2003/007

Rapport

Verzoekers, die op 7 april 2001 samen met anderen een complex hadden gekraakt, klagen erover dat het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant (hierna: de politie) op 12 april 2001 niet, althans onvoldoende, is opgetreden tegen personen die tot ontruiming van het complex wilden overgaan. In dit verband klagen zij er met name over dat de politie:

- noch direct na aankomst op het complex noch tijdens en na het overleg met de krakers en bedoelde personen is opgetreden tegen die personen, toen zij spullen van de krakers naar buiten en hun eigen spullen (onder meer voorhamers en sleeptuig) naar binnen brachten;

- heeft trachten te bewerkstelligen dat de krakers het gebruik van een deel van het complex zouden afstaan aan X Vastgoed Beheer, ondanks dat de krakers volgens de politie in hun recht stonden.

Verzoekers klagen er verder over dat de politie nog niet inhoudelijk heeft gereageerd op hun brief van 28 april 2001, waarin zij klagen over het politieoptreden op 12 april 2001 en een aantal vragen hebben gesteld.

Beoordeling

Inleiding

Op 7 april 2001 berichtte een woordvoerder van de lokale kraakbeweging aan het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant (hierna: de politie) dat een perceel aan de (...)-straat was gekraakt. Op dit perceel stond aan de voorkant een woonhuis en verder een kassencomplex met daaraan verbonden een kantoor- en werkruimte. De politie begaf zich ter plaatse en liep met de krakers over het terrein.

Op 14 april 2001 kwam bij de politie een melding binnen van de krakers dat acht "bodybuilders" de woning binnendrongen. De politie ging wederom ter plaatse en constateerde dat beveiligingsmedewerkers het perceel claimden namens de eigenaar. Ook de krakers claimden het (gehele) perceel. Na overleg met de officier van justitie is vastgesteld dat de eigenaar rechtmatig het woonhuis aan de voorkant kon gebruiken, omdat een perceel niet als geheel kan worden gekraakt en niet was gebleken dat de krakers (ook) hun intrek in het woonhuis hadden genomen.

A. Ten aanzien van de officier van justitie

1. Verzoekers klagen er in de eerste plaats over dat de politie - noch direct na aankomst op het complex noch tijdens en na het overleg met de krakers en de personen die namens de eigenaar actie ondernamen - niet is opgetreden tegen die personen, toen zij spullen van de krakers naar buiten en hun eigen spullen (onder meer voorhamers en sleeptuig) naar binnen brachten. Volgens verzoekers hebben deze personen huisvredebreuk gepleegd op het door hen gekraakte terrein. De politie had daar tegen moeten optreden en heeft hen dus niet de bescherming geboden waarop zij recht hadden.

2. De korpsbeheerder heeft in reactie op de klacht meegedeeld dit klachtonderdeel niet gegrond te achten. Hij voert daartoe - samengevat - het volgende aan. In eerste instantie trof de politie een chaotische situatie aan, daar beide partijen het recht claimden op het desbetreffende perceel. De politie ging er, na overleg met de officier van justitie vervolgens van uit dat een perceel als zodanig niet is te kraken, maar alleen de afzonderlijke panden. Daar de krakers het woonhuis in het geheel niet claimden - er werd door hen slechts gesproken over het "kantoorpand met kascomplex" - en het er onneembaar uitzag (dichtgespijkerde ramen), ging de politie er - eveneens na overleg met de officier van justitie - van uit dat dit woonhuis niet was gekraakt en dat derhalve de eigenaar rechtmatig dat pand kon betreden.

Nu het niet-optreden van de politie blijkt te hebben plaatsgevonden overeenkomstig hetgeen de officier van justitie heeft aangegeven omtrent de mogelijkheid een perceel als zodanig te kraken respectievelijk de status van het woonhuis, dient deze gedraging te worden beschouwd als een gedraging van de officier van justitie. De Minister van Justitie gaf in zijn reactie aan dat hij zich kon vinden in het oordeel van de officier van justitie.

3. Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel staat dus volgens de Nationale ombudsman centraal de vraag of de officier van justitie de politie de opdracht had moeten geven de (vertegenwoordigers van) de eigenaar te verwijderen van het desbetreffende perceel.

4. In artikel 138 Wetboek van Strafrecht (Sr.; zie Achtergrond, onder 1.) is strafbaar gesteld het wederrechtelijk binnendringen in de woning of het besloten lokaal of erf bij een ander in gebruik.

Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat onder genoemd gebruik feitelijk gebruik moet worden verstaan. Dit betekent dat de "feitelijk gebruiker" - waarbij niet terzake doet of het gebruik rechtmatig of onrechtmatig is - van een woning, maar ook van een besloten lokaal of erf de bescherming geniet van artikel 138 Sr. Hierop dient een uitzondering te worden gemaakt in het geval de woning of het besloten lokaal of erf is binnengedrongen op een moment dat nog sprake was van feitelijk gebruik door een ander (doorgaans de eigenaar), ook al is die tijdelijk afwezig. De bescherming die artikel 138 Sr. aan binnendringers/krakers biedt, geldt in dat geval niet ten opzichte van de (oorspronkelijke) feitelijk gebruiker, die uit het feitelijk gebruik is verdrongen.

