2018/029 Politie Den Haag valt woning binnen ondanks aanwezigheid minderjarigen

Rapport

Verzoeker lag in zijn woning te slapen. Plotseling werd hij opgeschrikt door gewapende en gemaskerde politieambtenaren van een arrestatieteam (AT) die met kabaal de voordeur van zijn woning opentrapten. Volgens verzoeker werd ook in de rest van de woning door het AT schade aangericht. Verzoeker en zijn hoogzwangere vrouw wisten van niets en moesten onder dreiging met een vuurwapen op de bank gaan zitten. Hun jonge kinderen moesten boven in hun slaapkamers blijven. De éénjarige zoon van verzoeker ging huilen en mocht niet direct worden getroost. Verzoekers kinderen hadden, vanwege de grote impact, in de periode daarna psychologische hulp nodig. Verzoeker kon drie weken niet werken en schaamde zich naar zijn woonomgeving.

Verzoeker klaagde erover de officier van justitie toestemming had verleend voor de inzet van een arrestatieteam, ondanks de wetenschap dat er vijf minderjarige kinderen in de woning aanwezig waren.

De Nationale ombudsman achtte de gebrekkige verslagvorming van de officier van justitie niet behoorlijk. Dat gold ook voor het ontbreken van processen-verbaal van het observatieteam in het politie- en OM dossier. Hierdoor was verantwoording achteraf ten aanzien van de inbreuk op verzoekers grondwettelijke huisrecht niet mogelijk. Desondanks achtte de Nationale ombudsman de klacht, op basis van informatie die de Nationale ombudsman zelf via zijn onderzoek had ontdekt, niet gegrond. De Nationale ombudsman was van oordeel dat sprake was van een situatie waarin mocht worden aangenomen dat de politie bij het betreden van de woning van verzoeker op zoek naar de verdachte M en de baby kon stuiten op levensbedreigende omstandigheden, in die zin dat kon worden gevreesd voor het leven van de baby waarnaar zij op zoek waren. Dat rechtvaardigde de inzet van het AT in verzoekers woning, ook al was dit zeer ingrijpend voor verzoekers kinderen. De minister van Justitie en Veiligheid had daarom niet gehandeld in strijd met het evenredigheids-vereiste.

Verzoekers klacht dat de politie tijdens de instap in zijn woning buitensporig veel schade had aangericht en de klacht dat de politie geen initiatief had ondernomen om verzoeker te rehabiliteren richting zijn woonomgeving, achtte de Nationale ombudsman niet gegrond.

Instantie: Officier van justitie

Klacht:

toestemming verleend voor de inzet van het arrestatieteam

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Officier van justitie

Klacht:

toestemming verleend voor de inzet van het arrestatieteam

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Politiechef regionale eenheid Den Haag

Klacht:

tijdens instap in verzoekers woning veel schade aangericht

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Politiechef regionale eenheid Den Haag

Klacht:

geen initiatief genomen om na de inzet van het arrestatieteam aan verzoekers woonomgeving uitleg te geven over de inzet van het team en het feit dat verzoeker niets met de zaak te maken had

Oordeel:

Niet gegrond