1998/152

Rapport
Op 21 maart 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer K. te Raalte, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps IJsselland. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps IJsselland, de burgemeester van Zwolle, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:         Verzoeker klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps IJsselland hem in een brief van 11 maart 1997 onjuiste informatie heeft verschaft naar aanleiding van zijn vraag of de politie de gemeente Raalte al dan niet had geadviseerd over de verkeersveiligheid van een voorgenomen maatregel van de gemeente Raalte.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps IJsselland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast legden de twee betrokken ambtenaren telefonisch een verklaring af. Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoeker deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van betrokken ambtenaar Si. gaf aanleiding het verslag aan te vullen. De beheerder van het regionale politiekorps IJsselland en betrokken ambtenaar B. gaven binnen de gestelde termijn geen reactie. BEVINDINGEN De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. De feiten1. Verzoeker adviseerde de overburen van het bedrijf S. in de A.-straat te Raalte in de procedure over een milieuvergunning voor dit bedrijf. Vrachtwagens die wilden laden en lossen bij dit bedrijf maakten daartoe (gedeeltelijk) gebruik van het fietspad naast de rijbaan, en verzoeker achtte dit een onwenselijke situatie.2. Verzoeker schreef in een brief van 21 november 1996 aan de regiopolitie IJsselland dat hij had vernomen dat de gemeente Raalte als oplossing voor eventuele overlast voor (brom)fietsers had voorgesteld om een hekwerk te plaatsen tussen de rijbaan en het fietspad. Verzoeker deelde de politie mee dat hij bezwaar had tegen het plaatsen van het hekwerk tussen de rijbaan en het fietspad, omdat hiermee volgens hem het fietspad onderdeel zou worden van het manoeuvreerterrein van vrachtwagens. Hierdoor zou het fietsverkeer de mogelijkheid worden ontnomen om vrachtwagens te ontwijken door op de rijbaan te gaan rijden. Volgens verzoeker betekende dit dat de onveiligheid voor fietsers een planmatig onderdeel werd van het verkeersbeleid. Hij achtte dit een niet te verdedigen opzet en verzocht de politie zich er voor in te zetten dat langs de A.straat ter plaatse van bedrijf S. een voor alle verkeersdeelnemers veilige situatie zou ontstaan.3. In een brief van 13 februari 1997 deelde verzoeker aan de politie mee dat wethouder G. tijdens een commissievergadering van de gemeenteraad van Raalte in november 1996 had beweerd dat een en ander met de politie was besproken en dat de politie met de door de gemeente voorgenomen maatregel had ingestemd. Hij betwijfelde of dit juist was en hij verzocht de politie daarom om een spoedig antwoord op zijn brief van 21 november 1996.4. Bij brief van 17 februari 1997 berichtte ambtenaar Si. van de regiopolitie IJsselland verzoeker onder meer als volgt:         "De politie heeft niet aan de gemeente Raalte geadviseerd inzake de verkeerssituatie bij de firma S. aan de A.straat in de gemeente Raalte.          Aan u was zulks, in tegenstelling tot hetgeen u in uw brief doet blijken, teruggekoppeld, zij het telefonisch en niet schriftelijk.          Zoals u eveneens telefonisch is meegedeeld zal door ons de gemeente terzake alsnog op korte termijn worden geadviseerd."5. Op 26 februari 1997 schreef verzoeker aan het college van

burgemeester en wethouders en aan de gemeenteraad van Raalte onder meer het volgende:         "In de commissievergadering (...) van november 1996 bent u akkoord gegaan met het voorstel van B&W om het openbare fietspad langs de A.straat, ter plaatse van het bedrijf S., vast onderdeel te maken van het manoeuvreerterrein voor de bevoorradende vrachtwagens.          U bent daarmee akkoord gegaan omdat wethouder G. u tijdens die vergadering (...) verzekerde dat omtrent het B&Wvoorstel was geadviseerd door de politie en dat die ermee had ingestemd.          Ik kon mij niet voorstellen dat de politie zich met een dergelijk onveilig plan zou kunnen hebben verenigd en heb haar mijn twijfels medegedeeld. (...) Tot mijn verbazing heeft de politie IJsselland mij schriftelijk meegedeeld dat zij in het geheel niet (laat staan positief!) heeft geadviseerd inzake de verkeerssituatie bij S. Ik vind het een kwalijke zaak dat een wethouder u op een dergelijke grove wijze misleidt. (...)          Inmiddels heeft de heer Si. van de politie IJsselland mij medegedeeld dat zijn afdeling, op mijn verzoek, vorige week alsnog een advies heeft uitgebracht aan de gemeente Raalte."6. Het advies van de politie waarnaar verzoeker in zijn brief van 26 februari 1997 verwees, betrof het advies van 17 februari 1997 van ambtenaar Sx van de regiopolitie IJsselland aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Raalte. Dit advies hield onder meer het volgende in:         "Naar aanleiding van een bij de Politie IJsselland, (...) ontvangen brief van de heer K. (verzoeker; N.o.) (...) rapporteer ik rapporteur het volgende.          Op het adres A.straat X te Raalte is het (...) bedrijf S. (...) gevestigd. Van en naar deze B.V. worden dagelijks vele vrachtwagens (...) vervoerd. (...) Voor de aan en afvoer van deze goederen zijn een groot aantal laaddocks rondom dit bedrijf aangebracht. Een aantal van deze laaddocks zijn gesitueerd aan de zijde van de A.straat te Raalte. (...) De gemeente Raalte is volgens de heer K. voornemens (een; N.o.) hek te plaatsen tussen de rijbaan en het fietspad van de A.straat. Het fietspad wordt daardoor een vast onderdeel van het manoeuvreerterrein van S. De heer K. is het met de plaatsing van dit hek op deze plaats niet eens en zijn voorstel is dan ook om dit hek te plaatsen op de scheiding fietspad A.straat/ voorterreinverharding S. Door plaatsing van het hek op deze wijze worden de gebruikers van dit fietspad op een veilige wijze gescheiden van de manoeuvrerende vrachtauto's.