5. In dit geval maakte de politie op 7 april 2001 na de melding door de krakers een ronde over het perceel aan de (...)-weg en constateerde daarbij dat het woonhuis en het kassencomplex al lange tijd niet meer in gebruik waren. Ook constateerde de politie dat de krakers op de deur van de kantoorruimte een eigen slot hadden geplaatst en dat daarin een matras met slaapzak lag. Het toegangshek tot het perceel hadden de krakers, naar de politie waarnam, afgesloten middels een ketting met slot. Tussen 7 en 14 april is niet gebleken van enige actie van politiezijde (namens de eigenaar) om de krakers het perceel te doen verlaten.

Hieruit kan redelijkerwijs worden afgeleid dat er ten tijde van de kraakactie op 7 april 2001 geen sprake was van feitelijk gebruik van het perceel en de daarop liggende gebouwen door of vanwege de eigenaar. Ook de politie is daar kennelijk vanuit gegaan.

6. Na de kraakactie konden de krakers worden aangemerkt als (feitelijk) gebruikers van (in ieder geval) de kassen en het daarbij behorende kantoor, alsmede van het daarbij behorende erf, dat kennelijk besloten was, gelet op het - ook door de politie geconstateerde - afgesloten hek van het perceel.

Hiervan uitgaande, was er jegens de personen die namens de eigenaar het terrein middels verbreking van het door de krakers aangebrachte slot binnendrongen sprake van een redelijke verdenking van overtreding van artikel 138 Sr. Toen de krakers daarom de hulp van de politie inriepen, had de officier van justitie desgevraagd de politie opdracht dienen te geven de vertegenwoordigers van de eigenaar te verwijderen, reeds op grond van het feit dat zij het perceel/besloten erf tegen de wil van de krakers waren binnengedrongen. Hieruit vloeit voort dat ook geen sprake kon zijn van niet-strafbaar in gebruik nemen van het woonhuis door vertegenwoordigers van de eigenaar.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

7. Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat het in gebruik nemen van het woonhuis door de vertegenwoordigers van de eigenaar niet reeds onrechtmatig is om de zojuist vermelde reden, was dit om na vermelde redenen ook niet juist.

De officier van justitie is ervan uitgegaan dat het woonhuis niet was gekraakt, kennelijk op grond van het enkele feit dat de krakers niet hadden gerept over de voormalige woning. Aan haar was blijkens haar verklaring echter ook doorgegeven dat volgens de krakers het terrein als zodanig was gekraakt, terwijl blijkens de verklaring van hulpofficier van justitie R. hij de officier van justitie tevens had gemeld dat de bewuste woning door beide partijen niet ter sprake was gebracht. Gelet hierop, had de officier van justitie de politie nader onderzoek moeten laten doen naar de vraag of het woonhuis al dan niet geacht kon worden "in gebruik" te zijn bij de krakers. Immers, de andere partij had het woonhuis in eerste instantie ook niet ter sprake gebracht. De krakers hebben wèl duidelijk gemaakt dat volgens hen het perceel als zodanig (met alle gebouwen) was gekraakt, zodat zij op zichzelf ook geen aanleiding hadden expliciet het woonhuis te claimen. Dat kwam pas aan de orde nadat de wederpartij aan de politie de vraag had voorgelegd of zij het woonhuis konden betrekken. Het is onjuist geweest dat de krakers niet hun visie daarop hebben kunnen geven en dat de politie geen opdracht is gegeven nader feitelijk onderzoek te doen.

B. Ten aanzien van het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant

1. Bereiken van een compromis

1. Verzoekers klagen er verder over dat de politie heeft trachten te bewerkstelligen dat de krakers het gebruik van een deel van het complex zouden afstaan aan de eigenaar, ondanks dat de krakers volgens de politie in hun recht stonden.

2. Uit het onderzoek is het volgende gebleken. Vóórdat R. contact opnam met de officier van justitie heeft hij zowel met de krakers als met de projectontwikkelaar gesproken. De vertegenwoordiger van de krakers gaf hem te kennen dat het perceel gekraakt was en dat de politie hiervan al eerder op de hoogte was gesteld. Vervolgens ontstond een discussie waarbij de andere partij aangaf het niet eens te zijn met de kraakactie en het pand - dat wil zeggen, de kassen en het daarmee verbonden kantoor - opeiste. R. trachtte toen een compromis te sluiten tussen beide partijen, waarbij zij samen tot een besluit zouden komen wat (door ieder van hen) gebruikt kon worden en wat niet. De projectontwikkelaar wilde namelijk beginnen met werkzaamheden op het gedeelte waar de krakers zich niet bevonden.

