2007/209

Rapport

Omdat verzoeker volgens zijn ex-echtgenote niet voldeed aan zijn maandelijkse alimentatieverplichting, hij zou de bijdrage namelijk niet hebben verhoogd met de wettelijke indexering, schakelde zij het LBIO in. Het LBIO nam daarop de inning van de kinderalimentatie over. In dit kader werd onder andere beslag gelegd op meerdere panden van verzoeker. Verzoeker vond dit niet juist en diende hierover een klacht in.

De Nationale ombudsman stelde vooreerst vast dat het LBIO de verantwoordelijkheid voor de wijze waarop beslag was gelegd, niet kon afschuiven op de deurwaarder omdat het LBIO een meer deskundige executant is (die zelf de verhaalsmogelijkheden onderzoekt) van wie dus een eigen verantwoordelijkheid mag worden verwacht in het aansturen van de deurwaarder. Verder overwoog de No dat uit artikel 435 Rv niet zonder meer voortvloeit dat onder alle omstandigheden tegelijkertijd beslag mag worden gelegd op alle vermogensbestanddelen van een schuldenaar. Volgens de No dient het te leggen beslag altijd te voldoen aan de eis van proportionaliteit. In dit geval was voor een bedrag van € 1.084,17 beslag gelegd op vijf panden. Dit achtte de No disproportioneel en in strijd met het evenredigheidsvereiste.

Overnemen inning; laten oplopen van de opslag- en incassokosten; afwijzen schadevergoeding; beslaglegging.

Instantie: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Klacht:

Onduidelijke of geen informatie verstrekt; tot tweemaal toe beslag gelegd op meerdere panden van verzoeker.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Klacht:

Inning van door verzoeker verschuldigde kinderalimentatie overgenomen; opslag- en incassokosten onnodig hoog op laten lopen; beslag gelegd waaronder op onroerende zaken; inning voortgezet na augustus 2005 en in dit kader beslag laten leggen; verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Oordeel:

Niet gegrond