1998/231

Rapport
Op 19 januari 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer C. te Diemen, met een klacht over een gedraging van de Dienst omroepbijdragen te 's-Gravenhage. Naar deze gedraging werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt er over dat de Dienst omroepbijdragen te 'sGravenhage hem met ingang van 1998 niet langer in de gelegenheid stelt de omroepbijdrage halfjaarlijks per acceptgirokaart te voldoen.

Achtergrond

Zie BIJLAGE I.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de Dienst omroepbijdragen verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De Dienst omroepbijdragen deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:1. Feiten1.1. In december 1997 ontving verzoeker van de Dienst omroepbijdragen een rekening voor de omroepbijdrage (periode januari tot en met juni 1998), met daarbij een zogenoemde bijsluiter (zie

Achtergrond

, onder 3.2.). Middels deze bijsluiter deelde de Dienst omroepbijdragen verzoeker onder meer mee dat betaling van de omroepbijdrage per acceptgiro met ingang van de eerstvolgende betalingstermijn (voor verzoeker per 1 juli 1998) alleen nog maar mogelijk was voor een tijdvak van n jaar. Verder werd verzoeker gevraagd een antwoordkaart in te zenden indien hij de omroepbijdrage per jaar, halfjaar of kwartaal via automatische overschrijving wilde betalen. Op de antwoordkaart kon hij dan zijn keuze voor de betalingstermijn kenbaar maken. Verzoeker reageerde door aan te geven dat hij de halfjaarlijkse betaling per acceptgirokaart wilde voortzetten.1.2. In antwoord daarop ontving verzoeker op 15 januari 1998 van de Dienst omroepbijdragen een brief waarin hem opnieuw werd voorgesteld te kiezen voor automatische overschrijving van de omroepbijdrage per jaar, halfjaar of kwartaal. Verder deelde de Dienst omroepbijdragen verzoeker het volgende mee in de brief:"...Kortgeleden hebt u ons laten weten dat u uw omroepbijdrage voortaan per half jaar en per acceptgiro wilt voldoen. Tot onze spijt is dit met ingang van de eerstvolgende betalingstermijn niet meer mogelijk. Wilt u halfjaarlijks betalen? Dan kan dat automatisch via een machtiging. Op die manier kunt u ook per kwartaal of per jaar betalen. Als u per acceptgiro wilt betalen, kan dat alleen per jaar. U kunt uw keuze aangeven op bijgaande antwoordkaart. Wilt u zo vriendelijk zijn de kaart volledig in te vullen en ons deze binnen twee weken toe te sturen? Dan zorgen wij ervoor dat u vanaf de eerstvolgende betalingstermijn op de door u gekozen manier gaat betalen. Ontvangen wij geen reactie van u, dan gaat u vanaf de eerstvolgende betalingstermijn over op betaling per jaar..."1.3. Vervolgens wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman met een klacht over de handelwijze van de Dienst omroepbijdragen.2. Standpunt van verzoeker2.1. Het standpunt van verzoeker is in het kort weergegeven in de klachtsamenvatting onder

