2002/002

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat hij geen inhoudelijk antwoord heeft ontvangen op zijn brieven van 24 mei en 1 december 2000 en 20 april 2001 waarin hij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem de vraagt stelt wanneer een inspraak/overleg-orgaan binnenstad wordt ingesteld.

Beoordeling

1. Verzoeker stuurde op 24 mei en 1 december 2000 en op 20 mei 2001 brieven aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem. In de brieven informeerde hij naar het instellen van een overlegorgaan voor de binnenstad van Gorinchem. Verzoeker klaagt erover dat zijn brieven niet zijn beantwoord.

2. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente heeft als reden voor de niet-beantwoording van de brieven van verzoeker van 24 mei en 1 december 2000 en 20 mei 2001 aangegeven dat sinds een ruim aantal jaren vele brieven van verzoeker worden ontvangen van verschillende aard en dat met de beantwoording van die vele brieven een onevenredig beslag wordt gelegd op de dagelijkse werkzaamheden van de organisatie van de gemeente. Het college van burgemeester en wethouders heeft daarbij verwezen naar een op 13 oktober 1997 aan verzoeker geschreven brief waarin hem is meegedeeld dat zijn brieven voortaan wel inhoudelijk zullen worden getoetst maar overigens voor kennisgeving zullen worden aangenomen. Deze brief was aan verzoeker geschreven omdat verzoeker de gemeente - zoals zij in de genoemde brief van 13 oktober 1997 schrijft - in zijn brieven herhaaldelijk wijst op allerhande zaken in de stad, waar de gemeente het soms mee eens is en soms mee oneens en nadat was gebleken dat verzoeker, nadat hij daartoe door de verantwoordelijke wethouder was uitgenodigd, niet met de gemeente wilde discussiëren over de door hem aangedragen zaken.

3. Een bestuursorgaan dient in beginsel inhoudelijk te reageren op reguliere correspondentie van burgers. Ook dient een inhoudelijke reactie te worden gegeven op verschillende brieven die door een en dezelfde briefschrijver zijn ingezonden. Het aantal brieven dat een burger aan een bestuursorgaan schrijft kan op zichzelf in beginsel geen reden zijn om deze brieven niet inhoudelijk te beantwoorden.

4. Een inhoudelijke reactie op een brief kan achterwege blijven bij brieven waarvan uit de inhoud duidelijk wordt dat deze ter kennisname zijn verzonden. Een inhoudelijke reactie kan ook achterwege blijven bij brieven die gaan om een feitelijk meningsverschil waarover al langdurig is gecorrespondeerd en waarbij van de overheid geen nieuwe standpunten meer zijn te verwachten. Blijft de betrokken burger desondanks schrijven, dan kan in zo'n geval worden volstaan met de schriftelijke mededeling dat brieven die inhoudelijk hetzelfde zijn als eerder ontvangen brieven helemaal geen beantwoording meer zullen krijgen, ook niet in de vorm van een brief waarin staat dat en waarom er geen inhoudelijke beantwoording volgt.

5. De inhoud van de door de gemeente Gorinchem aan verzoeker geschreven brief van 13 oktober 1997 is te algemeen en kan geen reden zijn om elke door verzoeker na 13 oktober 1997 aan de gemeente Gorinchem geschreven brief voor kennisgeving aan te nemen en niet op de inhoud daarvan in te gaan. Het gegeven dat verzoeker niet wilde ingaan op een verzoek van de gemeente om de door hem aan de orde gestelde zaken in een persoonlijk gesprek te bespreken doet hieraan niet af.

6. De gemeente Gorinchem dient bij elke afzonderlijke door verzoeker aan de gemeente gestuurde brief te beoordelen of deze - gelet op de inhoud - een inhoudelijke reactie behoeft dan wel voor kennisgeving kan worden aangenomen.

7. De inhoud van verzoekers brieven van 24 mei en 1 december 2000 en 20 mei 2001 was niet van dien aard dat deze voor kennisgeving konden worden aangenomen. In de brieven werd een concrete vraag gesteld op een zodanige wijze dat daarin weliswaar de mening van verzoeker over de wenselijkheid van een in te stellen overlegorgaan voor de binnenstad van Gorinchem duidelijk werd, maar de brieven waren ook zodanig opgesteld dat duidelijk was dat het verzoeker er om te doen was het standpunt terzake van het college van burgemeester en wethouders te vernemen.

8. Het gegeven dat in 2001 een klankbordgroep verkeersstructuurplan is opgericht, waaraan verzoeker als vertegenwoordiger van de Belangenvereniging Binnenstad Gorinchem is gevraagd deel te nemen, kan niet gezien worden als een antwoord op verzoekers vraag of er een overlegorgaan voor de binnenstad zal worden ingesteld.

