2002/270

Rapport

Verzoeker werd op 23 maart 1999 slachtoffer van een roofoverval op zijn woning waarbij hij gewond raakte. In dat verband klaagt verzoeker erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Drenthe:

- hem toen onvoldoende hulp hebben geboden bij het verkrijgen van medische hulp;

- onvoldoende opsporingsonderzoek naar de overval hebben verricht.

Beoordeling

Inleiding

Op 23 maart 1999 werden verzoeker en zijn huisgenoot slachtoffer van een gewelddadige roofoverval op hun woning. Van bivakmutsen voorziene daders mishandelden en knevelden daarbij verzoeker en zijn huisgenoot. Verzoeker werd daarbij diverse malen tegen zijn hoofd geschopt en raakte aan het hoofd gewond. Kort voordat de overval plaatsvond alarmeerde verzoeker de politie. Nadat de daders per auto waren gevlucht, wist verzoeker zich te bevrijden en alarmeerde hij nogmaals de politie. Kort nadat de politie bij verzoeker op de plaats van het delict was aangekomen, werd de politie gemeld dat niet ver van die plaats een brandende auto was aangetroffen. Dit bleek later de vluchtauto te zijn die was gestolen in Duitsland.

I. Ten aanzien van de medische hulpverlening

1. Verzoeker klaagt er over dat ambtenaren van het regionale politiekorps Drenthe hem onvoldoende hulp hebben geboden bij het verkrijgen van medische hulp. Verzoeker berichtte dat hij bij de overval een gapende hoofdwond had opgelopen. De politie had bij hun komst ter plaatse een arts gewaarschuwd. De ter plaatse gekomen arts verzocht verzoeker naar diens praktijk te komen om de wond daar te hechten. De politie had toen voorgesteld dat verzoekers huisgenoot hem naar de arts zou brengen, maar omdat bleek dat de sleutels van de auto mogelijk waren meegenomen door de overvallers, had de politie meegedeeld dat hij dan maar een taxi moest nemen, aldus verzoeker. Toen verzoeker met mogelijke reservesleutels alsnog probeerde om in zijn auto te komen, werd hij door toegestroomde nieuwsgierige personen lastiggevallen en vluchtte hij zijn woning in. Pas daarna heeft een politieambtenaar hem naar de arts gebracht. Verzoeker is van mening dat hem geen vervoer naar de arts is aangeboden en dat de politie vervoer voor hem had moeten regelen.

2. De beheerder van het regionale politiekorps Drenthe liet weten dat verzoekers klacht naar zijn mening ongegrond is. Hij berichtte dat de politie een arts heeft gebeld, die daarop de verwondingen van verzoeker had beoordeeld. Het is volgens de korpsbeheerder aan de arts om te bepalen of iemand in staat is om zelf te rijden of dat een ambulance dient te komen. De arts heeft verzoeker de keus gelaten om in zijn praktijk te komen of naar het ziekenhuis te gaan voor het hechten van de wond. Verder is gebleken dat de politie verzoeker naar een arts heeft vervoerd, aldus de korpsbeheerder.

3. Politieambtenaar D. verklaarde dat verzoeker bij haar komst ter plaatse kwaad was omdat zij te laat was gekomen. D. liet weten dat verzoekers gezicht erg bebloed was en dat zij direct heeft gevraagd hoe het met hem was. Volgens D. heeft verzoeker zelf een arts gebeld en heeft een rechercheur hem later naar een arts gebracht.

Politieambtenaar W. verklaarde dat verzoeker een paar keer was aangeboden om zijn huisarts te bellen en dat zij en D. direct bij binnenkomst hadden gevraagd hoe zijn toestand was. Verzoeker had zich volgens W. een beetje stoer gedragen en haar meegedeeld dat hij wel vaker was overvallen en dat hij zich goed had geweerd. Voorts had verzoeker meegedeeld zelf naar de arts te willen rijden, maar kon hij de sleutel van de auto niet vinden.

4. Het staat vast dat verzoeker slachtoffer is geweest van een gewelddadige overval waarbij hij was gekneveld en waarbij hij een hoofdwond had opgelopen. Het staat eveneens vast dat de politie ervoor heeft zorggedragen dat een arts ter plaatse is gekomen om verzoeker te verzorgen. Gelet op de mededeling van verzoeker op dit punt staat voldoende vast dat de arts verzoeker heeft verzocht naar zijn praktijk te komen om de wond te laten hechten. Hiermee heeft de arts impliciet geoordeeld dat verzoeker zelfstandig in staat was om naar de praktijk te komen en dat vervoer van verzoeker met een ambulance niet in de rede lag. Echter, gelet op de (gewelddadige) aard van de overval en de (mogelijke) invloed daarvan op verzoeker, had het in de rede gelegen dat de politie vanuit een oogpunt van hulpverlening direct had aangeboden verzoeker naar de artspraktijk te vervoeren.

Hieraan doet niet af dat de politie, nadat het verzoeker niet lukte om op eigen gelegenheid naar de arts te gaan, hem uiteindelijk alsnog naar de arts heeft vervoerd.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

II. Ten aanzien van het opsporingsonderzoek

1. Voorts klaagt verzoeker er over dat de politie onvoldoende opsporingsonderzoek naar de overval heeft verricht. Verzoeker liet weten dat de politie:

geen technisch sporenonderzoek heeft verricht. Verzoeker doelde er hiermee met name op dat geen vingersporen waren afgenomen toen een opengescheurde enveloppe was aangetroffen, dat er pas later een briefje met een Duitse tekst op het erf was gevonden, en dat er geen schoensporen waren afgenomen van papieren die op de grond in het kantoortje hadden gelegen;

een op de plaats van het delict aangetroffen harpoenachtig voorwerp niet direct in beslag heeft genomen. Verzoeker liet in dit verband weten dat hij het voorwerp op advies van een rechercheur weg mocht gooien, ondanks dat verzoeker had meegedeeld dat het voorwerp niet van hem was;

geen aandacht heeft besteed aan overvallen die kort na de overval op verzoeker in de omgeving hadden plaatsgevonden;

geen acht heeft geslagen op de mededelingen van hem over de mogelijk Duitse nationaliteit van de daders. Op verzoekers suggestie dat de politie in Duitsland zou moeten gaan kijken, omdat het toch Duits sprekende daders waren, reageerde de politie dat dit een idee was dat maar eens zou kunnen worden uitgevoerd. Op verzoekers vraag waarom dat niet eerder was gebeurd, had de politie geantwoord dat het allemaal heel ingewikkeld was en dat er dan een contactpersoon moest worden aangewezen die daarvoor verantwoordelijk was, aldus verzoeker. Bij verzoeker ontstond het beeld dat niet het team maar als het ware hij de koers van het onderzoek moest aangeven, wat nogmaals buitengewoon amateuristisch was overgekomen;

informatie over contacten van hem, die hij aan de politie had verstrekt, aan zijn huishoudelijke hulp heeft verstrekt. Verzoeker liet weten dat zijn huishoudster hem meedeelde dat zij is ondervraagd door leden van het onderzoeksteam, waarbij aan haar werd gevraagd naar de namen van een aantal werknemers / ex-werknemers. Verzoeker vroeg zich af waarom dat aan de huishoudster is gevraagd en niet aan hem, waarbij hij meedeelde dat hij alle informatie over deze mensen zelf had kunnen verschaffen. Verzoeker is van mening dat er nu ten onrechte een hoeveelheid informatie bij anderen is terechtgekomen en dat mogelijk daardoor zijn werknemers / ex-werknemers in diskrediet kunnen worden gebracht;

hem heeft opgedragen Duitse personen, die bij hem verbouwingswerkzaamheden verrichtten, naar het politiebureau over te brengen voor verhoor. Verzoeker liet in dit verband weten dat het hem bevreemde dat hij moest zorgen dat deze Duitse personen op het politiebureau kwamen. Verzoeker beleefde dat als een opdracht om deze (mogelijke) getuigen naar het politiebureau te brengen;

hem indringende vragen heeft gesteld over de aanwezigheid van geld in zijn woning in aanwezigheid van de Duitse personen. Bij het verhoor van de Duitse personen kwam aan de orde dat verzoeker een groot geldbedrag in de huiskamer van zijn woning zou hebben verstopt. De politieambtenaren vroegen toen rechtstreeks en indringend hoe dat precies zat, waar het mogelijk was verstopt en hoe groot het bedrag was. Verzoeker liet weten dat hij dit als buitengewoon onplezierig en onjuist heeft ervaren, omdat daarbij een aantal Duitsers aanwezig was die ook Nederlands sprak. Zij hadden ook vreemd gevonden dat dit in hun bijzijn werd besproken;

bij monde van een bij het onderzoek betrokken rechercheur hem heeft meegedeeld dat hij zelf verantwoordelijk was voor het verloop van het onderzoek omdat hij te veel aandacht zou hebben gevestigd op de lange aanrijtijd van de politie nadat hij de melding van de overval had gedaan. Verzoeker berichtte dat hem dit werd meegedeeld toen hij liet weten dat hij niet tevreden was over de wijze waarop het onderzoek op dat moment verliep.

2. De beheerder van het regionale politiekorps Drenthe berichtte dat gedurende ongeveer zeven weken een team van zes tot tien rechercheurs uitgebreid onderzoek had gedaan en dat hij verzoekers mening over de kwaliteit van het opsporingsonderzoek niet deelde. De korpsbeheerder verwees hierbij naar de hoeveelheid onderzoekshandelingen die naar aanleiding van de overval zijn verricht.

3.1. Met betrekking tot verzoekers klacht onder punt 1.a. liet de korpschef weten dat het onderzoek naar sporen steeds moet worden gebaseerd op een afweging van beschikbare capaciteit tegen een professionele inschatting van de kans op succes onder bepaalde omstandigheden. Bij de keuzen die tijdens het sporenonderzoek zijn gemaakt heeft een rol gespeeld dat er rond die tijd een autobrand werd gemeld, waarbij ermee rekening werd gehouden dat het een vluchtauto betrof. Om die reden heeft de betreffende rechercheur op een gegeven moment voorrang gegeven aan de autobrand, aldus de korpschef. De korpschef liet weten dat achteraf bezien het sporenonderzoek ter plaatse wellicht nog beter had kunnen gebeuren. De betreffende technisch rechercheur is tot 23.00 uur in touw geweest, aldus de korpschef. Hij heeft zowel binnen als buiten het pand een sporenonderzoek verricht. Voorts berichtte de korpschef dat van verzoeker vingerafdrukken zijn afgenomen, net als van bepaalde voorwerpen in de zaak. De betreffende enveloppe is wel op vingersporen onderzocht waarbij de aangetroffen sporen afkomstig bleken te zijn van verzoeker.

3.2. Technisch rechercheur Sp. liet met betrekking tot punt 1.a. weten dat hij ongeveer drie kwartier na de melding op de plaats van het delict was aangekomen. Bij zijn onderzoek ter plaatse bleek dat de daders handschoenen hadden gedragen. Het afnemen van vingerafdrukken was om die reden niet noodzakelijk. Wel had hij de tape waarmee verzoeker was gekneveld, veiliggesteld. Ook op de plaats waar de verbrande auto was aangetroffen heeft hij een technisch sporenonderzoek ingesteld.

Sp. liet met betrekking tot de op de grond liggende papieren weten dat hij had gezien dat verzoeker daarover had gelopen. Ook werd hem meegedeeld dat politieambtenaren ook al over de papieren hadden gelopen. Sp. heeft de enveloppe op vingerafdruksporen onderzocht, maar gebleken is dat de aangetroffen vingerafdrukken van verzoeker waren.

Het Duitstalige briefje is bij het onderzoek op het terrein van verzoekers woning niet gevonden. Sp. liet weten dat dit briefje zeker niet heeft gelegen op de parkeerplaats achter het bedrijf van X of op c.q. langs de openbare weg. In dat geval zou het briefje zeker zijn gevonden, aldus Sp.

3.3. Politieambtenaar L., die belast was geweest met de tactische coördinatie van het onderzoek, berichtte op dit punt dat, nadat binnen in het pand een sporenonderzoek had plaatsgevonden, aansluitend een onderzoek had plaatsgevonden op de parkeerplaats achter het pand. Met zaklampen en per vierkante meter was het gehele terrein naar sporen afgezocht, aldus L. Hierna werd de volgende dag bij daglicht het gehele terrein nogmaals, en ook de openbare weg en de daarnaast gelegen bermen over een lengte van ongeveer 50 meter, op sporen onderzocht. L. liet weten dat er geen sporen waren aangetroffen, die aan de overval konden worden gerelateerd.

4.1. Op de klacht onder punt 1.b. liet de korpschef weten dat verzoeker en getuigen meerdere keren hebben verklaard dat de daders met lege handen zijn binnengekomen. Daardoor was het uitgesloten dat het op een harpoen lijkend voorwerp als een soort wapen was meegenomen naar binnen. Voor de politie leek de aanwezigheid van zo'n voorwerp in verzoekers antiekhandel heel verklaarbaar. De korpschef liet weten dat verzoeker zeker niet het advies was gegeven om dit voorwerp weg te gooien. Voorts wordt in het journaal van het onderzoek melding gemaakt van de harpoen.

4.2. Sp. liet op dit punt weten dat hij bij zijn technisch sporenonderzoek de harpoen op tafel zag liggen. Op zijn vraag of de daders met stokken waren binnengekomen, deelde verzoeker mee dat dit niet het geval was geweest. Sp. deelde mee dat hij hieruit had geconcludeerd dat de harpoen niet door de daders was gebruikt. Sp. had de harpoen nog wel bekeken op bloed- of haarsporen en hij had een foto van de harpoen gemaakt. Hij had geen sporen op de harpoen aangetroffen en had deze voor een verder technisch onderzoek buiten beschouwing gelaten.

5. Met betrekking tot punt 1.c. berichtte de korpschef dat de onderzoeksleiding het landelijk registratiesysteem voor dit soort delicten heeft geraadpleegd en dat er contact is geweest met twee teamleiders belast met de opsporing van soortgelijke delicten. Er bleken geen raakvlakken, aldus de korpschef.

6.1. De korpschef deelde met betrekking tot punt 1.d. mee dat er contact was geweest met de Duitse politie over deze zaak. Een en ander is in het proces-verbaal vastgelegd, aldus de korpschef. De korpschef liet weten dat verzoekers beleving dat niet de politie maar verzoeker de koers van het onderzoek heeft bepaald, niet wordt gedeeld.

6.2 Politieambtenaar G., die het rechercheonderzoek mede heeft verricht, liet op dit punt weten dat er contact was geweest met de Duitse politie. Ook is een bezoek aan Duitsland afgelegd op de plaats waar de vluchtauto was gestolen, aldus G.

7. Op punt 1.e. liet de korpschef weten dat het onderzoek is gedaan met inschakeling van de zogenaamde ondersteuningsgroep, die gedeeltelijk bestaat uit politieambtenaren met relatief weinig recherche-ervaring. Het zogenoemde 'relatieonderzoek' is in eerste instantie door minder ervaren rechercheurs uitgevoerd en later door een ervaren rechercheur overgenomen. Dit kan geleid hebben tot herhaling van vragen, aldus de korpschef. De korpschef liet weten dat de rechercheurs zich hadden kunnen beperken tot het stellen van vragen aan verzoeker, maar er werd echter gezocht naar aanvullende informatie. Deze manier van vragen is gebruikelijk en voor een goed onderzoek kan de politie niet volstaan met het stellen van vragen aan het slachtoffer alleen, aldus de korpschef. De korpschef deelde mee dat de ervaring leert dat het soms als minder plezierig wordt ervaren dat derden over dit soort zaken om informatie wordt gevraagd, maar dat voor een juiste inschatting deze handelwijze soms toch nodig is. De politie is gehouden een zelfstandig feitenonderzoek te doen en tracht dat zorgvuldig te doen, rekening houdend met de in het geding zijnde belangen.

8. Op punt 1.f. liet de korpschef weten dat verzoeker om praktische redenen was verzocht om het verhoor van de Duitse werknemers te plannen/ te organiseren. Het horen van deze medewerkers langs de officiële weg door de Duitse politie en justitie zou zeer omslachtig en tijdrovend zijn geweest en was ook niet nodig. De korpschef berichtte dat verzoeker hiervan op de hoogte was gesteld. De korpschef liet weten dat aan verzoeker niet was verzocht de betrokkenen te brengen naar het politiebureau. Het ontbieden van getuigen aan het bureau is heel gebruikelijk zonder dat de politie dan ook het vervoer regelt, aldus de korpschef. Het verzoek was zeker niet bedoeld als een opdracht aan verzoeker om de getuigen te brengen, maar verzoeker heeft dit kennelijk wel gedaan.