Klacht

.2.2. In zijn verzoekschrift merkte verzoeker verder onder meer het volgende op:"Wij zijn het principieel oneens met deze eenzijdige maatregel en wij verzoeken u de Dienst Omroepbijdragen op te dragen deze eenzijdige maatregel terug te draaien en hun cli nten de mogelijkheid te geven om halfjaarlijks per acceptgiro te betalen."3. Standpunt van de Dienst omroepbijdragen3.1. In reactie op verzoekers klacht liet de Dienst omroepbijdragen onder meer het volgende weten:"Deze klacht heeft betrekking op de heffingstermijn voor omroepbijdrage A, die van toepassing is indien de houder een televisietoestel aanwezig heeft. Tot op heden is omroepbijdrage A op grond van artikel 110 lid 2 geheven over een tijdvak van een half jaar. In de wet van 19 december 1996, Stb. 648 is artikel 110 gewijzigd onder meer in die zin dat een nieuw lid 3 is toegevoegd hetgeen luidt als volgt: "De omroepbijdrage wordt geheven over een tijdvak van een jaar." Artikel XI, op bladzijde 14 van genoemd Staatsblad, bepaalt dat artikel 1 onderdeel B, waarbij artikel 110 wordt gewijzigd, in werking zal treden op een nader te bepalen tijdstip. Naar verwachting zal het Koninklijk besluit waarin de invoering van het onderhavige wetsonderdeel bekend wordt gemaakt op 1 juli 1998 van kracht worden. In diezelfde wetswijziging is aan mijn Dienst de bevoegdheid toegekend de houder op diens verzoek de mogelijkheid te bieden de omroepbijdrage A in twee of vier termijnen te betalen. Hieraan is de restrictie verbonden (art. 118 lid 5 juncto artikel 48 lid 2 Mediabesluit) dat de betaling geschiedt door machtiging van de DOB tot automatische incasso. Ook dit artikel treedt in werking op een bij Koninklijk besluit nader te bepalen tijdstip en zal naar verwachting samenvallen met de reeds genoemde datum van 1 juli 1998. Het gevolg van deze wijziging is dat alle geregistreerde houders, ruim 6 miljoen, door ons op de hoogte moesten worden gesteld van de wijziging naar jaarheffing en de mogelijkheid tot betaling in termijnen. Om alle reacties tijdig te kunnen verwerken heb ik ervoor gekozen een half jaar van te voren te starten met de voorlichtingscampagne. Dit geschiedt in de vorm van een bijsluiter die bij de reguliere nota is gevoegd. Omdat de ingangsdatum van het tijdvak waarover omroepbijdrage op individueel niveau wordt geheven bepaald wordt door de datum waarop de registratie in het geautomatiseerde systeem is opgenomen, wordt iedere maand een groep geregistreerden benaderd (...). De bijsluiter kent twee varianten, te weten n voor degene die per acceptgiro betaalt, n voor degene die nu reeds door middel van automatische incasso de omroepbijdrage voldoet. (...) Gelet op het bovenstaande moet ik tot de conclusie komen dat de klacht van betrokkene zich richt tegen een wijziging van de Mediawet en het Mediabesluit die weldra van kracht gaan worden. De wet laat de DOB op het punt van jaarheffing en termijnbetaling geen vrije beslissingsruimte."3.2. Bij de reactie van de Dienst omroepbijdragen bevonden zich kopie n van de bijsluiters, waarvan in de reactie sprake is (zie

Achtergrond

, onder 3.).

4. Informatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen Tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman werd van de zijde van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen bevestigd, dat bij de invoering van de regelgeving inzake de jaarheffing van de omroepbijdragen wordt uitgegaan van de invoeringsdatum 1 juli 1998.

Beoordeling

1. In december 1997 zond de Dienst omroepbijdragen verzoeker een rekening voor de betaling (per acceptgiro) van de omroepbijdrage voor de periode januari tot en met juni 1998. Via de bijsluiter liet de Dienst omroepbijdragen verzoeker weten dat in de nieuwe Mediawet wordt uitgegaan van een jaarlijkse betaling van de omroepbijdrage. Betaling per acceptgirokaart kan in de nieuwe situatie uitsluitend per jaar, tenzij verzoeker een machtiging tot automatische incasso zou afgeven, in welk geval hij zou kunnen kiezen uit betaling per jaar, halfjaar of kwartaal. Verder deelde de Dienst omroepbijdragen mee dat de nieuwe betalingswijze zou ingaan bij de eerstvolgende betalingstermijn. Deze betalingstermijn vangt voor verzoeker aan op 1 juli 1998.2. Verzoeker klaagt er over dat de Dienst omroepbijdragen te 'sGravenhage hem niet langer in de gelegenheid stelt de omroepbijdrage halfjaarlijks per acceptgiro te voldoen.3. In reactie op de klacht van verzoeker wees de Dienst omroepbijdragen op wijzigingen van algemeen verbindende voorschriften op grond waarvan de omroepbijdrage wordt ge nd, te weten de Mediawet en het Mediabesluit. De wijzigingen houden onder meer in dat de omroepbijdrage A (voor het aanwezig hebben van een radiotoestel en televisietoestel) niet langer zal worden geheven over een tijdvak van een half jaar, maar over een tijdvak van een jaar. Verder zal het slechts mogelijk zijn de omroepbijdrage in twee of vier termijnen te voldoen, indien de houder de Dienst omroepbijdragen heeft gemachtigd tot automatische incasso (zie

Achtergrond

, onder 1. en 2.).4. De Dienst omroepbijdragen deelde mee dat de desbetreffende wijzigingen in de regelgeving waarschijnlijk op 1 juli 1998 van kracht zullen worden. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen bevestigde dit.5. Zodra de wijziging van de regelgeving inzake de omroepbijdrage van kracht wordt, staat het de Dienst omroepbijdragen niet meer vrij de omroepbijdrage A halfjaarlijks per acceptgiro te innen. Ten

aanzien van het feit dat verzoeker met ingang van de voor hem geldende, eerstvolgende betalingstermijn – 1 juli 1998 - de omroepbijdrage niet per acceptgiro voor een termijn van een half jaar kan betalen, is de Dienst omroepbijdragen geen verwijt te maken. In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.6. De Dienst omroepbijdragen liet verder weten ervoor gekozen te hebben om een half jaar tevoren te starten met een voorlichtingscampagne, om de ruim zes miljoen geregistreerde houders tijdig van de wijzigingen op de hoogte te brengen en om alle reacties tijdig te kunnen verwerken. De Dienst omroepbijdragen heeft dit gedaan door zogenoemde bijsluiters te voegen bij de rekening voor de omroepbijdrage, waarin er onder meer op werd gewezen dat een wijziging van de Mediawet ten grondslag ligt aan de verandering in de betalingswijze, alsmede dat de verandering zou ingaan met ingang van de eerstvolgende betalingstermijn (zie

