2005/175

Rapport

Verzoekers asielaanvraag, ingediend op 31 maart 1998, werd door de toenmalige Staatssecretaris van Justitie afgewezen op 6 april 1999. Ook zijn bezwaarschrift van 11 mei 1999 werd ongegrond verklaard. Op 19 december 2003 verklaarde de rechtbank het beroep tegen de afwijzing van het bezwaarschrift gegrond wegens schending van het motiveringsvereiste en droeg de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie daarbij op een nieuw besluit te nemen. De minister was mening

dat zij geen nieuw besluit kon nemen op het bezwaarschrift van 11 mei 1999 omdat een besluitmora­torium was ingesteld voor asielzoekers afkomstig uit Centraal-Irak. De minister gaf daarbij aan dat het besluitmoratorium geen betrekking had op asielaanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000 maar dat ook in deze “oude” aanvragen geen zorgvuldige beslissing kon worden genomen vanwege de onduidelijk situatie in Centraal-Irak.

Verzoeker klaagde erover dat de minister geen besluit nam op zijn bezwaarschrift van 11 mei 1999 nadat de rechtbank op 19 december 2003 had bepaald dat de minister een nieuwe beslissing diende te nemen. Verzoeker klaagde er met name over dat het ingestelde besluitmoratorium in zijn geval geen reden kon zijn om geen beslissing te nemen omdat dit besluitmoratorium alleen ziet op asiel­aanvragen ingediend na inwerkingtreding van de Vreemdelingenwet 2000, op 1april 2001.

De Nationale ombudsman overwoog ten aanzien van het niet nakomen van de rechterlijke uitspraak van 19 december 2003 dat de minister binnen de wettelijke beslistermijn gevolg had moeten geven aan die rechterlijke uitspraak. Verzoekers asielaanvraag was ingediend voor inwerkingtreding van

de Vreemdelingenwet 2000. Het instellen van het besluitmoratorium had geen betrekking op het bezwaarschrift van verzoeker. Het was dan ook niet mogelijk om alle asielaanvragen afkomstig van asielzoekers uit Centraal-Irak ingediend voor 1 april 2001 zonder meer te laten ressorteren onder het besluitmoratorium. Weliswaar kon de minister na zorgvuldige bestudering van een individuele zaak tot de conclusie komen dat in die zaak geen zorgvuldige beslissing genomen kan worden maar in de zaak van verzoeker was dit niet het geval. De minister deelde slechts in algemene zin mee dat op asielaanvragen van voor de invoering van de Vreemdelingenwet 2000 van asielzoekers afkomstig uit Centraal Irak niet kon worden beslist vanwege de onduidelijke situatie in Centraal Irak.

De Nationale ombudsman oordeelde dat de onderzochte gedraging niet behoorlijk was wegens schending van het vereiste van rechtszekerheid.

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

Lange duur van behandeling van bezwaarschrift tegen afwijzing asielaanvraag: IND heeft meegedeeld dat reden hiervoor een besluitmoratorium is.

Oordeel:

Gegrond