1999/346

Rapport
Op 31 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw S. te Luttelgeest ingediend door de Vereniging VluchtelingenWerk Nederland te Luttelgeest, met een klacht over een gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND), respectievelijk de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Gelderland-Midden, respectievelijk het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) te Rijswijk. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, respectievelijk de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Midden (de burgemeester van Arnhem), respectievelijk het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers te Rijswijk, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoekster verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoekster, van wie diverse originele documenten zijn ingenomen toen zij op of rond 9 augustus 1997 door een ambtenaar van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Gelderland-Midden te Zevenaar werd gehoord in verband met een asielverzoek, klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND), noch de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Gelderland-Midden te Zevenaar, noch het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, tot op het moment dat zij zich op 28 oktober 1997 tot de Nationale ombudsman wendde, de zich bij de desbetreffende documenten bevindende originele geboorteakte van haar moeder heeft geretourneerd, ondanks verzoeken hiertoe. ACHTERGROND 1. Artikel 20 van de Vreemdelingenwet:"Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te geven regelen kan Onze Minister de reis- en identiteitspapieren van vreemdelingen tijdelijk in bewaring nemen en daarin aantekening stellen. Onze Minister kan de korpschef, alsmede de ambtenaren, belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, machtigen deze bevoegdheid namens hem uit te oefenen."2. Artikel 77, eerste lid van het Vreemdelingenbesluit:"1. Reis- en identiteitspapieren van vreemdelingen kunnen door de ambtenaren, belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, tijdelijk in bewaring worden genomen in gevallen waarin daartoe in het belang van het toezicht op vreemdelingen gegronde reden bestaat."3. Artikel 46 van het Voorschrift Vreemdelingen "1. De ambtenaren, belast met het toezicht op vreemdelingen, nemen het document voor grensoverschrijding of het document ter vaststelling van de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling tijdelijk in bewaring:a. voor zover zulks nodig is voor het verkrijgen van de gegevens, bedoeld in artikel 64 van het Vreemdelingenbesluit, of voor het stellen van een aantekening, bedoeld in artikel 76 van dat besluit; b. indien de vreemdeling ter vaststelling van zijn identiteit is staande gehouden en niet aanstonds blijkt dat het hem is toegestaan in Nederland te verblijven, terwijl de gelegenheid ontbreekt hem, met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet naar een plaats, bestemd voor verhoor, over te brengen; c. gedurende de tijd dat de vreemdeling rechtens van zijn vrijheid is beroofd; d. voor zover zulks nodig is met het oog op de verwijdering, of de overgave aan de buitenlandse grensautoriteiten, van de vreemdeling.2. In het geval, bedoeld in het voorgaande lid, onder b, wordt het document voor grensoverschrijding of het document ter vaststelling van de identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie aan de vreemdeling teruggegeven, indien hij aan de korpschef de gegevens heeft verstrekt welke deze in het belang van de toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet vraagt, tenzij er uit anderen hoofde gronden aanwezig zijn tot het in bewaring houden van het document.4. Algemeen deel A5, Hoofdstuk 5.2. van de Vreemdelingencirculaire 1994, voor zover hier van belang:"Indien daartoe in het belang van het toezicht op vreemdelingen gegronde reden bestaat, zijn de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen namens de Minister van Justitie bevoegd tot het tijdelijk in bewaring nemen van reis- en identiteitspapieren. (...)"5. Algemeen deel B7, Hoofdstuk 3.6. van de Vreemdelingencirculaire 1994, voor zover hier van belang:"Nadat de vreemdeling de formulieren strekkende tot een asielaanvraag heeft ondertekend, vinden de volgende handelingen plaats: (...) e. het maken van fotokopie n van alle aangetroffen bescheiden zoals paspoort, identiteitsbewijzen, reisbiljetten, diploma's e.d. (...) ad e. Voor het geval dat een reis- of identiteitsbewijs tijdelijk in bewaring kan worden genomen op grond van artikel 20 Vw wordt verwezen naar het gestelde in A5/5.2. In andere situaties kan het innemen van originele documenten slechts met medewerking van de asielzoeker geschieden. De originelen van de aangetroffen bescheiden worden ingenomen indien dit naar de mening van de behandelend ambtenaar of de contactambtenaar nodig is voor nader onderzoek of ter waarboring van een mogelijk vertrek uit Nederland. De inname kan onder meer van belang zijn voor de vaststelling van het land dat voor de behandeling van de aanvraag om toelating als vluchteling eerstverantwoordelijk is. (...) Indien originele documenten worden ingenomen, wordt aan de asielzoeker een bewijs van ontvangst en een afschrift van de stukken verstrekt. Indien de contactambtenaar originele documenten inneemt, wordt in het rapport van gehoor opgenomen dat de betrokkene daartoe medewerking heeft verleend."