Achtergrond

, onder 3.).7. Zeker gezien het grote aantal geregistreerde houders dat op de hoogte moet worden gebracht en in de gelegenheid moet worden gesteld om een keuze te maken voor een nieuwe betalingswijze, is het correct dat de Dienst omroepbijdragen ervoor heeft gekozen om met de berichtgeving aan de geregistreerde houders op de nieuwe regelgeving vooruit te lopen. Ook in dat opzicht is de onderzochte gedraging behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Dienst omroepbijdragen te 's-Gravenhage is niet gegrond. BIJLAGE I ACHTERGROND1. Mediawet (Wet van 21 april 1987, Stb. 249) Artikel 110:"1. Ter bestrijding van de kosten genoemd in artikel 28 met uitzondering van de onder e bedoelde wordt, onder de naam omroepbijdrage, een heffing geheven ter zake van het aanwezig hebben van ontvanginrichtingen.2. De omroepbijdrage wordt onderscheiden in omroepbijdrage A en omroepbijdrage B. De omroepbijdrage A (voor het aanwezig hebben van een radiotoestel en televisietoestel; N.o.) wordt geheven over het tijdvak van een half jaar, de omroepbijdrage B (voor het aanwezig hebben van een radiotoestel; N.o.) wordt geheven over een tijdvak van een jaar.3. (dit lid is nog niet in werking getreden.)4. De Dienst omroepbijdragen is belast met de inning van de omroepbijdragen." Artikel 110 (Wet van 19 december 1996, Stb 648; nog niet in werking getreden):"1. Ter bestrijding van de kosten genoemd in artikel 28 met uitzondering van de onder e bedoelde wordt, onder de naam omroepbijdrage, een heffing geheven ter zake van het aanwezig hebben van ontvanginrichtingen.2. De omroepbijdrage wordt onderscheiden in omroepbijdrage A en omroepbijdrage B.3. De omroepbijdrage wordt geheven over het tijdvak van een jaar.4. De Dienst omroepbijdragen is belast met de inning van de omroepbijdragen." Artikel 118:"1. De verschuldigdheid van de omroepbijdrage gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de betrokkene houder is geworden.2. De over een tijdvak verschuldigde omroepbijdrage moet bij vooruitbetaling worden voldaan.3. De wijze van betaling wordt bij algemene maatregel van bestuur geregeld."2. Mediabesluit (Amvb van 19 november 1987, Stb. 573) Artikel 48:"De met de inning van de omroepbijdrage belaste dienst zendt aan

de geregistreerde houder een nota voor de verschuldigde omroepbijdrage. De houder is verplicht de omroepbijdrage te voldoen door v r de op de nota vermelde vervaldatum het verschuldigde bedrag te storten, over te schrijven of over te doen schrijven." Artikel 48 (Amvb van 22 april 1997, Stb. 195; nog niet in werking getreden):"1. De Dienst omroepbijdragen zendt aan de geregistreerde houder een nota voor de verschuldigde omroepbijdrage. De houder is verplicht de omroepbijdrage te voldoen door v r de op de nota vermelde vervaldatum het verschuldigde bedrag te storten, over te schrijven of over te doen schrijven.2. Betaling van de omroepbijdrage A in twee, dan wel vier termijnen is slechts mogelijk indien de houder de Dienst omroepbijdragen heeft gemachtigd tot automatische incasso.3. De Dienst omroepbijdragen kan de mogelijkheid om in twee dan wel vier termijnen te betalen intrekken indien de houder een of meer termijnen niet of niet tijdig heeft voldaan. De verschuldigde omroepbijdrage is alsdan in zijn geheel opeisbaar."3.1. Bijsluiter voor geregistreerde houder van een ontvanginrichting, die de omroepbijdrage via automatische overschrijving betaalt:Zie BIJLAGE II.3.2. Bijsluiter voor geregistreerde houder van een ontvanginrichting, die de omroepbijdrage per acceptgiro betaalt:Zie BIJLAGE III.

Instantie: Dienst Omroepbijdragen

Klacht:

Stelt verzoeker niet langer in de gelegenheid omroepbijdrage halfjaarlijks per acceptgiro te voldoen.

Oordeel:

Niet gegrond