Volgens de krakers heeft R. gezegd dat zij in hun recht stonden. Dat blijkt niet uit de verklaring van R., noch uit de desbetreffende mutatie. Hoe dan ook, zelfs indien de politie ervan uitging dat de krakers niet strafbaar waren op grond van artikel 138 of 429sexies Sr., stond het de politie vrij om in eerste instantie te trachten de belangen van de eigenaar van het perceel en die van de krakers met elkaar te verenigen. Dat voor de eigenaar civielrechtelijke wegen openstonden om zelf weer de beschikking over zijn eigendom te verkrijgen doet daaraan niet af.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

2. Klachtafhandeling

1. Verzoekers klagen er ten slotte over dat de politie tot op het moment dat zij een klacht indienden bij de Nationale ombudsman (13 november 2001) nog niet inhoudelijk had gereageerd op hun klacht van 28 april 2001.

2. De klacht is uiteindelijk pas bij brief van 7 mei 2002 afgedaan. Dit is niet in overeenstemming met de in artikel 13 van de Klachtenregeling politie Midden- en West-Brabant genoemde termijn (zie Achtergrond, onder 2.). De korpsbeheerder wordt dan ook gevolgd in zijn standpunt dat dit klachtonderdeel gegrond is.

De onderzochte gedraging is in dit opzicht niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de officier van justitie te Breda, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, is gegrond.

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant (de burgemeester van Tilburg), is niet gegrond voor wat betreft het streven naar een compromis en gegrond voor wat betreft de termijn van klachtbehandeling.

Onderzoek

Op 13 november 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer V. en mevrouw D. te Breda, ingediend door mr. E. Th. Hummels, advocaat te Zeist, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant (de burgemeester van Tilburg), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd in eerste instantie alleen de beheerder van het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Toen uit de reactie van de korpsbeheerder bleek dat de politie overleg had gevoerd met de officier van justitie over al dan niet optreden ten behoeve van de krakers, is de Minister van Justitie in de gelegenheid gesteld op het desbetreffende klachtonderdeel te reageren.

Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De Minister van Justitie deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Noch verzoekers noch de korpsbeheerder gaven binnen de gestelde termijn een reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. Feiten

1. Op 7 april 2001 berichtte een woordvoerder van de kraakbeweging aan het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant (hierna: de politie) dat een perceel aan de (...)-straat was gekraakt. Op dit perceel stond aan de voorkant een woonhuis en verder een kassencomplex met daaraan verbonden een kantoor- en werkruimte. De politie begaf zich ter plaatse en liep met de krakers over het terrein.

Op 14 april 2001 kwam bij de politie een melding binnen van de krakers dat acht bodybuilders de woning binnendrongen. De politie ging wederom ter plaatse en constateerde dat beveiligingsmedewerkers en bouwvakkers het perceel claimden namens de eigenaar. Ook de krakers claimden het (gehele) perceel. Na overleg met de officier van justitie is vastgesteld dat de eigenaar rechtmatig het woonhuis aan de voorkant kon betreden, omdat dit volgens de politie niet was gekraakt.

2. Op 28 april 2001 wendde de advocaat van verzoekers zich tot de korpschef van de regiopolitie Midden- en West-Brabant met de volgende klacht over het (onvoldoende) optreden van de politie op 14 april 2001:

"Op 7 april 2001 hebben een aantal mensen, waaronder mijn cliënten, het complex (...) gekraakt. Het gaat om ruimten als (onder meer) een woonhuis, een voorhuis, loodsen, een kantoorgebouw en een afgesloten terrein. Medewerkers van uw korps hebben dezelfde dag geconstateerd dat met betrekking tot de gekraakte ruimten er sprake was van relevante leegstand. Het ging dus om een 'legale kraak', dat wil zeggen de artikelen 138 en/of 429sexies van het Wetboek van Strafvordering waren niet van toepassing.

Op 12 april 2001 omstreeks 01.00 uur komen er zes auto's naar het gekraakte terrein. Uit de auto's stappen een aantal zeer fors uitziende mannen ('kleerkasten'), die gaan binnendringen in het gekraakte complex. Het slot op het hek wordt door de indringers doorgeknipt en vervangen. Voordat een der krakers de deur van een der panden op slot kan doen, komen de indringers (de genoemde 'kleerkasten' alsmede een klein -volgens cliënten: opgefokt- mannetje, de baas van het gezelschap) de kamer van een van de krakers binnenlopen. De indringers zeggen dat de krakers hun belangrijkste spullen moeten pakken en op moeten rotten.

Als reactie rent een van de krakers het pand in. Als deze de indringers kwijt is, belt deze de Politie. Ook belt deze kraker de andere bewoners van de gekraakte ruimten die op dat moment niet thuis waren. De betreffende kraker meldt aan de Politie en haar medekrakers dat indringers bezig zijn met een ontruiming. De baas van de indringers ging bij aankomst met hout gooien en daarna ging hij met een breekijzer rond meppen. Een der krakers probeerde zichzelf te verdedigen, maar werd door zes indringers in elkaar geslagen. Een bebloed hoofd was het gevolg. De baas van de indringers zei, dat alle krakers weg moesten en de krakers werden door de indringers van het complex afgezet.

Dan komt de Politie. De huisraad van de krakers wordt door de indringers uit de gekraakte ruimten gedragen. Inmiddels staan de krakers bij het hek, zij worden door enkele van de 'kleerkasten' tegengehouden. De Politie gaat het eerst met de baas van de indringers praten. De baas zegt dat hij van X Vastgoed Beheer is. Dan mag een der krakers wat zeggen. Aan de agenten wordt meegedeeld dat het complex het weekend ervoor legaal is gekraakt en dat het hier gaat om indringers, die huisvredebreuk plegen. Op dat moment zijn de indringers nog steeds doende de spullen van de krakers naar buiten te dragen.