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de Minister van Justitie, de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Midden en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd de Minister van Justitie, de korpsbeheerder en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoeksters gemachtigde deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De Minister van Justitie, de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Midden en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers gaven binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. FEITEN Verzoekster heeft na haar aankomst in het aanmeldcentrum te Zevenaar op 8 augustus 1997 aanvragen ingediend om toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf. Op 9 augustus 1997 heeft een ambtenaar van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Gelderland-Midden de volgende identiteits- en reisdocumenten van verzoekster ingenomen:1) een Kazachstaans paspoort, 2) de geboorteakte van dochter Alina in het Russisch en het Kazachstaans, 3) de geboorteakte van verzoekster zelf in het Russisch en het Kazachstaans, 4) de geboorteakte van haar dochter Svetlana, 5) een huwelijksakte, 6) een treinticket Hannover-Amsterdam, 7) een contract met een reisbureau voor verzoeksters reis vanuit Kazachstan naar Duitsland, 8) treinkaartjes voor het traject Amsterdam Lelylaan - Zevenaar van 8 augustus 1997, 9) een werkboekje, 10) een groot aantal persoonlijke papieren, waarover verzoekster had opgemerkt dat deze niet belangrijk waren en daarom konden worden weggegooid, 11) processen-verbaal, medische verklaringen, foto's en dergelijke met betrekking tot verzoeksters asielrelaas, 12) een vliegticket Almaty (Kazachstan)-Hannover. Nog dezelfde dag vond het eerste gehoor plaats dat een medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) met verzoekster had. In het rapport eerste gehoor werd onder meer aangegeven dat, verzoekster bij gelegenheid van het eerste gehoor de aandacht had gevestigd op nog een aantal andere dan de hiervoor genoemde documenten. In het rapport heeft de ambtenaar van de IND over deze documenten opgemerkt dat deze niet in het dossier aanwezig waren, maar dat deze later aan het dossier zouden worden toegevoegd als bijlage 11. Van deze in tweede instantie ingenomen documenten, waaronder de geboorteakte van verzoeksters moeder, ontbreekt vanaf dat moment ieder spoor. B. STANDPUNT VERZOEKSTER 1. Het standpunt van verzoekster staat – samengevat – weergegeven onder klacht. 2. Ter toelichting op haar klacht deelde verzoekster mee dat zij ernstig gedupeerd is door de vermissing van het origineel van de geboorteakte van haar moeder, omdat uit dat document blijkt dat haar moeder van joodse afkomst is, en het desbetreffende document om die reden onmisbaar is voor de door verzoekster gewenste emigratie naar Isra l.3. In aanvulling hierop deelde verzoeksters gemachtigde een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman telefonisch mee, dat uitsluitend de naar aanleiding van het eerste gehoor ingenomen documenten in het ongerede zijn geraakt, terwijl de al eerder door een ambtenaar van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Gelderland-Midden ingenomen documenten niet worden vermist. C. STANDPUNT STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE In reactie op verzoeksters klacht deelde de (toenmalige) Staatssecretaris van Justitie mee dat het feitelijk innemen en kopi ren van de documenten weliswaar was gebeurd door een medewerker van de vreemdelingendienst, maar dat niet duidelijk was geworden wie feitelijk verantwoordelijk was geweest voor het zoek raken van verzoeksters document. Omdat echter het innemen en het verder beheren van de documenten had plaatsgevonden in het kader van het vreemdelingentoezicht, waarvoor uitsluitend de Staatssecretaris van Justitie de eindverantwoordelijkheid draagt, kwam de Staatssecretaris van Justitie tot het oordeel dat de klacht gegrond was. Ook deelde de Staatssecretaris van Justitie mee, dat inmiddels maatregelen waren getroffen ter voorkoming van het zoek raken van documenten. D. STANDPUNT BEHEERDER VAN HET REGIONALE POLITIEKORPS GELDERLAND-MIDDEN1. In reactie op verzoeksters klacht gaf de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Midden te kennen dat hij de klacht ongegrond acht.2. Als bijlage bij de reactie van de korpsbeheerder was gevoegd een rapport van 22 januari 1998 van de heer B. van de Divisie Executieve Ondersteuning aan het unithoofd vreemdelingendienst. In antwoord op door de Nationale ombudsman gestelde vragen werd hierin onder meer het volgende meegedeeld:"Krachtens art. 20 van de Vreemdelingenwet en art 77 van het Vreemdelingenbesluit (zie achtergrond onder 1. en 2.; N.o.), worden van vreemdelingen documenten ingenomen ten einde hun identiteit te achterhalen. Deze documenten, waarvan een fotokopie wordt gemaakt, blijven indien zij nodig zijn voor nader onderzoek, bij de Vreemdelingendiensten. In het aanmeldcentrum te Zevenaar is de werkwijze als volgt:(...) Voor wat betreft de documenten die niet gebruikt worden voor de uitzetting maar wel noodzakelijk voor nader identiteitsonderzoek wordt in het aanmeldcentrum het systeem