De klankbordgroep verkeerstructuurplan heeft weliswaar ook betrekking op het verkeersbeleid in de binnenstad maar is niet specifiek voor de binnenstad opgericht. Hoewel gesteld kan worden dat verzoeker als vertegenwoordiger van de Belangenvereniging Binnenstad Gorinchem betrokken is bij een klankbordgroep die de binnenstad aangaat, kan niet gesteld worden dat daarmee de door verzoeker in zijn brieven van 24 mei en 1 december 2000 en 20 mei 2001 gestelde vraag is beantwoord. Daarbij is van belang dat de door de gemeente Gorinchem aan verzoeker verstuurde brief van 31 januari 2001, waarin verzoeker werd opgeroepen deel te nemen aan de klankbordgroep verkeersstructuurplan, van algemene aard was en daarin niet specifiek werd ingegaan op het verzoek van verzoeker om oprichting van een overlegorgaan binnenstad.

Gelet op het bovenstaande moet worden geoordeeld dat de brieven van verzoeker van 24 mei en 1 december 2000 en 20 mei 2001 ten onrechte niet zijn beantwoord.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het college van burgemeester en wethouders is gegrond.

Aanbeveling

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem wordt in overweging gegeven de brieven van verzoeker van 24 mei en 1 december 2000 en van 20 mei 2001 alsnog inhoudelijk te beantwoorden.

Onderzoek

Op 7 juni 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer S. te Gorinchem, met een klacht over een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem.

Naar deze gedraging werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reacties van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem en van verzoeker gaven geen aanleiding het verslag te wijzigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 24 mei 2000 stuurde verzoeker een brief aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem waarin hij onder meer schreef:

"Regelmatig lees ik in het Sufferdje over bewonersavonden, klankbordgroepen,

wijkschouwen enzovoort.

Met de burgervader erbij en wethouders en noem maar op.

Maar altijd voor de buitenwijken.

Wanneer organiseert de gemeente eens zoiets voor de binnenstad?

Of wonen daar geen mensen, die eventueel wat op hun lever hebben?

Bij voorbaat dank voor uw snelle antwoord."

2. Op 1 december 2000 schreef verzoeker aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem onder meer:

"Meer dan een halfjaar geleden zond ik u bijgaande brief (brief van 24 mei 2000; N.o.). (Wat gaat de tijd snel!). Geen antwoord. En daarna nog een klacht. Weer geen antwoord. Dus ook deze brief is een kopie richting Ombudsman gegaan: ter opname in het dossier Gorinchem. Tot nader order.

Toch vind ik de vraag die ik stelde belangrijk genoeg om het nog maar eens te proberen:

Wanneer wordt de bewoners van de binnenstad gevraagd hun zegje te doen over het beleid van de gemeente in die Binnenstad?

En met bewoners bedoel ik niet de middenstand. Die verdienen daar alleen hun centjes en verdwijnen om 17:30 uur naar hun villa in Oost. Of elders.

Ik verwacht binnen een maand een zinnig antwoord."

3. Op 20 april 2001 stuurde verzoeker een brief aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem en aan de gemeenteraad van de gemeente Gorinchem waarin hij onder meer schreef:

"Ik heb tweemaal een brief aan B & W geschreven met de vraag wanneer er eindelijk een inspraak/overleg-orgaan binnenstad gaat komen. Zonder resultaat. Beide brieven werden gevolgd door een klacht. Zonder resultaat. Driemaal is scheepsrecht dus;

Wanneer wordt er een inspraak/overleg-orgaan binnenstad ingesteld, met als doel de inwoners van de binnenstad informatie te geven over gemeentelijke plannen betreffende de binnenstad en hun de gelegenheid te bieden hun mening te geven en kritiek te uiten."

B. Standpunt verzoeker

Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtsamenvatting onder Klacht.

C. Standpunt college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem

1. In reactie op de klacht deelde het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem in een brief van 18 oktober 2001 aan de Nationale ombudsman onder meer mee:

"Sedert een ruim aantal jaren wijst betrokkene ons met grote regelmaat op allerlei zaken in onze stad. Soms delen wij zijn mening en soms niet, doch de frequentie waarmee hij zaken onder onze aandacht brengt alsmede de aard en inhoud van die zaken heeft tot gevolg gehad dat wij (verzoeker; N.o.) op een zeker moment in 1997 hebben uitgenodigd een gesprek over de door hem aangegeven zaken te hebben met de toenmalig verantwoordelijke wethouder. Betrokkene heeft toen te kennen gegeven niet met de gemeente mondeling in discussie te willen. Daaraanvolgend hebben wij hem per brief van 13 oktober 1997 bericht, dat wij voortaan zijn brieven wel inhoudelijk zullen toetsen maar overigens voor kennisgeving aannemen en niet meer beantwoorden. Per brief van 4 september 2000 hebben wij ons standpunt nogmaals ter kennis gebracht van betrokkene. (...)