De agenten zijn van het Bureau Tuinzichtlaan. Zij roepen versterking op en hebben telefonisch overleg met hun chef. De aanwezige agenten 'bevriezen' de situatie, de krakers mogen nog steeds niet het gekraakte complex op en de indringers krijgen de tijd om tussen de spullen van de krakers te gaan 'neuzen'. De Politie meldde nog dat de baas van de indringers het niet goed vond dat de krakers hun spullen terugkregen, de spullen zouden namelijk worden weggegooid. De krakers hebben de aanwezige agenten erop gewezen dat de Politie hen diende te beschermen en dat zulks ten onrechte niet gebeurde.

Als de chef arriveert, geeft hij toe dat de krakers in hun recht staan. De chef geeft echter ook te kennen dat hij graag ziet dat de krakers maar bereid moeten zijn tot een compromis. De chef beoogt te bewerkstelligen dat de krakers 'vrijwillig' het gebruik van een deel van het complex gaan afstaan aan X Vastgoed Beheer. De krakers willen niets van een compromis weten. De krakers wijzen de chef erop dat aan de rechthebbende civielrechtelijke wegen openstaan. De krakers maken ook aan de chef nog eens duidelijk dat de indringers van het complex afmoeten. Enkele 'kleerkasten' geven hier gevolg aan en wachten aan de overkant van de straat. De krakers mogen het terrein weer op. De indringers halen nog gauw, onder het toeziende oog van twee agenten, uit het voorste huisje de spullen van de krakers en brengen hun eigen spullen naar binnen (wat voorhamers en ander sleeptuig). Volgens de aanwezige Politie kraken de indringers op deze wijze op legale wijze de gekraakte ruimte en is er dus sprake van een 'legale kraak' doende indringers van X Vastgoed Beheer en zijn de indringers nu 'buren' geworden. Het zal duidelijk zijn dat zo (met zulke 'buren') van enig huisrecht geen sprake meer is.

De betrokken Politieambtenaren hebben zich hiermede schuldig gemaakt aan een deelnemingsvorm aan de door de indringers gepleegde misdrijven, namelijk voorzover deze betrekking hebben op de fakekraak door de indringers.

De krakers vragen aan de Politie om contact op te nemen met de Officier van Justitie. Dit verzoek wordt niet ingewilligd: de betreffende Politieambtenaren stappen in hun auto en rijden weg.

Het moge duidelijk zijn dat de Politie hier aan cliënten niet die bescherming heeft geboden die zij van de Politie dienden te krijgen. Zoals u weet geldt artikel 1 van de Grondwet ook voor krakers. De Politie dient in het geval dat ten aanzien van mensen het huisrecht ex artikel 138 Wetboek van Strafrecht wordt geschonden en tevens er sprake is geweest van openlijke geweldpleging, zaaksbeschadiging diefstal en mishandeling, conform de Politiewet en het Wetboek van Strafvordering op te treden tegen de indringers en zeker niet de indringers te ondersteunen. En zo is het in casu wel gegaan.

Het ernstig nalaten van de betreffende leden van uw korps heeft tot gevolg gehad dat de krakers tot op heden niet voldoende vertrouwen hebben kunnen opbrengen om terzake aangifte te doen tegen de indringers."

B. Standpunt verzoekers

Het standpunt van verzoekers staat samengevat weergegeven onder Klacht.

C. Standpunt Beheeerder van het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant

1. De beheerder van het regionale politiekorps Midden- en West-Brabant reageerde bij brief van 7 mei 2002 op de klacht. In die brief staat onder meer het volgende:

"Het onderzoek richt zich op de volgende klachtonderdelen:

1. Noch direct na aankomst op het complex, noch tijdens en na het overleg met de krakers is door de politie opgetreden tegen de personen, die spullen van krakers naar buiten brachten en die van hen naar binnen.

2. De politie heeft trachten te bewerkstelligen dat de krakers het gebruik van een deel van het complex zouden afstaan aan Vastgoed Beheer, ondanks dat de krakers volgens de politie in hun recht stonden.

3. De politie heeft inhoudelijk nog niet gereageerd op de klachtbrief van 28 april 2001.

Hierna zal ik op de verschillende klachtonderdelen afzonderlijk ingaan.