gehanteerd dat deze documenten in de fouilleringszak, welke zijn voorzien van een barcodesticker (waarop vermeldt de gegevens van betrokkene) worden doorgezonden naar het opvangcentrum (OC) waar voor betrokken asielzoeker het nader onderzoek plaatsvindt. Deze fouilleringszak wordt nadat de OC-plaats van betrokkene bekend is in een daarvoor bestemde blauwe posttas gedaan, waarop de naam van het OC wordt vermeld. Vervolgens wordt deze blauwe posttas met daarin de fouilleringszakken met documenten aangeboden aan het bureau LAMP, (Landelijk Aanmeldingspunt Asielzoekers). Op het moment dat de asielzoekers in de bus of de taxi stappen die hen naar het Opvangcentrum brengen, wordt door de medewerker van het bureau LAMP de blauwe tas aan deze chauffeur overhandigd. Bij aankomst in het OC overhandigt de chauffeur de betreffende blauwe tas aan de medewerkers in dat centrum, waarna de Vreemdelingendienst aldaar de fouilleringszakken weer onder beheer neemt. (...) Na binnenkomst van de klacht van betrokkene bleek dat in het systeem bewaring documenten en in het systeem gevonden voorwerpen/c.q. documenten het betreffende document niet geregistreerd stond. Uit de kopie van de bestemmingslijst bleek dat betrokkene op 10 augustus 1997 uit het AC Zevenaar is vertrokken naar centrum Ter Apel en dat aan betrokkene de bagage is meegegeven, terwijl drie fouilleringszakjes volgens bovenomschreven werkwijze naar centrum Ter Apel werden gezonden. Naar aanleiding van de klacht van betrokkene werd op 2 oktober 1997 navraag gedaan bij centrum Ter Apel echter zonder resultaat."