         (...)          Door plaatsing van een hek tussen de rijbaan en het fietspad van de A.straat blijft de veiligheid van de (brom)fietser die van het zuidelijke fietspad gebruik maakt en die zo'n manoeuvrerende vrachtautobestuurder nadert afhankelijk van de oplettendheid van de vrachtautochauffeur die zijn handen overigens al vol heeft met het achteruit steken van zijn combinatie. De (brom)fietser kan op het moment dat hij linksvoor de vrachtauto rijdt, op het moment dat de vrachtautochauffeur weer vooruit gaat rijden, geen kant op; zijn uitwijkmogelijkheid is hem door het geplaatste hek ontnomen. Door plaatsing van dit hek tussen de rijbaan en het fietspad wordt de verkeerssituatie voor de (brom)fietser naar de mening van rapporteur n g onveiliger dan de huidige bestaande situatie. Door plaatsing van een hek op de grens zuidelijk fietspad A.straat/ voorterreinverharding S. wordt de verkeersveiligheid voor de ter plaatse passerende (brom)fietser daadwerkelijk sterk verbeterd. Deze (brom)fietser wordt immers feitelijk middels een hek van de manoeuvrerende vrachtwagen afgeschermd.          Zij nog vermeld dat in het Bedrijfs Processen Systeem van de Regiopolitie IJsselland, voormalig district Salland vanaf 111994 geen meldingen botsingen/aanrijdingen tussen (brom)fietsers en vrachtautobestuurders voorkomen op de A.straat te Raalte, nabij S.          Gezien vorenstaande adviseer ik u in het belang van de verkeersveiligheid ter plaatse, te bevorderen dat tot de plaatsing van een hek op de grens fietspad/voorterreinverharding S. wordt overgegaan."7. Op 6 maart 1997 berichtte verzoeker de regiopolitie IJsselland onder meer het volgende:         "Per brief van 17021997 heeft u mij op de desbetreffende vraag geantwoord dat de politie aan de Gemeente Raalte niet heeft geadviseerd inzake de verkeerssituatie bij de firma S., gelegen aan de A.straat in Raalte. Dit antwoord betekende echter w l, en daar zult u zich terdege van bewust zijn geweest, dat wethouder G. moest hebben gelogen, of, op zijn zachtst gezegd, creatief met de waarheid moet hebben omgesprongen.          (...)          De tijdens de commissievergadering van november 1996 door wethouder G. aan de commissieleden voorgestelde maatregel betekende immers niets meer of minder dan het vergroten van de onveiligheid voor de fietsers. Dat bleek ook wel uit het alsn g op 170297 door u uitgebrachte advies. (zie hiervoor onder A.6.; N.o.)(...)          Mijn verbazing was echter groot toen wethouder G., deze week dinsdag, tijdens de vergadering van de commissie OWV+M (openbare

werken, verkeer en milieu; N.o.) nog eens herhaalde dat er omtrent de bestreden maatregel wel degelijk door u is geadviseerd en dat u er toen geen enkele moeite mee zou hebben gehad. Uw antwoord op mijn brief, alsmede het aan B&W gerichte advies hadden hem dan ook hooglijk verbaasd en ge rgerd. Hij sprak van tegenstrijdige adviezen en miscommunicatie bij de politie. Ook kreeg een ieder van hem te horen dat u tegenover hem uw spijt hebt betuigd omtrent uw schriftelijke antwoord op mijn brief van 21111996. Ik kan dat echter niet geloven. In dat geval zou u mij immers k hebben ge nformeerd. (...)          Zolang ik van u geen andersluidend bericht ontvang, ga ik ervan uit dat de wethouder zich (opnieuw) heeft "vergist"."8. Bij brief van 11 maart 1997 beantwoordde ambtenaar Si. van de regio- politie IJsselland verzoekers brief als volgt:         "...Naar aanleiding van uw brief van november 1996 is door mij intern nagegaan of door ons een advies terzake de verkeerssituatie was uitgegaan naar de gemeente Raalte. Mij was daarvan niet gebleken, zoals ik u mondeling en per brief van 1702'97 heb aangegeven.          Naar aanleiding van uw actie in deze in de richting van de gemeente en in het bijzonder de commissie OWV+M heb ik 's middags, voorafgaande aan de commissievergadering een gesprek gevoerd met dhr. G.          Mij bleek toen als volgt: in het kader van de verlening van een milieuvergunning aan de firma S. is er tijdens regulier overleg gesproken met de milieuco rdinator van de politie Salland. Naar aanleiding van die besprekingen is ook mondeling overleg met deze politiefunctionaris geweest terzake de ontstane verkeerssituatie aan de A.straat. In die gesprekken is door deze functionaris aangegeven geen bezwaren te zien in de wijze waarop de vergunning zou worden verleend. Mij bleek dat dit in een ambtelijk verslag van de gemeente Raalte ook als zodanig is verwoord. De heer G. is op basis van dit ambtelijk verslag dan ook terecht uitgegaan van een positief advies van de politie terzake. De heer G. heeft de commissie dan ook op een juiste wijze ge nformeerd.          Aan mij is vooraf dit advies niet bekend geworden, daar dit in een regulier, mondeling overleg tot stand is gekomen. De milieuco rdinator is hierop door mij ook niet bevraagd, daar verkeersadvisering niet tot zijn taak behoorde. De adviseur verkeerszaken, dhr. Sx was evenmin van het verstrekte advies op de hoogte. Inmiddels zijn zowel met de gemeente als intern afspraken gemaakt, teneinde dergelijke misstanden in de toekomst te voorkomen.

         Gezien het tijdstip waarop dit aan mij bekend werd, kon ik u helaas niet meer voorafgaand aan de commissievergadering informeren.". Het standpunt van verzoeker1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder

Klacht

.2. In zijn verzoekschrift van 19 maart 1997 deelde verzoeker onder meer het volgende mee:         "6. Ik heb (...) (de hiervoor onder A.8. genoemde brief van 11 maart 1997; N.o.) voorgelegd aan de ambtenaar die zaak S. bij de gemeente Raalte behandelt en hem gevraagd mij een kopie te geven van het verslag waaruit de politie meende te kunnen opmaken dat zijn collega geen bezwaren zou hebben gehad. Dat verslag bleek onderdeel van een advies van 12111996 (zie hierna onder B.3.1.; N.o.) aan B&W van Raalte. (...) Dat advies doorlezende begreep ik er helemaal niets meer van. Las ik daarin niet dat:                  "de politie Salland nimmer is ingeschakeld met betrekking tot de verkeersveiligheid van de fietsers ter plaatse"?          7.       Dat het echter allemaal nog veel grotesker kon bleek mij toen ik beslag wist te leggen op een aan de Politie Salland gerichte brief van B&W van Raalte, gedateerd: 26 november 1996! (zie hierna onder B.3.2.; N.o.) Daarin meldt het College van B&W nota bene z lf aan de milieuco rdinator van de politie Salland dat:                  "(...) is gebleken dat de politie (...) nimmer is ingeschakeld met betrekking tot de verkeersveiligheid van de fietsers ter plaatse"!          Conclusie          1.       Tijdens de commissievergadering OWV+M moet de wethouder hebben geweten dat er niet is geadviseerd door de politie.          2.       Op grond van de brief (d.d. 26111996) (zie hierna onder B.3.2.; N.o.)(...) van B&W van Raalte aan de politie Salland, moest diezelfde politie er wel van uitgaan dat er nimmer is geadviseerd omtrent de verkeersveiligheid ter plekke.          3. Hun antwoord (d.d. 17 februari 1997) (zie hiervoor onder A.4.; N.o.) (...) aan mij op de desbetreffende vraag moet dan ook correct zijn geweest.          4.       De rectificatie van het hiervoor vermelde antwoord moet fout zijn geweest.          5.       Het is niet aannemelijk dat de schrijver van de rectificatie, omtrent de inhoud van de brief, ruggespraak heeft gehouden met