Ad 1: Na aankomst op het complex hebben de collega's T. en B. de partijen aangehoord. Het betrof een uiterst chaotische situatie daar beiden het recht claimden op het betreffende perceel. Na tussenkomst van de Hulpofficier van Justitie, de heer R., werd besloten dat de krakers rechtmatig verbleven in het pand, dat in de onderzoeksverslagen wordt aangeduid als "het kantoorgedeelte, waaraan een directe doorgang verbonden is naar een kassencomplex". De heer R. heeft daarvan feitelijk geconstateerd dat dit gekraakt was (slaapspullen aangetroffen). Op het perceel lag echter ook nog een ander pand, dat door mij het "voormalig woonhuis" wordt genoemd. Daar de krakerwoordvoerder in het geheel niet het recht op dit woonhuis heeft geclaimd is de hulpofficier R. ervan uitgegaan dat dit pand niet door hen was gekraakt. Bovendien zag het woonhuis er onneembaar uit (dichtgespijkerde ramen e.d). Na overleg met de Officier van Justitie, mevr. Mr. Z., is vastgesteld dat een perceel als zodanig niet in het geheel te kraken is, echter alleen de afzonderlijke panden. De krakers gingen er kennelijk vanuit dat het kraken van het perceel in zijn totaliteit wel mogelijk was. Gevolgtrekking van het voorgaande was dat de projectontwikkelaar Vastgoed rechtmatig het voormalig woonhuis kon betreden.

Weliswaar is niet expliciet (althans bij onderzoek mij niet gebleken) de voormalige woning gecontroleerd door de hulpofficier of een van de andere politiemedewerkers, maar daar gaf de situatie op dat moment ook geen aanleiding toe, daar de woordvoerder van de krakers slechts sprak over het gedeelte "kantoorpand met kascomplex". Bovendien is het zeer waarschijnlijk dat dat woonhuis als zodanig niet was bewoond door de krakers, gelet op de verklaring die collega V. daarover aflegt (situatie van 7 april 2001) (zie hierna, onder 2.4.2.; N.o.)

(…) Dat er feitelijk spullen van krakers naar buiten zijn gedragen en spullen van Vastgoed Beheer naar binnen zijn gebracht, is uit mijn onderzoek niet vast komen te staan. Mogelijk is dat voorafgegaan aan de komst van de politie, dan wel heeft zich aan het gezichtsveld van de politie onttrokken. Wel hebben de krakers aangegeven dat er sprake was van vernieling, mishandeling, ontvoering en kidnapping. (…) Overigens zou een onderzoek naar de toedracht naar aanleiding van de evt. aangifte worden bemoeilijkt door het feit dat er over en weer tussen partijen beschuldigingen werden geuit (…).

Ik acht dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

Ad 2: Een en ander is reeds onder ad 1 verwoord: Het perceel is als zodanig niet in zijn geheel te kraken, slechts de afzonderlijke panden. Wel heeft de hulpofficier trachten te bemiddelen tussen krakerwoordvoerder en projectontwikkelaar. De krakerwoordvoerder gaf geen ruimte voor een compromis, waarna het kantoor en kassencomplex uiteindelijk betrokken kon blijven door de krakers en de medewerkers van Vastgoed dit pand dienden te verlaten (en ook hebben verlaten op dat moment). Ik acht de klacht op dit punt dan ook ongegrond.

Ad 3: In eerste instantie is de klacht doorverwezen naar centraal regionaal niveau, daar het werd aangemerkt als een intern onderzoek (momenteel genaamd Unit Veiligheid en Integriteit afgekort UVI, destijds PIO -projectteam interne onderzoeken). Eind september 2001 bleek de klacht nog steeds niet onderzocht te zijn, daar de werklast op die afdeling dermate groot was dat andere prioriteiten gesteld werden. Ten gevolge daarvan had de korpsleiding besloten de klacht alsnog terug te verwijzen naar het team, waar het incident zich destijds afspeelde. Dat heeft uiteindelijk geresulteerd in dit onderzoek. Ik acht de klacht op dit punt dan ook gegrond. De verstreken tijd bemoeilijkt het doen van onderzoek, daar delen van het gebeurde na zo'n lange tijd verwaterd zijn. Overigens dient opgemerkt te worden dat er een aantal malen telefonisch contact is gelegd met de advocaat van de krakers, waarbij hem is medegedeeld dat de klacht in verband met prioritering van zaken nog niet in behandeling was genomen."

2.1. Bij de reactie van de korpsbeheerder waren - voor zover hier van belang - de volgende stukken gevoegd.

2.2. Een mutatie uit het dag- en nachtrapport van de politie van 7 april 2001. Daarin staat onder meer:

"Op verzoek meldkamer gegaan naar adres (...)-straat. Dit pand is gelegen op de hoek (...)-straat (...). Het betreft een woonhuis met los daarvan een kassencomplex met kantoor- en werkruimten.

De krakers nodigden ons uit om een rondje te lopen over het terrein. Door ons verbalisanten werd geconstateerd dat het woonhuis en het kassencomplex kennelijk al lange tijd niet meer in gebruik is, alles stond leeg. In het woonhuis waren flink wat vernielingen aangericht maar volgens de krakers was dit al.

Men heeft een eigen slot op een deur van de kantoorruimte geplaatst en daar lag een matras met een slaapzak. De krakers wilden geen naam opgeven en ook niet zeggen met hoeveel ze waren. Rapp. telden toch al gauw zo'n 30 personen en een stuk of 10 honden. Volgens hun waren ze afgelopen nacht ingetrokken. Ze noemden zich de 'kraakgroep Y'. Het toegangshek had men afgesloten middels een ketting met slot."