3. Ter aanvulling van het rapport van 22 januari 1998 deelde de heer B. de Nationale ombudsman bij brief van 11 maart 1998 onder meer het volgende mee:"Bij nader onderzoek in het dossier van betrokkene werd met behulp van een tolk Russisch de gekopieerde documenten gecontroleerd. Daarbij werd vastgesteld dat de door betrokkene vermiste documenten inderdaad tijdens het 1e gehoor zijn genoemd. Deze documenten waren bij de fouillering tijdens de intake niet direct aangetroffen, maar werden op aanwijzing van betrokkene uit een zijvak van haar tas gehaald. Een kopie van deze documenten werd in het dossier bijgevoegd. Door mij kan niet meer worden vastgesteld welke handelingen vervolgens en door wie zijn verricht teneinde de door betrokkene aangeboden documenten op te bergen in de haar aangewezen bagagekluis. Het is gebruikelijk dat na aanwijzingen van betrokkenen bij het aantreffen van documenten na de intake, daarvan direct een kopie wordt gemaakt. Dat vervolgens de aangeboden documenten onmiddellijk in de bagage van betrokkene worden opgeborgen in een fouilleringszak in de kluis." . STANDPUNT CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERS (COA)1. In reactie op verzoeksters klacht deelde het – toenmalige - hoofd juridische zaken van het COA bij brief van 25 juni 1998 mee, de klacht ongegrond te achten. In antwoord op de door de Nationale ombudsman gestelde vragen deelde hij onder meer het volgende mee:"ad 2. De gebruikelijke procedure is als volgt. De desbetreffende documenten zijn in zogeheten fouilleringszakjes in een speciaal daarvoor bestemde blauwe tas door de Vreemdelingendienst aan de medewerkers van het LAMP meegegeven. Deze medewerkers geven voornoemde tas aan de chauffeur van het transport van AC Zevenaar naar OC Ter Apel. De documenten worden na aankomst op de plaats van bestemming overgedragen. Dit blijkt uit de ritopdracht. De volledig ingevulde ritopdrachten worden door de desbetreffende vervoersonderneming ter financi le afdoening naar de afdeling Bedrijfsvoering van de IND gezonden. (...) ad 5. Het COA heeft contact opgenomen met medewerkers van AC Zevenaar teneinde de zaak te onderzoeken. Uit de informatie bleek dat voornoemde medewerkers van AC Zevenaar op geen enkel moment de documenten zelve in handen hebben gehad. De documenten zijn conform de procedure, zoals onder punt 2 weergegeven, aan de chauffeur meegegeven. De COA-medewerkers hebben conform de hiervoor geschetste richtlijnen gehandeld. De tassen met documenten zijn op 10 augustus 1997 aan de chauffeur van het transport aangeboden. Diezelfde transporteur heeft voornoemde tassen afgeleverd op de plaats van bestemming. Tevens heeft het COA contact opgenomen met de medewerkers van het OC Ter Apel. Aldaar deelde men het COA mede dat men de zaak in onderzoek heeft. De behandelend medewerker is doende het rapport van bevindingen op te stellen. Dit rapport zal binnen drie weken na dagtekening van dit schrijven aan het COA te Rijswijk worden toegezonden."2.1. Op 3 november 1998 deelde het – nieuwe – hoofd juridische zaken van het COA daar naar gevraagd aan een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman mee, dat ondanks de toezegging dat de behandelend medewerker van het OC Ter Apel het rapport binnen drie weken na 25 juni 1998 zou overleggen aan het COA te Rijswijk, dat onderzoek als gevolg van enige personeelswisselingen nog niet was afgerond.2.2. Bij faxbericht van 26 februari 1999 rapporteerde het COA als volgt:"1e telefoongesprek:Augustus –september 1997, D. (IND Zevenaar) belt Ki. (COA-OC Ter Apel) met het verzoek om te kijken of het vermiste fouilleringszakje van (verzoekster; N.o.) (...) en K. in Ter Apel zijn. Conform afspraak zouden fouilleringszakjes verzonden moeten worden in een blauwe – speciaal daarvoor bestemde – verzegelde enveloppe. De bewonersadministratie in het OC Ter Apel beschikt over een sleutel om deze enveloppe te openen. Ingesloten zou ook moeten zijn een inhoudsopgave. In