de milieuco rdinator van zijn eigen corps.          6.       De politie is in deze zaak erg onbetrouwbaar gebleken.          7.       Ik blijf zitten met het onprettige gevoel dat er, als er politieke belangen op het spel staan, soms wel erg dubieuze krachten aan het werk moeten zijn.          8.       De overheid is niet altijd meer betrouwbaar en dat doet pijn."3. Bij zijn verzoekschrift zond verzoeker onder meer de volgende stukken mee:3.1. Een uittreksel uit een intern advies aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Raalte voor de commissievergadering van 12 november 1996, waarin onder meer het volgende was opgenomen:         "Zowel uit milieuhygi nisch als uit verkeersveiligheidsoogpunt heeft het de voorkeur dat de losaktiviteiten aan de A.straat worden be indigd.          (...)          Om de overlast voor omwonenden verder te beperken is besloten dat de dock's niet rechtstreeks vanaf de rijbaan bereikbaar mogen zijn. Hiertoe zullen er palen of beugels op een onderlinge afstand van ca. 2 meter worden geplaatst. Een "hekwerk", waarover in de pers sprake is, is niet aan de orde. (...) Uit een raadpleging van de politie Salland bleek dat zij nimmer is ingeschakeld met betrekking tot de verkeersveiligheid van de fietsers ter plaatse, hetgeen ook voortvloeit uit het zeer extensieve gebruik."3.2. Een brief van de gemeente Raalte van 26 november 1996 aan ambtenaar B. van de regiopolitie IJsselland. Deze brief hield onder meer het volgende in:         "Op 22 november 1996 hebben wij een afschrift ontvangen van de brief die de heer K.. aan de politie heeft verzonden inzake de verkeerssituatie ter plaatse van het bedrijf S. (...)          Reeds enige jaren zijn wij bezig om in overleg met S. en de omwonenden het manoeuvreren van het vrachtverkeer aan de A.straat zodanig te regelen c.q. zodanige voorzieningen te treffen dat zoveel mogelijk aan alle belangen tegemoet kan worden gekomen. (...)         Om de overlast voor de omwonenden verder te beperken is besloten dat de dock's niet rechtstreeks vanaf de rijbaan bereikbaar mogen zijn. Hiertoe zullen er palen of beugels op een onderlinge afstand van ca. 2 meter worden geplaatst. Een "hekwerk" is niet aan de orde. (...)

         Uit een telefonisch kontakt met u is gebleken dat de politie (voor zover na te gaan) nimmer is ingeschakeld met betrekking tot de verkeersveiligheid van de fietsers ter plaatse, hetgeen waarschijnlijk mede voortvloeit uit het zeer extensieve gebruik.". Het standpunt van betrokken ambtenaar B. Op 23 juni 1997 deelde de heer B., ambtenaar bij het regionale politiekorps IJsselland, telefonisch aan een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman, onder meer het volgende mee:         "Tot 1 januari 1997 was ik werkzaam als milieuco rdinator bij de          regiopolitie IJsselland. (...)          Op een gegeven moment, ik kan mij niet meer herinneren wanneer dat is geweest, ben ik gebeld door de heer L. van de gemeente Raalte. De heer L. heeft mij gevraagd of ik op de hoogte was van aanrijdingen bij het bedrijf van S. aan de A.straat. Ik heb daarop in het Bedrijfsprocessensysteem gekeken. Daarin stonden geen aanrijdingen vermeld. Dat heb ik de heer L. meegedeeld.          De brief van de gemeente Raalte van 26 november 1996 heb ik als bijlage ontvangen bij het verzoekschrift van verzoeker. Voorheen kende ik die brief niet. Misschien komt dat omdat de post aan de politie via Deventer naar Raalte wordt gezonden. Mijn bemoeienis met de zaak is in deze brief van 26 november 1996 correct weergegeven (...). De politie is inderdaad niet ingeschakeld met betrekking tot aanrijdingen bij het bedrijf van S. Ik vind het wel ver gaan wanneer mijn mededelingen aan de heer L. als een advies zouden zijn beschouwd.          Ik heb inzake de verkeerssituatie in de A.straat de gemeente Raalte of wie dan ook, niet geadviseerd. Ik ben als milieuco rdinator ook niet degene die de gemeente Raalte over een verkeerssituatie behoort te adviseren. Dat behoort de verkeersco rdinator, de heer Sx, te doen. De heer Sx heeft in een rapport van 17 februari 1997 ook advies gegeven. Die gang van zaken is, voor zover ik weet, correct geweest.          Het reguliere overleg dat ik als milieuco rdinator met de gemeente Raalte voerde, vond ongeveer eens in de zes weken plaats. Tijdens dit reguliere overleg heb ik als milieuco rdinator niet met de gemeente Raalte gesproken over de milieuvergunning van het bedrijf van S. (...). De verkeerssituatie in de A.straat is niet bespro- ken. Tijdens dit reguliere overleg kwamen meer zaken aan de orde