9. Met betrekking tot punt 1.g. deelde de korpschef mee dat dit een aantal weken na de overval had plaatsgevonden. Omdat verzoeker dit onderwerp bij eerdere gesprekken en bij de aangifte het betreffende bedrag niet had genoemd, kwam dit dus voor het eerst aan de orde. De betreffende politieman had echter niet doorgevraagd omdat verzoeker kennelijk verlegen was met de situatie. De korpschef berichtte dat de politieambtenaren graag in een eerder stadium over deze informatie hadden willen beschikken.

10. De korpschef deelde op punt 1.h. mee dat de betreffende rechercheurs het zo hebben beleefd, dat de prioriteiten van verzoeker en zijn partner in eerste instantie meer lagen bij het uiting geven aan de verontwaardiging over de lange aanrijtijd en bij de contacten met de pers. De korpschef liet weten dat op dat moment het politieonderzoek ter plaatse werd vertraagd. Dat leek voor verzoeker niet belangrijk en had irritatie opgeleverd.

11. Het staat de politie in beginsel vrij te bepalen welke opsporingshandelingen zij naar een haar bekend strafbaar feit verricht. Slechts wanneer de politie niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om af te zien van een bepaalde opsporingshandeling, is het nalaten van die opsporingshandeling als onjuist te kwalificeren. Indien opsporingshandelingen zijn verricht, dienen deze in een proces-verbaal te worden vastgelegd.

12.1. Gelet op de overgelegde processen-verbaal en het uitgebreide journaal van het opsporingsonderzoek, waarin alle mutaties uit het dag- en nachtrapport zijn opgenomen staat vast dat het regionale politiekorps Drenthe zich in de periode van 23 maart 1998 tot en met 5 juli 1998 intensief heeft beziggehouden met het onderzoek naar de overval.

12.2. Met betrekking tot het technisch sporenonderzoek wordt overwogen dat, gelet op het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek (zie Bevindingen, onder D.) en de mededelingen van de technisch rechercheur op dit punt, voldoende vaststaat dat de politie een technisch onderzoek heeft ingesteld naar sporen die de daders van de overval mogelijk zouden hebben achtergelaten. In tegenstelling tot de mededelingen van verzoeker op dit punt, vermeldt het proces-verbaal van het onderzoek naar de overval dat foto's van de plaats van het delict zijn gemaakt en dat strips (waarmee verzoeker was gekneveld) waren veiliggesteld als sorteermateriaal. Voorts vermeldt het proces-verbaal dat een op de plaats van het delict gevonden envelop en cheques zijn onderzocht op vingersporen. Op de cheques was geen spoor aangetroffen en op de envelop bleek een vingerspoor van verzoeker te staan. Voorts waren er van de kaft van een ordner schoensporen afgenomen en was een op een bankafschrift aangetroffen schoenspoor fotografisch vastgelegd. Tevens was onderzoek naar vingersporen verricht op een briefje met een Duitse tekst dat was gevonden op de parkeerplaats; dit onderzoek had niets opgeleverd.

Het proces-verbaal dat naar aanleiding van het aantreffen van de brandende auto was opgemaakt vermeldt voorts dat aan die auto eveneens technisch onderzoek is verricht waarbij echter geen sporen waren aangetroffen.

Gelet op het voorgaande en met inachtneming van datgene wat hiervoor onder 11. is overwogen stelt de Nationale ombudsman vast dat de politie voldoende technisch sporenonderzoek heeft verricht naar de overval. Dat verzoeker vanwege de inzet van de technisch rechercheur bij de autobrand, die kort na de overval had plaatsgevonden, wellicht de indruk heeft gekregen dat minder aandacht is besteed aan onderzoek op de plaats van de overval, doet hieraan niet af.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

12.3. Met betrekking tot verzoekers klacht over het niet in beslag nemen van het harpoenachtig voorwerp treft verzoekers klacht doel. Verzoeker en getuigen hadden weliswaar aan de politie verklaard dat de daders bij hun binnenkomst geen voorwerpen bij zich hadden gehad, maar het kan niet worden uitgesloten dat dit vanwege de stressvolle situatie bij de overval niet is waargenomen. Hierbij komt dat verzoeker heeft aangeduid dat dit voorwerp niet van hem was. Gelet hierop had het in de rede gelegen dat de politie dit voorwerp direct in beslag had genomen. Dat de politie dit voorwerp later alsnog voor de uitzending van het televisieprogramma 'Opsporing verzocht' heeft getoond, doet hieraan niet af.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

12.4. Ten aanzien van verzoekers klacht over het advies om het harpoenachtig voorwerp weg te gooien ontkende de korpsbeheerder dat dit advies is gegeven. Er zijn uit het onderzoek geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen op grond waarvan aan de ene lezing meer betekenis moet worden toegekend dan aan de andere.

De Nationale ombudsman onthoudt zich om die reden op dit punt van een oordeel.

12.5. Ten aanzien van de klacht over het onvoldoende aandacht besteden aan overvallen die kort na de overval op verzoeker in de omgeving hadden plaatsgevonden wordt het volgende overwogen. Het overgelegde journaal van het onderzoek vermeldt dat op 6 april 1998, 14 april 1998 en op 6 mei 1998 informatie over andere overvallen is vergeleken met de overval op verzoeker. Voorts vermeldt het journaal dat op 20 april 1998 bij de CRI is geïnformeerd naar soortgelijke overvallen. Dit heeft niet tot resultaat geleid. Het proces-verbaal vermeldt eveneens dat bij de CRI is geïnformeerd naar soortgelijke overvallen.

Gelet hierop staat vast dat de politie voldoende aandacht heeft besteed aan (soortgelijke) overvallen die zich rond de tijd van de overval op verzoeker hadden afgespeeld.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

12.6. Op het punt van de mededelingen van verzoeker over de (mogelijk) Duitse nationaliteit van de daders wordt overwogen dat het journaal van het onderzoek ook op dit punt op 24, 25 en 26 maart 1998, 9, 13, 15, 16, 19 en 20 april 1998, 5, 6 en 10 mei 1998 en op 5 juli 1989 vermeldingen heeft die betrekking hebben op onderzoek naar personen met een mogelijk Duitse nationaliteit. Gelet hierop staat vast de politie bij haar onderzoek uit eigen beweging rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat de verdachten de Duitse nationaliteit bezitten.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

12.7. Met betrekking tot de klacht dat de politie bij het verhoor van zijn huishoudster informatie over contacten van hem aan haar heeft verstrekt wordt het volgende overwogen. Verzoekers klacht treft op dit punt geen doel. De politie dient bij haar opsporingsonderzoek zoveel mogelijk feiten te vergaren. Hierbij kan een relatieonderzoek nuttig zijn. Om de daarbij verkregen informatie op een juiste wijze te kunnen inschatten, kan het nodig zijn deze informatie bij derden te verifiëren. Hierbij kan de situatie zich voordoen dat informatie bij derden terechtkomt. De politie dient daarbij rekening te houden met de belangen van alle betrokkenen. Voor zover in dit geval de huishoudster van verzoeker is verhoord over contacten van verzoeker met derden, was het in het belang van het onderzoek om haar daarover te horen.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

12.8. Op het punt van het verhoor van verzoekers Duitse werknemers kan de korpschef niet worden gevolgd in zijn argument dat het horen van die werknemers via de officiële weg omslachtig en tijdrovend zou zijn geweest. Geen rechtsregel staat eraan in de weg de Duitse werknemers, die immers als getuigen zouden worden gehoord, uit te nodigen te verschijnen op het politiebureau voor het verhoor. Over de gang van zaken over het al dan niet opdragen aan verzoeker om de Duitse werknemers aan het politiebureau te brengen zijn geen feiten of omstandigheden bekend geworden op grond waarvan aan een van beide lezingen meer betekenis moet worden toegekend.

De Nationale ombudsman onthoudt zich ook op dit punt van een oordeel.

12.9. Met betrekking tot de klacht over het stellen van indringende vragen over geld in zijn woning in aanwezigheid van de Duitse werknemers, heeft de korpschef niet weersproken dat vragen op dit punt zijn gesteld. De korpschef liet echter op dit punt weten dat dit toen voor het eerst aan de orde kwam. Omdat verzoeker op dat moment kennelijk met de situatie verlegen was, is er niet doorgevraagd door de betrokken politieambtenaar. Een andere medewerkster is er later op teruggekomen. Verzoeker heeft niet ontkend dat het betreffende bedrag bij de aangifte niet is genoemd. Ook heeft hij niet weersproken dat gestopt is met doorvragen toen de politieambtenaar zijn terughoudendheid bemerkte.

De onderzochte gedraging is daarom op dit punt behoorlijk.

12.10. Op het punt van de mededeling van de rechercheur, dat verzoeker zelf verantwoordelijk was voor het verloop van het onderzoek omdat hij te veel aandacht zou hebben gevestigd op de lange aanrijtijd, wordt het volgende overwogen. De korpsbeheerder heeft op dit punt geen reactie gegeven. Dit is niet juist. Uit het onderzoek is echter niet gebleken dat deze mededeling daadwerkelijk is gedaan. Wel staat vast, gelet op de mededelingen van de korpschef op dit punt, dat verzoekers verontwaardiging over de aanrijtijd onderwerp van gesprek is geweest tussen verzoeker en de politieambtenaren die met het onderzoek waren belast. Mede gelet op de mededeling van de korpschef dat het politieonderzoek ter plaatse werd vertraagd, is het aannemelijk dat de politie verzoeker de betreffende mededeling heeft gedaan. Dit is niet juist. Zoals de korpsbeheerder ook heeft geoordeeld, had verzoeker op het punt van de aanrijtijd een gegronde klacht. Derhalve heeft verzoeker daar terecht uitdrukking aan gegeven in de richting van de politie.

Zelfs voor zover het opsporingsonderzoek daardoor daadwerkelijk zou zijn vertraagd, had de betreffende mededeling daarom achterwege moeten blijven.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Drenthe, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe (de burgemeester van Assen), is gegrond op het punt van de medische hulpverlening.

Op het punt van het verrichte opsporingsonderzoek is de klacht niet gegrond, behalve ten aanzien van het niet in beslag nemen van het harpoenachtige voorwerp en de mededeling van de rechercheur.

De Nationale ombudsman onthoudt zich van een oordeel over het advies het harpoenachtige voorwerp weg te gooien en over de gang van zaken met betrekking tot het horen van Duitse werknemers.

Onderzoek

Op 12 april 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer X te Q, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Drenthe.

Nadat verzoeker zijn verzoekschrift bij brieven van 18 mei 2000 en van 7 juni 2000 nader had aangevuld werd naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe, een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd dertien bij het optreden betrokken ambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Drie van hen maakten van deze gelegenheid gebruik.

In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Assen over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier van justitie maakte van deze gelegenheid geen gebruik.

Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen of aan te vullen. De drie betrokken ambtenaren gaven binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 23 maart 1999 werden verzoeker en zijn huisgenoot het slachtoffer van een gewelddadige roofoverval op hun woning. Hierbij mishandelden en knevelden de daders verzoeker en zijn huisgenoot. Verzoeker raakte hierbij onder meer aan het hoofd gewond. Verzoeker alarmeerde kort voor en na de overval de politie, die ter plaatse kwam nadat de daders waren gevlucht. Kort nadat de politie op de plaats van het delict was aangekomen, werd aan de politie gemeld dat er niet ver van die plaats een autobrand was aangetroffen. Dit bleek later een in Duitsland gestolen vluchtauto te zijn.

2. Verzoeker diende bij brief van 1 april 1999 bij de chef van het regionale politiekorps Drenthe een klacht in over de gang van zaken bij de politie-inzet naar aanleiding van de overval.

3. Bij brief van 19 juli 1999 liet de korpschef van de regiopolitie Drenthe verzoeker onder meer weten:

"Naar aanleiding van Uw klachtbrief van 1 april aan mij, gevolgd door Uw in kopie aan mij gezonden brief van 4 april aan de burgemeester van de gemeenten Aa, de publiciteit rondom het geheel en het uitgebreide gesprek dat mijn plaatsvervanger Ha. en ikzelf op 6 juli met U hadden, bericht ik U, mede ter bevestiging daarvan, nu het volgende.

In de eerste plaats betreur ik zeer, dat U op dinsdagavond 23 maart zoiets schokkends en ingrijpends in Uw eigen leefomgeving is overkomen en bovendien, dat U de reactie van de Drentse politie daarop niet als adequaat heeft ervaren. Wij hadden dat graag anders gezien.

In dat licht spijt het mij des te meer dat U tot dusverre geen schriftelijke reactie heeft gekregen op uw bovenvermelde brief aan mij, zelfs geen schriftelijke ontvangstbevestiging. Ik bied U daarvoor mijn verontschuldigingen aan.

Een rol bij de behandeling van Uw brief heeft gespeeld dat wij die niet hebben geïnterpreteerd als een klachtbrief in die zin, dat U zich beklaagde over de manier waarop U door individuele politieambtenaren bent bejegend, temeer daar U in Uw brief aan mij het volgende schreef:

'Overigens wil ik benadrukken dat het contact met de individuele politieagenten en rechercheurs uiterst prettig verloopt, er wordt veel inspanning gedaan om behulpzaam te zijn, waarvoor ik dan ook mijn dank en waardering uitspreek.'

Wij hebben uw brief dan ook meer geïnterpreteerd als een algemene klacht tegen de bedrijfsvoering van het korps en hebben - met inschakeling van de districtsleiding - de gang van zaken dan ook vanuit die optiek onderzocht en geëvalueerd.

U gaf in het gesprek met de heer Ha. en mij op 6 juli nadrukkelijk aan prijs te stellen op schriftelijke beantwoording van Uw brief. Wij hebben dat uiteraard toegezegd. Ter voorbereiding daarop hebben we met U al uw kritiekpunten doorgenomen en daarna vastgelegd zoals hieronder in een bijlage is weergegeven. Vervolgens hebben wij de verantwoordelijke districtschef met zijn medewerkers om feiten en commentaar gevraagd. Op grond daarvan komen wij tot de naast uw kritiekpunten aangegeven nadere oordelen en standpunten. U wordt verzocht dit te lezen als onderdeel van deze brief.

Graag vernemen wij van U of hiermee naar tevredenheid aandacht is besteed aan Uw klacht. Mocht dit onverhoopt niet zo zijn, dan zou de burgemeester, conform de klachtenprocedure, over de afdoening van Uw klacht nog advies kunnen vragen aan een onafhankelijke klachtencommissie. Waarna de burgemeester alsnog een uitspraak kan doen over uw klacht.

Gaarne wil ik U nog zeggen dat het hele gebeuren in onze organisatie serieus is en wordt genomen. Het is niet voor niks dat ik hierboven opmerkte dat wij het graag anders hadden gezien.

Ter illustratie vermeld ik nog dat de districtschef meteen al op een aantal punten actie heeft genomen. De zaak is besproken met de wijkchefs en met mij. De zaak is schriftelijk geanalyseerd. De burgemeester is schriftelijk geïnformeerd. Er is een beleidsnotitie voor mij als korpschef gemaakt. De voortgang is regelmatig met de groepschef besproken. Er is een bijeenkomst belegd met de middenstand in Gi. De wijkagent heeft regelmatig contact gehouden. De afspraken over beschikbaarheid en bereikbaarheid zijn nagelopen en aangescherpt. Met de afdeling communicatie is de berichtgeving geëvalueerd.

Desondanks bevat het geheel een aantal leermomenten voor de gehele organisatie. Ik stel mij daarom tenslotte voor het geheel op basis van de diverse rapportages en deze brief aan U afsluitend in het Regionale Management Team te bespreken."

4. De korpschef voegde bij zijn brief aan verzoeker van 19 juli 1999 een bijlage waarin onder meer staat vermeld:

"Het derde punt raakt het feitelijke rechercheonderzoek. U geeft nadrukkelijk aan het volstrekt vreemd te vinden dat er in het geval van deze overval geen vingerafdrukken zijn afgenomen. Wetende dat het beleid van de politie is dat bij elke woninginbraak ook een sporenonderzoek plaatsvindt verbaast U zich erover dat dit in dit geval niet is gebeurd, althans niet heeft geleid tot het afnemen van vingerafdrukken. Concreet gaf U aan dat eigenlijk de volgende dag al alles weer is schoongemaakt, waarmee eventuele sporen ook zijn verdwenen. In het verlengde daarvan memoreerde U dat er een envelop op de grond lag waarin cheques van klanten waren opgeborgen die niet door de overvallers zijn meegenomen. U constateert dat deze envelop niet met een scherp voorwerp, maar wel kennelijk met de vingers is opengemaakt, wat bij U leidt tot de conclusie dat de daders vast geen handschoenen droegen en dat er dus ook vingerafdrukken moeten zijn geweest, wellicht zelfs op de envelop. Nogmaals spreekt U uw verbazing uit dat dit niet heeft geleid tot een technisch sporenonderzoek.