Ter Apel wordt de enveloppe – met een sleutel – geopend door mw. U. van de bewonersadministratie. Deze registreert in de computer welke zakjes binnengekomen zijn, de zakjes worden daarna opgeslagen in een speciale kast, ook deze wordt afgesloten. Probleem is, dat de zakjes door IND-Zevenaar meestal niet worden verzonden in de daarvoor bestemde blauwe enveloppe. Mw. U. heeft herhaaldelijk verzocht dit wel te doen, haar werd dan medegedeeld, dat er onvoldoende blauwe enveloppen zouden zijn. Ook werd niet altijd een inhoudsopgave mee gezonden, opdat de inhoud die was binnengekomen niet was te controleren met hetgeen was verzonden. Ook hieromtrent heeft mw. U. herhaaldelijk verzocht. Haar werd toen medegedeeld, dat de hoge instroom zoveel druk opleverde, dat men daar geen tijd voor had. Als de vermiste zakjes zich in Ter Apel zouden bevinden, moesten ze in de computer geregistreerd staan, dat was niet het geval. Ook in de kast waren de zakjes niet. 2e telefoongesprek:. wordt gebeld met de mededeling dat de vermiste zakjes niet in OC Ter Apel zijn. 3e telefoongesprek:Circa oktober 1997; IND-Zevenaar verzoekt dringend nogmaals in Ter Apel te zoeken naar de vermiste zakjes. Er wordt nogmaals gezocht, ook op alias en/of verkeerde naam, maar er wordt niets gevonden. Bellen terug met de mededeling, dat de vermiste zakjes niet zijn gevonden maar naar alle waarschijnlijkheid nooit in Ter Apel zijn aangekomen, anders stonden ze wel geregistreerd. 4e telefoongesprek:Dhr. Ki. heeft – omtrent deze zaak – contact gehad met dhr W. (juridische zaken COA). Deze zou contact opnemen met de IND. 5e telefoongesprek:dhr. Ki. heeft aan mw. Ba. bovengenoemde uiteengezet. Conclusie:In het OC Ter Apel is door mw. U. en medewerker gecheckt of de vermiste zakjes zich in Ter Apel bevonden. In de periode, dat dhr. Ki. contact had met mw. Ba., werd hij ge nformeerd over het feit dat in de periode dat de zakjes vermist werden, ook zakjes naar de Kmar (Koninklijke marechaussee; N.o) werden verzonden. Door hem is onmiddellijk onderzocht of de vermiste zakjes zich daar bevonden, ook dit was niet het geval." F. NADERE INFORMATIE VERZOEKSTER Naar aanleiding van telefonisch contact tussen een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman en de als gemachtigde van verzoekster optredende medewerkster van de Vereniging VluchtelingenWerk Nederland te Luttelgeest zond verzoeksters gemachtigde de Nationale ombudsman een fotokopie van het met betrekking tot verzoekster opgemaakte rapport eerste gehoor, respectievelijk het Schengen-informatieformulier. . NADERE INFORMATIE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE 1. De substituut-ombudsman legde de Staatssecretaris van Justitie bij brief van 13 april 1999 naar aanleiding van de klacht van verzoekster en van een soortgelijke klacht van de heer K. onder meer de volgende vragen voor:"Gebleken is dat het intakegesprek van de heer K. is gevoerd met de heer of mevrouw H., terwijl het eerste gehoor werd afgenomen door de heer of mevrouw Bo. Gebleken is voorts dat het intakegesprek en het eerste gehoor met (verzoekster; N.o.) door een en dezelfde persoon, te weten de heer of mevrouw Br., is afgenomen. 1a) Bij welke bestuursorganen zijn genoemde personen in dienst? (...) 2a) Kunt u toelichten waaruit moet blijken dat de in het verslag van het intakegesprek onder 17 tot en met 19 genoemde documenten daadwerkelijk zijn ingenomen? 2b) Kunt u aangeven waarom in het ene geval (verzoekster; N.o..) in beide gespreksverslagen gedetailleerd wordt vermeld welke documenten zijn aangetroffen, respectievelijk zijn ingenomen, terwijl in het geval van de heer K. in het intakeverslag slechts enkele van de kennelijk ingenomen documenten worden genoemd? 