zoals handhaving van de milieuwetgeving, en de stappen die daartoe konden of moesten worden genomen. In de verslagen die van deze vergaderingen zijn gemaakt staat niets vermeld over de verkeers- situatie aan de A.straat.          De heer Si. is teamchef van het team Heino/Wijhe. Hij heeft alleen die informatie over het reguliere overleg ontvangen die voor zijn team van belang was. De verslagen van het reguliere overleg werden hem niet toegezonden. Deze verslagen lagen wel ter inzage in het bureau in Raalte.          De heer Si. heeft met mij geen ruggespraak gehouden over zijn brief van 11 maart 1997. De mededelingen die hij in deze brief over mij doet zijn niet juist. De verkeerssituatie in de A.straat is in het reguliere overleg niet aan de orde geweest en evenmin in een mondeling overleg.          Medio maart 1997 heeft verzoeker mij gebeld over de brief van 11 maart 1997 van de heer Si. Ik heb hem toen gezegd dat ik de gemeente Raalte niet had geadviseerd. Ik heb na dit telefoongesprek eveneens tegen de heer Si. gezegd dat ik de gemeente Raalte niet heb geadviseerd en dat ik dit ook aan verzoeker heb laten weten.". Het standpunt van betrokken ambtenaar Si. Op 3 juli 1997 deelde de heer Si., ambtenaar bij het regionale politiekorps IJsselland, telefonisch aan een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman, onder meer het volgende mee:         "De politie IJsselland heeft op 22 november 1996 een brief ontvangen van verzoeker over de verkeerssituatie in de A.straat. Ik heb die brief ter hand gesteld van politieambtenaar Sx van verkeerszaken, teneinde een en ander ter plaatse te beoordelen.          In januari en februari 1997 heeft verzoeker meerdere malen telefonisch contact opgenomen met de heer Sx en met mij. Verzoeker heeft daarbij de vraag gesteld of de politie aan de gemeente Raalte advies had uitgebracht over de verkeerssituatie aan de A.straat. Ik heb hem daarop gezegd dat ik, voor zover ik kon nagaan, dacht van niet. Ik heb toen ook contact opgenomen met de heer Sx. Deze heeft mij gezegd dat hij geen advies had uitgebracht. In onze administratie was niets vermeld over een uitgaand advies. Verzoeker wenste dit schriftelijk bevestigd te krijgen. In mijn brief van 17 februari 1997 heb ik vervolgens bevestigd dat de politie geen advies had uitgebracht.

         Op 17 februari 1997 heeft de heer Sx een rapport opgemaakt, waarin hij een advies uitbracht aan de gemeente Raalte met betrekking tot de verkeerssituatie in de A.-straat.          Op 18 februari 1997 heb ik verzoeker in het politiebureau te woord gestaan en hem gezegd dat voor zover ik wist geen advies was uitgebracht.          Enige tijd later, ik meen op 4 maart 1997, heeft wethouder G. mij benaderd. Ik heb daarop met hem een gesprek gevoerd. Hij deelde mij mee dat politieambtenaar B. de gemeente mondeling had geadviseerd, en dat hem dat was gebleken uit een advies van een van zijn ambtenaren aan het college van Burgemeester en Wethouders over een milieuvergunning van het desbetreffende bedrijf aan de A.straat. De heer G. zei verder dat hij op grond van het schriftelijke advies van die ambtenaar in de commissievergadering had meegedeeld dat de politie had geadviseerd. (...) (In het advies van de gemeenteambtenaar; N.o.) staat onder meer vermeld dat uit een raadpleging van de politie Salland was gebleken dat zij niet was ingeschakeld met betrekking tot de verkeersveiligheid van fietsers ter plaatse, enzovoorts. Uit dat stuk was mij toen gebleken dat er toch enige vorm van advies door de politie moest zijn geweest, zij het niet via de reguliere weg. Ik wist niet van het gesprek van de heer B. met een gemeenteambtenaar af, en de heer Sx evenmin.          In een brief 6 maart 1997 heeft verzoeker mij om uitleg gevraagd.          Ik heb hem daarop in mijn brief van 11 maart 1997 meegedeeld wat de uitkomst was geweest van mijn gesprek met de heer G. In mijn brief van 11 maart 1997 aan verzoeker heb ik de informatie weergegeven die de heer G. mij heeft verstrekt.          Daar ik geen dagelijks contact heb met de heer B. en ik daarvoor ook niet direct aanleiding zag heb ik geen contact met hem opgenomen, alvorens mijn brief van 11 maart 1997 aan verzoeker te richten. Ik had geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de woorden van de heer G. Bovendien had hij mij het advies van een van zijn ambtenaren laten zien. Achteraf beoordeeld was dit contact met de heer B. ter verificatie wellicht goed geweest.          Het is niet gebruikelijk dat de politie een mondeling advies uitbrengt aan de gemeente. Ik was er ook niet van op de hoogte dat dat was gebeurd. Ik heb verzoeker in mijn brief van 11 maart 1997 dan ook laten weten dat er inmiddels met de gemeente en ook intern afspraken waren gemaakt om dergelijke misverstanden te voorkomen.          Op 19 maart 1997 is mij gebleken dat verzoeker contact heeft opgenomen met de heer B. Ik heb daarop ook met B. gesproken. Hij

deelde mij mee dat de heer L. van de gemeente Raalte, waarmee hij vanuit zijn functie als milieuco rdinator regulier contact onderhield, hem had gevraagd of hij wilde nagaan of er bij de politie gegevens waren over politiebemoeienis bij verkeersongevallen in de A.straat, en dat hij aan de heer L. had meegedeeld dat er geen mutaties waren over verkeersongevallen in de laatste jaren.          Kennelijk heeft de gemeente die mededeling van de heer B. dus als advies opgevat. Ik heb daarover in het aangehaalde gesprek met de heer G. de gang van zaken met betrekking tot het advies met hem besproken. Ik heb samen met hem vastgesteld dat een aantal zaken langs elkaar heen waren gelopen. Wij spraken dan ook af dat er voortaan alleen schriftelijk zal worden geadviseerd, zodat over de vraag of een mededeling nu wel of geen advies betreft geen misverstanden meer kunnen ontstaan.          Verzoeker heeft in zijn brief van 18 april 1997 een stuk aangehaald uit de brief van 22 november 1996 aan de heer B. Verzoeker heeft dit citaat naar mijn mening verkeerd uitgelegd. Verzoeker stelt naar aanleiding van het citaat dat het college van Burgemeester en Wethouders bevestigt dat ter zake geen contact is geweest met de politie. Het tegengestelde wordt echter bedoeld. In het citaat staat namelijk dat de politie nimmer is ingeschakeld met betrekking tot de verkeersveiligheid van de fietsers ter plaatse. Dit betekent dat er bij de politie niet is gebleken van verkeersonveiligheid, en niet, zoals verzoeker stelt, dat hierover geen contact met de politie zou zijn geweest. Ik verwijs daarbij naar het aangehaalde advies van een gemeenteambtenaar aan het college van Burgemeester en Wethouders, waarin hetzelfde citaat wordt voorafgegaan door de zinsnede "uit een raadpleging van de politie". Ook heeft de heer B. deze raadpleging bevestigd. De citaten komen overigens uit interne correspondentie en zijn voor de betrokken functionarissen (de heer B., de heer G. en ik) duidelijk en ook als zodanig ge nterpreteerd.          Mijn beide brieven aan verzoeker zijn inhoudelijk juist. Ik heb verzoeker naar eer en geweten geantwoord.". Het standpunt van de korpsbeheerder De korpsbeheerder deelde in zijn reactie van 1 september 1997 op de klacht onder meer het volgende mee:         "Naar aanleiding van uw onderzoek heb ik de korpschef gevraagd een onderzoek in te stellen. Daaruit is mij het volgende gebleken.

