Nadat verzoeksters vader en moeder waren overleden, kwam zij er toen ze - nog voor de uitvaart - informatie bij de begraafplaats wilde inwinnen over de procedure aangaande de grafrechten, achter dat haar broer zich als opvolgend rechthebbende had aangemeld en door de begraafplaats ook als zodanig was aangemerkt. Verzoekster klaagde erover dat de begraafplaats de grafrechten op naam van haar broer had gezet.
De verordening op gebruik en beheer van de begraafplaats bepaalt dat na het overlijden van een rechthebbende op een graf op schriftelijk verzoek van de erfgenamen overschrijving op naam van een van hen kan plaatsvinden. De Nationale ombudsman overwoog dat in het algemeen de verplichting van een begraafplaats om informatie in te winnen naar aanleiding van een aanmelding van een persoon, na het overlijden van de oorspronkelijk rechthebbende, als rechthebbende op een grafrecht niet zover gaat een begraafplaats naar aanleiding van een dergelijke aanmelding op eigen initiatief zou moeten nagaan hoeveel en welke - potentiële - rechthebbenden er zijn en of degene die zich aanmeldt dit doet in overeenstemming met hen. In het algemeen heeft een begraafplaats aan zijn onderzoeksplicht voldaan als is nagegaan of degene die zich heeft aangemeld, hiertoe is gerechtigd, bijvoorbeeld krachtens verwantschap. Als zich meerdere personen als rechthebbende aanmelden, zoals in het onderhavige geval, ligt dit anders. Dan wordt immers niet meer voldaan aan hetgeen de verordening bepaalt. De Nationale ombudsman was van oordeel dat dit niet betekent dat de verantwoordelijkheid voor de afweging wie de meest geëigende persoon als rechthebbende is hiermee bij de begraafplaats komt te liggen. Een begraafplaats dient in een dergelijk geval de aspirant-rechthebbenden te wijzen op hetgeen de verordening bepaalt en hen voor te houden dat zij een en ander onderling dienen uit te maken en vervolgens een verzoek tot overschrijving aan de begraafplaats kunnen doen.
In het onderhavige geval had de begraafplaats, niettegenstaande de tegenwerpingen van verzoekster, haar broer aangemerkt als de opvolgend rechthebbende. Dit was in het licht van deze overwegingen niet juist. De klacht was gegrond.
Actieve en adequate informatieverwerving