2c) Kunt u ten slotte aangeven welke documenten door wie van de bovengenoemde ambtenaren zijn ingenomen en op welk moment dat is gebeurd?"2. In reactie op de gestelde vragen deelde de Staatssecretaris van Justitie onder meer het volgende mee:"Vraag 1a (...) alle genoemde personen zijn gehoormedewerkers op het Aanmeldcentrum in Zevenaar en als zodanig in dienst van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. (...) Vraag 2a (...) De algemene procedure van inname van documenten is dat documenten, op grond van het gestelde in artikel 77 van het Vreemdelingenbesluit (zie achtergrond onder 2.; N.o.), artikel 46 van het Voorschrift Vreemdelingen (zie achtergrond onder 3.; N.o.) en van het gestelde in Hoofdstuk A5/5.2 van de Vreemdelingencirculaire (zie achtergrond onder 4.; N.o.), door een medewerker van de Vreemdelingendienst worden ingenomen. Dit gebeurt voordat een medewerker van de IND het eerste gehoor afneemt. In de dossiers bevinden zich geen re u's of andere documenten waarin gespecificeerd staat aangegeven welke documenten wanneer en door wie zijn ingenomen. Wel zijn er in de dossiers verscheidene aanwijzingen op grond waarvan mag worden afgeleid dat de documenten wel degelijk zijn ingenomen. Ten eerste zijn de in het verslag van het intakegesprek genoemde documenten opgenomen in de dossiers onder de kop 'ingenomen documenten/bescheiden'. Van deze documenten bevinden zich in beide dossiers ook de kopie n van de documenten in de dossiers, hetgeen overeenkomt met de hierboven beschreven algemene procedure van inname van documenten. Verder wordt in beide dossiers een kopie aangetroffen van een model D 38 als bedoeld in de Vreemdelingencirculaire 1994. Een model D 38 dient als ontvangstbewijs voor het tijdelijk in bewaring nemen van reis- en/of identiteitspapieren. Tenslotte bevinden zich in beide dossiers kopie n van stukken waarin is aangegeven dat bij de uitplaatsing van (verzoekster; N.o.) en de heer K. vanuit het AC te Zevenaar naar het centrum in Ter Apel aan de buschauffeur fouilleringszakjes zijn meegegeven ter overhandiging aan de Vreemdelingendienst ter plaatse. Vraag 2b (...) Het Schengeninformatieformulier (SIF) is een formulier waarin een samenvatting wordt gegeven van de tijdens het eerste gehoor verleende gegevens. In het SIF worden gegevens opgenomen die van belang zijn voor het overnameverzoek. De gegevens in het SIF worden rechtstreeks uit het eerste gehoor gehaald. Dat in het geval van (verzoekster; N.o.) in het SIF gedetailleerd is vermeld welke documenten zijn ingenomen en in het geval van de heer K. slechts enkele van de documenten worden genoemd, is het gevolg van een verschil in werkwijze van de betreffende ambtenaren. 2c (...) In de beantwoording van de klachten (...) bij brieven van 26 februari 1998 is u reeds meegedeeld dat de originele documenten, die in het rapport van eerste gehoor zijn genoemd, door medewerkers van de Vreemdelingendienst zijn ingenomen en gekopieerd. Documenten worden, op grond van het gestelde in artikel 77 van het Vreemdelingenbesluit, artikel 46 van het Voorschrift Vreemdelingen en het gestelde in Hoofdstuk A5/5.2 van de Vreemdelingencirculaire, door een medewerker van de Vreemdelingendienst ingenomen en gekopieerd. Dit gebeurt voordat een medewerker van de IND het eerste gehoor afneemt. Van de ingenomen bescheiden worden alleen kopie n in het IND-dossier opgenomen. Uit het dossier van (verzoekster; N.o.) blijkt dat, in eerste instantie, niet alle bescheiden waren ingenomen en gekopieerd. Dat dit later alsnog door medewerkers van de Vreemdelingendienst is gedaan blijkt uit het dossier, waarin zich immers een kopie van de geboorteakte van de moeder van (verzoekster; N.o.) bevindt. Tevens is hierbij van belang dat blijkens hoofdstuk B7/3.6. van de Vreemdelingencirculaire 1994 (zie achtergrond onder 5, N.o.), indien een contactambtenaar originele documenten inneemt, in het rapport van gehoor wordt vermeld dat de vreemdeling daartoe medewerking heeft verleend. In het dossier van (verzoekster; N.o.) is hieromtrent niets opgenomen, zodat aangenomen wordt dat een medewerker van de vreemdelingendienst eerst later de bewuste documenten heeft ingenomen. (...)"