        V r 17 februari 1997 is er zowel door de teamchef, de inspecteur van politie de heer Si., als door de verkeersadviseur, de brigadier van politie de heer Sx, geprobeerd de heer K. duidelijk te maken dat er door de politie geen advies was uitgebracht over de verkeerssituatie aan de A.straat (...).          Dit omdat zowel bij de heren Si. als Sx, alsmede in de administratie van de politie niets van een dergelijk advies bekend was. Op 17 februari 1997 heeft de heer Si. dat schriftelijk aan de heer K. bevestigd. Rond 4 maart 1996 hoorde de heer Si. van wethouder G. van de gemeente Raalte dat de milieuco rdinator, de inspecteur van politie de heer B., al v r 17 februari is gebeld door de heer L. van de gemeente Raalte, met de vraag of de politie op de hoogte was van aanrijdingen nabij het bedrijf van S. aan de A.straat. Hoewel de heer B. niet is belast met verkeersadvisering, heeft hij het Bedrijfs Processen Systeem (BPS) geraadpleegd op het al dan niet voorkomen van incidenten met betrekking tot de verkeersveiligheid op de A.straat.          De heer B. trof geen aanrijdingen aan en heeft dat telefonisch aan de heer L. doorgegeven. De heer L. heeft deze informatie vervolgens verwerkt in een advies aan het college van Burgemeester en Wethouders van Raalte. Dat de heer G. in een vergadering melding maakt van een advies van de politie heeft ook betrekking op de door de heer B. gegeven mondelinge informatie. Het (in de brief van 11 maart 1997 genoemde; N.o.) reguliere overleg bestond dus uit een telefoongesprek tussen de heer L. van de gemeente Raalte en de heer B. van de politie op of omstreeks 5 november 1996. De heer Si. die dan voor het eerst van deze mondelinge informatie van de heer B. aan de gemeente Raalte hoort, stuurt op 11 maart 1997 de heer K. een brief. Daarin geeft hij uitleg over de ontstane misverstanden en het feit dat er inmiddels afspraken met de gemeente Raalte zijn gemaakt om dergelijke misverstanden in de toekomst te voorkomen.          Voorts heb ik de burgemeester van Raalte gevraagd intern een onderzoek in te stellen. Hieruit komt het volgende naar voren.          In het telefoongesprek tussen de heer L. en de heer B. van de politie op of omstreeks 5 november 1996 is besproken wat de politie bekend was inzake de verkeersonveiligheid betreffende (brom)fietsers nabij het bedrijf van S. De heer B. heeft daarbij het BPS geraadpleegd en de heer L. medegedeeld "dat de politie door burgers nooit is ingeschakeld met betrekking tot de verkeersveiligheid van de fietsers ter plaatse, waarschijnlijk voortvloeiende uit het zeer intensieve gebruik van het fietspad in kwestie".          Deze mondelinge informatie is door de heer L. verwerkt in zijn advies aan het college van B&W van Raalte en tevens in een brief van

het college aan de politie Salland van 26 november 1996 (zie hiervoor onder B.3.1. en B.3.2.; N.o.). Er is daarna geen "mondeling overleg" geweest. Wellicht is de brief van de heer Si. van 11 maart 1997 niet geheel duidelijk in dezen. Bedoeld wordt hetzelfde telefonisch advies van medio 5 november 1996 tussen genoemde twee personen. Omdat het hier gaat om een telefonisch inwinnen van informatie, is van dit telefoongesprek geen verslag gemaakt, anders dan het vermelden van de essentie in het advies aan het college van B&W (...).          De heer Si. zegt in de betwiste brief dat de milieuco rdinator van de politie met de gemeente mondeling heeft gesproken; de heer K. beweert dat dat niet zo is. De heer K. heeft hiervoor maar n argument en dat is de eerdergenoemde brief van de gemeente aan de politie Salland van 26 november 1996. De heer K. leest de brief echter verkeerd. De zinsnede "nimmer is ingeschakeld bij" betekent niet dat de gemeente de politie nooit heeft ingeschakeld, maar dat de b rger de politie nooit heeft ingeschakeld. Er zijn immers blijkens het BPS van de politie vanaf 1 januari 1994 geen meldingen van botsingen/aanrijdingen tussen (brom)fietsers en vrachtautobestuurders op de A.straat te Raalte, nabij S.          Het is ongelukkig dat deze passage klaarblijkelijk de heer K. een verkeerde indruk heeft gegeven, dan wel voor twee rlei uitleg vatbaar is gebleken.          Wat betreft de status van het telefoongesprek kan worden gesteld dat een mondeling advies ook een advies is, al is dit niet op papier verstrekt. De verhoudingen tussen de gemeente Raalte en politie zijn veelvuldig en derhalve vaak informeel; niet elk advies wordt derhalve schriftelijk aangevraagd en schriftelijk aangeleverd. Het advies bestond overigens uit niets meer dan een raadpleging van het BPS. Dat de milieuco rdinator in plaats van de adviseur verkeerszaken het advies heeft gegeven, wil niet zonder meer zeggen dat het dus geen geldig advies is. Overigens is het mondeling advies gelijkluidend aan het later aangeleverde schriftelijke advies van 17 februari 1997 (...). Ook dit advies geeft aan dat in het BPS geen relevante vermeldingen voorkomen.          Om tot een eindafweging te komen neem ik zowel de overwegingen van de korpschef als de burgemeester van Raalte in aanmerking.          Op basis van de door de wethouder van Raalte verstrekte informatie heeft de heer Si. van de politie zijn brief op 11 maart 1997 aan de heer K. geschreven. Naar mijn mening geeft de heer Si. in die brief