2.3. Een mutatie uit het dag- en nachtrapport van de politie van 12 april 2001, waarin onder meer het volgende wordt vermeld:

" Ter plaatse troffen wij aan:

(…) P., 1 van ongeveer 15 krakers met nog meer honden. (…) Kl. van Vastgoed Beheer. De krakers en een groep beveiligingsmensen en bouwvakkers waren met elkaar aan het ruziën. Bleek dat de krakers het gebouw op 7 april hadden aangemeld bij de politie als zijnde dat het gebouw gekraakt was. BE Kl. van X Vastgoed Beheer was het daar echter niet mee eens, over en weer werd er ondertussen gebeld met eigenaar, beheer en advocaten. (...) ter plaatse verzocht, R., heeft een gesprekje gehad met de beide partijen waarbij hij voorstelde dat ze samen tot een besluit zouden komen wat er evt. wel gebruikt kon worden en wat niet. De krakers wilden dit niet, aangezegd dat de heren van Vastgoed Beheer het terrein en de gebouwen dienden te verlaten. Dit is vervolgens gebeurd. (…) Ondertussen had R. gebeld met OVJ S. Blijkt dat het erf niet te kraken is. Vervolgens bleek dat het voorste gebouw nog leeg was, daar is dan ook Vastgoed Beheer ingetrokken op advies van S. Dit medegedeeld aan de krakers welke vervolgens door het lint gingen. Wij zijn vervolgens vertrokken, info doorgegeven aan de meldkamer en noodhulp."

2.4.1. Een verslag van de gesprekken die de klachtbehandelaar in maart, april en mei 2002 heeft gevoerd met diverse betrokken ambtenaren.

2.4.2. Politieambtenaar V., die op 7 april 2001 na de melding van de kraakactie ter plaatse was gegaan, deelde mee dat volgens haar de krakers destijds niet hun intrede in het "voormalig woonhuis" hadden gedaan. De woning was behoorlijk gehavend: ruiten waren vernield, veel was er kapot en de woning verkeerde in een te slechte staat om daar te verblijven.

2.4.3. Met betrekking tot het gesprek met de chef van dienst op 12 april 2001, R, houdt het verslag onder meer het volgende in:

"Op de betreffende dag, 12 april 2001, verrichtte collega R. een chef van dienst/hovj-dienst (…)

Ter plaatse treft collega R. de surveillance-eenheid T. en B. Ook waren er nog andere collega's ter plaatse, alleen weet hij zich niet meer te herinneren wie dit betrof. Naar het idee van R. waren er zo'n 20 tot 30 mensen op het betreffende terrein. Collega R. sprak met zowel de woordvoerder van de krakers (gelet op de vastgestelde BPS mutaties vermoedt hij dat dit P. is geweest) als met de projectontwikkelaar (vanuit de mutaties wordt door hem afgeleid dat dit de heer Kl. Betreft.

P. deelt hem mede dat het perceel gekraakt is en dat zij daarvan de politie eerder al (betreft 7 april, zie BPS-mutatie) kennis heeft gegeven. Hij verzocht dan ook de projectontwikkelaar het terrein te verlaten en vroeg daarbij de politie hem te ondersteunen. Er ontstond ter plaatse een pittige discussie, waarbij beiden het recht opeisten van het betreffende pand. Collega R. trachtte een compromis te sluiten tussen de krakerwoordvoerder en de projectontwikkelaar. Deze laatste wilde aanvangen met werkzaamheden op het gedeelte waar de krakers zich niet bevonden. De krakers gaven aan niet bereid te zijn tot een compromis.

Om te zorgen dat ter plaatse de gemoedstoestand tussen beide partijen niet uit de hand zou lopen, en de hulpofficier de gelegenheid te geven zich te vergewissen van de feitelijke situatie, zodat hij in staat zou zijn een gewogen beslissing te nemen, werd iedereen opdracht gegeven het terrein te verlaten, met uitzondering van de krakerwoordvoerder en de projectontwikkelaar met nog een persoon. R. vergewiste zich van het feit dat het betreffende pand gekraakt was. Hij liep tezamen met de woordvoerder van de krakers P., de projectontwikkelaar en een collega van politie door het pand. Er bevonden zich in het gekraakte pand inderdaad bedden en stoelen. Het betrof een kantoorgedeelte met daaraan vast een doorgang naar een kasgedeelte. Gelet op de constatering van R. dat er een directe verbinding bestond tussen het gekraakte kantoorgedeelte en de kassen, werd door hem de beslissing genomen dit als een geheel gekraakt pand te zien, dus zowel het kasgedeelte als het kantoorgedeelte. Projectontwikkelaar Kl. wees collega R. nog op een vermeende brandgevaarlijke situatie in het betreffende pand. Besloten werd door R. de brandweer ter plaatse te laten komen voor inspectie van de brandveiligheid. Met toestemming van krakerwoordvoerder P. bleef de projectontwikkelaar ter plaatse totdat de brandweer zijn inspectie had voltooid.

