2006/264

Rapport

Verzoekster kwam er in 2002 van op de hoogte dat diverse medische instanties in haar (elektronische) patiëntendossier zogenoemde additionele informatie betreffende haar persoonsgegevens hadden opgenomen. Verzoekster diende bij het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) een klacht in over de wijze waarop haar persoonsgegevens door genoemde instanties waren verwerkt. Zij klaagde er met name over dat haar persoonsgegevens op een oneigenlijke manier waren gebruikt, hetgeen een ernstige aantasting van en een inbreuk op haar privacy is. Zij verzocht het Cbp te onderzoeken of de manier waarop haar persoonsgegevens waren verwerkt in overeenstemming was met het doel waarvoor zij mochten worden verwerkt. Ook verzocht zij het Cbp na te gaan wat de herkomst van die gegevens was.

Verzoekster klaagt er over dat het Cbp haar klacht niet in behandeling heeft genomen.

Het beginsel van fair play houdt voor bestuursorganen in dat zij burgers de mogelijkheid geven hun procedurele kansen te benutten. Dit beginsel brengt onder meer mee dat bestuursorganen burgers ook de procedurele kansen behoren te geven die zijn opgenomen in een klachtenregeling.

Het Cbp heeft op grond van artikel 60 WBP een discretionaire onderzoeksbevoegdheid, hetgeen inhoudt dat het Cbp niet verplicht is een onderzoek in te stellen. Dit leidt ertoe dat de Nationale ombudsman slechts marginaal kan toetsen of het Cbp in redelijkheid heeft kunnen komen tot haar beslissing om al dan niet een onderzoek naar een klacht in te stellen. Het Cbp heeft deze onderzoeksbevoegdheid nader uitgewerkt in beleids­regels. Omdat ten tijde van indiening van verzoeksters klacht bij het Cbp reeds maatregelen waren genomen om herhaling van de overtreding te voorkomen, verzoekster naar het oordeel van de Nationale ombudsman met de maatregelen voldoende tegemoet was gekomen, zij in een eerdere instantie in het gelijk is gesteld en de behandeling van verzoeksters klacht in dat verband van het Cbp een onevenredige inspanning met zich zou meebrengen en heeft het Cbp in redelijkheid kunnen beslissen geen onderzoek in te stellen naar de klacht. Hiermee heeft het Cbp niet gehandeld in strijd met het beginsel van fair play.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

Overige klachtonderdelen

partijdig heeft gehandeld bij de afwijzing van haar verzoek een onderzoek in te stellen;

haar onvoldoende duidelijk heeft geïnformeerd over de klachtenprocedure.

Instantie: College bescherming persoonsgegevens

Klacht:

Wijze van klachtafhandeling: verzoekster onvoldoende geïnformeerd over klachtenprocedure.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: College bescherming persoonsgegevens

Klacht:

Verzoeksters klacht niet in behandeling genomen; partijdig gehandeld bij afwijzing verzoek een onderzoek in te stellen.

Oordeel:

Niet gegrond