Sporenonderzoek moet steeds worden gebaseerd op een afweging van beschikbare capaciteit tegen een professionele inschatting van de kans op succes onder bepaalde omstandigheden.

Bij de keuzen die tijdens het sporenonderzoek zijn gemaakt heeft een rol gespeeld dat er rond die tijd een autobrand werd gemeld. Er werd rekening mee gehouden dat het een vluchtauto betrof. Daarom heeft de betreffende rechercheur op een gegeven moment voorrang gegeven aan de autobrand. Achteraf bezien had het sporenonderzoek ter plaatse wellicht nog beter kunnen gebeuren. De betreffende technisch rechercheur is tot 23.00 uur in touw geweest. Er is zowel binnen als buiten een sporenonderzoek verricht. Van U zijn vingerafdrukken genomen, evenals van bepaalde voorwerpen in de zaak. De betreffende enveloppe is wel op vingersporen onderzocht. De aangetroffen sporen bleken afkomstig van U zelf.

Het vierde punt raakt een ander voorwerp dat tot eventueel bewijs had kunnen dienen. Op enig moment treft een rechercheur op de keukentafel een oud uitziend voorwerp aan wat enigszins lijkt op een harpoen. Op de vraag van deze politieman: 'Is dit voorwerp van u?', antwoordde u:

'Nee', waarop de betreffende politieman zei: gooi het dan maar weg. Zich kennelijk niet afvragende of dat een voorwerp kan zijn geweest wat mogelijk aan een van de daders heeft toebehoord. Feitelijk heeft het er dan ook toe geleid dat dit voorwerp op de vuilnisbelt is terechtgekomen en eerst later weer is teruggevonden.

Zowel U als getuigen hebben meerdere keren verklaard dat de verdachten met blote en lege handen binnenkwamen. Daardoor was het uitgesloten dat het op een harpoen lijkend voorwerp als een soort wapen mee naar binnen was genomen. Voor de medewerkers leek de aanwezigheid van zo'n voorwerp in uw zaak heel verklaarbaar. Volgens de verantwoordelijken voor het onderzoek is U zeker niet het advies gegeven om dit voorwerp maar weg te gooien. In het journaal van het onderzoek wordt van de 'harpoen' melding gemaakt.

Het vijfde punt betreft het natrekken van informatie. U verbaasde zich er over dat U in het gesprek met één van de rechercheurs plotseling werd geconfronteerd met een hoeveelheid informatie over Uw vroegere levenspartners, alsmede informatie over klanten, leveranciers en enkele werknemers. In uw visie had men U dat gewoon kunnen vragen, waarbij U de antwoorden had kunnen geven die nu nog onbeantwoord waren, namelijk eventuele woonplaatsen en adressen. U heeft desalniettemin naar U zegt die vragen beantwoord, waarbij U opmerkt dat daar niet of nauwelijks aantekeningen van zijn gemaakt. Dit leidde ertoe dat U meermalen dezelfde vragen zijn gesteld door verschillende leden van het onderzoeksteam. Voor U wederom een bewijs dat het onderzoek niet professioneel maar amateuristisch is uitgevoerd.

Het onderzoek is, zoals vaak met grotere onderzoeken gebeurt, gedaan met inschakeling van de zogenaamde ondersteuningsgroep. Die bestaat ten dele uit politieambtenaren met relatief weinig recherche-ervaring. Het zogenaamde 'relatieonderzoek' is in eerste instantie door minder ervaren rechercheurs uitgevoerd en later door een ervaren rechercheur overgenomen. Dit kan geleid hebben tot herhaling van vragen. U was geïnformeerd over het relatieonderzoek. Natuurlijk hadden de rechercheurs zich kunnen beperken tot het stellen van vragen aan U. Er werd echter gezocht naar aanvullende informatie. Tegenover Uw waarneming dat niet of nauwelijks aantekeningen zijn gemaakt, staat het feit dat het relatieonderzoek geheel is vastgelegd in een ambtelijk verslag. Wij kunnen ons voorstellen dat U vanuit Uw zienswijze het nut van een dergelijk onderzoek anders inschat dan wij.

Het zesde punt met betrekking tot de werkwijze van de verdachten. Op enig moment wordt aan U medegedeeld dat de wijze waarop de overval is uitgevoerd niet kan worden vergeleken met enige andere overval die in Nederland heeft plaatsgevonden. Op uw suggestie dat de politie dan in Duitsland zou moeten gaan kijken, omdat het toch Duits sprekende daders waren, werd volgens U gereageerd met: hé dat is een idee laten we dat eens gaan doen. Op uw vraag waarom dat niet eerder gebeurd was, zou U als antwoord zijn gegeven dat het allemaal heel ingewikkeld ligt en er een contactpersoon moet worden aangewezen die daarvoor verantwoordelijk kan zijn. Kortom, bij U ontstond het beeld dat niet het team maar als het ware uzelf de koers van het onderzoek moest aangeven, wat wederom buitengewoon amateuristisch bij U overkwam.

Door de onderzoeksleiding is het landelijk registratiesysteem voor deze soort delicten geraadpleegd en er is contact geweest met twee teamleiders belast met de opsporing van soortgelijke delicten. Er bleken geen raakvlakken. Bovendien is er contact geweest met de Duitse politie over deze zaak. Een en ander is in het proces-verbaal vastgelegd.

Uw beleving dat niet zij maar U de koers van het onderzoek hebben bepaald, wordt door de onderzoeksleiding bepaald niet gedeeld. Ik kan me dit gezien de praktijk ook niet voorstellen.

Het zevende punt betreft het verstrekken van informatie aan uw huishoudster door leden van het onderzoeksteam. Op een gegeven moment komt Uw huishoudster bij U met de opmerking dat zij is ondervraagd door leden van het onderzoeksteam, waarbij aan haar is gevraagd naar de namen van een aantal werknemers / ex-werknemers. U vraagt zich af waarom dat aan de huishoudster is gevraagd en niet aan u, wederom met de kanttekening dat U alle informatie omtrent deze mensen zelf had kunnen verschaffen. U bent van mening dat er nu ten onrechte een hoeveelheid informatie bij anderen is terechtgekomen en dat mogelijk daardoor uw werknemers / ex-werknemers in diskrediet kunnen worden gebracht.

Zie het antwoord bij punt vijf. Deze manier van vragen is gebruikelijk. De vragen worden open en waardevrij gesteld. Voor een goed onderzoek kan de politie niet volstaan met het stellen van vragen aan het slachtoffer alleen. De ervaring leert dat het soms als minder plezierig wordt ervaren dat derden over dit soort zaken om informatie wordt gevraagd. Voor een juiste inschatting is dat soms toch nodig. De politie is gehouden een zelfstandig feitenonderzoek te doen. Wij trachten dat zorgvuldig te doen, rekening houdend met de in het geding zijnde belangen.

Het achtste punt betreft het verhoor van Duitse werknemers die bij U aan het werk waren. In verband met de overval wilde het team deze Duitse werknemers horen.

Op zich volstrekt legitiem lijkt u, maar toch bevreemdt het U zeer dat deze vraag eerst bij U terechtkomt onder de mededeling dat U eerst maar moest zorgen dat de werknemers op het bureau komen. Feitelijk beleefde U dat als ware het een opdracht om deze getuigen naar het politiebureau te brengen.

Om praktische redenen heeft men aan U verzocht om het verhoor van de Duitse werknemers te plannen/ te organiseren. Het horen van deze medewerkers langs de officiële weg door de Duitse politie en justitie zou zeer omslachtig en tijdrovend zijn en was ook niet nodig. Dit is aan U uitgelegd. De betrokkenen hoefden niet door U gebracht te worden. Het ontbieden van getuigen aan het bureau is heel gebruikelijk zonder dat de politie dan ook het vervoer regelt. Het verzoek was zeker niet bedoeld als een opdracht aan U om ze te brengen. Maar U heeft dit kennelijk wel gedaan.

Het negende punt ligt in het verlengde van het vorige. Toen deze Duitse werknemers op het bureau waren gebracht en werden ondervraagd, kwam op enig moment aan de orde dat U ook een relatief groot geldbedrag in de huiskamer zou hebben verstopt. Waar deze mogelijke getuigen bij zaten, werd U rechtstreeks en indringend gevraagd hoe dat nu precies zat, waar het mogelijk verstopt was en hoe groot het geldbedrag was. Persoonlijk heeft U dit als buitengewoon onplezierig en onjuist ervaren, wetende dat er een aantal Duitsers bij waren, die ook Nederlands spraken en die het ook vreemd vonden dat dit in hun bijzijn werd besproken. Later heeft U het hoofd van het onderzoek hierop aangesproken.

Het betreffende moment lag een aantal weken na de overval. Bij eerdere gesprekken en bij de aangifte had U het betreffende bedrag niet genoemd. Dit kwam dus voor het eerst aan de orde. Omdat U op dat moment kennelijk met de situatie verlegen was vroeg de betreffende rechercheur niet door. Een andere medewerkster is er later op teruggekomen. Dit is bij proces-verbaal vastgelegd. De onderzoekers hadden graag in een eerder stadium over deze informatie beschikt.

Punt tien betreft een uitlating van een rechercheur uit het onderzoeksteam. Toen U op enig moment aangaf dat U niet tevreden was met de wijze waarop het onderzoek verliep, werd U naar Uw herinnering door deze medewerker meegedeeld dat U eigenlijk zelf verantwoordelijk was voor het slechte verloop van het onderzoek. Dit zou met name te maken hebben met het feit dat U te veel gehamerd had op de te lange aanrijtijd, waardoor de essentie van het onderzoek naar de achtergrond zou zijn gedrongen. Hierover bent U zeer verontwaardigd.

De betreffende rechercheurs hebben het inderdaad zo beleefd dat de prioriteiten van U en Uw partner in eerste instantie meer lagen bij het uiting geven aan Uw verontwaardiging over de lange aanrijtijd en bij de contacten met de pers. Op dat moment werd het politieonderzoek ter plaatse vertraagd. Dat leek voor U niet belangrijk. Dit leverde irritatie op.

Kennelijk zat U toen op verschillende golflengte en lukte het niet dat te overbruggen, zie ook de reactie op punt twee.

(...)

Het dertiende punt betreft de weigering van de politie om U naar het ziekenhuis / de huisarts te brengen. Omdat U naar Uw eigen zeggen behoorlijk gewond was, is op enig moment de huisarts gewaarschuwd. U gaf daarbij aan dat deze huisarts kennelijk wel in staat is om binnen 10 minuten ter plaatse te zijn en de politie niet. De huisarts constateerde een forse hoofdwond en gaf aan dat het goed zou zijn als U hetzij even bij hem langs zou komen in de praktijk dan wel dat U naar het ziekenhuis in Stadskanaal zou gaan. U vroeg vervolgens de politie om U daar naartoe te brengen, waarop U het antwoord zou hebben gekregen: je kunt toch een taxi bellen. Deze opmerking betitelt U als stuitend. In Uw optiek behoort de politie hulpverlenend en servicegericht te zijn en is het in Uw ogen dan ook volstrekt normaal dat ze U op Uw verzoek naar het ziekenhuis zouden brengen.

Wij hebben U tijdens het gesprek al gezegd dat wij het niet met U eens zijn. Natuurlijk heeft de politie een hulpverlenende taak voor hen die dat behoeven. Dat betekent dat er (op dat moment) geen hulp geleverd kan worden door een meer geëigende persoon of instantie. Uw kennelijke verwachting dat de politie in dit soort gevallen als het ware taxidiensten moet verrichten, gaat teveel voorbij aan het feit dat de politie daar voor de capaciteit niet heeft en dat dit bovendien niet tot de kerntaak van de politie behoort. Overigens afgezien van een eventuele rit naar het ziekenhuis in Stadskanaal die pas in tweede instantie aan de orde was - heeft een van de collega's U aangeboden U even naar de dokter te brengen. U wilde toen op eigen gelegenheid. Omdat U toen Uw autosleutels niet kon vinden heeft betreffende collega U toch even naar de dokter gebracht.

(...)

Als algemene conclusie halen wij als korpsleiding uit het bovenstaande dat U vindt dat de politie in de eerste plaats niet professioneel en niet adequaat op zijn melding heeft gereageerd. Ten tweede vindt U dat toen de politie wel ter plaatse was gekomen en met het onderzoek begon, dit onderzoek buitengewoon onprofessioneel is uitgevoerd. Ook vindt U dat U onvoldoende op de hoogte bent gehouden van het verloop van het onderzoek, waarbij U ontkent dat hierover een tweetal gesprekken heeft plaatsgevonden. U zegt wel een gesprek te hebben gehad met L. en nog een politieman, maar dat kon in Uw ogen absoluut geen evaluerend gesprek worden genoemd.

Wij hopen dat U met het ruim een uur durende gesprek met mij als korpschef en mijn plaatsvervanger voldoende gelegenheid heeft gekregen Uw klachten kenbaar te maken en dat daar in het gesprek en deze uitgebreide schriftelijke beantwoording voldoende aandacht aan is gegeven.

Wij hebben ons Uw kritiekpunten ter harte genomen."

4. Naar aanleiding van verzoekers klacht liet de burgemeester van de gemeente Aa en Hunze verzoeker bij brief van 15 september 1999 weten dat hij de klacht had voorgelegd aan de onafhankelijke klachtencommissie van de politie Drenthe. De burgemeester liet verzoeker weten dat de klacht dat de politie niet adequaat heeft gehandeld ten aanzien van de verkrijging van medische hulp ongegrond is en dat de klacht dat het rechercheonderzoek in meerdere opzichten gebrekkig en weinig professioneel is geweest, voorzover het betreft de behoorlijkheid van het optreden jegens verzoeker, ongegrond is. De burgemeester verwees voor de overwegingen naar het advies van de klachtencommissie.

5. Bij zijn oordeel voegde de burgemeester van de gemeente Aa en Hunze het advies van de klachtencommissie politie Drenthe van 2 september 1999, waarin onder meer staat vermeld:

"Behandeling van de klacht ter zitting.

De klacht is behandeld ter zitting van de commissie op donderdag, 26 augustus 1999 in het stadhuis te Assen. De commissie heeft eerst de heer X gehoord en vervolgens politiefunctionarissen W., D., Sp., en G.

Nadat de voorzitter heeft gevraagd zich zoveel mogelijk te beperken tot die punten waarvan klager van mening is dat hij het niet eens is met het standpunt van de korpsleiding, heeft de heer X, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:

(...)

Met betrekking tot mijn klacht over het optreden van de politie over het verkrijgen van medische hulp deel ik het standpunt van de politie niet. Ik was 13 tot 14 keer in het gezicht getrapt. De agenten vonden dat ik een dokter nodig had, maar vonden het niet vanzelfsprekend dat zij bij mij belden. Mijn telefoon deed het niet en ik stond er op dat moment niet bij stil dat ik nog een telefoon had. Men verleende dus niet als vanzelfsprekend medewerking. Uiteindelijk heeft de politie wel de huisarts gebeld. Toen de huisarts kwam kon hij mij niet thuis behandelen omdat ik gehecht moest worden. Ik kon naar zijn praktijk of naar het ziekenhuis gaan. De arts ging weg en ook de politie ging weg. De rechercheur heeft gelijk mijn partner gehoord. Ik moest de volgende ochtend naar het bureau om een verklaring af te leggen. Ik moest naar de dokter en de rechercheur zei: 'Ga jij maar.' Ik was mijn autosleutels kwijt en ben toen gaan zoeken naar de reservesleutels. Rondom de boerderij waren toen mensen die ik heb weggestuurd. Ook reed er een auto over de klinkerweg achteruit. Ik was nog bang naar aanleiding van de overval en ben toen naar huis gerend. Ik zei dat ik geen auto had en gekscherend: 'Ik moet zeker een taxi nemen'. Hier gingen ze serieus op in. Dat vond ik idioot. Ik had verwacht dat zij ervoor zouden zorgen dat ik werd vervoerd. Zij hadden daarbij moeten bemiddelen. Zij hadden beter iemand van de GGD kunnen laten komen. Zij hadden even iemand kunnen bellen; transport kunnen aanbieden of iets dergelijks. Uiteindelijk heeft men mij wel gebracht.