Wij hebben dit standpunt ten opzichte van betrokkene ingenomen omdat wij menen dat het steeds moeten ingaan op de meest uiteenlopende zaken een onevenredig beslag legt op de dagelijkse werkzaamheden van onze organisatie en tevens (verzoeker; N.o.) niet bereid was tot overleg dan wel gedachtenwisseling over de door hem aangegeven kwesties.

De bovenstaande algemene beleidslijn tegenover (verzoeker; N.o.) laat onverlet dat wij wel gereageerd hebben op de inhoudelijke vraag van betrokkene rond onze plannen in de binnenstad. Zoals blijkt uit de bijgevoegde stukken hebben wij de bewoners van onze binnenstad per brief van 31 januari 2001 opgeroepen deel te nemen aan een klankbordgroep. (Verzoeker; N.o.) heeft zich voor deze klankbordgroep aangemeld (...). Vervolgens is er een bijeenkomst van de klankbordgroep geweest op 24 april 2001 en op deze datum was betrokkene aanwezig zoals blijkt uit het bijgevoegde verslagleggingsformulier. Wij zijn dan ook van mening dat de brieven van betrokkene, waarin hij wil weten of burgers kunnen meepraten over ons beleid in de Gorinchemse binnenstad, zowel in woord als in daad ruim voldoende zijn beantwoord."

2. De door het college van burgemeester en wethouders genoemde brief van 13 oktober 1997 bevat onder meer de volgende tekst:

"Herhaaldelijk wijst u ons schriftelijk op allerhande zaken in de stad, waar wij het soms mee eens, soms mee oneens zijn.

Ons is echter gebleken dat u, nadat u daartoe door wethouder (…) was uitgenodigd, niet met ons wilt discussiëren over de door u aangedragen zaken.

Wij zullen daarom voortaan uw brieven uiteraard wel inhoudelijk toetsen, maar overigens voor kennisgeving aannemen en daarmee dan ook volstaan."

3. In een brief van 4 september 2000 aan verzoeker schreef het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem onder meer:

"Regelmatig wijst u ons schriftelijk op diverse zaken met betrekking tot o.a. de verkeerssituatie en planontwikkelingen in de Binnenstad.

Volledigheidshalve wijzen wij u nogmaals op de inhoud van ons aan u gericht schrijven d.d. 13 oktober 1997 (...), het hierin gestelde blijft onverkort van kracht.

Wij vertrouwen erop u hiermede naar behoren te hebben geïnformeerd."

4. Aan verzoeker is op 31 januari 2001 door het college van burgemeester en wethouders van Gorinchem een brief gestuurd waarin onder meer is geschreven:

"Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van ruimtelijke ordening en verkeer leggen een grote druk op de bestaande infrastructuur van onze gemeente en vragen een duidelijk verkeer en vervoersbeleid, waarbinnen de ontwikkelingen geplaatst en getoetst kunnen worden.

Kort geleden hebben wij het ingenieursbureau (X; N.o.) opdracht gegeven om voor onze gemeente een verkeersstructuurplan en verkeerscirculatieplan op te stellen.

(...)

(X; N.o.) wil dit plan opstellen met behulp van een klankbordgroep. De klankbordgroep, bestaande uit onder andere vertegenwoordigers van scholen, maatschappelijke organisaties, politie, brandweer, busmaatschappijen en bedrijven, wordt gevraagd mee te denken over verkeersproblemen en oplossingen binnen de gemeente.

(...)

Wij verwachten dat ook uw vereniging of instantie een waardevolle inbreng kan leveren aan de totstandkoming van het verkeersstructuurplan. Wij zouden het daarom op prijs stellen als u iemand van uw vereniging of instantie kunt afvaardigen voor deelname aan de in te stellen klankbordgroep.

Voor het verkeerstructuurplan zal de klankbordgroep tweemaal, in de avondurenbijeenkomen."

5. Verzoeker heeft door middel van een ingevuld antwoordformulier aangegeven als afgevaardigde namens de Belangenvereniging Binnenstad Gorinchem deel te zullen nemen aan de klankbordgroep verkeersstructuurplan Gorinchem.

Instantie: Gemeente Gorinchem

Klacht:

Geen inhoudelijk antwoord ontvangen op brieven waarin verzoeker het college de vraag stelt wanneer een inspraak/ overleg-orgaan binnenstad wordt ingesteld.

Oordeel:

Gegrond