Al die tijd (tenminste een half uur) werd door de krakerwoordvoerder in de richting van hulpofficier R. in het geheel niet gesproken over het andere pand dat zich voor op het terrein bevond. Hij heeft niet eenmaal kenbaar gemaakt dat ook dit pand op het terrein was gekraakt. De gehele tijd is alleen het betreffende kantoorpand met daaraan, vast het kascomplex door de krakerwoordvoerder opgeëist.

(…)

R. werd kort na het verlaten van het terrein gebeld door de projectontwikkelaar Kl. Deze vroeg hem of hij het pand dat vooraan op het terrein lag (de voormalige woning) kon claimen, of dat hij dan in rechte zou treden van de krakers. Naar aanleiding van die vraagstelling werd overleg gepleegd met de officier van justitie van de weekkamer, mevrouw S. R. schetste haar de casus en gaf daarbij aan dat door beide partijen ter plaatse de particuliere woning niet ter sprake was gebracht. De officier heeft R. geantwoord, dat een terrein als zodanig niet gekraakt kan worden. Enkel en alleen panden kunnen gekraakt worden. Daar uit de geschetste situatie bleek dat niemand nog in rechte was getreden (niemand eiste immers de voormalige woning op), gaf zij aan dat de projectontwikkelaar als zodanig dus zijn intrede kon nemen in het voormalige woonhuis. Niets verzette zich daartegen. R. heeft dit antwoord telefonisch doorgegeven aan de projectontwikkelaar, die hierop antwoordde 'dat hij genoeg wist'. Hieruit leidde collega R. af dat de projectontwikkelaar zijn intrede zou nemen in het voormalige woonhuis voor op het terrein. Later is hij geïnformeerd door collega K en A. dat de voormalige woning inderdaad was betreden door de projectontwikkelaar.

(…)

Later vernam hij dat er tegen hem een klacht was ingediend in verband met onvoldoende optreden, door de toenmalig gebiedsverantwoordelijke teamchef, collega Ve.

Op de vraag of R. geconstateerd heeft dat het voormalige woonhuis was gekraakt, geeft hij aan dat al de tijd (en die was ruim) de krakerwoordvoerder niet eenmaal het voormalig woonhuis ter sprake heeft gebracht. Er was voor hem dan ook geen aanleiding om te veronderstellen dat ook dit pand gekraakt was. Bovendien meent R. zich te herinneren dat er geen toegang mogelijk was bij dit voormalig woonhuis, daar het rondom was dichtgetimmerd.

Op de vraag of hij zich kan herinneren dat een van de krakers letsel had opgelopen in het gezicht, geeft R. aan dat hij niemand heeft gezien die letsel had en ook niemand erover heeft gesproken, zowel niet het slachtoffer zelf als de krakerwoordvoerder namens hem. R. is dan ook niets gebleken van enige vorm van openlijk geweld tegen personen. Wel was de situatie ter plaatse gespannen tussen de aanhangers van de projectontwikkelaar en de krakers.

Op de vraag of hij zich kan herinneren dat de projectontwikkelaar spullen naar buiten bracht van de krakers en spullen naar binnen bracht van de projectontwikkelaar, daarvan stelt R. dat hij zich dat niet kan herinneren. Wel had hij ter plaatse gehoord maar niet waargenomen dat krakers spullen naar beneden hadden gegooid richting Vastgoed."

2.4.4. Politieambtenaren B. en T., die op 12 april 2002 naar meerbedoeld perceel waren gegaan, konden zich niet meer herinneren of sprake was geweest van enig geweld van de zijde van de eigenaar tegen de krakers en/of goederen van de krakers. T. deelde in dit verband mee dat het feit dat een en ander niet in de desbetreffende mutatie is opgenomen aangeeft dat dit destijds niet door hen is geconstateerd. Als dit wél was gezien of als iemand had aangegeven aangifte te willen doen, zou het zijn vastgelegd. T. herinnerde zich ook nog dat hij door het pand was gelopen waar de krakers zich hadden gevestigd, te weten het kantoorpand met kassencomplex. Daarbij was geconstateerd dat het gekraakt was.

2.4.5. De officier van justitie herinnerde zich dat R. haar op 12 april 2001 meedeelde dat de krakers het terrein aan de (...)-straat als zodanig hadden gekraakt. Ook gaf hij aan dat hij had waargenomen dat het kantoorpand met daaraan vast het kassencomplex daadwerkelijk was gekraakt. De woning aan de voorzijde was niet door de krakers geclaimd hetgeen bleek uit het feit dat zij hierover in het geheel niet hadden gerept. Het uitgangspunt van de officier van justitie was dat de krakers hun intrek niet in het woonhuis hadden genomen. Een terrein als zodanig kan niet worden gekraakt, maar alleen de panden erop. Derhalve was haars inziens de eigenaar gerechtigd intrek te nemen in het woonhuis.

D. Reactie Minister van Justitie

De Minister van Justitie deelde in reactie op de klacht bij brief van 5 september 2002 mee dat hij het College van procureurs-generaal om inlichtingen had gevraagd. Het College onderschreef, onder verwijzing naar artikel 429 sexies Sr. (zie Achtergrond, onder 1.) het oordeel van de officier van justitie dat de bouwers/slopers bevoegd waren de (niet gekraakte) woning te betreden en dat alleen woningen en gebouwen kunnen worden gekraakt. Met het College achtte de Minister de klacht op dit punt niet gegrond.