Op een opmerking van de voorzitter dat de korpschef zegt dat daarvoor geen capaciteit is, antwoordt de heer X: Dat is juist de reden om daarover een klacht in te dienen. Ik was de rechercheur die mij naar de huisarts heeft gebracht zeer erkentelijk. Ik had alleen een meer actieve rol van de politie daarin verwacht.

Op een vraag van de heer M. of er ook een rapport is van de arts over de verwondingen antwoordt de heer X: Er is wel een rapport. Dit is ook in bezit van de recherche. Ik vind dat men zich een beetje meer dienstbaar had moeten opstellen. Ik verwacht zeker geen 'taxidienst' van de politie.

De heer H. vraagt of de politie wist dat de telefoon kapot was. De heer X zegt dat hij denkt dat de politie dit niet wist.

Met betrekking tot de klacht over het ingestelde rechercheonderzoek merkt de voorzitter op dat hij graag wil horen waar klager het niet mee eens is wat de korpsleiding zegt. De heer X: Het betreft een scala van details die tot een eindconclusie leiden. De korpsleiding erkent van sommige zaken dat dat anders had gekund. Er is volgens een draaiboek gewerkt. Daardoor was er geen flexibiliteit. Belangrijke dingen werden daardoor in de tijd vooruitgeschoven. Bepaalde details had men voor mijn gevoel beter later kunnen onderzoeken. Men heeft niets of pas later iets gedaan met belangrijke informatie. Als voorbeeld het geval met de harpoen. Men was met lege handen binnengekomen, dus men kan geen harpoen bij zich hebben gehad.

De heer M. geeft aan dat de harpoen op de keukentafel lag en er eerder niet had gelegen. Deze moest daarom naar binnen zijn gebracht. Ook kan niet worden gezegd dat de daders met lege handen binnen zijn gekomen. In de aangifte is vermeld dat zij een grote tas bij zich hadden.

De heer X: Eén van de politiemensen zei: 'Gooi hem maar weg'. Ik denk dat ik de harpoen later zelf heb weggegooid. Wel is van de harpoen een foto gemaakt. Die is gebruikt bij het programma 'Opsporing verzocht'.

Een ander voorbeeld: Drie tot vier weken na de overval werd ik door een vrouwelijke rechercheur gehoord. Ik moest toen vertellen wat er in de dagen, voorafgaande aan de overval, was gebeurd. Ik vond het vreemd, dat ik na zo lange tijd daarover gehoord werd. De rechercheur zei: 'Ik weet dat het verkeerd is, maar laten we maar gewoon doorgaan.' Ook liet zij doorschemeren dat enkele rechercheurs niet zo kundig waren.

Nog een voorbeeld: Het was duidelijk dat de overvallers Duitsers waren. Eén van hen was Nederlander. Ik hoorde dat hij gebroken Duits sprak. Er was een auto gesignaleerd met een Duitse kentekenplaat. Deze bleek in Duitsland te zijn gestolen. De politie heeft geen gebruik gemaakt van haar connecties in Duitsland. Ik concludeer dit uit een opmerking van een vrouwelijke rechercheur, die mij vertelde dat alle overvallen in Nederland waren bekeken en dat niets leek op de overval bij mij. Toen ik opmerkte: 'En in Duitsland dan?', antwoordde zij: 'Oh, daar kunnen we wel wat mee.'

(...)

4.2 Politieambtenaren D. en W. hebben - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.

(...)

Naar aanleiding van een vraag van de voorzitter om te reageren op de klacht over het optreden van de politie in verband met medische hulp antwoordt mevrouw D.:

Toen wij binnenkwamen was hij boos, omdat wij volgens hem te laat waren. Hij gooide een schaar naar ons en zei: 'Jullie nemen mij niet serieus.' Wij hebben gelijk gevraagd hoe het met hem was. Zijn gezicht was erg bebloed. Hij heeft zelf de arts gebeld. Dat kon. Later is hij door een rechercheur naar de arts gebracht.

Mevrouw W.: Ik heb mij verbaasd over deze klacht. De heer X wilde dat alles op zijn gezicht bleef zitten. Dat was ook ons verzoek in verband met het onderzoek door de Technische recherche. Hij wilde het allemaal zelf doen en heeft het ook zelf gedaan in de computerkamer. Wij hebben hem een paar keer aangeboden om zijn huisarts te bellen. Hij deed een beetje stoer. Hij zei dat hij vaker was overvallen en dat hij zich goed had afgeweerd. Tussentijds hebben wij hem gehoord. Direct bij binnenkomst hebben wij gevraagd hoe de toestand was. Hij wilde ook zelf naar de arts rijden maar kon de sleutel niet vinden. De heer X was niet geërgerd over de medische hulp, wel dat wij te laat kwamen. Daar was hij kwaad over. Op zich denk ik dat dit een terechte klacht is.

(...)

4.3 De politiefunctionarissen Sp. en G. hebben - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:

De heer Sp.: Ik had piket en woon in Ml. Ik werd door mijn directe chef gebeld op het moment dat de heer X de eerste keer belde. Mijn chef was toevallig in de meldkamer en verzocht mij alvast in de richting van Bo. te gaan rijden. Onderweg kreeg ik via de telefoon nadere informatie over de overval en enige details. Ongeveer drie kwartier later was ik ter plaatse. De collega's waren er toen reeds. Eerst heb ik buiten geïnformeerd wat er aan de hand was. Daarna ben ik naar binnengegaan, heb mij voorgesteld en heb het slachtoffer zijn verhaal laten vertellen. Hij was duidelijk gewond. Ik vroeg of hij hoofdpijn had. Dit was niet het geval. Hij had tape om zijn haar. Ik kon dit mogelijk als sporenmateriaal gebruiken. Ik heb hem uitgelegd wat mijn functie was. Op mijn verzoek heeft de heer X mij gewezen waar de daders waren binnengekomen en hoe ze hadden gelopen. Ik zag een harpoen op tafel liggen. Verder heb ik mijn onderzoek zelfstandig verricht. Af en toe heb ik hem om nadere uitleg gevraagd. Ik trof enige losse strips aan. Hij gaf aan dat hij zichzelf had los weten te maken. Ik wilde nog een antiek kastje op vingerafdrukken onderzoeken maar dit hoefde niet omdat de heer X onder dwang dit zelf had moeten openen. Ook waren de daders met handschoenen binnengekomen. Met schoenen had men het slachtoffer geschopt. Ook heb ik nog nadrukkelijk gevraagd of zij stokken bij zich hadden. Dit was niet het geval. Ik wist toen dat zij niet met die harpoen waren binnengekomen. Van die tas is mij niets verteld. Ik heb de harpoen wel bekeken op bloed- of haarsporen en op beschadigingen. Het slachtoffer had de dader niet met die harpoen rond zien lopen. Ook was daar niet mee geslagen. Van het houten handvat van de harpoen kunnen geen vingerafdrukken worden afgenomen. Daarbij kwam dat men handschoenen droeg. Ook was hij niet geschikt als sorteermateriaal. Omdat de harpoen niet meer relevant was voor sporen heb ik er nog een foto van gemaakt. Ik heb de harpoen daar laten liggen. Ik kan niet gezegd hebben dat de heer X de harpoen maar weg moest gooien. Ik vind het niet vreemd dat de harpoen niet in beslag is genomen. Later ben ik naar de plaats gegaan waar de verbrande auto was aangetroffen.

Op een vraag van de voorzitter of ook aan de hand van een draaiboek wordt gewerkt antwoordt de heer Sp. dat dit niet het geval is, omdat de omstandigheden steeds verschillend zijn. (...)

De heer G.: Ik ben pas de volgende dag betrokken geraakt bij het onderzoek. Ik was op het moment van de overval in Q. Mijn G.S.M. was uitgegaan. De meldkamer had mijn vrouw gebeld, maar die wist niet waar ik was. Omstreeks 22.00 uur die avond hoorde ik via de mobilofoon van de overval. Ik ben toen nog wel gaan kijken. Ook ben ik nog bij de uitgebrande auto geweest. De ochtend daarop is een team gevormd. Ik ben 5 tot 6 weken daarna bijna dagelijks bij de heer X geweest en het contact was prima. Het onderzoek heeft niet geleid tot daders. 7 Tot 8 weken lang heb ik er veel tijd in gestoken. Er is zo breed mogelijk gerechercheerd. Collega St. heeft de heer X later nog gehoord. Kennelijk bevreemdt hem één vraag, terwijl er mogelijk honderden zijn gesteld. Het gebeurt wel dat in de loop van het onderzoek nadere vragen worden gesteld. De heer X kent een deel van zijn klanten. De zaken die kort voor de overval hebben plaatsgevonden zijn soms van belang. Het kan van belang zijn welke klanten er voor de overval in de winkel zijn geweest.

Mijn collega's L. en Be. hebben contact gehad met een Duitse collega. Collega St. is nog met een andere collega een dag naar Duitsland geweest naar de plaats waar de auto gestolen was. Ik heb de indruk dat doordat zijn eerste klacht niet adequaat is behandeld hij nu over steeds meer dingen gaat klagen.

5. Bevindingen en overwegingen.

(...)

Met betrekking tot de klacht over de opstelling van de politie ten aanzien van de medische behandeling constateert de commissie dat klager van de politie op dit punt een meer dienstbare opstelling had verwacht De politieagenten D. en W. hebben aangegeven te hebben aangedrongen op medische hulp en het bellen van de huisarts. Ook zou klager zelf naar de huisarts hebben willen rijden, ware het niet dat hij zijn sleutels kwijt was. Tenslotte heeft een politiefunctionaris hem naar de arts gebracht. Alles overwegende komt de commissie tot de conclusie dat het niet aannemelijk is geworden dat de politie op dit punt niet adequaat heeft gehandeld.

Met betrekking tot klagers opmerkingen over het ingestelde rechercheonderzoek overweegt de commissie dat niet is gebleken dat tijdens dit onderzoek jegens klager niet behoorlijk is opgetreden. Over de vaktechnische aspecten van het onderzoek komt de commissie geen oordeel toe. Voor zover de klacht betrekking heeft op het politieoptreden ten tijde van het onderzoek is deze klacht ongegrond.

(...)

6. Conclusie:

(...)

• De klacht dat de politie niet adequaat heeft gehandeld ten aanzien van de verkrijging van medische hulp is ongegrond.

• De klacht dat het rechercheonderzoek in meerdere opzichten gebrekkig en weinig professioneel is geweest is, voorzover het betreft de behoorlijkheid van het optreden jegens klager, ongegrond."

B. Standpunt verzoeker

1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.

2. Voorts liet verzoeker bij brief van 8 april 2000 onder meer weten:

"Voor de medische verzorging werd een huisarts gewaarschuwd. Deze huisarts slaagde er in om binnen 10 minuten aanwezig te zijn. De dokter arts verzocht mij om naar zijn praktijk te komen om te worden onderzocht en te worden gehecht aan een gapende hoofdwond.

Nadat de arts was vertrokken kwamen er twee rechercheurs, mijn huisgenoot zou het eerst worden verhoord. Er werd door de rechercheur voorgesteld dat mijn huisgenoot mij naar de huisarts zou rijden, meteen weer terug zou komen, en ik dan later met een taxi teruggebracht zou kunnen worden. Eén der rechercheurs moest nog helemaal weer terug naar Ml.

Even later drong het tot mij door dat we geen contactsleutels van de auto meer hadden, deze waren ook door de overvallers meegenomen.

Op een ironische opmerking van mij dat ik dan maar de taxi moest bellen werd even later serieus ingegaan. Er werd door een van de rechercheurs gezegd: 'Je moet maar een taxi bellen'.

Dat deed me besluiten om in de chaos die door de overvallers was veroorzaakt naar reservesleutels te zoeken, met een handjevol sleutels ben ik naar buiten gegaan om deze op de auto te passen. Daar werd ik lastig gevallen door scannerluisteraars. Terwijl ik over de openbare weg om de woning liep, werd ik achtervolgd door een auto, deze reed me letterlijk tot op de hielen. Dit was een afschuwelijke ervaring die me graag bespaard was gebleven. Ik ben overstuur weer het huis in gevlucht. Uiteindelijk heeft een rechercheur mij naar de dokter gebracht. In eerste instantie heeft hij mij geen vervoer aangeboden, ook is er niet door de politie bij een derde instantie aangeklopt om vervoer te regelen.

(...)

Ondanks het feit dat de politie er uiteindelijk voor gezorgd heeft dat ik medische zorg kreeg na de overval, beklaag ik mij erover dat hier teveel getouwtrek aan voorafging. In eerste instantie werd ik laconiek behandeld en aan mijn lot overgelaten.

Ook het rechercheonderzoek wat door de regiopolitie Drenthe werd uitgevoerd vormt aanleiding tot klachten.

1. Er is verzuimd een technisch sporenonderzoek te doen in onze woning door de regiopolitie Drenthe. Een rechercheur liet later haar verontwaardiging daarover in ons gezelschap blijken. Er is geen onderzoek gedaan naar vingerafdrukken in onze woning. Dezelfde avond en de volgende dag hebben wij geprobeerd de ergste sporen van de ravage en het bloed te verwijderen, hiermee zijn ook sporen verloren gegaan.

a) Tien dagen na de overval vond een kennis van ons een briefje op ons erf, daarop stond in handschrift een korte instructie 'Nach die Tasche suchen'. Dit kan betrekking hebben op het feit dat ik vrijwel altijd onderweg ben met een schoudertas.

Dit briefje is niet door de technische recherche opgemerkt. Van een onderzoek in de buitenlucht rondom onze boerderij is ons evenmin iets bekend, wel is er daags na de overval een rechercheur geweest om foto's te maken van de boerderij. Deze foto's hebben wij aanschouwd.

b) Een zogenaamde 'harpoen' (mogelijk wapen van de overvallers) die in onze woning werd aangetroffen is niet door de recherche meegenomen maar is weggeraakt, pas later weer boven water gekomen.

c) De overvallers hadden een grote bende veroorzaakt in mijn kantoortje.

Uit deze wanorde viste ik na verloop van tijd papieren en bankafschriften op met voetafdrukken van de overvallers.

Ook enveloppen zijn door de overvallers opengescheurd op zoek naar geld, deze zijn evenmin door de technische recherche opgemerkt. Alsnog zijn deze bewijsstukken aan de recherche overhandigd.

Toen pas heeft de recherche het besluit genomen om de technische recherche onze vingerafdrukken af te laten nemen.

3. Enige tijd later moest ik aan de recherche namen doorgeven van klanten uit onze winkel die misschien wel eens een misdadige inslag zouden kunnen hebben. Onze hulp in de huishouding is bij haar thuis verhoord, tot onze verbazing kwam zij na afloop van het verhoor bij ons aanzetten met de naam 'Me.' alsmede een aantal andere namen van personen.

Deze naam en andere namen hadden wij in eerder verhoor in vertrouwen aan de recherche doorgegeven. Nu lag deze informatie op straat, wat voor ons vervelende consequenties zou kunnen hebben. Bovendien was het de politie bekend dat deze hulp in de huishouding op geen enkele manier met ons bedrijf connecties had. Namen van klanten konden haar niet bekend zijn. De door de politie genoemde persoon is bovendien klant bij ons geweest op het moment dat zij nog niet bij ons werkte. Het was niet noodzakelijk en niet logisch om die namen onze hulp in de huishouding voor te leggen. Alleen werd hierdoor ons vertrouwen in de recherche ernstig beschaamd.

(...)

5. De externe contacten van het Regio Korps Drenthe zijn erg bescheiden; wat een handicap was bij het rechercheonderzoek naar de daders van de overval.

(a) Het valt niet te ontkennen dat de overvallers een relatie hadden met Duitsland, drie van de overvallers spraken goed, accentloos Duits, één van de overvallers was hoorbaar Nederlands en bediende zich van hoegenaamd Duits. Een ander feit was dat de gestolen auto die vermoedelijk werd gebruikt bij de overval voorzien was van in Duitsland gestolen kentekenplaten. We kregen niet de indruk dat er voldoende initiatieven van de recherche zijn geweest om in Duitsland onderzoek te doen.

(b) Tijdens de eerste weken na de overval op onze woning lazen we in de regionale krant over twee vergelijkbare overvallen op particulieren in hun woningen in Pe. en Sl. Nadien zijn er niet meer van zulke overvallen geweest. We maakten de recherche hierop attent, zij waren hiervan niet op de hoogte want dit speelde in de provincie Groningen. (Q grenst min of meer aan Sl.).

6. Duitse personen waren in de tijd rond de overval werkzaam bij een verbouwing aan ons pand. De politie droeg mij op om hen mede te delen dat zij voor verhoor op het bureau moesten komen.

