudsman zich te onthouden van een oordeel over het terugsturen van verzoeker naar Roemeni .

II. . Ten aanzien van het optreden tegen verzoeker en de opdracht aan hem om te zwijgen1. Verzoeker heeft er voorts over geklaagd dat n van de betrokken ambtenaren van de Koninklijke marechaussee hem op 6 november 1996 hardhandig heeft behandeld, door hem terug te duwen op zijn stoel op het moment dat hij wilde opstaan. Volgens verzoeker heeft deze zelfde ambtenaar hem ook opgedragen om zijn mond te houden.2. De betrokken ambtenaar heeft in het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman ontkend dat hij verzoeker hardhandig zou hebben behandeld. Voorts heeft hij verklaard dat verzoeker op 6 november 1996 aan hem had verteld dat hij zijn broer wilde bezoeken, en dat verzoeker rustig en gelaten had gereageerd toen hem duidelijk was gemaakt dat hij terug moest naar Roemeni .3. Ook op het punt van eventueel hardhandig optreden door een ambtenaar van de Koninklijke marechaussee en het eventueel opleggen van een spreekverbod door deze ambtenaar, staat de lezing van verzoeker haaks op die van de betrokken ambtenaar. De Nationale ombudsman beschikt niet over verklaringen van anderen of anderszins over aanwijzingen die de lezing van verzoeker aannemelijker doen zijn dan die van de betrokken ambtenaar. Het is de Nationale ombudsman daarom niet mogelijk om vast te stellen wat er op 6 november 1996 in dit verband precies is gebeurd of gezegd. In verband daarmee dient de Nationale ombudsman zich ook op dit klachtonderdeel van een oordeel te onthouden.III. . Ten aanzien van het niet inschakelen van een tolk1. Verzoeker heeft er ten slotte over geklaagd dat de betrokken ambtenaren van de Koninklijke marechaussee op 6 november 1996 niet een tolk hebben ingeschakeld alvorens een beslissing te nemen over zijn toelating tot Nederland.2. Verzoeker heeft in het kader van het eerste gehoor van de IND meegedeeld dat hij op 6 november 1996 in het Engels heeft aangegeven dat hij asiel wilde in Nederland. In de brief die de Stichting Bres namens hem opstelde, is aangegeven dat verzoeker "een beetje Engels kan".3. Gelet op hetgeen verzoeker heeft verklaard over hetgeen hij op 6 november 1996 aan de betrokken ambtenaren van de Koninklijke marechaussee zou hebben gezegd, kan er van worden uitgegaan dat hij de Engelse taal in ieder geval voldoende beheerste om in die taal voldoende duidelijk te maken dat hij politiek asiel wilde. Reeds hierom bestaat er geen grond voor het verwijt aan het adres van de Koninklijke marechaussee dat deze bij de controle van verzoeker niet een tolk heeft ingeschakeld. Op dit onderdeel is de onderzochte gedraging behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Koninklijke marechaussee, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Defensie, is niet gegrond voor zover deze betrekking heeft op het niet inschakelen van een tolk. Ten aanzien van het terugsturen van verzoeker naar Roemeni , het optreden tegenover verzoeker en de opdracht aan verzoeker om zijn mond te houden, wordt geen oordeel gegeven.                           

Instantie: Koninklijke Marechaussee

Klacht:

Asielzoeker na aankomst op Schiphol met het zelfde vliegtuig teruggestuurd terwijl hij meermalen had aangegeven asiel te willen aanvragen; hardhandig opgetreden daarbij; hem opgedragen niet te spreken; geen tolk laten komen.

Oordeel:

Geen oordeel