E. Reactie verzoekers

In reactie op de verstrekte inlichtingen deelden verzoekers onder meer het volgende mee. Het glas van het woonhuis was uit de ramen gehaald om er nieuw glas in te zetten. Binnen was alles opgeruimd door de krakers. Toen het huis namens de eigenaar was "gekraakt", waren er twee planken uit aan de voorkant van het huis.

De krakers hadden het hele terrein aan de (...)-straat, zoals dat beschreven staat in het kadaster, gekraakt. Terreinkraak is mogelijk, wat des te meer geldt voor terrein rond gekraakt gebouwd onroerend goed. Dit was ook bekend bij de politie, die akkoord was gegaan met de kraak. Door de personen die namens de eigenaar optraden was derhalve huisvredebreuk gepleegd op het reeds gekraakte terrein. Er is geen sprake geweest van een compromis tussen de krakers en de eigenaar. De krakers waren bedreigd namens de eigenaar en kregen desondanks geen hulp van de politie, die passieve hulp heeft gegeven aan een knokploeg.

Verzoekers gaven voorts te kennen dat de officier van justitie, het College van procureurs-generaal en de Minister geen blijk gaven van enig kritisch onderzoek van het verhaal van de politie. Zij hadden de indruk dat de politie blindelings werd gevolgd en dat het relaas van de krakers niet eens was gelezen.

Achtergrond

1. Wetboek van Strafrecht

Artikel 138, eerste lid:

"Hij die in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie."

Tekst en Commentaar Wetboek van Strafrecht (Cleiren/Nijboer), tweede druk, aant. 9 bij dit artikel houdt onder meer in:

"Bij een ander in gebruik. Niet de eigendom is beslissend, maar het feitelijk houderschap. Bij een woning, waar immers het huisrecht voorop staat, kan een probleem rijzen, als het pand niet feitelijk bewoond wordt. De HR gaat ervan uit, dat de betekenis is 'feitelijk bij een ander in gebruik'(HR 2 februari 1971, NJ 1971,385)."

Artikel 429sexies:

"1. Hij die een door hem wederrechtelijk in gebruik genomen woning of gebouw, waarvan het gebruik door de rechthebbende niet meer dan twaalf maanden voorafgaande aan die wederrechtelijke ingebruikname is beëindigd, op vordering van of vanwege de rechthebbende niet aanstonds ontruimt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie.

2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, vertoevende in een wederrechtelijk in gebruik genomen woning of gebouw, waarvan het gebruik door de rechthebbende niet meer dan twaalf maanden voorafgaande aan die wederrechtelijke ingebruikname is beëindigd, zich op de vordering van of vanwege de rechthebbende niet aanstonds verwijdert."

Tekst en Commentaar Wetboek van Strafrecht, aant. 7, sub b) houdt in:

"Gebruik. Deze term komt een zelfde betekenis toe als de term 'gebruik' in artikel 138 (Hand. TK 20 februari 1992, 55-3565)".

2. Klachtenregeling politie Midden- en West-Brabant

Artikel 13:

"1. Een klacht wordt afgedaan binnen 6 weken na de indiening.

2. Indien de klachtencommissie wordt ingeschakeld voor het uitbrengen van advies over de afdoening wordt de klacht afgedaan binnen 10 weken na de indiening.

3. Indien de afdoening niet binnen de hiervoren genoemde termijnen kan plaatsvinden, doet de korpsbeheerder hiervan mededeling aan de indiener van de klacht met opgave van redenen. Daarbij geeft de korpsbeheerder tevens aan binnen welke termijn alsnog afdoening te verwachten valt."

Alberts, A. ovj

Bakker, Ba. Hovj

Beterams, B. pol

Brunken, Br. Adviseur brandveiligheid

Heilaarstraat, (...)-straat

Interim Vastgoed Beheer X

Kieneker, K. ovj

Klees (Kleef), Kl. Projectontwikkelaar

Kraakgroep Breda, Kraakgroep Y

Oudenhuizen, O. hovj

Pemen, P. krakerwoordvoerder

Roovers, R. hovj

Sonneveld, Zonneveld, S. hovj

Ton Teus, T. pol.

Velings, Ve. Pol teamchef

Verheggen, V. pol

Instantie: Regiopolitie Midden- en West-Brabant

Klacht:

Trachten te bewerkstelligen dat krakers het gebruik van een deel van het complex af zouden staan aan X Vastgoed Beheer, ondanks dat krakers volgens de politie in hun recht stonden.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Midden- en West-Brabant

Klacht:

Niet inhoudelijk gereageerd op brief waarin wordt geklaagd over politieoptreden.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Officier van justitie Breda

Klacht:

Niet, althans onvoldoende, opgetreden tegen personen die tot ontruiming van gekraakt complex wilden overgaan: noch direct na aankomst op complex, noch tijdens en na het overleg met krakers en bedoelde personen opgetreden tegen die personen, toen zij hun spullen van de krakers naar buiten en hun eigen spullen naar binnen brachten .

Oordeel:

Gegrond