Dit was voor mij een zeer pijnlijke en onaangename belasting. Uiteindelijk heb ik ze ook nog met de auto naar het bureau moeten brengen. Ik begrijp niet waarom men een misdaadslachtoffer zulke taken opdraagt. Uiteraard is het zeer omslachtig om deze Duitsers op de officiële manier naar het politiebureau te laten komen. De politie had deze Duitse heren, tijdens hun dagelijkse aanwezigheid in Nederland kunnen benaderen.

7. Toen ik één van de genoemde Duitsers had afgeleverd op het politiebureau had ik nog een kort gesprek met het hoofd van het onderzoek. In aanwezigheid van de Duitse persoon werd ik door de rechercheur doorgevraagd over een geldbedrag wat ik in huis verstopt had en wat de overvallers gelukkig niet hadden gevonden. Ik was hierdoor ernstig in verlegenheid gebracht, ik probeerde niet het exacte bedrag te noemen of een indruk te geven van de grootte van dit bedrag. Wederom bracht de politie mij in een lastige situatie. Overigens had ik reeds eerder verteld aan de recherche dat ik een geldbedrag in mijn huis verborgen had, toen op het moment van de overval. Daar is toen geen notitie van genomen door de recherche."

3. Verzoeker liet bij brief van 15 mei 2000 onder meer weten:

"De politie was niet adequaat.

Na de overval was ik gewond, een behoorlijk aantal keren in mijn gezicht op mijn lichaam getrapt en geslagen. Boven mijn rechteroog had ik een diepe wond die zich uitstrekte over de volle lengte mijn rechterwenkbrauw en dan verticaal omhoog gaat. Thans heb ik nog een fors litteken op mijn voorhoofd. Elke keer als ik in de spiegel kijk grijpt mij dit aan. De korpschef schrijft (...) 'Omdat U naar Uw eigen zeggen behoorlijk gewond was' dit vind ik een onsympathiek understatement.

Toen de politieagentes onze woning betraden zagen ze in dat ik onder doktersbehandeling moest worden gesteld.

Ik vroeg of er geen ambulance kon komen, daar werd niet op ingegaan.

Ik moest de dokter bellen, toen bleek dat de telefoon onklaar was gemaakt, belden de agenten met de huisarts.

Pas na allerlei verwikkelingen waren de rechercheurs bereid mij naar de dokter te brengen. Ik werd in eerste instantie aan mijn lot overgelaten.

Misschien had ik expliciet moeten vragen om vervoer naar het ziekenhuis, dit heb ik niet gedaan.

Ik heb alleen gevraagd of er GGD kon komen, hier werd niet op in gegaan door de politie.

Waarom niet de ambulance ingeschakeld?

Als ik wél in het bezit van contactsleutels was geweest dan had ik aan het wegverkeer deelgenomen, gedrogeerde en dronken mensen vormen een gevaar op de weg. Gezien de emotionele staat waarin ik verkeerde, zou ik net zo'n groot gevaar op de weg zijn geweest. Ik vind dat de rechercheurs dat sowieso hadden moeten voorkomen.

Om mij dan vervolgens af te schepen met 'dan neem je maar een taxi' vind ik niet erg menselijk.

Zo worden misschien kwajongens behandeld die betrokken waren bij een kloppartij bij een discotheek, maar op deze laconieke manier behandel je geen mensen die een paar ogenblikken tevoren het slachtoffer zijn geweest van een gewelddadige roofoverval in hun eigen woning.

Feit is dat de politie mij uiteindelijk heeft vervoerd naar de arts, maar hier gingen veel verwikkelingen aan vooraf.

Onze mening is dat er in dit geval de aanwezige politie weinig adequaat heeft gehandeld.

Voor verkeersongelukken met minder lichamelijk letsel wordt wèl de GGD ingezet.

(...)

Verzuimd sporenonderzoek

De klachtencommissie van regiokorps Drenthe achtte zich niet bevoegd uitspraken te doen over de kwaliteit van het opsporingswerk, maar vond aan de andere kant wel dat de opsporingsambtenaren naar ons toe correct hadden gehandeld; dit vinden wij inconsequent.

Er is verzuimd sporenonderzoek te doen na de roofoverval.

Er zijn alleen maar foto's genomen.

Een Duitstalig briefje is door een kennis gevonden.

Dit briefje heeft 10 dagen lang op het erf gelegen, op de plaats waar de overvallers hun auto hadden neergezet. Op dat briefje stond de ongebruikelijke Duitstalige tekst: 'Nach die Tasche suchen'. Omdat de technische recherche geen onderzoek heeft gedaan, behalve het nemen van foto's is dit spoor te laat opgemerkt. Dit briefje heeft tien dagen in de buitenlucht gelegen, door regenwater en zonlicht waren eventuele vingerafdrukken verloren gegaan.

Meteen na afloop van de overval lag er een vreemd voorwerp in de woning, op de keukentafel lag een harpoen (in de brief van de korpschef word gesproken over aanwezigheid van dit voorwerp in onze winkelruimte, dat is niet juist, het voorwerp bevond zich op de keukentafel, en dat is een ongebruikelijke zaak).

Deze harpoen zag er onsmakelijk uit en is op advies van de politie weggegooid.

Pas weken later weer uit vuilnisbelt opgevist.

Voetafdrukken van de overvallers op ordners en bankafschriften zijn door ons opgemerkt en overhandigd aan de politie.

Door de overvallers open gescheurde enveloppen zijn door ons in huis gevonden en eveneens aan de politie overhandigd.

In de brief van de korpsleiding wordt als verweer gesproken over het nemen van onze vingerafdrukken als onderdeel van het sporenonderzoek.

Dit gebeurde pas weken later. Na klachten onzerzijds over de kwaliteit van het speurwerk.

Ook gebruikt de korpschef het verweer dat de technisch rechercheur tot 11 uur 's avonds in de weer is geweest. Het lijkt ons dat misdaden niet alleen op kantooruren plaatsvinden en dat de technische recherche daarop moet zijn ingesteld.

Wij hebben dus zelf allerlei sporen gevonden en deze aan de politie overhandigd.

Als wij deze voorwerpen aan de politie overhandigden werd er, in onze aanwezigheid, door deze beambten geklaagd over het gebrekkige technische onderzoek.

(...)

Eilandjes

Er is een onderzoek gedaan naar vergelijkbare overvallen in Nederland. Volgens de rechercheurs heeft er geen onderzoek naar vergelijkbare overvallen plaatsgevonden in Duitsland. Op onze suggestie werd toen ingegaan. Wij hadden het gevoel dat wij steeds zaken moesten aandragen.

In de weken na de overval vonden er overeenkomstige overvallen plaats in onze regio. Die werden pas nadat wij de politie erop attent gemaakt hebben in het onderzoek betrokken. Een agent zei tegen ons dat de politie zodanig was georganiseerd dat elke agent of rechercheur een 'eilandje' was binnen het korps.

Kortom regionale politiekorpsen en individuele agenten en rechercheurs werken langs elkaar heen, er is gebrek aan goede organisatie, coördinatie en leiding."

4. In reactie op de brief waarbij de Nationale ombudsman overging tot het instellen van een onderzoek berichtte verzoeker bij brief van 4 juli 2000 onder meer:

"De politie is niet erg menselijk omgegaan met ondergetekende als slachtoffer van deze overval in relatie tot het verkrijgen van medische hulp.

3. kwantitatief zal er wel voldoende onderzoek zijn gedaan naar de overval. Maar mijn kritiek richt zich meer op het inhoudelijke van het onderzoek. Ik verwijs daarbij naar mijn eerder toegezonden brief.

(...)

Over de weinig menselijke manier van optreden jegens mij als slachtoffer van een misdaad kan de heer Y, (...) Utrecht als getuige fungeren. Meestal telefonisch te bereiken onder het telefoonnummer (...)."

C. Standpunt beheerder van het regionale politiekorps Drenthe

De beheerder van het regionale politiekorps Drenthe deelde bij brief van 15 september 2000, in reactie op verzoekers klacht onder meer mee:

"- Verzoekers klacht over het feit dat ambtenaren van het regionale politiekorps Drenthe op 23 maart 1999 hem onvoldoende hulp hebben geboden bij het verkrijgen van medische hulp, is naar mijn mening ongegrond. Het is een feit dat de politie een arts heeft gebeld. De arts heeft daarop de verwondingen van verzoeker beoordeeld. Het is aan de arts om te bepalen of iemand in staat is om zelf te rijden of er een ambulance dient te komen. De arts heeft verzoeker de keus gelaten om in zijn praktijk te komen of naar het ziekenhuis te gaan voor het hechten van de wond. Verder is gebleken dat de politie verzoeker naar een arts heeft vervoerd.

Daarnaast heeft mevrouw W., voor zover van belang, tegenover de klachtencommissie (...) verklaard: 'Wij hebben hem een paar keer aangeboden om zijn huisarts te bellen.' ... en ... 'Direct bij binnenkomst hebben wij gevraagd hoe de toestand was. Hij wilde ook zelf naar de arts rijden maar kon de sleutel niet vinden.'

- Ik deel de mening van verzoeker over het verrichten van onvoldoende onderzoek naar de overval niet. Gedurende ongeveer zeven weken heeft een team van zes tot tien rechercheurs uitgebreid onderzoek gedaan. Uit de bij deze brief gevoegde brief van de heer L., die belast was met de tactische coördinatie van het onderzoek, blijkt welke onderzoekshandelingen er allemaal zijn gedaan. De heer mr. S. van uw bureau heeft op woensdag, 6 september j.l. op het regiobureau in Assen het uitgebreide journaal en proces-verbaal van het onderzoek ingezien. Ik verzoek u om deze stukken vertrouwelijk te behandelen en heb er bezwaar tegen dat deze documenten onverkort ter kennis worden gebracht van verzoeker. Redenen hiervoor zijn dat er nog een onderzoeksbelang is dat zich tegen verstrekking verzet en dat de documenten veel informatie bevatten die niet van belang zijn voor een oordeel over de klacht.

De wnd. Hoofdofficier van justitie in Assen heeft mij laten weten mijn standpunt ten aanzien van de klacht te delen."

D. informatie korpsbeheerder

De korpsbeheerder verleende een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman inzage in het uitgebreide journaal en proces-verbaal van het onderzoek. Hij verzocht de Nationale ombudsman deze stukken vertrouwelijk te behandelen en had er bezwaar tegen dat deze documenten onverkort ter kennis werden gebracht van verzoeker. De korpsbeheerder gaf als reden hiervoor dat er nog een onderzoeksbelang was dat zich tegen verstrekking verzet.

De Nationale ombudsman zal op basis van het onderzoeksbelang de inhoud van het journaal en het proces-verbaal van het onderzoek naar aanleiding van de overval op verzoeker vertrouwelijk behandelen. Van de overgelegde stukken is een samenvatting gemaakt:

"Overzicht journaal

23-3-98

Openingsmutatie (gemaakt op 24-3-98 11.14)

Mutatie met melding, modus operandi, buit, verwijzing naar verklaringen

' ' autobrand te Dr., Opel met Duitse kentekenplaten, gestolen

' ' Getuige heeft die auto ri Q zien rijden

' ' Politie ziet vanuit richting brandende auto een andere auto snel aan komen rijden

24-3-98

Mutatie Uitgebrande auto is gestolen, had Nederlands kenteken

' ' Onderzoek naar mogelijke valse melding van aanrijding, geen aanleiding

voor verder onderzoek

' ' Buurtonderzoek op 6 adressen bij plaats delict (pd)

' ' Onderzoek naar bandensporen

' ' Buurtonderzoek op 4 adressen nabij autobrand

' ' Duitse auto was eerder gezien

' ' Tips over wie ook wat zou hebben gezien

' ' Aantreffen 5 auto's op pd

' ' Vervolgonderzoek op wie ook wat zou hebben gezien

' ' Bandensporenonderzoek

' ' Onderzoek naar tegengekomen auto bij melding, geen vervolg

25-3-98

Mutatie Tip over Duitse werknemers van Wx. (verzoekers woning/bedrijf; No.)

' ' Vervolgonderzoek op wie wat zou hebben gezien

' ' Tip over buitenlands sprekende bezoekers RABO-bank onderzocht

' ' Vervolgonderzoek op persoon van snelrijdende auto bij melding

' ' Onderzoek naar gestolen auto

' ' Mededeling dat melding van overval is uitgewerkt en op band staat

' ' Melding van andere verdachte auto.

' ' Melding via een anonieme brief van getuige die mannen kort voor overval

zou hebben gesproken

' ' Onderzoek naar diefstal auto daders

' ' Tip politie over mogelijke verdachten n.a.v. onderzoek naar diefstal auto

' ' Horen getuige en vriendin

' ' Horen getuige die auto heeft zien rijden

' ' Onderzoek bij portier AZC, negatief

26-3-98

Mutatie mbt CID-info over een mogelijk betrokkene

' ' onderzoek huurauto mogelijk betrokkene

' ' getuige over zien rijden witte Opel, onderzoek

' ' getuige over zien staan man op avond overval

' ' getuige die 4 mannen Wx. in zag gaan

' ' met verzoek om opmaken verslag van aantreffen uitgebrande auto.

' ' horen mogelijk betrokkene

' ' met opvragen BPS en HKS-info van mogelijk betrokkene

' ' mbt slachtofferhulp aan aangever en vriend

' ' mbt telefoonnummers

' ' horen werkster

' ' mbt vreemde auto die was gezien door werkster

' ' andere werkneemsters Wx.

' ' Duitse werknemers Wx.

' ' mbt mogelijke getuige

' ' mbt info auto bij AZC

' ' mbt contact met anonieme getuige

' ' horen getuige

30-3-98

Mutatie mbt tijden van de meldingen overval en brand

' ' mbt onderzoek bandenspoor

' ' mbt intrekken opdracht tot onderzoek

' ' mbt sporenonderzoek gestolen auto

' ' mbt horen getuige

31-3-98

Mutatie mbt werkneemsters Wx.

' ' mbt tekenen aangifte en persaandacht aangever

' ' mbt tijdlijn overval

' ' mbt ambtelijk verslag over horen getuige

' ' mbt aantreffen auto

' ' mbt getuige

' ' mbt tijdcontrole computer van aangever

' ' mbt horen werkneemster

' ' mbt voetafdruk op ordner

' ' mbt melding over andere antiekhandelaar

1-4-98

Mutatie mbt horen eigenaar gestolen auto

' ' mbt fotoconfrontatie

' ' mbt onderzoek bij garage waar auto was gestolen

' ' mbt onderzoek streekvervoer

' ' ivm nader horen diverse getuigen (aanwijzingen voor belangrijke

vragen)

' ' mbt onderzoek naar elders aangetroffen goederen

' ' mbt horen andere antiekhandelaar

' ' mbt aantreffen oorspronkelijke Nederlandse kentekenplaten

' ' mbt horen getuige

' ' mbt horen werkneemster Wx.

2-4-98

Mutatie mbt horen getuige

' ' mbt onderzoek van ander team

' ' mbt onderzoek portier van gestolen auto

' ' mbt passantenonderzoek

' ' mbt buurtonderzoek

' ' mbt onderzoek kentekenplaten

6-4-98

Mutatie mbt andere antiekoverval met geweld, geen overeenkomsten

' ' mbt aantreffen briefje op PD

' ' horen getuige

12 mutaties mbt passantenonderzoek

mutatie horen vinder briefje

7-4-98

Mutatie getuigenverhoor

' ' tip getuige

' ' inzet speurhond

' ' getuigenverhoor

' ' nav passantenonderzoek

' ' nav kentekenonderzoek

' ' getuige nav passantenonderzoek.

' ' getuigenverhoor

' ' kenteken snelheidsovertredingen

' ' horen getuige

' ' fotoconfrontatie

' ' getuigenverhoor

' ' info mbt aangever

' ' technisch onderzoek aan aangetroffen Opel

8-4-98

Mutatie mbt getuigenverhoor

' ' mbt voorbereiding buurtonderzoek

' ' mbt horen aangever en slachtoffer

' ' mbt tip

' ' mbt alarmknop

' ' mbt getuigenverhoor

9-4-98

Mutatie getuigenverhoor

' ' mbt verzekeringsmaatschappij aangever

' ' adres Duitser

12-4-98

Mutatie bushalte pd

' ' taxivervoer

' ' relaties

' ' onderzoek faxapparaat aangever

' ' info persoon

' ' mbt inbrekers

' ' inleveren te onderzoeken goederen bij technische recherche

' ' verwerking foto's Opel

' ' getuigenverhoor

' ' getuigenverhoor

13-4-98

Mutatie mbt getuigenverhoor

' ' mbt getuigenverhoor

' ' mbt. natrekken persoon

' ' mbt. klok getuige

' ' stand van zaken sporenonderzoek

' ' nader verhoor werkneemster

' ' mbt relatie

' ' mbt harpoen

' ' relatieonderzoek

' ' relatieonderzoek

' ' ruziënde Duitsers

' ' relatie

' ' horen getuige

' ' sluipweg

' ' onderzoek bij schietvereniging

' ' getuigenverhoor

14-4-98

Mutatie ontvreemde goederen

' ' onderzoek schietvereniging

' ' onderzoek naar aanleiding van getuigenverklaring

' ' mbt gebruik CID-info uit andere onderzoeken

' ' horen chauffeur taxi

' ' andere overval

' ' relatieonderzoek

' ' andere aanrijding

15-4-98

Mutatie info bevolkingsregister

' ' voortgangsvergadering onderzoek

' ' antecedenten van een getuige

' ' getuigenverhoor

' ' contact Duitse politie

' ' mbt Tv-programma 'Opsporing Verzocht' (OV)

16-4-98

Mutatie mbt verzoek om afbeeldingen van goederen aan aangever

' ' relatie

' ' contacten aangever

' ' antecedenten Duitse arbeider Wx.

