De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) stelde een onderzoek in naar de mogelijkheid van een omgangsregeling tussen de minderjarige X en haar vader. Verzoekster, de moeder van X. wilde hieraan niet meewerken. Zij had geen vertrouwen meer in de raadsonderzoeker.
Zij diende een klacht in over het Raadsonderzoek en ook over de klachtbehandeling.
De Nationale ombudsman vindt:
- de klacht over de raadsonderzoeker niet gegrond. Zij heeft voldoende rekening gehouden met de wensen en verlangens van verzoekster. Dat zij zich wel eens vergiste in naam en geslacht van X is onzorgvuldig, maar doet er niet aan af dat zij zorgvuldig te werk is gegaan. Zij heeft eerst gesprekken gevoerd met beide ouders en daarna is besloten drie proefcontacten tussen X en zijn vader tot stand te brengen om te kunnen oordelen over de mogelijkheid van een omgangsregeling. Er is geen strijd met het vereiste van professionaliteit en vooringenomenheid;
- de klacht over de interne klachtbehandeling gedeeltelijk gegrond. In de beslissing op de klacht is de regiodirecteur niet teruggekomen op de toezegging tijdens het klachtgesprek om bij de raadsonderzoeker na te vragen was zij precies heeft gezegd over de omgangsregeling. In zoverre is gehandeld in strijd met het vereiste van rechtszekerheid;
- de klacht dat de klachtencommissie van de Raad de bandopname niet heeft willen beluisteren gegrond. Deze klachtencommissie had moeten beoordelen of de bandopname van het klachtgesprek nodig was om de klacht over de bejegening tijdens dit gesprek te kunnen beoordelen, en had daarna een afweging moeten maken. Dit is niet gebeurd. Dit is in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving.