2008/143

Rapport

Verzoeker koopt van een particulier een gestolen sloep. Op zeker moment wordt hij als verdachte van heling gehoord; na verhoor wordt hij echter als koper te goeder trouw aangemerkt. De politie stelt hem aan als bewaarder van de in beslag genomen sloep. Negen maanden na de veroordeling van de sloependief bepaalt de civiele rechter dat sloep naar de (verzekeraar van de) bestolene terug moet.

Verzoeker klaagt erover dat hij er niet op is gewezen (1) dat hij zich in de strafprocedure tegen de dief kon voegen althans (2) dat hij - toen was gebleken dat hij geen heler was - aangifte van oplichting kon doen, zodat hij zich kon voegen in díe strafprocedure.

ad 1. Parket hoefde verzoeker geen voegingsformulieren te sturen, nu verzoeker geen rechtstreekse schade had ondervonden van de diefstal (nog los van dat er geen sprake was van een kennisgeving zich te willen voegen).

ad 2. Verzoeker hoefde ook niet op mogelijkheid van aangifte van oplichting te worden gewezen, nu oplichting wel een wat gewrongen constructie was en de schade op dat moment kwestieus (die was er pas toen hij boot moest afgeven). Evenmin was het aan de politie of het parket om verzoeker naar een advocaat te verwijzen in verband met de mogelijke (civielrechtelijke) consequenties van het feit dat hij een gestolen boot had gekocht. Het had voor de hand gelegen dat verzoeker zélf juridisch advies had ingewonnen.

Volgens de Nationale ombudsman is dan ook niet gehandeld in strijd met het beginsel van fair play en hij acht de klacht niet gegrond.

Overig klachtonderdeel:

- afwijzing schadevergoeding

Instantie: Arrondissementsparket te Amsterdam

Klacht:

Nimmer op gewezen dat verzoeker zich in de strafprocedure kon voegen als benadeelde partij.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Officier van justitie Amsterdam

Klacht:

Iedere aansprakelijkheid voor de hieruit ontstane schade afgewezen.

Oordeel:

Niet gegrond