' ' mbt foto's personen

' ' getuigenverhoor

' ' mbt DAF-club

' ' voorbereiding OV

' ' toestemming van aangever voor uitzenden van het bandje van de

melding

' ' foto tabaksdozen

' ' tie-raps

19-4-98

Mutatie antecedenten van Duitse werknemers Wx.

' ' taxi

20-4-98

Mutatie mbt informatie aan aangever over OV

' ' uitslag technische recherche

' ' over aanmelding OV

' ' mbt brief aan bewoners locatie

' ' over OV

' ' mbt politie-informatie over persoon

' ' OV (foto's)

' ' Afhalen cassetttebandje

' ' info CRI over zelfde soort overvallen

' ' info over 4 Duits sprekende personen

21-4-98

Mutatie melding aan CRI

' ' onderzoek naar incidenten op 23/3

' ' lunchpakketten

' ' getuige

' ' getuige

' ' Voorgesprek OV

' ' aanvulling foto's mogelijke verdachte

' ' mbt brief aan straat

' ' mbt nieuwsbericht radio Drenthe

' ' mbt opnamen OV

22-4-98

Mutatie vingerafdrukken op enveloppe

' ' mbt afbeelding

' ' getuige en eventuele fotoconfrontatie

' ' reacties brief aan straat

' ' OV

' ' OV

' ' kentekens

' ' info CID

' ' Opel ivm OV

' ' OV

' ' relaties vriend aangever

' ' relatie aangever

' ' relatie aangever

' ' getuige

' ' getuige

' ' gesprek aangever met getuige

' ' proces-verbaal van fotoconfrontatie (uitslag negatief)

' ' informatie uit telefoontap van ander team

' ' opschorten fotoconfrontatie.

' ' mbt bekeuringen

23-4-98

Mutatie script OV

' ' teruggave cheques

' ' snelheidovertreding auto

' ' vingerafdrukken

' ' OV

26-4-98

Mutatie foto's snelheidsovertreding

' ' persbericht OV

27-4-98

Mutatie CID-info

' ' OV

' ' natrekken telefoonnummers

' ' getuige

28-4-98

Mutatie telefoongesprek nav OV

' ' telefoongesprek nav OV

' ' getuige

' ' telefoongesprek nav OV

' ' aanvullende getuigenverklaring

' ' getuigenverklaring

' ' telefoongesprek nav OV

29-4-98

Mutatie OV

' ' relaties aangever

' ' relaties vriend aangever

' ' vingerafdrukken

' ' mbt expertisebureau

' ' mbt cassetterecorders

' ' informatie van ander korps

' ' getuigenverklaring

' ' OV

' ' getuigenverklaring

' ' telefoonnummers van aangever

' ' getuigenverhoor

' ' getuigenverhoor

' ' mbt straat

30-4-98

Mutatie getuige

' ' telefoonno. aangever

' ' telefoonno. aangever

' ' getuige

3-5-98

Mutatie weersomstandigheden

' ' getuigenverhoor

' ' getuigenverhoor

' ' mbt tijdstip zonsondergang

' ' getuigenverhoor

4-5-98

Mutatie getuigenverhoor

' ' getuigenverhoor

' ' getuigenverhoor

' ' mbt natrekken telefoonnummers

' ' getuigenverhoor

5-5-98

Mutatie mbt natrekken telefoonnummers

' ' natrekken Duitse kentekens

' ' horen aangever

' ' getuigenverhoor

' ' horen aangever (als hiervoor)

6-5-98

Mutatie mbt Duitse kentekens

' ' mbt informatie over andere overvallen

' ' getuigenverhoor

' ' mbt afhalen auto

' ' mbt print telefoongesprekken

' ' getuigenverhoor

' ' mbt onderzoek aan auto

9-5-98

Mutatie mbt telefoonnummer van aangever

' ' mbt de loop van het onderzoek

' ' OV

' ' onderzoek PD

10-5-98

Mutatie getuigenverhoor

' ' getuigenverhoor

' ' mbt Duitse kentekens

' ' mbt aangetroffen schoenspoor

' ' getuigenverhoor

' ' informatie van de CID

' ' teruggave van goederen

' ' rijtijden diverse route's

' ' mbt aantreffen harpoen

' ' mbt meldingen in BPS

11-5-98

Mutatie mbt natrekken persoon

17-5-98

Mutatie eindgesprek met aangever en vriend

5-7-98

Mutatie mbt tekenen van verklaringen van getuigen

' ' mbt antecedenten Duitse persoon, negatief

(voorlopig) proces-verbaal Wx.team

HH1 Diefstal met geweld

Melding overval

Weergave telefonische melding van aangever

Opdrachten meldkamer Drenthe

20.27 uur: opdracht aan 3 eenheden om ter plaatse te gaan (bevonden zich in Assen)

20.30 uur: assistentie gevraagd aan regionale politiekorps Groningen, stuurt een eenheid

20.34 uur: opdracht aan eenheid te Emmen om ter plaatse te gaan

Eenheden ter plaatse op de J.-laan te Q

20.43 uur: eerste eenheid ter plaatse

20.45 uur: eerste contact met aangever

overvallers waren verdwenen

20.47 uur: verzoek aan meldkamer om hulpofficier van justitie en Technische Recherche (TR) ter plaatse te sturen

Autobrand (…) te Dr.

20.48 uur: melding door eenheid dat auto in brand stond (Opel met Duitse kentekenplaten)

Toedracht overval

Aangifte aangever

Verklaring partner aangever

2e verklaring partner aangever

3e verklaring partner aangever

Verklaringen aangever

Ontvreemde goederen

Letsel aangever en partner

Technisch sporenonderzoek PD

Sporenonderzoek

Foto's PD

Veiligstellen strips als sorteermateriaal

Harpoen, verloren gegaan, getoond bij Opsporing Verzocht , teruggevonden op 10 mei

Overige technisch onderzochte voorwerpen / sporen

Kundencheques

Gevonden envelop en cheques onderzocht op vingersporen, op cheques niets aangetroffen, op envelop bleek vingerspoor van aangever te staan

Schoensporen

Op kaft van ordner, afgenomen door TR

Bankafschrift, op achterzijde schoenspoor, fotografisch vastgelegd door TR

Briefje met Duitse tekst

Gevonden op parkeerplaats, aangever gevraagd naar verkoop tassen, onderzoek TR op vingersporen, niets aangetroffen

Betaalcheque klant

Onderzoek verricht naar bij overval ontvreemde cheque.

Onderzoek met diensthond

Onderzoek in omgeving van PD leverde geen resultaat op

Tijdlijn mbt overval

Onderzocht: A Tijdsaanduiding computer aangever

B Band meldkamer met telefoongesprekken en

mobilofoonverkeer

C Band gesprek aangever met alarmcentrale

D Tijdstip ontvangen melding aangever aan particuliere

alarmcentrale

A: Computer bleek 6 min 30 sec achter te lopen

B,C,D: 20.24.43 uur: contact aangever met alarmcentrale,

20.26.09 uur: verbinding verbroken,

gesprek wordt na 50 sec. rumoerig

20.27.49 uur: twee eenheden opdracht ter plaatse te gaan

20.30.47 uur: verzoek om assistentie Groningen

20.31.14 uur: opdracht aan een eenheid ter plaatse te gaan

20.34.05 uur: opdracht aan eenheid ter plaatse te gaan

20.43.20 uur: twee eenheden ter plaatse

20.45.20 uur: melding contact met aangever

20.45.30 uur: melding particuliere alarmcentrale

20.45.52 uur: eenheid ter plaatse

20.48.06 uur: melding Duitse auto in de brand

Melding aanrijding op A28 kort voor overval

20.07 uur: melding aanrijding op A28 aan twee eenheden. Aanrijding niet aangetroffen. Melder gehoord, geen reden aan te nemen dat het een valse melding had betroffen ivm overval.

Telefoon (...) aan aangever kort voor overval.

Aangever had na telefoongesprek niet meer van hem vernomen, Mogelijk test geweest ter voorbereiding van overval. Printgegevens van OVJ opgevraagd.

12 Opsporingsmethoden / getuigen

Getuigen gehoord n.a.v. buurtonderzoek, passantenonderzoek, televisie-uitzending Opsporing Verzocht en zelf aanmelden. Tevens 8 personen die werkzaam waren (geweest) op Wx.

N.a.v. verklaringen is onderzoek naar voertuigen en naar een signalement van een bestuurder van een van die voertuigen ingesteld.

Buurtonderzoek heeft zich tot twee straten beperkt gelet op de ligging van PD

7 getuigen gehoord, geen resultaat.

Passantenonderzoek op 6-4-99 met een vaste vragenlijst

Op 27 april 1999 werd de overval besproken in Opsporing verzocht

Een getuige gehoord

Uitzending radio Drenthe

Voorts nog 2 getuigen gehoord.

13.Weersomstandigheden op 23 maart

Geïnformeerd bij KNMI

14. Openbare straatverlichting

Onderzocht waar deze zich bevindt

15. Onderzoek streekvervoer/lijntaxi

Doel: vinden van mogelijke getuigen. Geen resultaat

16. Overige onderzoeken / onvoltooide en niet verrichte onderzoeken

Gefotografeerde verkeersovertreders op routes in de buurt van PD. De gefotografeerde overtreders konden niet in verband met de overval worden gebracht.

N.a.v. getuigenverklaring lijst met personen aangelegd van geregistreerde personen met bepaalde kenmerken. Fotoserie is nog niet aangelegd en de getuige is nog niet geconfronteerd met fotoserie. Antecedenten van deze personen zijn ook nog niet opgevraagd.

Geïnformeerd bij CRI naar soortgelijke overvallen. Geen aanknopingspunten.

Melding van aangever dat hij in het verleden zwaar was mishandeld. Zaak zou door politie zijn behandeld en daders opgepakt. Dossier kon niet worden achterhaald.

Onderzoek naar relaties van aangever en partner gedaan omdat niet wordt uitgesloten dat daders voorkennis hebben gehad.

Geen buurtonderzoeken naar vluchtroutes omdat wordt aangenomen dat de uitgebrande Opel als vluchtauto is gebruikt.

HH2 Autobrand

Aantreffen brandende Opel

20.48 uur: melding van eenheid dat zij een brandende auto had aangetroffen te Dr. Niemand bij het voertuig aanwezig. Tegenligger met grote snelheid. Kenteken van die auto genoteerd.

Horen bestuurder tegenligger

Bestuurder had iets brandend had zien staan, had gezien dat er mensen bij stonden en was daarom doorgereden.

Opel bleek te Wn. te zijn ontvreemd en de Duitse kentekenplaten waren in Duitsland ontvreemd.

Technisch onderzoek aan plaats aantreffen en aan Opel

Onderzoek TR. Kentekenplaten tbv vingersporen veiliggesteld, foto's gemaakt.

Aanrijroute was niet vast te stellen.

Geen bruikbare sporen aan kentekenplaten.

Oorzaak brand Opel was niet meer vast te stellen

Onderzoek PD met diensthond

Onderzoek op plaats aantreffen Opel met diensthond levert geen resultaat op

Diefstal kentekenplaten Duitsland

Volgens info politie Duitsland waren de kentekenplaten te Duitsland gestolen.

Diefstal Opel

De Opel bleek bij een autohandelaar te Wn. te zijn ontvreemd en was toen voorzien van een Nederlands kenteken. Er is op de plaats van diefstal geen technisch onderzoek verricht en geen buurtonderzoek ingesteld.

Aantreffen Nederlandse kentekenplaten

Platen bleken de originele platen van de Opel te zijn

Onderzoek aan aangetroffen kentekenplaten heeft geen vingersporen opgeleverd.

Geen speurhond ingezet op plaats aantreffen gelet op tijdsverloop

Oude eigenaar gesproken.

7. Opsporingsmethoden / getuigen

HH3 Onderzoek naar persoon

1. Nader onderzoek persoon

Onderzoek naar passant kort na melding overval

2. HKS -onderzoek

signalement

antecedenten

adressen

3. Voertuigen

4. Telefoonaansluitingen

5 RCID-info

6. Relatieonderzoek

7. Woninginbraak waarvan betreffende persoon wordt verdacht

8 Incidenten waarbij betreffende persoon betrokken is geweest

9. Fotoconfrontatie met getuige

negatief

10 Horen betrokken persoon als getuige

op verzoek Ovj, nog niet gebeurd, zal bij afhandeling zaak mbt punt 7.

worden gedaan.

11. Voorlopige conclusie mbt betreffende persoon

directe betrokkenheid bij overval/autobrand kon niet worden aangetoond

Vraagtekens:

1. eerdere verklaring in combinatie met ambt verslag

2. kennissen genoemd in verklaring zijn onvindbaar

3. route van betrokkene was niet-logisch

4. gedrag bij horen door politieambtenaren

5. antecedenten

6. plegen type delicten van betrokkene

7. relaties van tipgever van betrokkene

8. geen alibi voor tijd overval/autobrand

9. info uit HKS mbt betrokkene

Analyse

analyse van overval/autobrand gemaakt

Bewaren goederen / PV's / mappen

geluidsband melding

Duitse kentekenplaten

Nederlandse kentekenplaten

harpoenachtig voorwerp

briefje dat op PD was aangetroffen

gebruikte bindstrippen

gebruikte grijze tape

geluidsband nieuwsuitzendingen radio Drenthe

geluidsbanden van Opsporing Verzocht

foto-set fotoconfrontatie

vier mappen met volledige PV en 2x PV TR naar administratie

17-6-99 onderzoek voorlopig beëindigd."

e. Reactie betrokken ambtenaar L.

Bij brief van 30 juli 2000 liet politieambtenaar L. onder meer weten:

"Nadat de roofoverval op 23 maart 1999 had plaatsgevonden werd er een onderzoeksteam, genaamd het Wx.team, geformeerd dat tot 10 mei 1999 onderzoek heeft gedaan in deze zaak. De tactische coördinatie berustte in eerste instantie bij Be., hoofdagent van de regiopolitie Drenthe, behorende tot de werkeenheid recherche van het district Noord en vervolgens bij mij L., hoofdagent van de regiopolitie Drenthe (...).

Het team bestond gemiddeld uit 6 rechercheurs en in incidentele gevallen uit 10 rechercheurs. Het team opereerde vanuit het politiebureau te Gieten.

Het onderzoek is te verdelen in drie onderwerpen te weten:

1. de roofoverval op de (...) te Q

2. aantreffen uitgebrande auto te Dr. kort na de overval

3. het verband tussen de roofoverval en de uitgebrande auto

1.

Onderzoek roofoverval (...) te Q.

De volgende onderzoeken hebben plaatsgevonden:

- technisch sporenonderzoek op de plaats delict;

- onderzoek met behulp van een speurhond op de plaats delict;

- meerdere keren horen van de slachtoffers dhr. X. en dhr. Y;

- horen van getuigen werkzaam bij het bedrijf van dhr. X;

- een relatieonderzoek;

- onderzoek naar een melding van een aanrijding kort voor de overval;

- onderzoek naar een telefoongesprek omdat dhr. X ongeveer 1 uur voor de overval werd gebeld door een man die een taxatie wilde laten verrichten:

- buurtonderzoek J.-laan en omgeving te Q. Het horen van de getuigen die dat onderzoek opleverde en het onderzoeken van de feiten die door die getuigen werden aangedragen;

- buurtonderzoek te Z i.v.m. de verklaring van een getuige;

- passantenonderzoek J.-/K.-laan (...) te Q. Het horen van de getuigen die dat onderzoek opleverde en het onderzoeken van de feiten die door die getuigen werden aangedragen;

- onderzoek naar het bereik/werking van sensoren t.b.v. buitenverlichting op de plaats delict n.a.v. verklaring slachtoffer X;

- i.v.m. de aanwezigheid van bushalten nabij de plaats delict onderzoek gedaan bij het streekvervoer teneinde getuigen op te sporen;

- onderzoek bij alarmcentrale waarbij dhr. X is aangesloten m.b.t. tijdstip alarm;

- onderzoek mobilofoon- en telefoonverkeer van Meldkamer Regiopolitie Drenthe en politie-eenheden i.v.m. tijdstippen voor, tijdens en na de roofoverval;

- onderzoek naar aard en werking van openbare verlichting aan de J.-laan en K.-laan te Q i.v.m. waarnemingen van getuigen;

- onderzoek naar verkeersdeelnemers die kort voor en na de overval in de omgeving Q overtredingen hadden begaan;

- onderzoek naar een eerder tegen dhr. X gepleegd misdrijf (mishandeling) en mogelijk verband met overval.