Beoordeling

1. Verzoekster klaagt er over dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND), noch de Vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Gelderland-Midden, noch het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) een op of rond 9 augustus 1997 in het kader van een door haar gedaan verzoek om toelating als vluchteling ingenomen document – de geboorteakte van haar moeder – heeft geretourneerd, ondanks verzoeken hiertoe.2. Gebleken is dat de inname van verzoeksters identiteits- en reisdocumenten in twee fasen heeft plaatsgevonden. In eerste instantie heeft een ambtenaar van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Gelderland-Midden enige identiteits- en reisdocumenten ingenomen. Kort daarna bracht verzoekster tijdens het door een ambtenaar van de IND afgenomen eerste gehoor een aantal documenten ter sprake die nog niet eerder aan de orde waren geweest en die zij nog onder zich had. Ook deze documenten zijn daarop ingenomen. Vast staat dat uitsluitend de originelen van de in tweede instantie overgelegde documenten in het ongerede zijn geraakt.3.1. In reactie op de klacht deelde de Staatssecretaris van Justitie in eerste instantie mee de klacht gegrond te achten, nu het zoek raken van het document had plaatsgevonden binnen het kader van werkzaamheden waarvoor zij de eindverantwoordelijkheid draagt. In tweede instantie voerde de Staatssecretaris van Justitie aan, dat mag worden aangenomen dat de inname van verzoeksters documenten, overeenkomstig de voorgeschreven procedure, had plaatsgevonden door ambtenaren van de vreemdelingendienst en niet door ambtenaren van de IND. De Staatssecretaris wees in dat verband op het bepaalde in hoofdstuk B7/3.6. van de Vreemdelingencirculaire 1994. Daarin wordt onder meer bepaald dat als een contactambtenaar van de IND originele documenten inneemt, in het rapport van eerste gehoor moet worden vermeld dat de vreemdeling daartoe medewerking heeft verleend. Nu in het van het eerste gehoor van verzoekster opgemaakte rapport terzake niets wordt vermeld, concludeerde de Staatssecretaris dat de desbetreffende documenten niet door een contactambtenaar van de IND waren ingenomen.3.2. In reactie op de klacht deelde het (toenmalige) hoofd juridische zaken van het COA aanvankelijk mee dat medewerkers van het COA op geen enkel moment het vermiste document in handen hadden gehad. In een vervolgreactie deelde zijn opvolgster mee, dat uit een intern nader onderzoek niet was gebleken dat medewerkers van het COA de desbetreffende document in handen hebben gehad.3.3. In reactie op de klacht stelde de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Midden dat bij de behandeling van verzoeksters documenten conform de richtlijnen was gehandeld en dat ambtenaren van zijn politiekorps niet verantwoordelijk konden worden gehouden voor het zoek raken van de bewuste documenten. In de rapportage van de heer B., werkzaam bij het regionale politiekorps Gelderland-Midden, Divisie Executieve Ondersteuning, Unit vreemdelingenzaken te Zevenaar, naar aanleiding van door de Nationale ombudsman gestelde vragen, gaf B. onder meer aan dat de door verzoekster tijdens het eerste gehoor genoemde documenten op haar aanwijzing uit een zijvak van haar tas waren gehaald, waarna de documenten waren gekopieerd en de fotokopie n in het dossier waren gevoegd. De heer B. voegde daar aan toe dat hij niet meer had kunnen vaststellen welke handelingen vervolgens en door wie waren verricht om de documenten op te bergen in de verzoekster toegewezen kluis (ziebevindingen, onder D.3).4. In de rapportage van ambtenaar B. is in het midden gelaten of de feitelijke inname en verdere behandeling van