2013/211: Politie verwijst jongen door naar Bureau Halt zonder bekentenis en toestemming

Rapport

Verzoekers zestienjarige zoon D. werd na een melding door de politie in gezelschap van drie andere jongens, aangetroffen in een slooppand. De politieambtenaren gaven de jongeren een bekeuring omdat zij artikel 461 Wetboek van Strafrecht (verboden toegang voor onbevoegden) zouden hebben overtreden. In verband met het uitschrijven van de bekeuring werden de jongeren, waaronder verzoekers zoon, in het slooppand verhoord. D. verklaarde tijdens dit verhoor dat hij niet wist dat hij het pand, ondanks de aanwezigheid van hekken, niet mocht betreden. De politie liet verzoeker bij brief weten dat zijn zoon D. voor verdere afdoening zou worden doorverwezen naar het Bureau Halt. Bureau Halt stuurde hierna aan verzoeker een brief waarin het startgesprek met Bureau Halt werd aangekondigd. Nadat verzoeker telefonisch contact met bureau Halt had gehad, stuurde Bureau Halt aan verzoeker een brief waarin werd meegedeeld dat de verwijzing was teruggestuurd naar de politie omdat verzoeker had aangegeven dat hij niet akkoord was met de verwijzing naar Bureau Halt. Later sprak de kantonrechter van de rechtbank Den Haag verzoekers zoon vrij van overtreding van artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht.

Verzoeker klaagde erover dat de politie zijn zoon had doorverwezen naar Bureau Halt Kennemerland zonder dat zijn zoon een bekentenis had afgelegd en zonder dat toestemming was verkregen voor de doorverwijzing. Verder klaagde verzoeker erover dat Bureau Halt de doorverwijzing van de politie had aangenomen ondanks het feit dat niet was voldaan aan de vereisten van toestemming en een bekentenis.

De Nationale ombudsman was van oordeel dat de verklaring van verzoekers zoon niet als een bekentenis kon worden gekwalificeerd. Op basis van deze overweging was de Nationale ombudsman van oordeel dat er voor politieambtenaar W. geen grond was om verzoekers zoon D. een Halt-afdoening aan te bieden aangezien daarvoor een bekentenis van de betrokken jongere en diens instemming is vereist. Door verzoekers zoon ondanks zijn ontkennende verklaring toch bij het bureau Halt Kennemerland aan te melden, had de politie gehandeld in strijd met het vereiste van professionaliteit.

De Nationale ombudsman is voor wat betreft het aannemen van de doorverwijzing van oordeel dat niet van bureau Halt mag worden verwacht dat zij, voor het ingang zetten van de Halt-afdoening nog een zelfstandige beoordeling verricht over de vraag of de jeugdige een bekentenis heeft afgelegd en of hij tegenover de politie heeft ingestemd met de Halt-afdoening. Dat betekent dat het bureau Halt in principe moet kunnen afgaan op de informatie en het oordeel van de politie. Door de doorverwijzing van de politie aan te nemen zonder daarbij nog een zelfstandige beoordeling uit te voeren, had het bureau Halt niet gehandeld in strijd met het vereiste van goede voorbereiding.

Verzoekers klacht dat Bureau Halt hem en zijn zoon een schriftelijke uitnodiging voor een startgesprek had gestuurd, ondanks het feit dat verzoeker in het voorafgaande telefoongesprek uitdrukkelijk had aangegeven niet in te stemmen met de doorverwijzing van zijn zoon naar Bureau Halt, werd niet gegrond geacht.

Instantie: Politiechef van regionale eenheid Den Haag

Klacht:

verzoekers zoon doorverwezen naar Bureau Halt Kennemerland zonder dat zijn zoon een bekentenis had afgelegd en zonder dat toestemming was verkregen voor de doorverwijzing

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Bureau Halt Kennemerland

Klacht:

doorverwijzing aangenomen ondanks het feit dat niet was voldaan aan de vereisten van toestemming en een bekentenis

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Bureau Halt Kennemerland

Klacht:

verzoeker en zijn zoon een schriftelijke uitnodiging voor een startgesprek gestuurd, ondanks het feit dat verzoeker in het voorafgaande telefoongesprek uitdrukkelijk had aangegeven niet in te stemmen met de doorverwijzing van zijn zoon naar Bureau Halt

Oordeel:

Niet gegrond