2.

Aantreffen uitgebrande auto te Dr. kort na overval.

De volgende onderzoeken hebben plaatsgevonden:

- technisch sporenonderzoek aan de uitgebrande auto;

- onderzoek met behulp van een speurhond op deze plaats delict;

- buurtonderzoek te Dr. Het horen van de getuigen die dat onderzoek opleverde en het onderzoeken van de feiten die door die getuigen werden aangedragen;

- passantenonderzoek te Dr. Het horen van de getuigen die dat onderzoek opleverde en het onderzoeken van de feiten die door die getuigen werden aangedragen;

- onderzoek n.a.v. bevindingen van politiemensen die auto brandend aantroffen;

- onderzoek naar herkomst uitgebrande auto;

- onderzoek op plaats waar uitgebrande auto werd ontvreemd;

- horen eigenaar en vorige eigenaar uitgebrande auto;

- onderzoek naar herkomst van de valse kentekenplaten op uitgebrande auto;

- onderzoek plaats en omstandigheden waaronder de valse kentekenplaten werden ontvreemd;

- onderzoek i.v.m. aantreffen originele kentekenplaten van uitgebrande auto;

- onderzoek naar aard en werking van openbare verlichting nabij plaats aantreffen uitgebrande auto;

- onderzoek mobilofoon-/telefoonverkeer van Meldkamer Regiopolitie Drenthe en politie-eenheden i.v.m. tijdstippen.

- onderzoek naar verkeersdeelnemers die kort voor en na de overval in omgeving Dr. overtredingen hadden gepleegd;

In verband met 1 en 2 werd er ook onderzoek gedaan naar de weersomstandigheden voor, tijdens en na de overval i.v.m. de waarnemingen van getuigen.

Ook werd er onderzoek gedaan naar de juiste tijdsaanduiding van uurwerken die aangever en getuigen in hun verklaringen noemden en waarbij zij tijdstippen die ze in hun verklaringen noemden aan deze uurwerken ontleenden.

3.

Onderzoek verband roofoverval en uitgebrande auto.

Met behulp van de bevindingen voortkomend uit de onderzoeken genoemd onder 1 en 2 werd een tijdlijn gemaakt.

Vervolgens werd onderzocht of het mogelijk was of de uitgebrande auto die in Dr. werd aangetroffen door de daders was gebruikt bij de roofoverval te Q. Onderzocht werd of de tijd die nodig was om de afstand Q - Dr. te overbruggen in de tijdlijn paste.

Naast bovenstaande werd er bij het CRI geïnformeerd of er in den lande eerder overvallen hadden plaatsgevonden die qua modus operandus, daders e.d. overeenkomsten vertoonden met de overval in Q.

Voorts werd er op dinsdag 27 april 1999 uitvoerig aandacht besteed aan de overval in Q en de aangetroffen uitgebrande auto te Dr. in het televisieprogramma 'Opsporing Verzocht van de AVRO. Naar aanleiding van dit programma konden een aantal getuigen worden gehoord. Feiten die de getuigen noemden werden nader onderzocht."'

f. Reactie betrokken ambtenaar W.

Politieambtenaar W. berichtte bij brief van 27 juli 2000 onder meer:

"In de klachtenformulering zijn een tweetal punten opgenomen, te weten:- dat aan de klager onvoldoende hulp is geboden bij het verkrijgen van medische hulp;

- dat er onvoldoende opsporingsonderzoek is verricht naar de overval, waarvan de klager het slachtoffer is geworden.

In het eerste genoemde punt kan ik u mededelen dat ik niet in de woning van de klager ben geweest en dat ik geen bemoeienis heb gehad met hetgeen er zich in de woning afspeelde.

In het tweede genoemde punt kan ik u mededelen dat ik in eerste instantie door de Meldkamer Drenthe als dienstdoende hondengeleider naar de plaats delict werd gestuurd. Echter onderweg kwam een melding van een autobrand van een personenauto met Duitse kentekenplaten. Daar er sprake was van een overval door vermoedelijk Duits sprekende personen in de woning van de klager, heb ik mij in overleg met de Meldkamer Drenthe begeven naar de plaats waar de personenauto in brand stond, omdat er mogelijk een verband stond tussen de overval en de autobrand. Ik heb ter plaatse, nadat de brand geblust was een onderzoek ingesteld naar sporen, afkomstig van personen die mogelijk vanaf die personenauto weggelopen waren. Ik heb met mijn diensthond de omgeving rondom die personenauto afgezocht naar verse sporen afkomstig van personen. Ik heb echter niets aangetroffen. Tevens heb ik op de plaats delict met de diensthond een onderzoek ingesteld in de bermen van de weg naar mogelijk weggegooide voorwerpen vanuit die personenauto. Ik heb echter geen voorwerpen die daar betrekking op hadden aangetroffen. Direct hierna heb ik de plaats delict afgezet met afzetlint, in afwachting van het onderzoek van de technische recherche.

Vervolgens ben ik naar de plaats delict van de overval gegaan om te overleggen met de daar aanwezige hondengeleider, voor het onderzoek ter plaatse. Vervolgens heb ik nog in de omgeving van de plaats delict van de overval langs de wegen en in de bermen gezocht naar eventuele sporen en/of voorwerpen die mogelijk betrekking hadden op de overval. Hierbij werd echter door mij niets aangetroffen."

g. Reactie betrokken ambtenaar Sp.

Op 18 juli 2000 deelde de betrokken politieambtenaar Sp. onder meer mee:

"Aangaande klacht 4 (verzuimd sporenonderzoek)

1e. verzuimd sporenonderzoek

2e. alleen maar foto's genomen

3e. Duitstalig briefje

4e. aantreffen harpoen

5e. a. voetafdrukken op ordners en bankafschriften

b. open gescheurde enveloppen

6e. afnemen van vingerafdrukken

7e. tot 11 uur 's avonds

8e a. zelf gevonden sporen

b. klagende beambten

Op 23 maart 1999, omstreeks 21.00 uur heb ik een technisch sporenonderzoek ingesteld i.v.m. een overval Aan het adres (...) te Q.

Ad1:

Op 23 maart 1999, tussen omstreeks 21.00 uur en omstreeks 22.30 uur, vond een sporenonderzoek plaats aan het adres (...) te Q.

Op 23 maart 1999, tussen omstreeks 23.00 uur en omstreeks 01.00 uur, vond i.v.m. dit sporenonderzoek, een vervolg sporenonderzoek plaats aan een personenauto, te Dr.

Op 24 maart 1999, vond een vervolg sporenonderzoek plaats op de parkeerplaats behorende tot perceel (...) te Q, en aan de aangetroffen personenauto te Assen.

Tevens vond een bandenonderzoek plaats op een afstand van ongeveer 1 km van het bedrijf van klager X.

De aangetroffen sporen werden aan het bureau van de Technische Recherche te Assen geïnterpreteerd, geanalyseerd, al dan niet voor een verder gerechtelijk onderzoek verzonden aan het Gerechtelijk Laboratorium thans Nederlands Forensisch Instituut c.q. de Centrale Recherche Informatiedienst.

Ad2:

Zowel van de situatie, als die van sporen, werden, zoals gewoonlijk, foto's gemaakt.

Ad3:

Nadat binnen in het pand een sporenonderzoek had plaatsgevonden, vond aansluitend een onderzoek plaats op de parkeerplaats achter het pand. Hierbij werd door een collega assistentie verleend.

Met zaklampen en per vierkante meter werd het gehele terrein successievelijk naar sporen afgezocht.

De volgende dag werd bij dag licht het gehele terrein wederom, alsmede de openbare weg en de daarnaast gelegen bermen over een lengte van ongeveer 50 meter, op sporen onderzocht.

Er werden geen sporen aangetroffen, die aan de overval gerelateerd konden worden.

Evenmin werd een Duitstalig briefje gevonden. Dit briefje heeft zeker niet gelegen op de parkeerplaats achter het bedrijf van X of op c.q. langs de openbare weg. In dat geval zou het briefje zeker gevonden zijn.

Ad4:

Op een keukentafel werd een deel van een op een harpoen gelijkend voorwerp aangetroffen.

Klager X verklaarde dat hij niet wist of deze harpoen wel of niet zijn eigendom was en dat hij met dit voorwerp zeker niet was geslagen of gestoken.

Het voorwerp werd op biologische en microsporen onderzocht. Deze sporen werden niet aangetroffen.

De aangebrachte verwondingen van slachtoffer/klager waren volgens X pertinent door een vuist en/of schoeisel toegebracht. Tevens was door X verklaard, dat de daders handschoenen droegen en dat zij zonder enig(e) voorwerp(en) naar binnen waren gekomen.

Gezien het karakter van het voorwerp leek het mij alleszins aannemelijk, gelet op de bedrijfsvoering, dat die 'harpoen' al in het pand aanwezig was.

Gelet op de verkregen informatie, dat de daders niets bij zich hadden, en het feit dat op de 'harpoen' geen sporen werden aangetroffen, werd het voorwerp voor technisch onderzoek verder buiten beschouwing gelaten.

Ad5:

a. Voordat het feitelijke technisch onderzoek plaatsvond, zag ik, dat X over de op de grond liggende en verspreidde ordners en bankafschriften liep. Ook collega's hadden bij hun rondleiding met X door het kantoor al over deze voorwerpen gelopen. Deze bevinding werd mij door een van de collega's verteld om met het in te stellen sporenonderzoek rekening te houden.

b. Ten tijde van het onderzoek werd op een bescheiden een handschoenspoor aangetroffen.

Later werd door X opengescheurde enveloppen gevonden die aan de politie ter beschikking gesteld.

Deze bescheiden werden alsnog op dactyloscopische sporen onderzocht.

Hierbij werden door de Centrale Recherche Informatiedienst dactyloscopische sporen aangetroffen, die afkomstig waren van X.

Ad6:

Niet bij elk strafbaar feit worden dactyloscopische signalementen (vingerafdrukken) vervaardigd. Veelal worden dactyloscopische signalementen in een later stadium van het onderzoek genomen.

Ad7:

Met betrekking tot het tijdstip 11.00 uur, wordt opgemerkt, dat de Technische Recherche buiten de werkelijke diensturen, (08.00 uur tot 17.00 uur) een piketdienst heeft van 17.00 uur tot de volgende ochtend 08.00 uur. Deze dienst is dag en nacht ter beschikking.

Ad8:

A en b. In principe worden alle sporen veiliggesteld.

Voor zover mogelijk worden sporen ter plaatse al op bruikbaarheid en kwaliteit onderzocht. Tevens kunnen afwegingen gemaakt worden m.b.t. de relatie van het gepleegde strafbare feit en een aangetroffen spoor, met dien verstande dat bij twijfel altijd sporen worden veiliggesteld."

h. Reactie verzoeker

Verzoeker liet in reactie op de hem voorgelegde informatie bij brief van 10 december 2000 onder meer weten:

"1. De politie heeft de arts gebeld, op mijn verzoek. In de verklaring van de politieambtenaren D. en W. tegenover de klachtencommissie politie Drenthe staat onder punt 4.2 dat ondergetekende zelf de arts heeft gebeld. Deze verklaring tegenover de klachtencommissie is feitelijk onjuist. De arts is door de politie gebeld. Wel liet men mij het initiatief nemen en de agentes vonden dat ik de arts moesten bellen. Maar dat was praktisch onmogelijk. Zoals gezegd was de telefoon door de overvallers kapotgemaakt. Ik begrijp niet hoe de Korpsbeheerder deze verklaring van genoemde politieambtenaren kan citeren terwijl deze feitelijke onjuistheden bevat.

Er is mij niet een keer het aanbod gedaan om de dokter te bellen, hier heb ik zelf nadrukkelijk om moeten vragen. Mijn vraag om een ambulance is genegeerd.

2. Een arts is toen gekomen en concludeerde dat ik niet ter plekke behandeld kon worden. Na vertrek van de arts ging er enige tijd voorbij, inmiddels was de recherche gearriveerd. Een rechercheur heeft mij toen geadviseerd naar de dokterspraktijk te gaan. Zij konden dan ondertussen mijn huisgenoot verhoren. Er is toen voorgesteld dat ik een taxi moest nemen, omdat ik niet in staat was om met mijn eigen auto te rijden.

Ik ben toen naar reservesleutels van de auto gaan zoeken, die kon ik zo gauw niet vinden, ik ben toen met een bosje sleutels om de woning en de zaak heen gelopen.

Ons pand staat op een hoek van een verkeerskruising, dus om achter de antiekboerderij te komen moest ik over de openbare weg lopen.

Daar werd ik lastiggevallen door scannerluisteraars en persmensen. Dit gebeurt op agressieve wijze en ik ben toen in paniek weggevlucht. Zo reed een personenauto mij op de hielen.

Ik had nog de schrik van de overval in de benen. In paniek heb ik een gesloten tuinhek geforceerd om weer in huis te komen. Toen ben ik de ruimte binnengelopen waar de rechercheurs zaten om mijn partner te verhoren. Ik zei toen dat ik niet naar de dokter zou gaan, want ik kon er niet komen. Pas toen heeft een van de rechercheurs mij weggebracht. Wat ik op zich heel vervelend vond want ik ben zeer op mijn onafhankelijkheid gesteld. Ik begrijp niet waarom men een slachtoffer van een dergelijk misdrijf het advies geeft om maar met een taxi te gaan. Het was geen aanlokkelijke gedachte om een taxi te moeten laten komen, daarin te moeten stappen en uit moet leggen aan een vreemde taxichauffeur wat je is overkomen en bovendien bloedde ik hevig uit een hoofdwond. Niet de ideale passagier voor een taxi lijkt me dus. Bovendien is er hier op het platteland geen taxicentrale in de directe omgeving.

Een paar weken na de overval zag ik hoe in Utrecht een voetganger werd geschampt door een auto. Er was van geen enkel letsel sprake. Maar toch kwam er een ambulance en werd deze voetganger door de ziekenbroeders onderzocht. Na 20 minuten liep hij weer door de dezelfde straat.

Zoals gezegd heb ik heb meteen na de overval aan de agentes gevraagd of er niet een ambulance kon komen. Per slot van rekening hebben de overvallers mij terwijl ik op de grond lag met fors geweld in het gezicht getrapt. Boven mijn rechteroog zat een diepe hoofdwond en op mijn wangen stonden de afdrukken van de schoenen. Hiervan zijn foto's gemaakt door de recherche. Ook werk ik verschillende keren op mijn kaken en op mijn hoofd getrapt. Dit gebeurde volgens mijn telling meer dan 10 keer.

Ik kreeg later nog een paar vuistslagen op mijn gezicht, en toen ik in de zaak was om geld uit de toonbank te halen kreeg ik een paar slagen zodat ik heel erg begon te bloeden Ik werd door de overvallers gedwongen om met mijn blote handen een glasvitrine te forceren, hierbij heb ik mijn handen ook opengehaald.

Verder is er door de overvallers, nadat ik al was vastgebonden en was gekneveld en op de grond lag een faxapparaat op de grond gegooid, die gedeeltelijk op de linkerzijkant van mijn hoofd is terechtgekomen.

Ik had niet alleen uiterlijke verwondingen maar ook in mijn mond, mijn tong was helemaal kapot en is de dagen erop gaan zweren.

3. Is het sowieso onverantwoord is om iemand op de openbare weg te laten rijden als hij of zij even tevoren een dergelijke gebeurtenis heeft ervaren? Per slot van rekening laat men mensen met een te hoog alcoholpercentage in hun bloed ook niet aan het verkeer deelnemen. Mijn fysieke situatie was op dat moment vergelijkbaar met een persoon die teveel drank op heeft. Hierbij citeer ik een bevriende medicus.