duidelijk aan hoe het heeft kunnen gebeuren dat de betreffende wethouder in de commissievergadering melding maakt van een advies van de politie, terwijl dat bij de politie niet als zodanig geregistreerd stond. Dit heeft naar alle waarschijnlijkheid te maken met het feit dat de eerstverantwoordelijke politieambtenaar geen schriftelijk advies heeft uitgebracht. Verder erkent de heer Si. dat er misverstanden zijn ontstaan en dat interne afspraken tussen de politie en de gemeente Raalte dergelijke misverstanden in de toekomst moeten voorkomen.          Ik ben van mening dat de politie nooit de bedoeling heeft gehad verkeerde informatie aan de heer K. te verstrekken. De onduidelijkheid bij de politie over de status van het telefoongesprek en de voor de heer K. onduidelijke brief van het college van B&W van Raalte d.d. 26 november 1996 hebben voor de nodige communicatieproblemen gezorgd. Enerzijds tussen de politie en de gemeente en anderzijds (als gevolg daarvan) tussen de politie en de heer K. Voorts denk ik dat de heer Si., nadat hij op de hoogte was van het feit dat de heer B. mondelinge informatie aan de gemeente had verstrekt, alle mogelijke moeite heeft gedaan om de ontstane misverstanden op te lossen. Van enige verwijtbaarheid jegens het optreden van de politie is naar mijn mening dan ook geen sprake.". De reactie van verzoeker Verzoeker liet in reactie op het commentaar van de korpsbeheerder en de verklaringen van de betrokken ambtenaren op 21 september 1997 onder meer het volgende weten:         "Essentieel is (...) slechts het antwoord op de vraag:"Heeft wethouder G. tijdens de vergadering van de Commissie OWV+M in november 1996 de waarheid verteld toen hij de aanwezigen mededeelde dat de Politie positief had geadviseerd omtrent een voorgenomen verkeersmaatregel, i.c. het plaatsen van een hekwerk tussen het fietspad en de rijbaan voor het gemotoriseerde verkeer ter plaatse van het bedrijf S., aan de A.-straat te Raalte." Di vraag wilde ik beantwoord hebben. Immers, met die opmerking (het "positieve politieadvies" dus) is het wethouder G. tijdens de vergadering gelukt de commissieleden ervan te overtuigen dat deze gevaarlijke en omstreden verkeersmaatregel, een veilige voorziening was. Binnen het politiekorps is er slechts n persoon die die vraag correct had kunnen beantwoorden: diegene namelijk van wie werd

beweerd dat advies te hebben gegeven: de heer B. Het antwoord op die vraag is inmiddels wel duidelijk. De heer B. heeft, tot op de dag van vandaag, nimmer geadviseerd! Hij heeft u dat ook bevestigd in zijn reactie. De definitie van adviseren is immers: het (als deskundige) schriftelijk of mondeling oordelen over iets/ raadgeven, dan wel voorlichten. En daarvan is hier in de verste verte geen sprake geweest. Het enige wat de heer B. heeft gedaan is, op verzoek van gemeenteambtenaar L., kijken in het Bedrijfsprocessensysteem en de heer L. mededelen dat daarin geen aanrijdingen vermeld stonden. En dat kun je met de grootste fantasie toch geen advies noemen. Ik laat hierbij in het midden of het feit dat het niet vermeld staan van aanrijdingen ook tegelijk betekent dat er feitelijk geen aanrijdingen hebben plaatsgevonden, dan wel de situatie veilig kan worden genoemd. (...) Er is slechts n keer door de Politie geadviseerd inzake de gewraakte verkeersmaatregel en dat was pas zeer veel later dan november 1996. Maar de conclusie van de onderzoeker loog er dan ook niet om en ik citeer nogmaals uit het onderzoeksrapport van 17-02-1997:"Door de voorgenomen verkeersmaatregel, (het plaatsen van een hekwerk tussen fietspad en rijbaan dus) wordt de situatie voor (brom)fietsers n g onveiliger dan zij nu reeds is"! Als d t advies in november 1996 bij de commissieleden bekend was geweest, zou de omstreden maatregel nooit zijn geaccepteerd, daar ben ik van overtuigd. In ieder geval was de discussie dienaangaande zuiver gebleven. (...) ik ben buitengewoon teleurgesteld in de wijze waarop de Politie mij in deze zaak heeft behandeld en over de inhoudelijk reactie van de korpsbeheerder, de heer F. (...) Het siert hem dat hij het voor zijn functionaris Si. opneemt. Inhoudelijk hangt zijn verhaal echter van suggesties en aannames aan elkaar en wat mij nog het meest bevreemd is dat hij in het geheel niet ingaat op de reactie van de sleutelfiguur in deze zaak, de heer B. Daardoor maakt de korpsbeheerder dezelfde fout als diegene die hij tracht te verdedigen (Si.). Een fout die ik ni t heb willen begaan. Daarom heb ik, zodra ik vernam dat wethouder G. beweerde dat het de milieuco rdinator (B.) was die het bestreden advies zou hebben gegeven, met diezelfde heer B. contact opgenomen om de bewering van de wethouder op het waarheidsgehalte te toetsen. De heer F. heeft

dat niet gedaan en legt in plaats daarvan, bewust of onbewust, veel te zeer de nadruk op het eventueel verkeerd door mij interpreteren van een zinsnede in een door B&W van Raalte aan de Politie IJsselland gestuurde brief d.d. 26-11-1996. (...). De heer Si. Door de handelwijze van de heer Si. voel ik mij beschadigd en met mij de omwonenden die mij gevraagd hebben hen te helpen in hun strijd tegen hinder en overlast. (...) (Een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman; N.o.) deelt hij mede: "Ik had geen enkele reden te twijfelen aan de juistheid van de woorden van wethouder G.". Hoezo niet? Hij had toch voldoende redenen tot twijfel? Er was immers geen schriftelijk advies aantoonbaar. En bevestigt de heer Si. niet z lf in zijn verweer ten overstaan van (...) (eerdergenoemde medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman; N.o.) dat "het niet gebruikelijk is dat de Politie een mondeling advies uitbrengt". Bovendien was er, voor iedereen evident, sprake van het vergroten van een onveilige situatie ten gevolge van de voorgenomen maatregel. Dat heeft de Politie later zelf geconstateerd en in het advies van 17-02-1997 toegelicht. Waarom zou uitgerekend zijn collega B. (waarvan de heer Si. w t en zegt dat hij niet bevoegd was te adviseren over verkeersmaatregelen) gezegd hebben dat het allemaal wel goed zit. Dat is toch totaal ongeloofwaardig! Dan vr g je die collega toch?! Dan kan all n het woord van een wethouder toch nooit voldoende zijn. Die wethouder is immers beschuldigde. Het meest groteske vind ik echter nog de opmerking van de heer Si. aan het eind van het gesprek met (eerder genoemde medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman; N.o.), citaat: "Mijn beide brieven aan verzoeker zijn inhoudelijk juist". Twee brieven, nota bene, met volstrekt tegenstrijdige inhoud. Ik handhaaf mijn klacht als volgt:-        De politie had geen enkele reden om in haar brief van 11 maart 1997 tot de conclusie te komen dat er w l een advies is uitgebracht. -        Ik vind het buitengewoon incorrect dat de politie all n wethouder G. heeft medegedeeld dat men afstand nam van een eerder aan mij gestuurde brief van 17-02-1997. Dat had ik toch ook moeten weten? Deze incorrectheid had tot gevolg dat de wethouder diezelfde avond nog, ten onrechte blijkt nu, de vloer met mij kon aanvegen tijdens een commissievergadering. Als de heer Si. mij tijdig van zijn ommezwaai op de hoogte had gesteld, had ik mij die avond geheel anders opgesteld richting wethouder G. Nu stond -       

ik voor schut. En de heer Si. had dat kunnen voorkomen. Zijn verweer dat hij mij niet meer voorafgaand aan de commissievergadering kon informeren vind ik, voor een politieman zeer ongeloofwaardig. Hij heeft toch op zijn minst een telefoonboek. Bovendien: hij weet waar ik woon en ook waar ik werk. Nogmaals, gezien het belang van de zaak had hij mij tijdig dienen te informeren. (...) -        Het meest incorrect vind ik echter het feit dat ik zelfs schriftelijk heb moeten vragen naar het hoe en waarom van de plotselinge (al dan niet terechte) ommezwaai van de brief van 17-02-1997. Zelfs niet nadat de krant daaraan reeds uitgebreid aandacht had besteed, kreeg ik antwoord. En ik ontkom nog steeds niet aan de indruk dat ik, als ik daarom niet had gevraagd, nu n g geen antwoord zou hebben gekregen." -       . Nadere reacties van betrokken ambtenaar Si.1. In reactie op verzoekers commentaar bracht betrokken ambtenaar Si. in zijn brief, ontvangen op 14 oktober 1997, nog onder meer het volgende naar voren:"Na het lezen van het commentaar van de heer K. moet ik helaas vaststellen dat de heer K. mijns inziens op diverse punten een verkeerde voorstelling van zaken geeft. Zo stelt de heer K. terecht dat de essenti le vraag in deze is: heeft wethouder G. de Commissie OWV + M naar waarheid ge nformeerd of niet. Daarvoor is niet van belang OF er een advies is uitgebracht VOLGENS EVENTUEEL GESTELDE REGELS, maar of de Wethouder mocht AANNEMEN DAT een dergelijk advies was uitgebracht. Getuige de meermalen aangehaalde zinsnede uit de ambtelijke rapportage (uit raadpleging van de politie Salland was gebleken" enz.) staat het naar mijn idee ondubbelzinnig vast dat de Wethouder hiervan uit mocht gaan en dat hij op dat moment de commissie naar eer en geweten heeft ge nformeerd. Nieuwe informatie die dhr. K. in mijn brief van 11 maart (1997; N.o.) is gegeven, maar waarmee hij kennelijk niet gelukkig is/was. Vastgesteld is, dat er terzake de verkeerssituatie ter plaatse overleg is geweest tussen politie en gemeente. Vastgesteld is, dat er in de ambtelijke rapportage gewag wordt gemaakt van deze interactie, op dusdanige wijze, dat de Wethouder van een gegeven advies uit mocht gaan.

Vastgesteld is dat wel vaker (al dan niet gewenst) mondeling zaken werden gedaan tussen gemeente en politie. Of dhr. B. deze interactie zelf al dan niet beoordeelt als een gegeven advies doet daaraan m.i. niets af. Het gaat in deze om de wijze waarop zulks binnen het gemeentelijk apparaat, in casu door dhr. L. is begrepen/ werd ge nterpreteerd en vervolgens werd verwoord in de betreffende rapportage. Op basis van DEZE rapportage werd de commissie door Wethouder G. ingelicht. Het benadrukken van de STREKKING van de zinsnede in de ambtelijke rapportage is dan ook van wezenlijk belang en essentieel voor het daaruit gevolgde handelen van de Wethouder, iets wat dhr. K. natuurlijk niet kan negeren. Dhr. K. geeft aan "dat het Wethouder G. met het "positieve politieadvies" gelukt is de commissieleden er van te overtuigen dat deze gevaarlijke en omstreden verkeersmaatregel een veilige voorziening was". In tweede termijn echter (commissievergadering maart) is zulks op basis van het inmiddels (op verzoek van K.!!) schriftelijk uitgebrachte advies afgerond en werd besloten de gewraakte verkeersmaatregel NIET te treffen. (...) Ook mijn verklaring dat beide brieven, aan verzoeker inhoudelijk juist zijn is en blijft correct. Immers, voorzover door mij kon worden nagegaan was er bij het schrijven van de eerste brief op 17/2/97 (na een mondeling onderhoud terzake) geen sprake geweest van een advies aan de gemeente. Eerst op of omstreeks 4 maart 1997 bleek mij, zoals aangegeven, citaat: "dat er toch enige vorm van advies door de politie moest zijn geweest" en dat "uit raadpleging van de politie van Salland was gebleken" enz. hetgeen in mijn brief van 11 maart 1997 dan ook aan dhr. K. is aangegeven. Zoals aangegeven heb ik naar aanleiding van de eerste brief aan dhr. K. op of omstreeks 4 maart 1997, op verzoek van de heer G., een gesprek gehad met de Wethouder G. Tijdens dat gesprek is mij, zoals gesteld, gebleken van een zekere advisering/raadpleging door/van de politie. Los van de brief van dhr. K., had ik het voornemen schriftelijk aan dhr. K. mededeling te doen over deze voor mij nieuwe informatie. Schriftelijk, juist omdat dhr. K. in het gesprek d.d. 18 maart 1997 aan ondergetekende had aangegeven ontwikkelingen in deze schriftelijk te willen ontvangen i.v.m. eventueel te volgen procedures in deze, waarin hij de omwonenden van S. vertegenwoordigde (om die reden vroeg K. ook om een schriftelijke bevestiging van ons eerder gevoerde telefonische gesprek). De termijn waarbinnen door mij dit schriftelijke bericht werd gegeven (1 week) is naar