de tijdens het eerste gehoor door verzoekster ter sprake gebrachte documenten heeft plaatsgevonden door een ambtenaar van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Gelderland-Midden, dan wel door de contactambtenaar van de IND. Uit de door ambtenaar B. in zijn rapportage gebruikte bewoordingen en het gegeven dat uit het rapport van eerste gehoor niet is gebleken dat inname van de documenten was gedaan door de contactambtenaar van de IND, kan echter worden afgeleid dat de inname en verdere behandeling van de desbetreffende documenten zijn verricht door een ambtenaar van de vreemdelingendienst.5. Nu moet worden aangenomen dat een ambtenaar van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Gelderland-Midden op of na 9 augustus 1997 de geboorteakte van verzoeksters moeder heeft ingenomen, had het op de weg van genoemde vreemdelingendienst gelegen het ingenomen document zorgvuldig te registreren en te beheren, opdat dit later aan verzoekster had kunnen worden geretourneerd. Nu het betreffende document na inname in het ongerede is geraakt, moet worden geoordeeld dat de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Gelderland-Midden op dit punt is tekortgeschoten. De onderzochte gedraging van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Gelderland-Midden is daarmee niet behoorlijk.6. Gelet op het bovenstaande moet worden aangenomen dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie, noch het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers verzoeksters document heeft ingenomen. Daarmee zijn genoemde instanties niet verantwoordelijk te achten voor het in het ongerede raken van het document. De onderzochte gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND), respectievelijk het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) is daarmee behoorlijk.7. Ten overvloede wordt opgemerkt dat is gebleken dat, hoewel het (toenmalige) hoofd juridische zaken van het COA in zijn brief van 25 juni 1998 had aangekondigd dat een intern onderzoek op korte termijn zou worden afgerond, het rapport hierover pas is verschenen op 26 februari 1999. De vijf in het rapport besproken telefoongesprekken hebben plaatsgevonden in de periode augustus tot medio november 1997. Uit het rapport is niet gebleken dat nadien nog inhoudelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Gezien de met het interne onderzoek gemoeide tijd en de inhoud van het uiteindelijk uitgebrachte rapport, wordt geoordeeld dat het interne onderzoek zonder bezwaar al in juli 1998 had kunnen zijn afgerond. Het is niet juist dat dit niet is gebeurd.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de vreemdelingendienst van het regionale politiekorps Gelderland-Midden, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Midden (de burgemeester van Arnhem), is gegrond. De klacht over de onderzochte gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND), die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, is niet gegrond. De klacht over de onderzochte gedraging van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) is niet gegrond.

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

Originele geboorteakte, ingenomen i.v.m. verzoek om toelating als vluchteling, nog niet teruggegeven .

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Gelderland-Midden/vreemdelingendienst

Klacht:

Originele geboorteakte, ingenomen i.v.m. verzoek om toelating als vluchteling, nog niet teruggegeven.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Centraal Orgaan opvang asielzoekers

Klacht:

Originele geboorteakte, ingenomen i.v.m. verzoek om toelating als vluchteling, nog niet teruggegeven.

Oordeel:

Niet gegrond