2010/080

Rapport

Verzoeker klaagde erover dat de Belastingdienst naar aanleiding van een door de Belastingdienst als authentiek beschouwde brief, vertrouwelijke informatie stuurde naar het in die brief vermelde adres waar verzoeker op dat moment niet meer stond ingeschreven. Volgens verzoeker was de brief ten onrechte als authentiek beoordeeld.

De Nationale ombudsman overwoog dat het op de weg van de Belastingdienst had gelegen om het adres in het verzoek te verifiëren met de adressen van verzoeker zoals opgenomen in het systeem Beheer van Relaties van de Belastingdienst, nu onder meer de adresgegevens afkomstig van de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in dit opzicht de meeste waarborg bieden en met de nodige regelgeving zijn omgeven dan wel sprake is van een expliciet door de belastingplichtige doorgegeven toezendadres. In dit geval was dan geconstateerd dat het adres in het verzoek niet in het systeem opgenomen was bij verzoeker. De Belastingdienst had vervolgens telefonisch of schriftelijk met verzoeker contact moeten opnemen om de echtheid van het verzoek te verifiëren. Door dit na te laten, vond toezending van de aangiften plaats op grond van een verzoek waarvan de betrouwbaarheid niet vast stond.

De Belastingdienst stuurde een klachtafhandelingsbrief eveneens naar het verkeerde adres.

De Nationale ombudsman oordeelde dat de Belastingdienst door het versturen van brieven naar een onjuist adres in strijd handelde met het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving. De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging daarover dan ook niet behoorlijk.

Dit oordeel gaf de Nationale ombudsman aanleiding een aanbeveling te geven. De aanbeveling hield in dat de Nationale ombudsman de minister van Financiën beval te bevorderen dat de handelwijze van de Belastingdienst wordt aangepast in de gevallen dat verzocht wordt om vertrouwelijke informatie op te sturen naar een adres dat niet is opgenomen in het Beheer van Relatiessysteem van de Belastingdienst.

Verzoeker klaagde er ook over dat de Belastingdienst geen excuses aanbood voor het versturen van de aangiften naar het verkeerde adres.

De Nationale ombudsman oordeelde op dit punt dat de Belastingdienst handelde in strijd met het vereiste van correcte bejegening. Dit vereiste impliceert onder meer dat overheidsinstanties zich er steeds bewust van zijn dat het aanbieden van excuses onder omstandigheden noodzakelijk is.

In dit geval onderbouwde de Belastingdienst zijn excuses door aan te geven dat zijn handelwijze niet eerder tot klachten leidde, alsmede dat hij het ten zeerste betreurde dat het in verzoekers geval, volgens verzoekers stelling, misging. De Belastingdienst erkende derhalve geen normschending. Evenmin gaf hij aan dat er voor verzoeker een onevenredige nadelige situatie was ontstaan. Door bij het aanbieden van de excuses geen expliciete aandacht te bieden aan deze onderwerpen, voldeed het aanbieden van de excuses volgens de Nationale ombudsman niet aan de voorwaarden die daaraan worden gesteld. Op dit onderdeel was de onderzochte gedraging eveneens niet behoorlijk.

De aanbeveling is opgevolgd.

Instantie: Belastingdienst/Zuidwest

Klacht:

Klachtafhandelingsbrief en kopieën van aangiften verstuurd naar adres waar verzoeker niet meer stond ingeschreven; excuses aangeboden voor versturen van aangiften.

Oordeel:

Gegrond