Überhaupt was het voor ondergetekende een afschuwelijke situatie om gewond rond te moeten lopen en dan ook nog je eigen transport naar de dokter en de medische zorg te moeten regelen.

In een aan ons gericht schrijven van Regiokorps Drenthe staat de zin 'Per slot van rekening is de burger de klant van de politie' gezien bovenstaande feiten beschouw ik deze zin als ongepast.

4. In het schrijven (...) van Korpschef B. staat dat het regiokorps een hulpverlenende taak heeft voor hen die dat behoeven. In het schrijven wordt gesteld dat ik de kennelijke verwachting heb dat de politie als het ware taxidiensten moet verrichten. Dit vind ik een persoonlijke diskwalificatie. Zo denk ik niet en zo zijn mijn verwachtingen ook niet. Maar ik vind wel dat de politie mij onder de afschuwelijke omstandigheden waarin ik verkeerde mij teveel aan mijn lot heeft overgelaten en blijkbaar onder het motto dat de kerntaken van de politie andere zijn dan gewonde misdaadslachtoffers te helpen door adequaat op te treden en de instanties in te schakelen die wel die kerntaak hebben.

De korpsbeheerder deelt mijn mening over het verrichten van onvoldoende onderzoek naar de overval niet. Ze gaat af op een door haar bijgevoegde brief. Ik ben van mening dat het onderzoek gebrekkig is geweest.

Naar aanleiding van deze brief van de Regio Politie Drenthe, stempeldatering: 18 juli 2000 het volgende:

1. In de brief van de korpschef B. aan ondergetekende wordt duidelijk erkend dat 'achteraf het sporenonderzoek ter plaatse beter had kunnen gebeuren' (...)

Bovendien staat in dezelfde brief dat de technisch rechercheur tot 11 uur in touw is geweest. Zodoende is er onvoldoende tijd uitgetrokken om alle sporen op te merken. Het technisch sporenonderzoek in de woning is duidelijk zeer onvoldoende gebleken.

2. Meteen na de overval zijn er door een rechercheur foto's gemaakt van de situatie in de woning.

Tijdens het bezoek van een expert van de verzekeringsmaatschappij bleken er zich vingerafdrukken van de overvallers op de deurpost van het kantoortje te bevinden Deze vingerafdrukken stonden in het bloed van ondergetekende. Hiervan is door de technische recherche geen notitie genomen.

Het is voor ons onbegrijpelijk waarom dactyloscopische signalementen niet dezelfde avond zijn genomen. Waarom is de beslissing genomen om dat deel van het onderzoek achterwege te laten.

3. Een vrouwelijke rechercheur heeft geklaagd over het feit dat er geen chemisch sporenonderzoek heeft plaats gevonden in het huis. Door deze klacht uit de kringen van de recherche zelf werd ik op dit gebrek attent gemaakt.

4. Het sporenonderzoek op voorwerpen uit de woning heeft pas later plaatsgevonden. Deze voorwerpen zijn door ondergetekende aangedragen en niet door de recherche opgemerkt. Hierbij gaat het om voetafdrukken op ordners en bankafschriften.

5. Ik heb niet verklaard dat de overvallers handschoenen aan hadden.

In de brief van Korpschef B. (...) staat dat de overvallers met blote handen binnenkwamen.

6. Onder punt Ad4 van het schrijven van 18 juli door de Regio Politie Drenthe staat dat de schrijver van deze brief heeft gezien dat ik over bankafschriften en ordners heb gelopen. Deze verklaring is volledig in strijd met de waarheid.

Tijdens het gewelddadige begin van de overval heb ik mijn schoenen verloren. Ik heb vrijwel tot aan het moment dat ik naar de dokter ben gegaan op kousenvoeten gelopen. Ook buiten in de modder.

Mijn vriend heeft mij later schoenen gebracht.

Zodoende is het onmogelijk voor mij om op deze orders te hebben gelopen.

De schoenafdrukken hadden een zeer specifiek en herkenbaar profiel. Niet van mijn schoenen. Zodoende was het zeer duidelijk om te achterhalen van wie deze schoenen waren als politieambtenaren er over zouden hebben gelopen.

In de ruimte waar deze ordners en bankafschriften lagen ben ik niet meer geweest totdat de politie was vertrokken. Wel lag op de vloer van het kantoortje een van beide schoenen die ik heb verloren. Midden in de loopruimte dus als er nadien nog veel mensen zouden hebben gelopen zou die schoen wel aan de kant zijn geschoven.

Deze voetafdrukken zijn onmiskenbaar van de overvallers, het schoeisel heb ik duidelijk herkend want ik heb de schoenen van zeer dichtbij kunnen aanschouwen en voelen. Toen ik in mijn gezicht werd getrapt.

Bovendien drongen op dat moment drie mannen mijn kantoortje binnen, op het moment dat ik door de overvallers benaderd werd bevond ik mij met drie mannen in een ruimte die voor het grootste deel wordt ingenomen door een plat bureau, de loopruimte is een doorgangetje van niet meer dan zeventig centimeter breed. De ruimte was op dat moment gevuld met 4 mannen. In het gedrang is toen op de ordners getrapt en ook op de bankafschriften die half uit de ordners staken.

Gezien het forse formaat van deze ordners gaat daar onder enigszins normale omstandigheden niemand op staan. De ringen van deze twee ordners waren verbogen en staken door het board van het kaft heen. Dit vormden zo vlijmscherpe haken, waar je zelfs met schoenen met normale zolen niet op gaat staan. Laat staan met kousenvoeten. De uitspraak dat ondergetekende over de ordners zou hebben gelopen in aanwezigheid van de recherche is volledig in strijd met de waarheid en wijs ik dan ook met kracht van de hand. Feit is bovendien dat de beide ordners onder een commode zijn geschoven tijdens de overval. Ik moest op die plek waar normaal gesproken die dikke ordners stonden gaan liggen. Daar ben ik toen ook door de overvallers vastgebonden en gekneveld. Op dat moment zijn de beide vertrapte en zwaar beschadigde orders onder een commode geschoven. Daar hebben ze gelegen tot ze door mij zijn opgemerkt en aan de recherche overhandigd.

Tijdens deze overhandiging zei de vrouwelijke rechercheur tegen ons dat er in huis geen technisch sporenonderzoek had plaatsgevonden. Ze sprak daarover haar afkeuring uit.

Ik heb niet over deze ordners gelopen, ik ben zelfs niet meer die avond in dat kantoortje geweest. De technische recherche heeft deze sporen genegeerd of er gewoon geen tijd en aandacht voor uitgetrokken. Het is een treurig en kwalijk feit dat wij als slachtoffers zelfde sporen hebben moeten aandragen omdat de technische recherche dit heeft verzuimd.

7. Pas op de dag dat de opnamen plaatsvonden van het televisieprogramma 'Opsporing Verzocht' zijn van mijn huisgenoot en mijn onze vingerafdrukken genomen. Dit gebeurde niet eerder, doch pas nadat de sporen in de vorm van de ordners en de klantencheques door ons zijn overhandigd aan de recherche. Bovendien werd er door ondergetekende al gemord over het verzuimde technische onderzoek. Dus met andere woorden, te laat is de technische recherche op dat punt actief geworden.

8. Een harpoen is door de technische recherche gefotografeerd en verder genegeerd. Pas later tijdens een gesprek met de wijkagent is het voorwerp weer ter sprake gekomen en is er door de recherche navraag gedaan naar dit voorwerp. Tijdens het Tv-programma 'Opsporing Verzocht' is aan deze harpoen aandacht besteed. Ofschoon het object niet door de recherche werd veiliggesteld. Wat ik nogal slordig en onachtzaam vindt van het Regio Korps Drenthe.

Uiteraard worden dergelijke objecten in ons bedrijf niet verkocht en heeft het niet met onze bedrijfsvoering te maken. Dus de conclusie onder punt Ad4 is onjuist.

9. In het geval van deze gewelddadige overval heeft de recherche besloten om geen onderzoek naar vingerafdrukken en voetsporen in de woning te doen. In het geval van de meeste woninginbraken wordt dat wel gedaan. Nogmaals wijs ik op de uitspraak in de brief van Korpschef B. waarin wordt erkend dat op dit punt foute beslissingen zijn genomen.

10. Een briefje met Duitse tekst is door een klant gevonden op het erf. Dit briefje heeft duidelijk langere tijd op deze plek gelegen. In de periode tussen de vondst van dit briefje en de overval zijn er geen Duitse klanten in de zaak geweest. De tekst op dit briefje is 'Nach die Tasche suchen'.

Voor de recherche betekende dat Duitse klanten bij ons in de winkel een tas wilden kopen. In de eerste plaats: er staat dus op dat briefje dat er naar één tas moest worden gezocht. En in de tweede plaats: wij verkopen geen tassen in onze antiekzaak. Wel draagt ondergetekende een tas bij zich als hij voor zaken onderweg is. De overvallers waren goed met onze privé-situatie op de hoogte. Het is dus niet uitgesloten dat ik ben geobserveerd met deze geldtas.

Dit briefje is gewoon niet opgemerkt door de technische recherche. Mijn partner en ik hebben niets gezien wat wees op een minutieus onderzoek met zaklantaarns op het erf. Er is wel even geschenen op de plek waar de auto heeft gestaan waar de overvallers zich mee vervoerd hebben. Maar er is geen sprake geweest van een nauwgezet onderzoek per vierkante meter zoals in brief (...) staat.

Op het gebied van sporenonderzoek zijn essentiële onderdelen verzuimd. Dit wordt door Korpschef B. erkend.

Klachten heeft ondergetekende ook over andere onderdelen van het recherchewerk.

1. Uit het Journaal blijkt niet wat voor onderzoek er in Duitsland heeft plaatsgevonden. Ook op andere onderdelen van het rechercheonderzoek er is niet gekeken naar vergelijkbare overvallen met geweld in Duitsland.

Drie van de vier daders spraken vlekkeloos Duits en een overvaller was Nederlander. De sporen leidden naar Duitsland maar daar is door de recherche maar weinig aandacht aan besteed. Ook in het thans gestuurde gedeelte van het journaal wordt dat bevestigd.

(...) Door een vrouwelijke rechercheur kreeg ondergetekende en vriend het verwijt dat wij teveel hamerden op het te laat komen van de politie tijdens de overval. Daardoor was de recherche gedwongen om veel kostbare tijd aan het begin van het onderzoek te besteden aan onderzoek naar de aanrijtijd van de surveillancewagens. Uiteraard is dit verwijt niet terecht en is het niet onze verantwoordelijkheid. Het is de keuze geweest van het Regio Korps Drenthe om hier in het onderzoek veel aandacht te besteden. Uiteraard komt dat de kwaliteit van het recherchewerk niet ten goede.

2. Tijdens de eerste weken na de overval op onze woning lazen we in de weken na wat ons is overkomen in regionale krant dat er twee vergelijkbare overvallen zijn geweest op particulieren in hun woningen in de nabij gelegen gemeenten Pe. en Sl. We hebben hier de recherche op attent gemaakt.

De recherche was hiervan niet op de hoogte want dit speelde buiten de provincie Drenthe. Ook uit het thans toegezonden Journaal kan ik niet opmaken of hieraan aandacht is besteed door het onderzoeksteam. Informatie was niet eenvoudig te krijgen om dat het ander politiedistrict is. Men kon het dossiernummer niet in de computer vinden. De wijkagent legde uit dat politieambtenaren vaak als 'eilandjes' binnen het korps werken.

Het recherchewerk was ook in dit opzicht gebrekkig.

3. Informatie over verstopte geldbedragen in huis zijn besproken in aanwezigheid van derden. (Duitse persoon).

Ik beschouw dit als onzorgvuldig jegens ondergetekende. De burgemeester van de gemeente Aa & Hunze schreef dat mijn klachten over het gebrekkige recherchewerk ongegrond waren voor zover het de zorgvuldigheid jegens mij betrof. Dit feit toont aan dat men wel degelijk onzorgvuldig was jegens ondergetekende.

4. Uit het verslag van het gesprek met de korpschef de heer B. blijkt dat deze erkent dat sommige rechercheurs niet voor hun taak gekwalificeerd zijn. In ons geval werd er gekoketteerd met informatie over onze privé-situatie, deze informatie hadden wij ook rechtstreeks kunnen verschaffen. De moeite die de politie deed om dit via derden te bemachtigen had zij zich kunnen besparen.

In het schrijven van de Korpschef (het vijfde punt) staat 'Het onderzoek is, zoals vaak met grotere onderzoeken gebeurt, gedaan met inschakeling van een ondersteuningsgroep. Die bestaat ten dele uit politieambtenaren met relatief weinig recherche-ervaring. Het zogenaamde 'relatieonderzoek' is in eerste instantie door minder ervaren rechercheurs uitgevoerd en later door een ervaren rechercheur overgenomen'.

Ik beschouw dit feit ook als een bevestiging van het feit dat de opsporing van de daders van de overval voor een deel in ondeskundige handen lag. Zodoende is ook in dit opzicht het recherchewerk gebrekkig geweest.

(...)

5. Pas vele weken later vond er een verhoor plaats van ondergetekenden door de recherche over de gebeurtenissen in de dagen voorafgaande aan de overval. Uiteraard kon ik me op dat moment niet zo veel meer herinneren. Veel feiten zijn verdrongen door de overval en de daaropvolgende gebeurtenissen. Als mij eerder vragen werden gesteld over die dagen had ik meer kunnen herinneren. Dit getuigenverhoor heeft veel te laat plaatsgevonden.

Dit werd ook erkend door de rechercheur die dit verhoor afnam. Zij erkende dat dit enigszins belachelijk was dat er toen pas een verhoor plaatsvond. Ook hier weer een bevestiging van de gebrekkigheid van het recherchewerk in deze zaak.

6. Ondergetekende werd door de politie met de taak belast om voor het transport en het beschikbaar zijn van Duitse bouwvakkers zorg te dragen. Ik beschouw dit als niet correct naar mij toe. En bovendien een onprofessionele manier van werken van de recherche. Het is onbegrijpelijk dat met de slachtoffers van een misdaad belast met dergelijke verantwoordelijkheden. Als argument wordt gebruikt dat het bewandelen van de officiële weg te omslachtig is. Via de Duitse politie een oproep doen. Maar de recherche had toch ook wel zelfde telefoon kunnen nemen en die personen kunnen bellen. Nu lag die vervelende taak bij mij.

(...)

10. Door de recherche gevraagd werd mij gevraagd of ik klanten in mijn winkel heb gehad die misschien een criminele achtergrond zouden kunnen hebben. Toen heb ik de naam genoemd van een klant die een jaar eerder bij ons aankopen had gedaan. Tot mijn ontsteltenis kwam een paar dagen later onze hulp in de huishouding bij ons en vertelde dat de recherche de naam tegenover haar had genoemd en gevraagd of zij die man kende.

Wij hadden de naam van die persoon aan de recherche gegeven in de veronderstelling dat hier discreet mee zou worden omgegaan. Ik begrijp niet waarom door de recherche de naam van deze klant is genoemd tegenover onze huishoudelijke hulp. Zij komt niet met klanten van onze winkel in aanraking en bovendien werkte ze toen niet eens voor ons. Er was geen enkele noodzaak om haar de naam van die klant te geven. Over deze indiscretie heb ik geklaagd tegenover Korpschef B. Hij heeft mijn klacht heel anders op papier gezet. (het zevende punt) Zo heb ik mijn klacht niet geformuleerd. Ik kan me voorstellen dat de recherche niet kan volstaan met vragen aan het slachtoffer zelf. Maar om vragen te stellen die de slachtoffers in diskrediet brengen en geen enkele noodzaak hebben, dat gaat er bij mij niet in. Na dit incident zijn we het rechercheonderzoek kritischer gaan beschouwen. Ik was erg teleurgesteld door deze indiscretie van de recherche. De Korpsbeheerder en de Burgemeester van de gemeente Aa & Hunze spreken over correct rechercheonderzoek naar de aangever toe. Daar kan ik beslist niet mee instemmen. Vertrouwelijke informatie is meteen door de recherche op straat gebracht. Ik voel me daardoor erg benadeeld."

Achtergrond

Instantie: Regiopolitie Drenthe

Klacht:

Verzoeker slachtoffer geworden van roofoverval op zijn woning: onvoldoende hulp geboden bij het verkrijgen van medische hulp; harpoenachtig voorwerp niet in beslag genomen; mededeling van rechercheur dat voorwerp weggegooid kon worden.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Drenthe

Klacht:

Onvoldoende opsporingsonderzoek naar overval verricht.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Drenthe

Klacht:

Advies om harpoenachtig voorwerp weg te gooien en gang van zaken m.b.t. horen van Duitse werknemers.

Oordeel:

Geen oordeel