mijn mening alleszins redelijk. Dat afwezigheid van deze brief tot een zekere escalatie en gezichtsverlies voor dhr. K. tijdens een tussenliggende commissievergadering heeft geleid kon ik niet voorzien. Ik begrijp dat onderhavige klacht wellicht is ingegeven door deze omstandigheid. Echter de door dhr. K. gekozen strategie/opstelling tijdens een openbare commissievergadering kan ik niet voor mijn rekening nemen. (...) Nu de papierberg in deze kwestie groeit lijkt het mij zinvol de zaak in de juiste proporties terug te brengen, waar gaat/ging het ook al weer om? 1.       K. verzocht om advisering terzake een verkeerssituatie aan de. -straat, aan welk verzoek medio februari 1997 werd voldaan. De gewraakte verkeersmaatregel werd NIET getroffen; 2.       K. vroeg begin februari (1997; N.o.) naar aanleiding van een commissievergadering, of er inmiddels door de politie was geadviseerd. Hem werd OP DAT MOMENT naar bevind van zaken, zonder terughoudendheid, geantwoord. 3.       Begin maart bleek mij uit een gesprek met dhr. G. dat terzake, voorzover wij dat op basis van een ambtelijke rapportage konden beoordelen, de politie wel was geraadpleegd; 4.       Per omgaande (1 week) werd dhr. K. daarvan door ondergetekende schriftelijk op de hoogte gesteld. Nogmaals, Ik ben van mening dat dhr. K. in deze op een correcte wijze is bejegend, immers:Hij wenste advisering inzake de onderhavige verkeerskwestie, aan welk verzoek door ons werd voldaan (ondanks het feit dat dit verzoek niet via de normale weg, nl. De gemeente Raalte aan ons werd gedaan); hij wenste een schriftelijke bevestiging van ons gesprek aangaande bovengenoemde advisering, aan welk verzoek per omgaande werd voldaan; hij wenste schriftelijk uitleg over de nieuwe feiten in deze, hetgeen hem op korte termijn (1 week) werd gegeven; NB De klacht van dhr. K. was gericht op het verstrekken van onjuiste informatie door ondergetekende. Al in mijn brief van 11 maart 1997 werd aan K. aangegeven op basis van welke informatie de situatie in een ander daglicht was komen te staan. Tevens werd daarin aangegeven dat inmiddels afspraken met de gemeente waren gemaakt, teneinde dergelijke misverstanden in de toekomst te voorkomen. Ook in mijn verklaring ten

overstaan van (een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman; N.o.) is door mij naar eer en geweten aangegeven op welke wijze de beide brieven tot stand zijn gekomen. Beide brieven waren niets verhullend, duidelijk en correct van inhoud en NIET STRIJDIG, DOCH VOLGEND AAN ELKAAR."2. In reactie op het hem toegezonden verslag van bevindingen deelde betrokken ambtenaar Si. nog mee dat verzoeker zaken regelmatig niet juist citeerde.

Beoordeling

1. Verzoeker heeft erover geklaagd dat een ambtenaar van het regionale politiekorps IJsselland hem in een brief van 11 maart 1997 onjuiste informatie heeft verschaft naar aanleiding van zijn vraag of de politie de gemeente Raalte al dan niet had geadviseerd over de verkeersveiligheid van een voorgenomen maatregel van de gemeente Raalte.2. Naar aanleiding van de mededeling van wethouder G. in november 1996 in een commissievergadering van de gemeenteraad van Raalte dat de politie Salland over een verkeerssituatie aan de A.-straat had geadviseerd, en had ingestemd met een door de gemeente voorgenomen maatregel, heeft verzoeker aan de politie IJsselland, district Salland, gevraagd of deze mededeling juist was. Volgens verzoeker zou door deze voorgenomen maatregel de onveiligheid van fietsverkeer worden vergroot. Hierop heeft de heer Si., ambtenaar van het regionale politiekorps IJsselland, op 17 februari 1997 aan verzoeker meegedeeld dat de politie geen advies had uitgebracht. Diezelfde dag bracht de politie schriftelijk een negatief advies uit over de voorgenomen verkeersmaatregel. Naar aanleiding van verzoekers brief van 6 maart 1997, waarin hij opheldering vroeg over de advisering door de politie, heeft Si. in zijn brief van 11 maart 1997 aan verzoeker laten weten dat hem uit een gesprek met G. was gebleken dat de milieuco rdinator van de politie mondeling had geadviseerd, en dat Si. niet van dit advies op de hoogte was geweest.3. Van een overheidsinstantie mag worden verwacht dat zij een burger correcte en volledige informatie verschaft. Dit betekent dat wanneer de politie zonder voorbehoud meedeelt dat zij geen advies heeft uitgebracht over een verkeerssituatie, een burger op de juistheid van die mededeling moet kunnen vertrouwen. Verzoeker moest er dan ook van kunnen uitgaan dat de mededeling van politieambtenaar Si. van 17 februari 1997 dat de politie de gemeente niet had geadviseerd, juist was, omdat deze mededeling zonder

voorbehoud was gedaan. Deze mededeling werd bovendien ondersteund doordat de politie op dezelfde dag schriftelijk een negatief advies heeft uitgebracht over de voorgenomen verkeersmaatregel.4. Politieambtenaar Si. heeft de informatie van 17 februari 1997 korte tijd later herzien, door verzoeker, bij brief van 11 maart 1997, mee te delen dat was gebleken dat de politie de gemeente wel had geadviseerd. Uit het onderzoek van de Nationale ombudsman is naar voren gekomen dat het hier is gegaan om een mondeling contact tussen een ambtenaar van de gemeente Raalte en de milieuco rdinator van de politie, waarbij feitelijke informatie uit het bedrijfsprocessensysteem is verstrekt. Dit contact is binnen de politieorganisatie niet vastgelegd, zodat het begrijpelijk is dat politieambtenaar Si. er op 17 februari 1997 niet van op de hoogte was. Wethouder G. heeft de ambtelijke rapportage over het mondelinge contact met de politie kennelijk aangemerkt als een advies van de kant van de politie, en zich dienovereenkomstig uitgelaten in de commissievergadering van november 1996. Het is begrijpelijk dat een en ander heeft geleid tot vraagtekens bij verzoeker. Dit neemt niet weg dat de inlichtingen die over deze gang van zaken zijn verstrekt door de politie voldoende duidelijk maken hoe een en ander is verlopen, en hoe er sprake is geweest van een misverstand. Deze inlichtingen geven de Nationale ombudsman daarom geen aanleiding om verzoeker te volgen in zijn kritiek op de informatie in de brief van politieambtenaar Si. van 11 maart 1997. De Nationale ombudsman acht de uitleg in de brief toereikend en aanvaardbaar. Het valt overigens positief te waarderen dat intussen afspraken zijn gemaakt om misverstanden zoals in deze zaak zoveel mogelijk te voorkomen. De onderzochte gedraging is behoorlijk. CONCLUSIE De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps IJsselland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps IJsselland (de burgemeester van Zwolle), is niet gegrond.

Instantie: Regiopolitie IJsselland

Klacht:

Onjuiste informatie verschaft op vraag of politie gemeente Raalte had geadviseerd over verkeersveiligheid voorgenomen maatregel.

Oordeel:

Niet gegrond